woensdag 12 september 2018

De Zoo alweer: twee beelden, twee dieren

Niets zo makkelijk als een abonnement op de Zoo: voor 85 euro kun je er een heel jaar naartoe, en je hoeft niet alles in een bezoek gezien te hebben, want nog eens komen is een kleine moeite en een groot plezier als je een vierjarig kleinkind bij je hebt. En je ontdekt weer andere dieren, en beelden die je de vorige keren niet opgevallen waren.

Zoals bij de toegang tot het vlinderpaleis: een mantelbaviaan grijnst je daar met al zijn agressiviteit vervaarlijk aan. Hij is een omnivoor: vruchten, wortels en scheuten eet hij, en ongewervelden. Je zou van hem niet het angstaanjagende gedrag verwachten waarmee hij hier is afgebeeld, maar wat doet een beetje baviaan als zijn harem wordt bedreigd, of als hij als alfamannetje zijn dominantie dreigt kwijt te geraken? Dit beeld geeft zijn aanvalshouding prachtig weer: hij steunt op zijn achterpoten, klaar voor de sprong, zijn rechtervoorpoot houdt hij klaar om ermee uit te halen, en zijn muil spreekt boekdelen, dat wil zeggen: een afgrijselijke kreet stoot hij uit. Het beeld is een werk van Jaap Kaas (1898-1972), en is in 1973 aan de Zoo geschonken. Zeer overtuigend vind ik het.


Jaap Klaas, Mantelbaviaan (1938)

Aan de andere kant van de Zoo is een 'Zittend everzwijn' te zien. Het is een replica van een beeld uit 1612 van Pietro Tacca (1577-1640), merkwaardigerwijze hetzelfde geboorte- en sterftejaar als P. P. Rubens. Die Tacca werkte in Florence voor de familie De Medici, en was in zijn tijd behoorlijk bekend. Imposant is het wel, dit rustende everzwijn.


Pietro Tacca, Zittend everzwijn, 1612, replica

Je kunt natuurlijk ook beelden maken van levende dieren, foto's heten die dan. In het vlinderpaleis is fotograferen nogal moeilijk: als de diertjes vliegen, kun je het vergeten, en als ze stilzitten, houden ze hun vleugels gesloten, zodat je de mooiste kleuren mist. Maar eentje heeft mijn dochter toch mooi vastgelegd: een papiervlinder, waarvan het verspreidingsgebied in Azië te vinden is: China, Maleisië, Filipijnen en Indonesië. Ze zijn overigens best groot: de spanwijdte van de vleugels bedraagt 15 centimeter. Eerder traag vliegen ze: na een start met een paar vleugelslagen gaan ze over tot glijvlucht. Maar ze zijn giftig, en veel dieren die hen op zouden willen eten, kunnen dat maar matig appreciëren: de evolutie vindt er altijd wel iets op.


Papiervlinder

En nijlpaard ligt te zonnen en verder alleen maar gewicht te wezen.


Wat me nog doet denken aan een gedicht van Herman de Coninck. Dat gaat zo:

             Een hippo-poel vol oortjes, meer zie je niet.
             Af en toe hoor je iets bilabiaals, pffft of zo. Uit hun
             meterbrede lippen klinkt dat als een lichte bries.

             Met hun duizend kilo staan ze een beetje te drijven,
             staan ze een beetje aan te schuiven aan hun stijve,
             hectaren nijlpaard schuren tegen hectaren nijlpaard.

             Het lijkt te lui voor seks, maar ik wou dat ik het kon.
             Tot er midden in de eeuw wordt geëjaculeerd:
             beton wordt volgeschoten tot gewapend beton.

Maar dat dier op de foto is te lui voor seks, en het midden van de eeuw: of het dat haalt?

Geen opmerkingen: