maandag 21 april 2025

Nog één vroegbloeier

Natuurlijk zijn er nog meer voorjaarsbloeiers dan die waarover ik het al gehad heb, maar ik heb ze even natuurlijk niet allemaal zelf gevonden. Bijvoorbeeld de volgende: lievevrouwebedstro! De naam alleen al: dat moet iets zeer speciaals zijn, dat kan niet anders. Het was Jan, mijn schoonzoon, die hem in de gaten kreeg. Hij maakt daar met zijn smart phone een foto van, en ik nadien met mijn gewone camera. Jan is best handig met zijn toestelletje, en zoekt meteen op hoe dat plantje wel mag heten: lievevrouwebedstro dus. Volgens mijn Flora is hij in Nederland zeer zeldzaam, in België zeldzaam zonder meer; het plantje is wel verspreid in vrijwel heel Europa. Volgens Wikipedia echter komt dit bedstro  in België vrij algemeen voor in beukenbossen, in Nederland vooral in Zuid-Limburg. Algemeen in Europa zegt Flora ook, maar niet in Ysland en Portugal. Nu niet dat ik het plantje daar al gaan zoeken ben: ik houd wel van planten en bloemen, maar ik moet daar ook niet in overdrijven, vind ik. Lievevrouwebedstro heeft kleine, fijne witte bloemetjes: een teer aanzicht geven die de plant.

Lievevrouwebedstro

Rond dit bloemetje bestaan ook een aantal legenden. Over de kleur van de bloemen bijvoorbeeld. Toen Maria zou baren, had zij de kribbe al klaarstaan, en al gedekt met kruiden en wat hooi. En toen het Jezuskind daarin gelegd werd, en begon te krijten, begon dat bedstro ineens te bloeien. Het plantje werd daarvoor bedankt en het mocht zijn verdere leven gouden (witte) bloemen dragen. Hoe die kribbe in de stal in Bethlehem geraakt is, vertelt deze legende niet. Legenden mogen best wat wonderlijks hebben, dat verhoogt hun magische geloofwaardigheid. 

Een andere verklaring van de naam is dat Anna, de moeder van Maria, de kleine Maria toch zo moeilijk in slaap kreeg. Anna liep door de velden en zag plots een bedstroplantje staan. Ze nam dat bloempje en een aantal andere mee, en thuis bleek, alles verwelkt te zijn, maar ook heerlijk te geuren. Dat zakje bedstro legde Anna als een soort matras onder Maria, die vanaf dan sliep als een roos. En ook vanaf dan heette het plantje lievevrouwebedstro. Si non è vero, è ben trowato.

Die twee verhaaltjes heb ik van Wikipedia, die heb ik niet zelf bedacht. Maar mooi en stichtend zijn ze wel.

Jan, ontdekker van het lievevrouwebedstro in Wechelderzande. Hij wordt in die buurt nog een beroemd plantkundige, met de naam Johannes Monacus. En geloof dat maar, want ik heb het voorspeld. 't Zou me verbazen als dat ooit niet waar zou blijken te zijn.

woensdag 16 april 2025

Voorjaarsbloeiers

De lente is er dan op den duur, en de eerste bloempjes komen ook tevoorschijn: het land tooit zich bescheiden en schuchter met kleuren, nog geen overvloed, maar toch al zeker goed merkbaar. Wie er altijd vanaf het prille begin bij is, zijn de madeliefjes: als je met een voetafdruk 9 van dergelijke bloempjes kunt verbergen, dan mag je die tijd van het jaar 'lente' noemen. In een andere versie zijn er 7 ook al voldoende, maar dat is dan de benedengrens, minder dan 7 is niet meer ernstig.

Een Olmens record: meer dan 20 op 4 april

Soms kom je een kleine struik tegen, met gele bloemen, die om aandacht schreeuwen: alleen welke bloem staat er zo bij, in zo'n  uit de kluiten gewassen exemplaar, begin april? In mijn 'Flora' ( Nieuwe plantengids voor onderweg) kan ik ze ook niet thuiswijzen, maar dat ligt allicht meer aan de zoeker dan aan de gids. Dus schakel ik de vriendin van mijn zoon in: die kent veel meer planten en bloemen dan ik. Ze houdt het op koolzaad: dat bloeit inderdaad in de maanden maart en april, wordt behoorlijk groot - tot 120 cm - en langs wegen of ruderaal terrein verwilderd. Ruderaal terrein is terrein dat door de mensen geregeld verstoord wordt, en dat daardoor een ietwat speciale plantengroei heeft. Deze plant heb ik gefotografeerd langs het Kempisch Kanaal, aan Brug 8 in Turnhout.

Verwilderd koolzaad aan Brug 8

Brem is er ook altijd redelijk vroeg bij: bloeitijd mei en juni. Dit jaar al in april: daar zal het zonnige weer van de laatste maand wel iets mee te maken hebben. Zo'n struik kan tot 2 meter hoog worden: het is geen lilliputterig sprietje. Ook weer mooi geel, natuurlijk zou ik zeggen.

Prille brem

In de natuur is het zoals met alle leven: er komt ook een eind aan. Zo sta je voor een eik die geen nieuwe knoppen en groene blaadjes meer zal krijgen. Zijn stam is nog steeds impressionant, en zijn takken steken naakt de hoogte in: ik sta naar het skelet van een eik te kijken. Als de hemel in plaats van zonnig blauw en licht grijzig en donkerder was geweest, zou je er nog een soort van David Caspar Friedrich in kunnen zien, en met enige verbeelding lukt dat me ook. In West-Europa kan een eik zo'n 200 jaar oud worden, in extreme gevallen haalt hij zelfs 500 tot 900 jaar. Maar dat is zoiets als Jeanne Calment die 127 geworden is, of geworden zou zijn. En die Vincent Van Gogh maar een onverzorgd mannetje vond. Maar hij had dan weer andere kwaliteiten. En dit is eventjes afwijken van mijn onderwerp.

Skelet van een eik

Voor biologie moesten we ooit een herbarium aanleggen, minstens 15 verschillende planten of bloemen moesten we bij elkaar zoeken, wat achteraf gezien best weinig was. Een ervan herinner ik me na zo'n 65 jaar nog altijd: hondsdraf. 't Zal waarschijnlijk aan de naam gelegen hebben - hondsdraf, en dat is dan een bloem! - want het bloemetje zelf is geen gigant. Bloeitijd april tot juni, van 20 tot 40 cm groot, en je vindt hem overal in Europa, je moet er je geen ongeluk voor zoeken.

Hondsdraf

Vlak achter het huis van mijn zoon groeit een bloem die ik nog nooit gezien had: paarse dovenetel. Die is te vinden van maart tot september, wordt tot 30 cm groot. je vindt hem op akkers, tussen puin, in tuinen en langs wegen. Ook weer algemeen in Europa. Raar dat ik hem nog nooit gezien had. Kijkers van anderen zijn kennelijke beter dan die van mij. Wat op zich zelf niet verbazingwekkend is.

Paarse dovenetel, in het begin van zijn groei

Tot slot de bosanemoon. Anemoon vind ik een eigenaardige naam voor een bloem, en als ik ga zoeken, krijg ik gelijk: 'anemos' is het Griekse woord voor 'wind'. De zaden van de bosanemoon zijn zeer pluizig, en worden door de wind verspreid. Of je kunt het in de Griekse mythologie gaan zoeken: Anemona was een nimf aan het hof van de godin Flora. De bosanemoon bloeit in de maanden maart en april, wordt tot 25 cm groot. Je kunt ze zowat overal tegenkomen, ze is verspreid over heel Europa.

Bosanemoon

Behalve de dode eik zijn het geen joekels van planten, maar in het voorjaar geven ze zoals ze kunnen kleur aan de wereld. Ze zorgen voor schoonheid na een lange grijze periode. Wat een verdienste is, zeg ik dan maar

donderdag 10 april 2025

Nog paarden in Olmen

Je hebt paarden en aangeklede paarden, je hebt stadsmensen (ook al komen ze maar uit Turnhout) en mensen van het platteland. Die stadsmensen zien buiten van alles waar ze niets van kennen: een samenscholing van drie paarden bijvoorbeeld. Niet dat er paardenrellen voorbereid worden, we zijn hier niet in Animal Farm. Het rechtse paard heeft zijn overjas nog aan, en vlak achter hem zie je ook nog de slippen van het tweede paard. Het linkse paard moeten we helaas bestempelen als naaktloper. Evenwel, die overjas is geen bescherming tegen de kou, zo koud was het trouwens niet, maar tegen de vliegen, paardenvliegen allicht, maar zeker in dit geval vervaarlijke steekvliegen. Dat verneem ik van mijn zoon, die zich kennelijk al voor een deel geassimileerd heeft. Wat ook merkwaardig is: die steekvliegen worden kennelijk niet aangetrokken door naakte paarden. Dat schijnt te veel soft porno ineens te zijn voor die beestjes. Het kan ook zijn dat de paardenbonzen maar twee overjassen hadden, en noodgedwongen de gezondheid van hun derde paard moesten riskeren.

Beschermd en onbeschermd

Het heeft ten slotte toch iets weg van Animal Farm: All animals are equal, but some are more equal than others. Zeg dat Georges Orwell het gezegd heeft.

woensdag 9 april 2025

Grootjuffrouw Johanna de Boer

In de regel liggen mensen in België op een kerkhof begraven, tegenwoordig ook wel begraafplaats genoemd. Het nieuwe kerkhof van Turnhout, op de Steenweg op Merksplas, heet 'begraafpark'. Dit vind ik nu een niet echt passende naam voor zo'n plaats: 'park', alsof er ook een speeltuin bij hoort, en een zwembad natuurlijk, alsof, God verhoede, de overledenen 's nachts in alle sombere duisternis met elkaar spelletjes zouden spelen. Niets van dat alles is al vastgesteld: het is dan ook geen park, maar een begraafplaats. En dan doen we het dan ook mee.

Nu was ik in november op het begijnhof, ik rijd scootmobielgewijs rond de kerk, en achter die kerk kom ik bij een graf uit, niet zomaar een graf, maar dat van de laatste Grootjuffrouw van dit begijnhof. Dat staat trouwens op haar graf, waarop volgende tekst te lezen valt: 'Zuster Johanna de Boer / Grootjuffrouw / Laatste Begijn van Turnhout / Geboren Rotterdam 27 januari 1908 / Gestorven Turnhout 28 januari 2002. Ze is dus 94 jaar geworden, om heel precies te zijn 94 jaar en 1 dag. Ze was dus Nederlandse, en heeft ook eerst geprobeerd in te treden in het begijnhof van Breda, maar dat kostte haar te veel, en bijgevolg is ze naar Turnhout gekomen. In 1939 startte ze hier als kandidaat-begijn, en in 1941 werd ze officieel begijn. In 1953 werd ze grootjuffrouw, wat ze bleef tot haar dood. Als je van Rotterdam komt, in Breda niet in kunt treden, maar tenslotte in een ander land wel, dan kan je wel spreken van een echte roeping: ongetwijfeld vond zij dat zo haar levensweg moest lopen.

De tekst op Johanna de Boers graf

In 1999 verhuisde ze naar het rusthuis Sint-Lucia, ze was toen 91 jaar oud. Vanaf toen woonden er geen begijnen meer op het begijnhof van onze stad. In Sint-Lucia heeft ze nog 3 jaar geleefd. Ze overleed op 28 januari 2002, juist een dag na het 94ste verjaardag. Ze is meer dan 60 jaar begijn geweest. Toen ze stierf waren er in ons land nog vijf begijntjes. Nu is de beweging helemaal uitgestorven. 

Zo gaat het met ons: We moeten allemaal de weg van alle vlees gaan.

 

Haar graf, dat ook beschouwd kan worden als een monument voor grootjuffrouw Johanna de Boer.

maandag 7 april 2025

De lente in Olmen

Een van mijn afstammelingen is met zijn vriendin en hun twee kinderen de stad ontvlucht; laten we Antwerpen inderdaad maar een stad noemen, soms moeten we clement zijn. Ze wonen nu nipt op de rand van de provincie, bijna net niet in Limburg, in volle Kempen. Wat ook heet 'op den buiten', in Algemeen Nederlands 'op het platteland'. En daar zie je dus veel eerder de tekenen van de vroege lente: madeliefjes à volonté bijvoorbeeld.

Madeliefjes à volonté: de aankondigers van de lente

De boerderij waar het gezinnetje is gaan wonen, heet 'Zwaluwhof', maar op dit ogenblik schitteren deze gevleugelde vriendjes vooral door hun afwezigheid. Ze zijn er nog niet, alsof ze weten dat er hier nog een koude snijdende wind blaast. of ze hebben een ingebouwde barometer die hen het weer van West-Europa mededeelt. Ik ieder geval, ze zijn er niet, te vroeg is te vroeg. Dieren die je hier wel ziet: paarden, hier wordt aan hobbylandbouw gedaan noemt mijn zoon dat. Zelf -  zijn vriendin en hij -  gaan ze schapen laten aanrukken, voor een toekomstige wolmultinational denk ik dan. Hoewel, aanrukken is voor schapen het verkeerde werkwoord. Ze behoeven wel een goede belhamel, dan volgen ze die stapvoets, of stappoots en op hun gemakje. Sneller zal het niet gaan, aanrukken of uitrukken doen schapen niet.

Hobbypaarden

Voorlopig is er een haan die overdag kraait zoals het hoort: Cantecleer noem ik hem. En een paar kippetjes en een kuiken: je moet klein beginnen als je groot wil eindigen. Die haan is een prachtig dier, wit hoofd en nekpartij, lager zwart met witte toetsen van zijn veren. Wat voor ras het is, weet voorlopig niemand, maar tot iemand mij tegenspreekt houd ik het bij 'Kempisch hoen'. Hij komt voor zowel in de Belgische als de Nederlandse Kempen, een grensoverschrijdend dier is het.

Grensoverschrijdend: waarschijnlijk Kempisch hoen

Je kunt dus een leuk toertje maken in de buurt van het Zwaluwhof, maar in deze tijd van het jaar ontmoet je echt niet veel mensen: het toeristische seizoen is duidelijk nog niet bezig. De toeristische infrastructuur staat er werkloos bij, paarden blijven nog zonder menselijk vracht.

Zitbank langs een wandelpad, wachtend op toeristen

Paard, wachtend op de eerste ruiter van dit jaar

Toch bloeien de bloempjes met enige ijver, het speenkruid bijvoorbeeld. Mooie gele stervormige bloemen heeft dit kruid, het groeit niet echt hoog (tot 20 cm, maar vele plantjes zijn kleiner). Van maart tot mei komt speenkruid algemeen in Europa voor, in gemengd loofbos, bij heggen, op vochtige schaduwrijke plaatsen. Een kleine beauty is het.

Speenkruid, klein maar fijn, a beauty

De naam 'Zwaluwhof' is ook te bezichtigen: bij afwezigheid van de diertjes lees je hun naam toch al.

Spreekt voor zichzelf

Een pinksterbloem is mijn laatste opname. Die bloeit van april tot juni, zelfs al voor Pasen, wordt tot 40 centimeter hoog, en je vindt ze aan waterkanten, vochtig bos en grasland, algemeen in vrijwel heel Europa. Een fijn teer bloempje is het.

Vroege pinksterbloem.

Sensationele planten, bloemen en dieren heb ik niet gezien, maar mooi en interessant vond ik het allemaal wel. Meer moet dat niet zijn, toch?

vrijdag 4 april 2025

Zonnewijzers in Turhout


Om de precieze tijd aan te duiden zijn zonnewijzers al lang uit de mode: de juiste tijd wordt bekend gemaakt door atoomklokken tegenwoordig. Of er in onze stad een atoomklok actief is, weet ik niet, maar het zou me verbazen. Maar ik weet wel van twee zonnewijzers, een grote en een kleine. Die grote is te zien op de zuidgevel van de Sint-Pieterskerk, de kleine staat in de buurt van de kerk van het begijnhof.

Van die grote kun je bij zonnig weer een mooie duidelijke foto nemen, met de tekst in het Latijn en het Nederlands uit de zeventiende eeuw, schat ik. En je kunt zelfs lezen waar de tekst vandaan komt: uit Epheziërs IV 20, wat dus verwijst naar 'Brieven van Paulus aan de Epheziërs, hoofdstuk IV, vers 20'. Als je dat gaat zoeken, vind je wel Hoofdstuk IV, en dan moet je meer bepaald vers 26 hebben. Daar staat te lezen: 'Geraakt gij in toorn, zondigt dan niet: de zon mag niet over een opwelling van uw toorn ondergaan;' Op onze zonnewijzer wordt dat dan: 'de sonne die magh niet ondergaen over uwen thoren'. En zo heb je nog een woordspeling met toorn (woede, boosheid) en toren. Dat je in vrede met iedereen en jezelf in zou moeten slapen, ligt een beetje voor de hand: je ligt beter niet overhoop met je naasten, je familie of je geliefden, dat behoeft geen verder betoog. Ik vraag me af hoe Trump in slaap valt: die man is zijn  eigen zon, hij gaat nooit onder, bijgevolg geen probleem!

De sonne die magh niet ondergaen over uwen thoren (Ephes IV 26) 

Op het Begijnhof staat nog een zonnewijzer, een zonnewijzertje in feite. Hij is niet vergezeld van enige diepzinnige uitspraak, noch kun je erop zien hoe laat het toen was: de foto is genomen in de grijze novembermaand van vorig jaar. De zon kreeg toen wekenlang geen kans, en voor die zonnewijzer bestond de tijd toen in feite  niet. De zonnewijzer van de Sint-Pieterskerk duidt volgens mij de middag aan, 12 uur dus. Maar in september leefden we nog in de zomertijd, wij liepen dus twee uur voor op de zon, voor haar was het dus al twee uur in de middag. Einstein zei al de tijd relatief is: het heeft iets te maken met beweging en afstand tot een punt; maar vergeef me, meer uitleg heb ik niet, ik ben geen fysicus. Met onze zomer- en wintertijd hebben we het nog een beetje ingewikkelder gemaakt: waar de nietige mens groot in kan zijn!

 
 
Zonnewjjzer zonder tijd en boodschap
 
 
Ten slotte: ik ben alleen nog benieuwd waar in Turnhout de Kempische atoomklok staat. Waarschijnlijk op het kabinet van de burgemeester: ik zal Hannes Anaf eens bellen of mailen, dan kom ik er wel achter!

donderdag 3 april 2025

Dürer in Antwerpen III

Ten slotte wil ik het nog over vier werken hebben die ik om uiteenlopende redenen merkwaardig vind. De eerste heet 'Nemesis', een godin uit de Griekse mythologie; zij stelt de meedogenloze godin van de gerechtigde wraak voor. Ze lijkt een soort van engel met stevige vleugels. Poedelnaakt is ze, staat op een wereldbol, en wandelt of zweeft boven die wereld op de rand van de wolken. In haar rechterhand draagt zij de beker der overwinning, een vroege voorloper van de Beker der Landskampioenen zeg maar - over haar linkerarm hangen teugels en een toom, voorwerpen waarmee iemand in bedwang kan gehouden worden. Als je goed kijkt, zije nog de vingers van haar linkerhand. Ze loopt voor een stralend witte hemel, het dorp onder haar eerder grijs.Dürer zou dat landschap getekend hebben in de Alpen.

Wat ik aan deze Nemesis zo merkwaardig vind: ik had ze nog nooit gezien, en tezelfdertijd toch wel. Ze doet mij heel sterk denken aan de 'Pornocrates' van Félicien Rops: ze lopen allebei van links naar rechts, maar in plaats van straf of beloning leidt de naakte vrouw van Rops een varken, niets meer. Natuurlijk kan Dürer het werk van Rops nooit gezien hebben: ik krijg het vermoeden dat Rops de Nemesis wel gezien heeft. Of dat waar is, weet ik niet, maar merkwaardig blijft het wel.

Nemesis, c. 1502, gravure

Laat ik nog eventjes naar mijn familie terugkeren: er is een houtsnede die heet 'De verloving van Maximiliaan met Maria van Bourgondië uit de Ehrenpforte, c. 1512-1515. Maria was al in 1482 gestorven, ten gevolge van een val van haar paard, dat is genoegzaam bekend. Maximiliaan en Maria kunnen dus onmogelijk samen voor hem geposeerd hebben, maar dat was niet zo belangrijk: deze houtsnede moest een deel zijn van een triomfboog of erepoort, die dan weer een deel was van Maximiliaans propagandapolitiek waarmee hij zijn militaire successen en zijn dynastieke kracht verheerlijkte. De kleine luiden werden dan verondersteld te denken en vooral te zeggen: 't Is toch ne straffe, onze Max!' 

Op momenten van overdreven pretentie pleeg ik die Maria wel eens te benoemen met de term 'Tante Marie'. Helaas, en al maar goed, heb ik met het Huis van Bourgondië niets te maken. Mijn oudste stamvader heb ik in Woensel (Eindhoven) gevonden: in 1705 heette die Jan de Fransman, en in 1715, toen hij genoeg Brabants geleerd had, Jan van Bourgondiën. Zijn zoon Peter is in 1720 in Turnhout getrouwd,  op 29 december, vlak voor Nieuwjaar. Grapjas moet die Peter geweest zijn, of een viriel manneke? U begrijpt dat dit niets meer met Dürer te maken heeft, waarvoor mijn excuses. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan.

De verloving van Maximiliaan met Maria van Bourgondië uit de 'Ehrenpforte', c. 1512-1515

Dan is er nog een portret van Erasmus, door Dürer gemaakt in 1521, maar pas in 1526 gepubliceerd. Volgens de gids blijft de reden waarom dat 5 jaar geduurd heeft onduidelijk, maar sommige kenners suggereren dat Erasmus in Dürers achting zou gedaald zijn, omdat hij na de Thesenanschlag door Luther de kerk trouw is gebleven, terwijl de kunstenaar zelf door de nieuwe godsdienst zou geporteerd zijn. Dürer van wie ik in de eerste tekst veronderstelde dat hij katholiek was, bleek in zijn latere leven een medestander van de nieuwe godsdienst, het protestantisme, geworden te zijn.

Het portret, dat in het Latijn 'imago' heet, is volgens de tekst links boven 'ad vivam effigiem deliniata', dat wil zeggen 'naar levend portret (of model) getekend'. Hans Holbein de Jongere heeft een gelijkaardig portret geschilderd, met Erasmus aan het werk, 'schrijvend', zoals bij Dürer, want een geleerde slijt zijn dagen niet in ledigheid. Ook bij Holbein draagt de humanist hetzelfde hoofddeksel en kijkt hij naar links. En er liggen bij hem best wat boeken die hij kan raadplegen: hij werkt niet zomaar in het ijle weg. De geleerde wordt met alle eerbied afgebeeld.

Portret van Desiderius Erasmus, 1526, gravure

In 1515 vervaardigt Dürer een houtsnede van een Indische neushoorn, 'rhinocerus' staat rechts boven de afbeelding van het dier. Het opmerkelijke is dat Dürer nooit een levende neushoorn gezien heeft, geen witte, geen grijze, geen Indische, geen Afrikaanse. Openbare dierentuinen waren nog niet 'uitgevonden', en over vliegtuigen en verre reizen zal ik maar zwijgen. Dit werk is gebaseerd op mondelinge beschrijvingen en schetsen. En je moet zeggen: je kunt niet beweren dat daar een gnoe of een buffel staat. Honderd procent realistisch is het beessie niet, maar het kan en best mee door, met zijn platen op zijn lijf. Zo dringt de nieuwe wereld ook in het oude Europa door.

Rhinocerus, 1515, houtsnede

Deze tentoonstelling is heel erg de moeite waard: je ziet Dürer als kunstenaar van het christendom, van de nieuwe tijd, in dienst van vorsten. En door zijn  bekende monogram ook als zelfbewust artiest. Zonder meer interessant dat hij na 500 jaar nog eens naar Antwerpen gekomen is. Tot 14 april nog te bezoeken.