John Williams
Uit de bibliotheek heb ik vervolgens 'Augustus' meegenomen, over de eerste keizer van Rome. Williams probeert een beeld te schetsen van de man, meestal Octavius genoemd, in een briefroman, met fragmenten uit het dagboek van Augustus' dochter Julia, en met uittreksels uit werk van de geschiedschrijver Titus Livius. Al deze geschriften komen uit de pen van Williams: we bevinden ons in Rome van het keizerschap van Augustus, maar het is geen historische studie: het is een fictief verhaal, over wat kan geweest zijn: 'literatuur liegt de waarheid' luidt het gezegde, en de roman komt inderdaad zeer geloofwaardig over.
En dan lees je dus brieven van beroemde personen uit de tijd vlak voor en vlak na het begin van onze tijdrekening: Maecenas en Horatius zijn daarbij, in het begin Julius Caesar, later Marcus Antonius en Cleopatra, Cicero en Brutus, Livia, de vrouw van Octavius, en de beste vrienden van de keizer: de top van de toenmalige politiek aan het woord. Je leest over moorden en zelfmoorden op bevel, kuiperijen in de senaat, want voor het streven van macht moet veel wijken. Onze zeden mogen dan wat verzacht zijn, maar voor macht hebben diegenen die ze willen nog altijd veel over: moraal en ethiek moeten nog altijd wijken als dat zo'n beetje uitkomt.
In het laatste deel van het boek (Boek III) kijkt Octavius op 9 augustus in 14 na Christus terug op zijn leven: hij heeft de wereld veranderd, vindt hij, de wereld zelfs verbeterd, maar hij vraagt zich wel af of het allemaal de moeite waard geweest is: een persoonlijk leven heeft hij niet echt gehad. En tijdens die bespiegelingen komt hij terecht bij de literatuur en de dichters. Een paar citaten:
Over zijn reactie op de moord op Caesar denkt hij nu als 76-jarige (ten tijde van de moord was hij 18-19:
'Hoewel ik het toen misschien niet had kunnen verwoorden, wist ik dat mijn bestemming eenvoudigweg hierop neerkwam: de wereld veranderen. Julius Caesar was aan de macht gekomen in een onvoorstelbare wereld'. (p. 371)
(p. 387)
'Ik heb de dichters vermoedelijk bewonderd omdat ze me de meest vrije en dus de meest hartelijke mensen toeschenen, en ik heb altijd een band met hen gevoeld omdat ik in de taken die ze zich stelden enige overeenkomsten heb gezien met de taak die ik me lang geleden heb gesteld
De dichter bezint zich op de chaos van de praktijk, de verwarring van het toeval, en niet te bevatten domein van het mogelijke - dat wil zeggen de wereld waarmee we allemaal zo vertrouwd zijn dat maar weinigen van ons de moeite nemen die te onderzoeken. De uitkomst van deze bezinning is het ontdekken of het verzinnen van een vleugje harmonie en orde, die zijn te isoleren uit de wanorde die ze aan het zicht onttrekken, en het in overeenstemming brengen van die ontdekking met de poëtische wetten die hem uiteindelijk mogelijk maken. Geen generaal zal zijn troepen ooit zorgvuldiger in hun complexe formatie drillen dan de dichter die zijn woorden in de strenge ordening van het metrum dwingt; geen consul zal sluwer met de ene factie een front vormen tegen de andere om zijn doel te bereiken dan de dichter de ene zin tegen een andere afweegt om zijn waarheid te tonen; geen keizer zal de ongelijksoortige delen van de wereld ooit zorgvuldiger tot een geheel smeden dan de dichter de details van zijn gedicht ordent om een andere wereld, misschien werkelijker dan de wereld die we zo onzeker bewonen, in het universum van de geest van de mens te doen ontstaan.' (388-389)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten