Jakob Smits heeft ook olifanten geschilderd, hij heeft er zelfs echte, levende gezien: met zijn vader bezocht hij wel eens de dierentuin Artis in Amsterdam, vertelt de gids/catalogus mij. Zijn vader was daar zelfs een van de oprichters van, zegt dezelfde bron. En de kleine Jakob moet naar verluidt zeer enthousiast geweest zijn over de kolossale dikhuiden.
'Solitaire' heet het eerste olifantenschilderij: en het is er inderdaad zeer allenig. Cikentraal een olifant met een berijder, in wat een vlakke woestijn lijkt te zijn, voor een lichtblauwe hemel waarin een witte maan alles beschijnt. Om de eenzaamheid iets te doorbreken staat rechts nog een palmboom. De man die de olifant stuurt en leidt, doet mij denken aan een vers van Willem Kloos: 'en zit in 't binnenst van mijn ziel ten troon'. Maar ik vrees dat dit een verkeerde associatie is, verschoning dus, zoals Wim Sonneveld zei.
In 'De karavaan' is het dan weer drukte alom: ik zie toch minstens drie olifanten, in de achtergrond drie kamelen, wapperende vaandels duiden op het belang van deze karavaan, twee olifanten dragen hun menselijke last in een soort van baldakijn, de olifant rechts loopt ook niet waar hij wil, en twee begeleiders proberen er bij deze rustpauze de tucht in te houden. En de kleine witte maan is er weer. Ik zou zeggen: hier staat wat rijkdom tentoon, hier wordt niet Ali met de tulband vervoerd, dat ligt voor de hand.
Jakob Smits, De karavaan, olieverf op diek, 100x 106 cm, privécollectie
Tenslotte: nog portretten van twee mannen. Het eerste is van iemand die het toch wel gemaakt heeft: met open blik kijkt hij de toeschouwer aan, dit ben ik, en wie ben jij? Hij houdt zijn handen om het heft van een sabel, wat ook al geen bewijs van deerniswekkende armoe is.Wie die man juist is, weten we niet met 100% zekerheid, maar sterke vermoedens gaan naar de poolreiziger Adrien de Gerlache. Smits was bij de thuiskomst van de Antarctische expeditie in 1899. Die expeditie werd op het einde van de negentiende eeuw als een exploot beschouwd, iets waar België terecht trots op kon zijn, vonden wij zelf ook nog in de twintigste eeuw
Man met pelsen muts, 1900-1905, olieverf op doek, 79,4 x 62,4 cm (Collectie Museum Dhondt-Dhaenens).
Ik sluit af met het doek dat ik nog nooit gezien had en dat bij me insloeg als een bom: 'De vader van de veroordeelde'. Vijf dagen geleden, toen ik nog eens naar Mol-Sluis reed om de vader de fotograferen, soms ben ik dom, stond ik voor dat schilderij met een man van mijn leeftijd te praten over het werk. 'Wat moet die zoon wel niet gedaan hebben, dat die vader er zo uitziet?' vroeg ik me hoorbaar af. 'Stropen', zei mijn gesprekspartner, 'dat zou goed kunnen. Het werk is van 1901, toen werd er veel strenger geoordeeld en gestraft.' Zo had ik het nog niet bekeken, maar ja, het is een plausibele mogelijkheid. Ik dacht al aan moord of zware diefstal, maar dat hoeft niet eens, het waren andere tijden 125 jaar geleden.
Het komt in de eerste plaats aan op de weergeven van de verslagenheid van die vader, hij zit daar als van de hand Gods geslagen, alle leven lijkt uit hem verdwenen te zijn. Zijn zoon moet hem diep teleurgesteld hebben, en tezelfdertijd zit hij in zak en as, zoals Job, hij lijdt natuurlijk ook omdat hij hem niet kan helpen, want hij houdt van die zoon, anders zou hij daar niet zitten. Wat een aangrijpend doek is dit: iemand die dit kan schilderen is een zeer groot kunstenaar, daar hoeft niet aan getwijfeld te worden. Die man heette dus Jakob Smits.
De vader van de veroordeelde, 1901, olieverf op doek, 100 x 90 cm (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, Brussel)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten