zaterdag 28 november 2009

Zwemmen is een beetje ...


Paul Snoek


Niet echt rustig

Ik heb het al eens over onze twee zwembeurten per week gehad; onze, dat wil zeggen die van Vic en mezelf. We doen dat rustig, zoals ik al zei, maar af en toe wil je als ms-patiënt toch wel weten wat je nog kunt, wat er van je vroegere zwemkunst nog over is. En je probeert naast de kalme schoolslag toch ook nog eens te crawlen: dat zou sneller moeten gaan, dat vraagt meer inspanning, je voelt je sportiever en jonger. Vooral dat laatste wil je blijven: een onzinnig hopeloos gevecht tegen de tijd leveren.

Vlak voor mijn diagnose, tien jaar geleden, ging ik met de jonge Jasper ook wekelijks zwemmen, en dan voelde in in mijn linkerdij een hinderlijk tintelend gevoel: crawl ging niet meer zo goed. Maar vandaag heb ik toch vier baantjes crawl getrokken, en dat gevoel is er niet meer, of nog nauwelijks. Dat geeft de burger moed, natuurlijk, en dan probeer je eens voluit te gaan, wat dan ook nog lukt. In alle betekenissen vlot gaat het dan, je voelt je een met het water en jezelf, je bent omzeggens even vloeibaar als het water. En dan denk je plots terug aan een gedicht dat vroeger in je bloemlezing stond, 'De Gouden Poort', waarmee je de jeugd wegen in de literatuur probeerde te wijzen. 'Zwemmen is een beetje bijna heilig zijn.' is er het slotvers van, Paul Snoek de dichter. Laten we maar niet grappig proberen te doen en beweren dat over 'zwemmen' schrijven voor hem voorbeschikt was. De tekst gaat zo:


Een zwemmer is een ruiter


Zwemmen is losbandig slapen in spartelend water,
is liefhebben met elke nog bruikbare porie,
is eindeloos vrij zijn en inwendig zegevieren.

En zwemmen is de eenzaamheid betasten met vingers,
is met armen en benen aloude geheimen vertellen
aan het altijd alles begrijpende water.

Ik moet bekennen dat ik gek ben van het water.
Want in het water adem ik water, in het water
word ik een schepper die zijn schepping omhelst,
en in het water kan men nooit geheel alleen zijn
en toch nog eenzaam blijven.

Zwemmen is een beetje bijna heilig zijn.

Uit de bundel 'Hercules. Gedichten', Brussel/Manteau, 1960

Paul Snoek is het pseudoniem van Edmond Schietekatte: hij heeft gewoon zijn achternaam in het Nederlands vertaald. Hij is geboren in Sint-Niklaas, op 17 december 1933; Anton van Wilderode was zijn leraar Nederlands in de poësis. Onder zijn leerlingen zitten nog wel wat latere schrijvers: Tom Lanoye, ook van Sint-Niklaas, laat zich ook zeer lovend over hem uit.

Uit Snoeks 'Zwemmer' spreekt een zeer hevig levensgevoel: een euforisch profiteren van het leven lees ik erin. En zo was Snoek ook. Helaas finaal fataal voor hem. Hij is verongelukt met zijn sportwagen, die hij met een grote snelheid onder een geparkeerde vrachtwagen heeft geboord; bij dat ongeval moet hij letterlijk onthoofd zijn. De pers was duidelijk is al haar gruwelijkheid. Zo is Snoek veel te jong gestorven: in Tielt, op 19 oktober 1981. Nog op de middelbare school heb ik ooit een verhalenbundel van hem gelezen: 'Bultaco 250' heette die. Een andere gedrevenheid van Snoek kwam er in aan bod: motorcross. Toeristische uitstapjes met de fiets is nog iets anders.

Snoek was wel dichter, maar aan haiku's heeft zich nooit gewaagd: hij zag het grootser. 'Rustige vastheid' is niet aan iedereen besteed.

Geen opmerkingen: