Wij gaan naar buiten
Waar de vogeltjes fluiten
Waar de koetjes zoetjes loeien
De prinsessenboontjes groeien
Waar al je misère verdwijnt
Dat was de stemming verleden week: je wilt inderdaad de kieviet, de snip en de grutto weer horen en zien, en je wilt het prille groen van de boomblaadjes bekijken, de voorjaarsbloemen zien bloeien. De geboorte van het nieuwe leven wil je meemaken, zeker na een half jaar thuiszitten.
En je stelt vast de boer niet gewacht heeft tot die warme meiweek: die is al eerder aan de slag gegaan, dat bewijst het landschap. En die landbouwers leggen vaak mooie plaatjes neer, zoals dat van een precies aangelegde, nog kale akker: met veel zin voor meetkunde en evenwijdigheid is hier gewerkt.
Landbouwkunst achter het Zwart Water
Ondanks het natte voorjaar ligt het hooi al te drogen, als het al niet binnengehaald is: achter de vaart, richting Merksplas is een boer bezig zijn gemaaide gras mechanisch om te keren, zodat het echt goed droog hooi kan worden: zijn dieren zullen tenminste niet van de honger onderkomen.
Hooi omkeren
In Beerse, aan De Huffelen zijn ze al iets verder: het gemaaide hooiland wordt eerder oppervlakkig geploegd: 'frezen' heet dat vertelt vriend Vic me, want wat weet ik als stadsmens over het boerenbedrijf? En ook dat geeft mooie effecten: zwarte aarde waar het land al gefreesd is, groenachtig geel waar de stoppeltjes er nog staan. Dit is geen natuur in de enge zin van het woord, dit is cultuurlandschap, en door de verschillende kleuren is dat ook best mooi.
Gefreesd en niet gefreesd: zwart en geelachtig groen.
Naast de weg van de verdwenen Brug III naar Merksplas bemest een boer zijn land: beren is dat, zeggen wij, of gieren en begieren. Wat de tractor voorttrekt, is in elke geval een gierkar. En wat die uitspreidt, maakt het land vruchtbaar.
Tractor met gierkar
De uiterste gunst van 't vee
Over die gier en dat gieren bestaat een waanzinnig smakelijk gedicht van de Nederlander Habakuk II de Balker, pseudoniem van H.H. ter Balkt (gestorven 9 maart 2015). De man was allesbehalve een prutser: hij heeft een paar zeer waardevolle prijzen gewonnen. Het gedicht heet
Ode aan de gierpomp
De gierpomp is van groen geweest ijzer, hij heft
opzij van de meststal zijn lelijke tronie
levert zoetstof en specerij voor de grond.
Vrolijk vloekende driekleur wappert goedgemutst
zijn kruidige geur boven 't schuw reservoir
dat de uiterste gunst bewaart van 't vee.
Ja als een waaier ja groen als jade, Japans
zal straks de schuimende gier uit de trechter
wuivend op de weide toestromen, de heel gulzige eter.
Ha! De bourgondische gier in zijn kakstoel op wielen
houdt weldra zijn intocht, goudregen strooit hij
voor het dunne gras voor de verpauperde halm
die eieren versmaadt, hoe mooi groen ook; uitbundig
juicht hij de gierkar toe op zijn triomfreis,
beide bleek van de winter nog: Leve de gier!
Zo kan ik het helaas niet verwoorden. Leve de lente!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten