vrijdag 9 juni 2017

Het Sint-Jobretabel van Schoonbroek - predella

Het Sint-Jobretabel in Schoonbroek is ondertussen in de streek genoegzaam bekend, maar je krijgt het in zijn geheel maar zelden te zien. Verleden zondag had ik nog eens de kans: toevallig gelezen in de Gazet van Antwerpen, bij het Kempens nieuws. Ik daar dus naartoe, helaas een klein beetje te laat, maar toch nog op tijd genoeg om een plaatselijke kenner een deel van zijn toelichting te horen geven.

Hij had het onder andere over de predella - het voetstuk van het retabel - en wat er op de schilderijtjes te zien was: de drie jobstijdingen. Ik heb het boek Job ooit wel eens gelezen, maar na de uitleg van de man ben ik het nog eens na gaan kijken.


De predella boven het Lam Gods

In het begin van het verhaal - in proza - overkomen Job drie rampen: zijn veestapel wordt vernietigd: in de Bijbel luidt het dan: 'Op een zekere dag ... kwam een bode tot Job en zeide: 'De runderen waren aan het ploegen en de ezelinnen dicht erbij aan het grazen, toen de Sabeeërs een inval deden en ze roofden; en de knechten sloegen zij met de scherpte des zwaards; ik alleen maar ben ontkomen om het u aan te zeggen.' (Job I : 13-15)

Dat wordt uitgebeeld in het eerste schilderijtje: gedode schapen, een vermoorde en een vluchtende knecht, en iets meer naar achteren een Sabeeër die nog volop schapen aan het slachten is: de rampspoed en dramatiek zijn duidelijk.


De eerste jobstijding

Maar dat is nog maar het begin: een tweede stam komt eraan en sticht zo mogelijk nog meer onheil. Het Oude Testament gaat zo verder: 'De Chaldeeën hadden drie bendes gevormd, overvielen de kamelen en roofden ze; en de knechten sloegen zij met de scherpte des zwaards: ik alleen maar ben ontkomen om om het aan u te zeggen.' (Job I : 17)

Typisch ook hoe de verteller dezelfde vaste zinnen of delen ervan gebruikt. Op het schilderijtje zie je geen kamelen, maar wel de Chaldeeën die met bruut wapengeweld de knechten afslachten. Meer drama dan op het eerste deeltje van de predella, dat is duidelijk.


De tweede jobstijding

De derde ramp wordt niet door menselijk vijanden veroorzaakt, maar door het weer. Een derde bode komt naar Job met zijn mededeling: 'Uw zonen en dochters waren aan het eten en wijndrinken in het huis van hun broeder, de eerstgeborene, en zie, daar stak een zware storm op van over de woestijn, greep het huis bij de vier hoeken aan, en het viel op de jonge mensen, zodat zij stierven; ik alleen maar ben ontkomen om het u aan te zeggen.' (Job I : 18-19)

Je ziet de Jobs zonen en dochters in uiterste verschrikking opkijken naar de zoldering van het huis dat zo meteen in zal storten en hen doden: beweging en drama genoeg, want het zijn mensen, de kinderen van Job die ten onder gaan!


De derde jobstijding

Na al deze ellende die hem getroffen heeft, en waardoor hij alleen zichzelf nog niet verloren heeft, reageert Job met de in dit geval verbluffende woorden: 'De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de naam des Heren zij geloofd.' Als voorbeeld van gelijkmoedigheid kan dat tellen. (Job : I -21) Overigens eindigt het toneelstuk 'Schipper naast God' van Jan de Hartog ook met deze uitspraak, maar hier gaat het over een totaal ander conflict (Joden vlak voor de Tweede Wereldoorlog ergens veilig aan land krijgen)

Ondertussen is het wel goed gezien is het om voor deze predella de eerste drie rampen te kiezen die Job teisteren: daar begint het allemaal mee, het is het voetstuk, het fundament van het verhaal van Job. Waar hij zelf dan mee geteisterd wordt, is onderwerp van het eigenlijke retabel, en dat is, zoals we nog zullen zien, overvloedig rijk.

De taal van het verhaal verdient ook bijzondere aandacht: 'de scherpte des zwaards', 'het vuur Gods', 'ik alleen maar ben ontkomen om het u aan te zeggen': het doet me aan Homerus denken. Het op een gewone manier zeggen dringt veel minder door: ze staken ze neer, ze werden doodgebliksemd, ik ben zo snel mogelijk naar hier gekomen om het te vertellen? Dat klinkt veel te prozaïsch, dat is te gewoontjes. Bij God en dergelijke rampen passen plechtstatigheid en verhevenheid: dat heeft de auteur goed aangevoeld, zijn manier van formuleren boezemt ontzag in, wat de schrijver natuurlijk wilde bereiken.

Dit gaat dan niet over schilderwerkjes uit de eerste helft van de zestiende eeuw, wel over religieuze verhalen van vijf of meer eeuwen voor Christus en hoe ze te vertellen. En dat geeft je toch een beetje inzicht in de mensen van toen. Kracht van de literatuur is dat!

Geen opmerkingen: