dinsdag 14 januari 2014

muséefin-de-sièclemuseum in Brussel - I

Om een Engels gezegde te parafraseren: 'A museum worth visiting, is a museum worth visiting well.' En zo heb ik op veertien dagen tijd twee keer in het 'Fin de siècle' rondgelopen en mijn ogen de overvloedige kost van dat museum gegeven. Want er is heel wat te zien! Nu is het begrip 'fin de siècle' wel breed geïnterpreteerd: het bestrijkt hier de periode van 1868 tot 1914, vanaf de oprichting van de 'Société Libre des Beaux-Arts', die streed tegen het starre dogmatische academisme, tot aan het begin van de Eerste Wereldoorlog, wat als het eind van de Jugendstil of 'art nouveau' beschouwd kan worden. Wat er getoond wordt, geeft een mooi beeld van wat er in de Belgische, vooral Brusselse kunstscene woelde, leefde en borrelde: ongelooflijk hoe rijk die tijd was aan nieuwe wegen die verkend en bewandeld werden.

Realisme

Van die 'Société Libre' waren onder anderen Constantin Meunier en Félicien Rops lid: echt academische werken hebben zij niet gepresteerd. Wie ook tegen de toenmalige gevestigde schilderkunst in ging was ene Hippolyte Boulenger (of Boulanger) uit Doornik. Hij kwam in contact met Camille Van Camp van de Société, en werd door hem gesteund. Van Camp was in Barbizon geweest, Boulanger had zijn opleiding aan de academie al afgebroken, wilde meer naar de natuur schilderde en werd een van de eerste en belangrijkste plein-airisten. Hij leefde een tijd in Tervuren, en daar had hij de gelegenheid om te schilderen zoals hij wilde: 'De oude haagbeukdreef in Tervuren' is daar een prachtig voorbeeld van: als je ervoor staat, blijkt het echt een krachtig en levend doek te zijn, veel sterker dan wat ik eens van de Lieremanschilders gezien heb. Hij had collega's in Tervuren, en ironischerwijze noemde hij het gezelschap 'De School van Tervuren', maar de grap werd een begrip. Boulenger wordt ook nu nog als een van de beste landschapsschilders beschouwd. Voor mij was het een ontdekking.


Hippolyte Boulenger, De oude haagbeukdreef in Tervuren, 1871-72

Van een andere orde is dan weer het realisme van Henri de Braekeleer, een Antwerpenaar. Hij was opgeleid door zijn vader Ferdinand en zijn oom Henri Leys, in een tijd waarin zijn stad de historiestukken van Leys, De Keyser en vroeger al Max van Brée erg in de mode waren. Die weg heeft hij afgewezen: in 'Het kaartspel' zie je gewoon een huiselijk tafereel met twee kinderen die zich amuseren. 'Burgerlijk realislme', zeg maar. Het doet me denken aan 'copieerlust' des dagelijksen levens',het predicaat dat vroeger in de middelbare school de 'Camera obscura' van Nicolaas Beets vergezelde. De schilder heeft hier zijn fototoestel gebruikt, zou je kunnen zeggen.


Hendrik de Braekeleer, Het kaartspel, 1887

Maar stelen met zijn ogen uit vroegere perioden deed De Braekeleer net zo goed. Als je voor 'De man aan het venster' staat kun je niet anders dan Pieter de Hoogh denken, en dat is dan Hollands Gouden Eeuw, meer dan tweehonderd jaar vroeger. De man is natuurlijk wel op zijn negentiende-eeuws gekleed, en een dakvenster vind ik ook niet zeventiende-eeuws, maar De Braekeleer moet het werk van De Hoogh zeer goed gekend hebben. Rustig, klaar en helder schilderij heeft het opgeleverd: het licht pakt je onmiddellijk. En licht, daar gaat het bij schilderkunst toch om.


Henri de Braekeleer, De man aan het venster, ca. 1873-7

Geen opmerkingen: