woensdag 23 augustus 2023

Het begijnhof van Sint-Truiden revisited.

Zeven jaar geleden ben ik al eens een keer in de begijnhofkerk van Sint-Truiden geweest: alleen was ik, met een zeer goede en enthousiaste gids. Verleden weekend ben ik ze nog eens bezocht, met een tiental uitgelezen vrienden. De gids mocht er weer zijn: ze hebben er goeie daar in Sint-Truiden, en ze kunnen met verve vertellen over de muurschilderingen die de kerk zo speciaal maken. Ze kwamen tot stand van ong. 1300 tot in het begin van de 17de eeuw.

Over die muurschilderingen vind je elders in deze blog teksten (in het jaar 2017), nu wil ik het over een wijkruis en over een niet afgewerkt tafereel hebben. Het woord wijkruis heb ik verleden zaterdag voor het eerst gehoord: het heeft niets te maken met 'wij' als 1ste persoon meervoud van het persoonlijk voornaamwoord, dat niet. Het verwijst naar 'wijden, inzegenen', het is een zogenaamd apostelkruis, of een van de 12 gewijde kruisen op de binnenmuren van een geconsacreerde kerk. Ze hebben de vorm van een Grieks kruis, dat wil zeggen dat de vier armen even lang zijn: zo krijg je een mooie symmetrie.

Een van de twaalf wijkruisen (rechts van het altaar)

Een tafereel dat niet gerestaureerd is, enkel de tekening is blootgelegd, stelt volgens mij het martelaarschap van een mij onbekende heilige voor. Links van de zuil zit een vrouw te bidden en te smeken van 'laat hem toch leven', maar de tragedie speelt zich rechts van de zuil af. De rechtstaande man heeft een lang zwaard in zijn rechterhand, en dat zal met kracht gestoken worden in de plaats waar de kleine hersenen van de martelaar zitten. Het slachtoffer zit voorovergebogen op zijn knieƫn, vol schrik voor wat gaat komen. Het gebed van de vrouw haalt niets uit, want de punt van het zwaard is nauwelijks nog 5 centimeter boven de nek van de martelaar. De hoed van de geweldenaar lijkt mij alleszins geen middeleeuws hoofddeksel: ik zou dat laatste kwart 16de, misschien zelfs 17de eeuw dateren. Het zou interessant zijn te weten waarom dat martelaarschap niet verder is ingekleurd, maar ik weet het uiteraard niet.

Het martelaarschap van een onbekende christen man

Indrukwekkend is ook het tongewelf dat de kerk overspant. Op een bepaald ogenblik, wordt het dak van de kerk iets lager (zo'n 20 cm schat ik) en dat wordt in het interieur opgevangen door een stenen gewelf.


Het imposante tongewelf

Dat stenen stutgewelf is ook rijkelijk beschilderd: links zie je het wapenschild van de familie de Pitteurs. Die familie, de laatste particuliere eigenaar, verkocht in 1934 de kerk aan de de VZW Vrienden van het Begijnhof, in 1970 werd de provincie Limburg eigenaar van het gebouw dat ingericht werd als Provinciaal Museum. Je kunt dus zeggen dat de Provincie het Begijnhof van de ondergang heeft gered. Die familie Pitteurs was een zeer rijk Limburgs-Luiks geslacht, en op een bepaald ogenblik zelfs in de adelstand is verheven; het waren niet Janneke en Mieke! In de Truyense volkstaal bestaat nu nog de uitdrukking 'zo rijk als Pitteurs': dat wil al wat zeggen, denk ik dan.

In dat linkerdeel, tussen het wapen de guirlandes en de versiering is ook duidelijk te lezen: Niet zonder Godes Hulpe. Als je zo rijk bent als de zee diep is, mag je God wel eens bedanken voor zijn hulp. Je kunt tenminste beleefd zijn: Hij kon wel eens van idee veranderen. Ondertussen mag ook gezegd zijn: dat stutgewelf is zeer mooi, als is het niet zo oud.


 Niet zonder Godes hulpe

Geen opmerkingen: