zondag 24 januari 2016

Power Flower in het Rockoxhuis

'Flower Power' bazuinden de hippies op het eind van de jaren zestig uit: liefde en zachtheid stonden voor de macht die de wereld zou veranderen en die de toekomst die zij zich droomden, vorm zou geven! 'If you're going to San Francisco / Be sure to wear some flowers in your hair' kweelde Scott McKenzie in 1967, en het werd een wereldhit. Maar het geloof in 'flower power' heeft maar kort geduurd. De slogan is wel blijven hangen, en de omgekeerde versie, 'Flower Power' is nu de titel van een tentoonstelling in het Rockoxhuis; de ondertitel is 'Bloemstillevens in de Nederlanden', vooral uit de zestiende en zeventiende eeuw.

'Power Flower' zinspeelt ook hier op de macht van bloemen, maar niet op de manier van de hippies. Die bloemenstillevens waren te vinden in de huizen van de elite, de rijken of de machtigen die zo hun status en hun goede smaak duidelijk maakten, of ze ook als relatiegeschenken gebruikten. In de zestiende en zeventiende eeuw waren behoorlijk wat kunstenaars bezig met het genre: de bekendste is wel Jan Brueghel de Oude, ook de Fluwelen Brueghel genoemd. Maar de werken die ik in het Rockoxhuis gezien heb, zijn van schilders van wie ik de naam nog nooit gehoord had. En dat ligt niet aan het feit dat die lui niet konden schilderen, wel integendeel, maar het genre is natuurlijk wel beperkt: het komt eerder over als een kunstambacht dan als echte kunst. Veel variatie biedt het onderwerp ook niet: een ruiker is een ruiker, veel bloemen bij elkaar blijven veel bloemen met elkaar. Toch moet worden gezegd: de nauwgezetheid van die schilders dwingt bewondering af, en de besten bieden ook enige originaliteit.

Over onbekende namen dan: 'Bloemstuk in een nis' uit ca. 1610-1620 wordt in de gids 'ontegensprekelijk het meesterwerk van Osias Beert de Oude' genoemd. Osias wie? Beert de Oude dus, Antwerpen 1580-1623. Wat je meer ziet in die bloemstukken: bloemen uit verschillende seizoenen zitten in hetzelfde boeket: tulpen uit de lente met lelies uit de zomer in dit geval.


Osias Beert de Oude, Bloemstuk in een nis, ca. 1610-1620

Een bloemstuk van vader en zoon is zeer indrukwekkend: de makers zijn Jan Brueghel de Oude en Jan Brueghel de Jonge: 'Bloemen in een vaas' komt uit ca. 1620. En hier ook weer het onnatuurlijke samenbrengen van bloemen die niet tegelijkertijd bloeien: dat stoffeert het schilderij natuurlijk veel meer, en vooral, laat zien hoe bedreven de kunstenaars wel niet zijn. En beneden, voor de vaas een paar kevertjes en een paar afgevallen bloemen, want het leven is vergankelijk, laten we dat niet vergeten.


Jan Brueghel de Oude en Jan Brueghel de Jonge, Bloemen in een vaas, ca. 1620

Nog twee nobele onbekenden: Balthasar van der Ast (een Hollander, 1593/4-1657) en Jacob van Hulsdonck (Antwerpen 1582-1647). Van der Ast etaleert zijn vakmanschap met verschillende bloemen, links van de voet van de vaas ligt een takje lelietjes-van-dalen, vlak ervoor vergeet-me-nietjes en rechts ervan een hagedis en een krekel. Decoratief tot en met is het.


Balthasar van der Ast, Bloemen in een Wanli-vaas, 1624?


Van Hulsdonck houdt het bij rozen: witte roze en rode, en een egelantier. Je krijgt zo geen uitspatting van kleuren, maar veel meer harmonie: dit werk schreeuwt niet om aandacht, er gaat daarentegen rust van uit.


Jacob van Hulsdonck, Een glazen roemer met rozen en een egelantier, na ca. 1640

Jan Davidz. de Heem, nog zo'n onbekende, heeft les gekregen van Van der Ast. Hij is geboren in Utrecht in 1606, kwam later naar Antwerpen en stierf daar ook in 1683. Volgens de gids bij de tentoonstelling was hij 'de meest gewaardeerde stillevensschilder van zijn tijd'. Weer zien we verschillende bloemen, maar in de ruiker, tussen de bloemen zitten ook een sprinkhaan, een atalantavlinder, rupsjes een kruisspin en andere insecten. Zo wordt het schilderij ook een zoekplaatje. Ik kan me goed voorstellen dat de zeventiende-eeuwse eigenaar van dit werk zijn bezoekers uitdaagde om al die diertjes te zoeken en te vinden, dat er wedstrijdjes werden gehouden, dat er gelachen en gediscussieerd werd, dat zo'n bloemenstilleven aanleiding was tot gezellig sociaal contact, en dat de eigenaar op die momenten behoorlijk trots op zijn bezit en smaak moet zijn geweest.


Jan Davidz. de Heem, Bloemen en insecten, ca. 1660-1665

Rachel Ruysch (Den Haag 1664 - Amsterdam 1750) is de enige schilderes op 'Power Flower'. Ze kwam uit een min of meer bevoorrecht milieu: haar vader was een beroemd botanicus, wat ze schilderde, kreeg ze dus dagelijks voor ogen. Heel fris is dit boeket niet meer: voor de vaas liggen al een paar geknakte bladeren en een rode bloem die ook haar beste tijd heeft gehad. In het midden trekken drie witte rozen alle aandacht, en vlak daarboven prijkt een oranje gerbera. En dan daar weer boven zie je een afgesneden stengel: voor mij is dat een 'memento mori', bloemen zijn niet eeuwig, maar wij ook niet. Zij haalde de gezegende leeftijd van 86 jaar, en er wordt van haar verteld dat ze tot haar 84ste bleef schilderen. Ze heeft dan ook nog haar 10 kinderen opgevoed. Opmerkelijk, maar zoals gezegd, arm was ze zeker niet.


Rachel Ruysch, Vaas met bloemen, Vaas met bloemen, 1700

'Power Flower' vind ik een tentoonstelling zeer de moeite waard om te bezoeken. Het zijn allemaal genrestukken, maar zeer goed gemaakt, af en toe een zoekplaatje en wat symboliek erbij. Iets waar wij, Vlamingen en Hollanders, vroeger kennelijk zeer goed in zijn geweest. Het is zeker niet het slechtste idee die kunstenaars eens uit de vergetelheid te halen en opnieuw onder de aandacht te brengen.

dinsdag 19 januari 2016

Jan van Eyck - Florent van Ertborn

Op de tentoonstelling 'Power Flower' in het Rockoxhuis word je voor een paar schilderijen verwezen naar 'Het Gulden Kabinet', waarin veel werken van het grote gesloten Antwerpse Museum voor Schone Kunsten getoond worden. Het gaat onder andere over een klein schilderijtje van Jan van Eyck: 'Madonna bij de fontein' heet het, en het komt uit 1439, twee jaar voor de dood van de schilder. Ik zou denken dat het ongeveer de afmetingen van een A4'tje heeft, een pruts in vergelijking met het Lam Gods. Maria met kind staat voor een rijk brokaatweefsel dat twee engelen ophouden. Er zijn nogal wat bloemen op te vinden, maar het gaat niet om die bloemen zelf. Op het grasveldje bloeien lelietjes-van-dalen, viooltjes en vergeet-me-nietjes, en die hebben allemaal een symbolische betekenis. De lelietjes-van-dalen staan voor de onbevlekte ontvangenis, de viooltjes voor de nederigheid en de vergeet-me-nietjes voor trouw en oneindige liefde: allemaal zaken of deugden die in het katholicisme bijzonder belangrijk zijn, of zeker waren. Voor de middeleeuwer was dit werk veel meer dan een mooi geschilderd stukje: de symboliek bracht hem ook bij de kern van zijn geloof. Maria kijkt overigens met veel tederheid naar haar Christuskind, zoals alleen een jonge moeder naar haar boreling dat doet. Het kindje omarmt zijn moeder, al is het nog zo klein. Mensgeworden hemelse liefde is de duidelijkste boodschap van dit werkje.

Maar het is ondertussen wel een prachtig: minutieus, haarfijn en trefzeker gemaakt. het is geen miniatuur, daarvoor is het schilderijtje dan weer te groot, maar het doet me er toch aan denken. Van Eyck beheerste zijn vak volkomen: zelfs in dit kleine doekje bewijst hij zijn grootmeesterschap. Op mijn foto zijn fragmentjes van de tekst op de oorspronkelijk lijst te lezen: IOH(ANN)ES DE EYCK ME FECIT ... ANO 1439.


Jan van Eyck, Madonna bij de fontein, 1439

De 'Madonna bij de fontein' is in 1838 in Antwerpen terechtgekomen. Toen heeft Florent van Ertborn het gekocht van de pastoor van Dikkelvenne, dat nu een deelgemeente van het Oost-Vlaamse Gavere is. Nu wonen er iets meer dan 2.000 inwoners. Ik heb het dorpje is bekeken op de Ferrariskaart - dat is wel 70 voor 1838 - maar het stelt haast niets voor, en toch hangt daar in de jaren 30 van de negentiende eeuw een authentieke Van Eyck: opmerkelijk is dat toch. En hoe komt Van Ertborn aan de weet dat dat werk daar te vinden en te kopen is, in een tijd waarin de communicatiemiddelen helemaal niet te vergelijken waren met wat wij nu kennen. Weer een groot vraagteken. En Van Ertborn koopt het schilderijtje dan, in een tijd lang voor de heropleving en herwaardering van de Vlaamse Primitieven: de man moet echt wel een neus voor kwaliteit gehad hebben, tegen de toenmalige mainstream in. Hij was dan ook kunstverzamelaar, die zijn collectie later aan het Antwerpse museum schonk, en daar waren ook werken bij van Van der Weijden, Memlinc en Jean Fouquet: een kleine jongen was deze Florent echt niet.


Florent van Ertborn op twintigjarige leeftijd

In Antwerpen is er een Van Ertbornstraat: ze loopt achter de Vlaamse Opera en komt uit op de Rooseveltplaats, in het centrum van de stad dus. En dat heeft deze man wel verdiend: tijdens het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, van 1817 tot1828 was hij burgemeester van de stad, nadien gouverneur van de provincie Utrecht: hij was wel iemand, deze man. Na de onafhankelijkheid van Belgiƫ haalde hij bij de gemeenteraadsverkiezingen nog eens de meeste stemmen voor het burgemeesterschap (206 van de 316 stemmen), maar hij weigerde het ambt: hij was dan ook een uitgesproken orangist. In 1823 had hij trouwens het Nederlands als enige taal voor het stadsbestuur afgekondigd. Een straatnaam verbergt soms een zeer interessant stukje geschiedenis.

Bronnen:
Wikipedia (Van Ertborn)
Bezoekersgids 'Het Gulden kabinet'
Bezoekersgids 'Power Flower'