Tien dagen geleden waren we in Planckendael, in het continent Afrika: je ziet er allerlei vreemde dieren, mhorgazelles, addaxen, en daar liep dan ook nog een parelhoen tussen. Waarop de vriend van mijn dochter het woord 'poelepetaat' lanceerde. Een wat? Nooit van gehoord, maar voor hem was het een gewoon woord. Het staat zelfs in Van Dale, niet eens met het commentaar 'gewestelijk' of 'Belgisch'. Vooral het laatste deel van het woord doet mij aan stripverhalen denken: Jeroom geeft iemand een flinke loeier tegen zijn kanis, en de tekst luidt dan 'petaat'! Maar neen dus, Van Dale heeft het niet over 'Suske en Wiske': ernstig beweert het woordenboek dat het woord al sinds 1763 tot onze woordenschat behoort, en dat het van het Franse 'poule pintade' komt, wat 'gevlekt hoen' betekent. Overigens wordt het parelhoen ook wel 'stipkip' genoemd. Dat Franse pintade komt dan weer van het Portugese pintada, voltooid deelwoord van 'pintar', schilderen. 'Pinta' is het woord voor 'vlek'. Voor de volledigheid: in het Frans heet een parelhoen 'une pintade'.
Van al dat taalkundig fraais is in 'poelepetaat' niet veel terug te vinden. Het parelhoen dat we in Planckendael gezien hebben, was meer precies een 'helmparelhoen': ook met stippen, maar hij is groter dan zijn Europees familielid. En hij heeft op zijn kop iets dat op een helm moet gelijken.
Helmparelhoenders
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten