zondag 3 februari 2008

Afscheidsspeech

Evaluatie- en dankrede - Luxor, 15 september 2007

Beste reisgezellen,

Bij een afscheid als dit past het dat er ter evaluatie van deze reis en deze week, en om een aantal mensen te bedanken een woordje gezegd wordt. Ik zal daarbij geen opsomming geven van wat we allemaal gedaan hebben, want dat weten jullie natuurlijk

zelf ook wel; ik zal het dus niet hebben over belevenissen, maar wel over belevingen door en met en van mensen. De enige uitzondering die ik mezelf op deze regel toesta, is onze aankomst in Luxor.

In Brussel werden wij verzocht achteraan in het vliegtuig plaats te nemen, want dat was makkelijker bij het ontschepen. En inderdaad: in Luxor aangekomen kwam de hulp alras opdagen in de vorm van een liftbak waarin een aantal rolstoelen neergekwakt waren als een kuip mortel op een bouwwerf. Altemet waren er ook een aantal mensen die ons hielpen zoeken wat niet van ons was. Zij praatten tegen ons in wat nog niet Woestijnzandengels was, zij praatten Arabisch, zij waren vol goede wil, maar ons Arabisch is helaas ook niet meer wat het geweest is: wij waren dus nogal op onszelf aangewezen. Maar onze rolstoelen waren ondertussen uit het vliegtuig geladen, wij konden erin klauteren, werden naar beneden gelift en konden met enige inspanning een eindje verdergaan. Dan werden onze rolstoelen op een pickup geladen, zodanig dat men geneigd zou zijn de te denken: ‘Dat loopt hier nog allemaal in het honderd vandaag’. Zover kwam het gelukkig niet, maar we zaten toch wel al een eind in de negentig. Die sfeer van bereidwilligheid en hulp is er altijd geweest, heel de week vind ik eigenlijk, maar ze stond niet altijd in recht evenredige verhouding tot de deskundigheid van die hulp. Maar dat weze de mensen niet kwalijk genomen.

Het communiceren met de lakale bevolking verliep eerder moeizaam: zij spreken Engels, en wij gebruiken dan ook Engels, maar dat Engels dat wij denken gemeenschappelijk te hebben is eigenlijk geen probaat of adekwaat middel van communicatie. In Europa bestaat wat men noemt Steenkolenengels, dat is een rauw Basisengels, en wat zij spreken dat is wat ik daarnet al noemde ‘Woestijnzandengels’. Wat zij bedoelen te zeggen is niet altijd wat wij verstaan, en wat wij in het Engels zeggen, dat verstaan zij ook niet altijd. De communicatie verliep nogal eens met hindernissen, had ik het gevoelen.. Maar ook dat weze hen niet kwalijk genomen.

Want tenslotte hebben wij te maken met twee culturen, en die culturen zijn bepaald door de taal, door de mentaliteit en de manier van leven, door het klimaat vind ik, door de sociaal-economische omstandigheden waarin die mensen moeten leven, en door het regime dat geleid wordt door de Nationaal-Democratische Partij en door Moebarak, da’s de grote man van de partij, maar in de naam ervan is zeker een adjectief niet op zijn plaats. Daardoor komt het dat wij vooral functies ontmoet hebben, en weinig Egyptische mensen. Daar bestaat een woord voor: dat heet cultuurschok, en die heb ik hier toch wel ervaren; wat op zichzelf niet negatief is.

Mijn toespraak is ingedeeld in vijf delen. Het eerste is nu voorbij, dat was de inleiding, en het tweede deel begint met een afkorting, en die is PmMS, personen met ms. Daar ben ik er een van, en zo zijn er hier nog. In dit gezelschap was het vooral zeer leuk en verblijdend dat je jezelf kan zijn. ‘Keeping up appearances’ hoeft hier niet, je kunt zijn wie je bent. Als ms’ers zal ik zeggen - zolang ik die ‘em’ niet in een ‘es’ verander, is er niets mis - als ms’ers zijn wij natuurlijk op onze grenzen gestoten, en dat was ook te verwachten in dit weer. Maar ik denk dat wij als ms’ers vastgesteld hebben dat onze grenzen verder liggen dan waar wij dachten dat ze lagen., en dat is een fijne ervaring. Verder heb ik bij mijn collega-ms’ers veel moed en dapperheid gezien, en levenslust, veel zelfrelativering ook. En die ms’ers verdienen dan ook een woord van lof omwille van het feit dat ze hier zijn, en heel de week geweest zijn, maar ook voor de manier waarop ze hier waren, want dat was om duimen en vingeren af te likken. Ikzelf ben hier in de afgelopen week getuige en voorwerp geweest van heel veel liefde, en die liefde heeft zich geuit in allerlei vormen: dat was liefde tussen partners, hetzij het tussen man en vrouw, of ouder en kind, of tussen vriendin en vriendin. En dat vaststellende en terugkijkende: dat alles geeft de burger moed, dat is een aspect van de reis dat ik voordien niet zo kende, dat mij zeer erg is bevallen en dat ik niet licht zal vergeten.

Als ms-patiënten kunnen we onszelf moeilijk bedanken, dat gaat niet, maar we kunnen ons wel gelukkig prijzen, en gelukkig prijzen betekent letterlijk gezien feliciteren omdat we dit gedaan hebben; dat vind ik tenminste.

Deel drie: de individuele begeleiders.

Die moeten bij deze uitgebreid en nadrukkelijk bedankt worden. Zij zijn op hun manier medepatiënten, en zij moeten onze aandoening op een positieve wijze een plaats in hun leven geven. Dat hebben zij gedaan, anders waren ze niet hier. Maar! Zij doen meer, en dat hebben ze ook gedaan, de hele week door. Op een ronduit schitterende manier hebben zij deze reis voor ons mogelijk gemaakt. Zij hebben rolstoelen geduwd, getrokken, gesleurd, gemanoeuvreerd, stoep opgetild, stoep afgelaten, snelheidsproeven op twee achterwielen afgelegd: het was een lust om het te bekijken. Zij hebben ons steun gegeven, onwillige benen bijgebracht, ons bus in en bus uit getakeld, wij zijn samen te Nijl, in de lucht en te zwembad geweest, wij hebbben interessante gesprekken gevoerd en maatschappelijke analyses gemaakt – vanaf morgen gaat het in Egypte beter, zeker weten. Dat alles hebben zij gedaan, die individuele begeleiders, zomaar - can you imagine? – zomaar, omdat het voor ons was. Daarom zeg ik hen: sousand times sanks, mille grazie, duizendmaal bedankt. Zij hebben de timbles van Luxor en Karnak in zes dagen nieuw opgericht. Ik zou zeggen: klappen jullie eens stevig.

Hoofdstuk IV: de reisbegeleiders.

Onze dank gaat tevens uit, niet naar Jehaan en Petriek uit het Leugenpaleis - could you imagine? – maar naar vier gasten uit het Winterpaleis, te weten Patrick en Leen, de jonge grootouders, waarvoor proficiat en applaus, en Patrick en Marlies, de nog niet grootouders, waarvoor ook een applaus. Deze mensen hebben kosten noch moeite noch hulp gespaard.

Mieke Vanroose: what’s in an name, zei Shakespeare, daarmee bedoelend dat een naam niet zo belangrijk is; maar de Romeinen zeiden: ‘Nomen sit omen’, de naam weze een voorteken. En Mieke: de naam is een voorteken geweest. Zij is de charmante, vlijtige en bekwame luitenant geweest van Chris (eerst een applaus voor Mieke), Chris zei ik, die gisteravond Alexander de Grote zo ongeveer 600 jaar uit zijn tijd plaatste, maar die zeer terecht dezelfde achternaam draagt als die Alexander de Grote. Hij leefde in de groep, soms boven de groep als hij bescheiden moest leiden of bijsturen, maar hij heeft zich heel de tijd gedragen als de primus inter pares, de eerste onder zijns gelijken. Hij heeft iedereen in zijn waarde en zijn vrijheid gelaten, wat meer is, hij heeft die juist gegeven, waar mensen aarzelden om die waarde te beleven of die vrijheid te nemen. En ik zeg dat hierom omdat ik gisteren een van de mooiste dingen van deze vakantie heb gezien, namelijk Chris en een van de twee Patricks, ik geloof dat het opa Patrick was, die

Jeanine en naderhand Nelly mee in het zwembad genomen hebben, en hen daar de vreugde gegeven hebben van het voelen van het water, van het zwembad, de vreugde van deze vakantie in het algemeen.

Vreugde, die niet alleen bij Nelly en Jeanine zal zijn geweest: hij gaf die vreugde in ons aller harten door zijn onverwoestbaar goed humeur, hij was het zonnetje voor ons. En dat is heel wat anders dan die loodzware zon die hier schijnt: die geeft vooral hitte, de zon die Chris is, geeft in de eerste plaats omhullende warmte. Daardoor en daarbij laat hij Amon-Re of Ra en alle farao’s ver achter zich, want zij zochten macht over mensen, Chris zoekt alleen mensen. De reis is verder uitstekend gepland en voorbereid, en alles is feilloos, perfect en vloeiend verlopen. Hij ontpopte zich ook nog eens als Egyptekenner, en hij was niet te schuw om die kennis met ons te delen. Als wij ooit een reisleider zouden moeten kiezen of verkiezen, hebben wij maar een kandidaat: alle anderen zullen zich moeten onthouden wegens niet ernstig.

Laatste schuifje: besluit

Ik zou graag besluiten met een citaat uit een boek van Nagieb Mahfoez, dat is een Egyptisch auteur, Nobelprijswinnaar Literatuur 1988, en dat boek heet ‘Mijn Egypte’. De inleiding tot dat boek is geschreven door de Vlaamse Lieve Joris, en zij zegt over Mahfoez: ‘Hij was zeker van zichzelf, hij voelde zich nooit klein, maar ook nooit groot.’ Ik herhaal dat citaat eventjes in de tegenwoordige tijd: ‘Hij is zeker van zich, hij voelt zich nooit klein, maar ook nooit groot’. Het zal duidelijk zijn dat dit gezegde uitdrukt wat ware, echte grootheid is, en het is ook zonneklaar dat deze woorden zeker ook op Chris toepasselijk zijn.

Daarom ten slotte:

Voor Patrick en Leen, Patrick en Marlies vraag ik een warm applaus.

Voor Mieke vraag ik een even deugddoend applaus.

Voor een ms-patiënt als ikzelf en anderen is het wat moeilijk, maar we zullen ons best doen, en alle anderen doen het zonder meer: voor Chris vraag ik een staande ovatie.

En wees ervan overtuigd: alle zes zullen jullie voor altijd een plaats in ons hart hebben.

Helemaal ten slotte zou ik graag iedereen in mijn eigen naam willen bedanken voor deze schitterende week, een van de mooiste uit heel mijn leven.

Ik dank u.

Toon van Bourgognie

Luxor, 15 september 2007

Geen opmerkingen: