vrijdag 15 augustus 2008
Voeren
Het Steenboskapelletje: Romeinse bouwmaterialen
Vakwerkschuur in restauratie
Huis uit 1742 en achttiende-eeuwse kapel
Antwerpse schone aan de rand van het vaderland
Net een week geleden - op de achtste augustus - hebben we met een aantal vrienden een uitstap naar Voeren gemaakt, de Voer, de Voerstreek: namen genoeg voor dit stukje Vlaanderen waar ooit zo veel om te doen was en waarvan de carroussel niet tot algehele vreugde van de kindertjes en de Belgische politici - bien étonnés de se trouver ensemble - menig rondje gedraaid heeft. De gemeente Voeren doet ondertussen wel echt Belgisch aan: pas sinds 1963 horen de zes Voerdorpen bij Vlaanderen, bij Limburg, zonder dat het een rechtstreekse verbinding heeft met die provincie. Het is een voorbeeld van Belgische wafelijzerpolitiek, met in dit geval het verlies voor Vlaanderen. Want ook in '63 gingen Komen-Moeskroen naar Henegouwen, met veel meer inwoners dan Voeren met zijn minder dan 4.000 ingezetenen. José Hapart heeft nog ontroerende gevechten geleverd voor een 'Retour à Liège', en toen dat niet lukte is hij maar verhuisd en voorzitter van het Waalse parlement geworden. Populairste Waalse politicus was hij in zijn heetste dagen, en uit hoofde van zijn tegenwoordige functie: een baas is hij gebleven, maar geen crack in het Nederlands. Nu is Voeren een faciliteitengemeente met een beschermde Franstalige minderheid. Frans is dus nog aanwezig in het straatbeeld, en op een vrachtwagen met Franse tekst kon ik de naam 'Snoek' lezen, dezelfde naam als die van de man die vanuit zijn voordeur op Vlaamse betogers geschoten heeft, zo vele jaren terug. Maar nu heerst alom rust.
Voeren doet dus zeer Belgisch aan, zei ik. Niet zozeer door Nederlands en minder Frans naast elkaar, maar door het uitzicht van de omgeving. Het deed me nogal aan de Ardennen denken: niet zo hoog en groot als Malmédy en omliggende, maar toch behoorlijk heuvelachtig. Nieuwe huizen zijn en worden opgetrokken in een stijl die je overal in Vlaanderen vindt, de oudere gebouwen en huizen doen zeer Ardens aan: nogal eens in natuursteen, en de vensters zijn afgelijst met arduin, zoals dat in de Ardennen de overheersende gewoonte is. Ook Ardens: de kruisbeelden naast de wegen, die je vrij vaak ziet opduiken. Er is ook opmerkelijke Duitse invloed in de vele vakwerkhuizen en -schuren, die overigens vaak gerestaureerd worden. Die invloed is normaal: Voeren ligt vlak in het midden van de driehoek die gevormd wordt door de steden Luik, Aken en Maastricht, die drie zijn allemaal dichtbij.
We gingen er wandelen natuurlijk: panorama's veranderen constant, je loopt over holle wegen die een beschermend en omvattend gevoel geven. In de Kempen zien je en voel je dat niet, daar is alles open en weids, als er geen bossen en bomen in de weg staan. Holle wegen vind je in de Kempen niet vaak, laat Kasterlee hier en daar een zeldzame uitzondering zijn. In een gehucht van 's Gravenvoeren, Schoppen heet het, stoten we op het Steenboskapelletje, gebouwd met onder andere de opgegraven resten van een Romeinse villa, hier ontdekt in 1846. In het gebouwtje is in ieder geval een laag platte stenen te zien, de tegels die de Romeinen overal gebruikten. Overigens: kapelletjes staan er hier ook behoorlijk wat.
We doen eventjes een terrasje op het binnenhof van een vierkantshoeve - ook onbekend in de Kempen - en eten eventjes verder met veel smaak het streekprodukt par excellence: forel. Op het einde van de dag drinken we in de 'Veurzerbron' nog de lokale likeur: hoe die weer heette? Hij wordt in ieder geval op een handige plateau geserveerd. We zitten daar onder een afdak: we konden het dus laten regenen. Bij 'Moeder de Gans' overkomt dat geluk ons nog eens: het weer in Voeren was ook zeer Belgisch.
De Voerstreek ligt niet echt dichtbij, maar ze is zeker de moeite waard. Als rolstoelgebruiker kun je je er laten voeren. Dat is ook meegenomen natuurlijk.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten