vrijdag 25 november 2016

'Boeddha & Mind' in het MAS - II - de schilderingen

Het belangrijkste deel van de tentoonstelling bestaat uit een reeks van 54 schilderingen (schilderijtjes eigenlijk) die zichtbaar maakt hoe een beoefenaar van de boeddhistische praktijk door meditatie een 'verlichte' of 'ontwaakte' kan worden. De beoefenaar was in dit geval waarschijnlijk een Mongoolse prins uit de achttiende eeuw. Nu speelt meditatie zich natuurlijk in het hoofd af, en zo'n proces uitbeelden is in feite onmogelijk: daardoor precies zijn de 54 schilderingen zo uniek. In feite zijn het stapstenen op weg naar een succesvolle meditatie. Ze visualiseren is iets dat überhaupt niet gedaan werd: een leraar moest dat de gevorderde leerling/monnik mondeling aanleren.

Dit 'leerboek' - je kunt het ook een beeldverhaal noemen - illustreert de zes delen van de meditatie: eerst zijn  er de voorbereidende oefeningen, deel 3 is 'zichzelf als godheid voorstellen', in deel 4 moet de monnik 'het leven van de Boeddha beschouwen': het zal duidelijk zijn dat de boeddhistische praktijk niet zomaar een simpele bezigheid is.


I, 3: Verering

De mediterende zit voor een tafeltje met rituele voorwerpen, waarmee hij de god Vajrasattva, de Boeddha en de leraar vereert: die drie zijn boven in het schilderij te zien, elk in een wolkenkrans.


III, 5: gezuiverd karma

Citaat uit de bezoekersgids: 'Het negatieve karma dat de verlichting belemmert, wordt gezuiverd door te mediteren over de boze god Trailokyavijaya.' Er komen nogal wat goden voor in het boeddhisme, dat toch niet als een godsdienst kan beschouwd worden: die goden zijn  min of meer voorstellingen of verbeeldingen van menselijke karakteristieken. Ze brengen ook geen heil voor of rampspoed over de mensenwereld, zoals bijvoorbeeld de goden uit de Griekse mythologie. Tenminste, zo meen ik na enige lectuur dit aspect van het boeddhisme te mogen verstaan.



III, 6: Demonen

Wat de bezoekersgids me hier leert: 'De witte maanschijf op de blauwe lotus staat symbool voor de beschouwing van de ultieme werkelijkheid. Hieruit verschijnt de boze godheid Vajrapani, die alle demonen en storende elementen naar de buitenrand van de mandala stuurt.' Zonder de teksten uit de gids weet je eigenlijk niet waar je naar kijkt: die is dus echt wel nodig wil je een klein beetje van het boeddhisme begrijpen, en voor meer begrip en inzicht is verdere lectuur onontbeerlijk. En hier speelt eigen nieuwsgierigheid natuurlijk een belangrijke rol.

Dat neemt niet weg dat de schilderijtjes - in een andere beeldtaal dan die wij in het Westen gewend zijn - op zichzelf best wel mooi en kleurrijk zijn: intrigerende producten uit een ons vreemde cultuur krijg je te zien.


IV, 4: De vier ontmoetingen

Hoofdstuk IV van de 54 schilderingen verbeeldt 'Het leven van de Boeddha beschouwen'. Hier worden de voorstellingen concreter: ze gaan over feiten uit het leven van de Boeddha. In 'De vier ontmoetingen' wordt hij nog met zijn 'wereldse' naam genoemd, want in deze periode is hij nog niet 'verlicht' of 'ontwaakt'. De gids opnieuw: 'Siddartha Gautama waagt zich buiten het paleis en wordt geconfronteerd met een oude man, een zieke, en dode en een asceet. ... Siddarhta verlaat de stadspoort en verplaatst zich op een wit, paard.' In feite verlaat hij hier het paleis van zijn ouders die hem altijd van de buitenwereld afgeschermd hebben, en komt hij nu voor het eerst in contact met de echte werkelijkheid. Hij zou zijn ouders verlaten hebben op zijn 29ste, als vrijgezel; volgens een andere versie van zijn leven zou hij zijn vrouw en zijn kind dat nog een baby was, achtergelaten hebben. Veel over het leven van Boeddha is niet met zekerheid bekend: over zijn geboorte- en sterftejaar zijn de geleerden het ook niet eens. Een dergelijke gebrek aan zekere kennis is natuurlijk aanleiding tot het ontstaan van allerlei verhalen, sagen, mythen, vermeende heiligheid ...



IV, 8: De verlichte Boeddha

De gids zegt over deze schildering: 'Dit is de verlichte Boeddha, met lange oorlellen en wijsheidsbuil. Hij predikt voor discipelen, goden, boddhisattva's en wijzen.Uit zijn hart vertrekken twee lichtstralen met een boek, symbool voor de leer. Ook uit zijn hoofd vertrekken twee stralen, met de leraar en de maanschijf die de ultieme waarheid voorstelt. Beide zijn essentieel voor zijn meditatie.' Beeldrijk en met veel fantasie wordt het allemaal wel weergegeven.

Zoals ik al zei: zonder de bezoekersgids loop je rond in terra incognita. Maar je kunt na deze tentoonstelling wel een paar indrukken van het boeddhisme hebben. Wat opvalt, is de complete afwezigheid bekeringsijver in deze levensbeschouwing: de Boeddha predikte wel, maar niemand werd en wordt gedwongen zijn pad te volgen: dat is een eigen vrije keuze. Het boeddhisme heeft ook geen dogma's: het eigen zelf-ervaren is de basis. Die vrijheid ligt ook aan de basis van de geweldloosheid ervan: er is niet zoiets als een vernederende geseling, een gewelddadige kruisdood, er worden geen kooplui uit de tempel geranseld, het komt allemaal nogal vredevol over. Boeddha zou drie mirakels verricht hebben, maar je vindt geen hemelvaarten, opstaan uit de doden, water in wijn veranderen, wonderbare visvangsten of vermenigvuldiging van de broden.

En het boeddhisme is ook een zeer persoonlijke weg: het gaat erom de eigen onthechting te bereiken, de eigen innerlijke rust. Er is ook geen sprake van een leven na de dood: het is juist de bedoeling de eindeloze keten van wedergeboortes te beëindigen, zodat je niet nog eens terugkomt om weer een leven vol lijden te ondergaan. Er is ook geen opperwezen dat het Al bestiert: zo'n soort van god hoeft niet gediend te worden, of hij dient ons niet. Het lijkt me veraf te staan van onze traditionele westerse religieuze en/of maatschappelijke opvattingen, wat niet wil zeggen dat het voor ons geen betekenis kan hebben. Alleen is de praktijk van de meditatie zeer moeilijk, en vraagt het van het individu veel inspanning en inzet. Het kan wel een remedie zijn tegen de opgeklopte waan van de dag die het openbare en persoonlijke leven hier blijkt te beheersen. Overigens is er tegenwoordig sprake van een 'westers boeddhisme': het krijgt ook bij ons langzamerhand voet aan de grond. Zo wereldvreemd is het dus niet: het helpt je andere dingen in de wereld en jezelf te zoen.

Een handzaam boekje over het boeddhisme is:

Edel Maex, Een kleine inleiding in het boeddhisme, Uitgeverij Lannoo, 2005
de schrijver is psychiater en zenleraar

De bekende Amerikaanse Karen Armstrong heft een biografie over Boeddha geschreven: die heet gewoon 'Boeddha'. Zij gaat zeer diep op haar onderwerp in.

De bezoekersgids bij de tentoonstelling kun je downloaden op www.mas.be


De stoepa van Bodnath (Kathmandu) met de alziende ogen van Boeddha (maart 2014)

dinsdag 22 november 2016

'Boeddha & Mind' in het MAS - I

Bijna drie jaar geleden ben ik veertien dagen in Nepal geweest, en daar is Boeddha zeer aanwezig: als er in het MAS dan een tentoonstelling over 'Boeddha & Mind' plaatsvindt, wil ik die natuurlijk wel eens gaan bekijken. Al voor je het gebouw binnengaat, weet je waar je moet zijn: vanaf enige afstand zie je op het terras van de derde verdieping een reusachtig Boeddhabeeld: daar is het te doen! Het blijkt een replica op ware grootte te zijn (India, polyester) van Boeddha Shakyamuni; het granieten beeld zelf wordt de Seokguram Boeddha genoemd, naar de plaats waar het staat, de Seokguram-grottempel in Zuid-Korea. Het komt overigens uit de 8ste eeuw. Best indrukwekkend is deze boeddha: behoorlijk groot, sereen, je kunt je hem niet idealer voorstellen. Zijn hoofd vind ik zeer bijzonder: rustig, evenwichtig, harmonieus, gelijkmoedig. Dit is de gezichtsuitdrukking van iemand die het nirwana bereikt heeft. Als entree van de tentoonstelling kan het tellen.





De Seokguram Boeddha (replica)



Het gezicht van de 'verlichte', de 'ontwaakte'

Zelfs wie leek is in het boeddhisme, zal weten dat meditatie in deze levensbeschouwing of filosofie van primordiaal belang is. Daarbij spelen thangka's en mandala's een belangrijke rol: ze helpen de monnik te mediteren over en zich te identificeren met het afgebeelde. De foto toont de 'Mandala van Akshobhya', een schildering op doek (een thangka dus) uit Tibet uit het midden van de 19de eeuw. Het woord 'thangka' duidt het doek aan, het woord 'mandala' in de eerste plaats de tekening op het doek, hoewel 'mandala' ook voor doek en voorstelling samen gebruikt wordt. Een mandala beeldt het universum in de vorm van een paleis af. In de mandala op de foto zijn in het vierkant (het paleis) vier driehoeken te zien, met elk een eigen poort, naar elke windrichting een: dat staat voor openheid naar de wereld.  - Mijn wetenschap komt uit de gedownloade gids bij de tentoonstelling, want, laten we eerlijk zijn, je komt hier in een onbekende wereld terecht, en zonder uitleg snap je er niet al te veel van. - Ondertussen zijn die thangka's en mandala's wel mooi en zeer kleurrijk, en voor de boeddhist ook functioneel: abstracte tekeningen moeten door meditatie naar een hoger bewustzijnsniveau leiden.


De 'Mandala van Akshobhya'

Een zeer groot en kleurrijk object is zeker de zogenaamde zandmandala. Die is speciaal voor deze tentoonstelling ter plaatse gecreëerd door lama's van het Tibetaans Instituut in Parijs en in Hoei. In het boeddhisme is een zandmandala maken ook en vorm van meditatie. Dagenlang 'schilderen' monniken met gekleurde zandkorrels zo'n werk bij elkaar. Als de mandala klaar is, wordt hij vernietigd en het zand wordt in een rivier gegooid. Dit maakt de makers ervan bewust van de vergankelijkheid van alle dingen. Bij de sluiting van deze tentoonstelling zal dit zand in processie naar de Schelde gebracht worden en erin uitgestrooid. (Bron: de gedownloade bezoekersgids)


Mandala van Sarvavid Vairocana (de zandmandala)

Er is ook een voorouderportret te zien: de verering van de voorouders is ook een boeddhistische plicht. Rijke Chinezen lieten vaak een groot portret maken van het gestorven familielid. Zo eentje hangt bij het einde van de expo: het is een portret uit China, uit de tijd van de Mingdynastie die bijna 300 jaar duurde (1368-1644). De man was zeker niet de Chinese Jan met de pet: hij is gekleed in een ruim en rijk gewaad, zit op een meer dan doordeweekse stoel, is zich van zijn waardigheid zeer bewust: hij kijkt de toeschouwer vrank en vrij aan. Hij was een man van betekenis, dat kan niet anders, maar helaas ook vergankelijk, zoals wij allen sterfelijk zijn.


Voorouderportret (China)

Een essentieel deel van 'Boeddha & Mind' zijn 54 schilderingen die een monnik moesten inspireren bij  zijn meditatie: daarover zal mijn volgende tekst gaan.

zondag 13 november 2016

Kenia: de savanne, ons oerlandschap

Ik heb het al gehad over de diepe indruk die de savanne op mij gemaakt heeft: ik kreeg er een gevoelen van thuiskomen, door de documentaires die ik erover gezien had, en ook doordat de mensheid daar zijn wortels heeft, en van daaruit de wereld is ingetrokken. Ik zou het een soort van religieuze ervaring kunnen noemen.

Ondertussen ben ik een boek aan het lezen dat daar op het eerste gezicht weinig mee te maken heeft: Dick Swaabs 'Ons creatieve brein - hoe mens en wereld elkaar maken'. De auteur, een Nederlander, is een neurowetenschapper van wereldniveau, en zijn boeken zijn hoogst interessant. In hoofdstuk IX, deel 8 schrijft hij over 'Kunst als therapie en therapie bij kunstenaars' (p. 195-196). Ook in psychiatrische ziekenhuizen worden reproducties van schilderijen gehangen, maar die moeten dan wel zorgvuldig geselecteerd worden: sommige werken van Van Gogh en Jackson Pollock deden de patiënten naar meer medicatie vragen tegen angst en onrust.


Maar er hingen ook foto's van de savanne.  En dan citeert Swaab professor Dennis Dutton, auteur van 'The Art Instinct: Beauty, Pleasure and Human Evolution' (2009). En dan citeer ik Swaab:

'Volgens Dutton is het geen toeval dat de savanne, het landschap waar onze menswording plaatsvond, over de gehele wereld het meest geprefereerde landschap blijkt te zijn. Hij ziet het als een landschap dat talloze generaties een evolutionair voordeel heeft opgeleverd, en dus als een erfenis uit het Pleistoceen. Inderdaad is de oudste onderkaak van een mensachtige, die zo'n 2,8 miljoen jaar geleden leefde, in het Afar-gebied in Ethiopië gevonden . . . . In de buurt van de mensachtige onderkaak werden fossielen gevonden van typische savannedieren. Interessant dat juist dit landschap de psychiatrische patiënten rust geeft.'


Mooi vind ik het dat ik dat gevoel van thuiskomen had, weken voordat ik met het boek van Dick Swaab bezig was, en de hypothese van Dennis Dutton gelezen had. De evolutie lijkt wel heel diep in de mens te zitten, en topwetenschappers kunnen kennelijk eigenaardige gevoelens nog verklaren ook, of er tenminste plausibele veronderstellingen voor maken.

vrijdag 11 november 2016

Mombassa: de Indische Oceaan

Onze vakantie in Kenia eindigt in het 'Amani Tiwi Beach Resort', vlak bij de Indische Oceaan, 30 km ten zuiden van Mombassa, de tweede stad van het land. Het is uitrusten nu, ontspannen, niet langer naar opmerkelijke zoogdieren of vogels speuren. Warm is het er net zo goed: wil je daar niet te veel last van hebben, dan ga je naar het eigenlijke 'Tiwi Beach', waar lichte zeewind de mens verkoeling toeblaast. Het hotel heeft er een Italiaans restaurantje, 'La bella vita': voor westerlingen op vakantie is die naam wel zeer toepasselijk. Je kunt er een biertje of een wijntje drinken, en pizza eten: dat gerecht is ondertussen ook bijna 'Unesco Werelderfgoed'!

Aan het strand neem je ook je laatste vakantiefoto's: het witte strand met de obligate palmbomen: cliché der clichés!


Clichébeeld: strand en palmen

Of een je kiekt aparte soort broodwinning: een Keniaan zit bij twee dromedarissen op het strand, en af en toe willen strandgasten effectief op die dieren gezeten langs het water gereden worden: de zee vanuit de hoogte bekijken!


Plaatselijk middenstandsgebruik

Met enig geluk druk je op het juiste moment af, en krijg je een geslaagd zeegezicht. De eerste branding gebeurt al zo'n 200 meter van de kust: daar is de zee bij eerder laag water nog altijd maar een meter of iets minder diep, en de brekende golven (golfjes) eigenlijk resulteren dan in een mooie witte streep. Dat zie je niet in de Noordzee, of andere zeeën waar ik ooit geweest ben. En zoals het hoort, is het strand wit. Een aparte charme heeft de oceaan hier. Natuurlijk wil ik hier ook zwemmen, ter verkoeling, maar ook om te kunnen zeggen: ik heb ik de Indische Oceaan gezwommen! Bij mijn tweede beurt, toen het tij al wat sterker opkwam, ben ik bij mijn terugkeer echt aangespoeld: wat dat werkwoord letterlijk betekent, heb ik aan den lijve ondervonden. Weer een nieuwe ervaring!


Marine

In de savanne hadden we zo goed als geen bloemen gezien: wat wil je, het was droog seizoen. Maar het hotel wil natuurlijk enige standing uitstralen: de gazons en de planten wordt geregeld besproeid, en deze kleine wereld wordt voor de toeristen waar nodig en mogelijk verfraaid. En zo krijg je een prachtige bloeiende bougainvillea vlakbij het strand, waar je zo'n plant helemaal niet zou verwachten. Kenia spant zich zeker in voor zijn toeristen, dat wel. In de beste der werelden zou de eigen bevolking daar ook de vruchten van moeten plukken, maar dat duurt nog wel een aantal jaren, vrees ik.


Bougainvillea

zaterdag 5 november 2016

Rachid Mwachuppu Tsange, Keniaan

Onze chauffeur/gids heette dus Rachid, voluit Rachid Mwachuppu Tsange, op zijn momenten een grapjas. Ik stap in zijn Toyota minibusje - 'my van' noemde hij het - en het eerste wat ik zie is een Nederlands woord op een zwart jasje: het schildje van de politie van onze Noorderburen, compleet met de vlam! Natuurlijk wil ik weten hoe hij daaraan komt, en hij vertelt dat hij een aantal jaren terug in Nederland is geweest - hij wilde daar politieman worden, maar dat hij toch maar teruggekomen is: kou, heimwee en liever toeristen begeleiden in de parken. Een paar dagen later blijkt dat hij het jasje van een Nederlandse politieofficier gekregen heeft: die man was kennelijk zeer tevreden over Rachids werk, en zo zou hij de Nederlander ook nooit vergeten. Rachid draagt het vooral 's ochtends, tegen de kou, want dan is het nog net geen twintig graden in Kenia!


Rachid Mwachuppu Tsange


Nederland is Kenia zeer dankbaar

Rachid is inderdaad een zeer bekwaam chauffeur: de laatste dertig kilometers naar het Amboseli Park gingen over landwegen met veel meer putten, kuilen en oneffenheden dan in het Turnhoutse Vennengebied, maar hij wist steeds dat spoor te vinden waar het denderen, dokkeren en daveren tot een minimum beperkt bleven. Rachid zat vol mededogen met de westerse mensheid die niets gewend is!

Hij kende de parken als zijn broekzak - hij reed er al jaren in rond - en ook alles wat er op twee of vier poten liep of twee vleugels had: hij was geen echte bioloog natuurlijk, maar toch een uitmuntend kenner van de fauna, en hij wist vrij goed waar hij de dieren kon vinden. Bovendien was hij een zeer goed observator, een arendsblik had hij: voor wij nog maar vermoedden dat er ergens een interessant dier kon zitten, klonk het uit zijn mond 'Elephant at 11 o'clock' of 'Lions at 3 o'clock'. Zonder hem hadden we de jachtluipaard zomaar achteloos voorbijgereden. Hij kon de dieren ook vlotjes in het Engels benoemen: zijn 'pullover' was er een ietsiepietsie naast, maar we zagen wel dat het over een plevier ging. En daarbij: who's perfect?

Zo wijst hij ons ook de waterbok aan, een antilopensoort die ten zuiden van de Sahara in waterrijk gebied leeft. Het is een redelijk groot dier: het mannetje kan tot 200 à 300 kg wegen. Rachid noemt hem in het Engels 'waterbuck', wat een letterlijke vertaling is van het Afrikaanse 'waterbok'. Het is trouwens opvallend dat veel van de dieren hier een naam hebben die zeer Nederlands aandoet, maar het is dus oorspronkelijk Afrikaans.


Waterbuck at 11 o'clock

Een interessant woord is de naam voor de gnoe: die heet hier 'wildebeest': Afrikaanser kan het niet zijn, in het Engels is zelfs de spelling niet aangepast. Maar de uitspraak wel: ze hebben het over 'waaildebiest'. Ik leg Rachid uit dat dat woord uit het Afrikaans komt, en hij zegt dan dat 'gnoe' uit het Frans komt. Daar heb ik mijn twijfels bij, en zoek dat natuurlijk op. Het blijkt uit het Duits te komen, via het Kafferwoord 'ngu'. En dat is best plausibel, als je weet dat nogal Duitse ontdekkingsreizigers en biologen al vanaf het begin van de negentiende eeuw in dit gebied actief  zijn geweest.
Terzijde: deze uitleg is een voorbeeld van beroepsmisvorming  van een taalleraar met pensioen, die zijn vak nog altijd belangrijk vindt. Ik zou nog zeggen 'Sorry', maar waarom toch?


Waaildebiest at 2 o'clock

Kerken zie je niet zo vaak in Kenia, wel moskeeën: veel 'kaffers' of ongelovigen zullen hier niet meer zijn. Maar de intensiteit van het geloof wil wel eens variëren. 'Rachid' is my religious name, vertelt de man, maar 'I'm half muslim'. Ik ga niet naar de moskee, maar zolang ik weet dat God bestaat, is het goed voor mij. Moorden in naam van het geloof, daar kan hij echter niet bij, dat heeft met godsdienst niets te maken, vindt-ie. Een zeer pragmatische en prozaïsche kijk heeft hij op zijn godsdienst: in West-Europa noem je zo iemand een lauwe (zelfs een koude) katholiek. Het voordeel: we moeten geen schrik hebben dat Rachid zou radicaliseren.


Moskee op zijn Keniaans

Rachid was fijn gezelschap: hulpvaardig en voorkomend, en geduldig. Voor lange trajecten had hij nogal wat te laden: drie rolstoelen en vier koffers, plus handbagage, maar dat deerde hem niet. En wie niet zo goed ter been was, hielp hij alsof hij het altijd gedaan had. Anderzijds: kruiperig of slijmerig was hij niet, hij zag ons als gewone mensen, niet als blanke halfgoden die van een andere planeet kwamen. En dat was ook een prettig gevoel. Rachid is een van de 46 miljoen Kenianen, maar een man uit de duizend, iemand aan wie ik zeer goede herinnering heb. Ik begrijp die Nederlandse politieofficier met zijn jasje wel: Rachid is kennelijk altijd zo. Zichzelf is dat. Leuke ervaring was hij, als je dat zo kunt zeggen.


Ons groepje, met Rachid in ons midden.

vrijdag 4 november 2016

Kenia: Rachid en 'de stand van het land'

Een safarireis in Kenia betekent dat je een week lang van de wereld weg bent, Ook met Kenia zelf heb je weinig contact: je zit vier tot vijf dagen in de wildparken, dan bekom je nog twee dagen in een beach resort dat je voor niets hoeft te verlaten, maar hoe het land reilt en zeilt, en hoe de bevolking eraan toe is, daar kom je niet veel over te weten. Tenzij je een chauffeur hebt die zich voor meer dan zijn 'van' interesseert. Zo iemand was Rachid, die ons door de Keniaanse natuur gidste en informatie verschafte over zijn  Land.

De ochtend na onze landing brengt hij ons van Nairobi naar Amboseli, wijst ons het parlementsgebouw aan, en dan vraag ik wie er tegenwoordig president is. Dat blijkt Uhuru Kenyatta te zijn, inderdaad de zoon van de eerste president, Jomo Kenyatta (Rachid zegt 'Djomo'). Die had indertijd in het Westen een redelijk goede reputatie opgebouwd, maar volgens Rachid was ook hij corrupt, alleen is het nu is veel erger: alles is met geld te koop in Kenia, zegt hij, ook een verkiezingsoverwinning. Hij houdt niet van Uhuru, en hij zal wel weten waarom. Die is dan ook niet echt een onbesproken blad: hij is door het Internationaal Strafhof genoemd als verdachte van misdaden tegen de menselijkheid (na de verkiezingen van 2007), en trad toen af als minister van financiën. In 2013 won hij de presidentsverkiezingen met 50,07% van de stemmen, tegenover 43,31% voor zijn tegenstander. Met dan weer betwistingen van de uitslag, ruzie en rellen, en de uiteindelijke installatie van Uhuru.



President Uhuru Kenyatta duimend voor zichzelf

De spoorlijn tussen Nairobi is verouderd: ze is in de koloniale periode nog door de Engelsen aangelegd. Een nieuwe dringt zich op, maar volgens Rachid kregen de Engelsen dit keer het contract niet omdat ze de president en zijn acolieten geen commissie wilden betalen, wegens niet ethisch verantwoord tegenover het Keniaanse volk. Waarop de Chinezen aangesproken werden, die het contract in de wacht sleepten (zij hadden geen morele bezwaren). Of Rachids verhaal 100% de waarheid is, weet ik niet, maar het zijn wel de Chinezen die de nieuwe spoorlijn bouwen.

Een beetje improvisatie is in Kenia ook nooit weg: we moesten via de grote weg Nairobi-Mombassa van Tsavo Oost naar Mombassa, maar over een afstand van 30 km werd die weg opnieuw aangelegd, en er werd gewerkt, al was het zaterdag. Links en rechts van de werken ontstaan dan nieuwe wegen, verharde zandwegen zijn dat dan, met heel veel stof, schudden en schokken er gratis bijgeleverd: zulke 'cake walks' maken ze tegenwoordig niet meer!


Zandmist tussen Nairobi en Mombassa

Ik vraag naar de werkloosheidsgraad in Kenia, en opper iets van een 20 tot 30%. Rachid geeft me prompt gelijk, waarmee hij eigenlijk zegt het ook niet te weten. De rauwe werkelijkheid is dat 40% van de bevolking geen werk heeft, en dat meer dan 43% in 2012 onder de armoedegrens leefde (schatting in het 'CIA World Factbook). Desondanks is er enige vooruitgang: in het jaar 2.000 was dat nog 50%). Als gemiddeld jaarloon hoorden wij bijdragen tussen de 20.000 en 40.000 Keniaanse shilling, dat is dus tussen de 200 en 400 euro. Die cijfers kunnen kloppen, maar zijn tezelfdertijd zeer optimistisch: een taxichauffeur verdiende in 2005 132 euro of 178 dollar per maand, waarvan een vierde opgaat aan huur van een woning voor hem, zijn vrouw en twee kinderen. 'Maar een eigen keuken of badkamer hebben ze niet. Die worden gedeeld met anderen in hetzelfde gebouw.' (Bron: IPS en de Spaanse professor Arino hoogleraar strategisch management - te vinden op het net).

Je ziet ook weinig industrie in Kenia, waarbij opgemerkt dient te worden dat wij alleen op de weg Nairobi-Mombassa en in twee reservaten gezeten hebben. Cementfabrieken zijn er wel, en veel zwaar vervoer over die ene belangrijke weg, al dan niet verband houdend met die cementfabrieken. Landbouw hebben we ook weinig gezien: hier en daar een bananenplantage, en een grote sisalplantage. Maar die weg met veel stof en andere vervuiling is dan ook niet de uitgelezen plaats voor industriële of landbouwactiviteit.


Grote sisalplantage
 
Een zeer belangrijke bron van inkomsten voor het land is natuurlijk het toerisme. Safari's om het 'echte wildlife' te zien zijn een succes, bijna het hele jaar door. Het droge seizoen duurt er negen maanden, het regenseizoen duurt er drie: april, mei en juni. De hotels en 'lodges' stellen natuurlijk ook veel mensen te werk, maar het zal duidelijk zijn dat dat alleen niet genoeg is. En wat het land verder doet voor zijn mensen? Niet zo heel veel, vrees ik. Aan en op de veerpont van Mombassa mag je geen foto's nemen: militaire geheimen zijn daar niet mee gemoeid, maar er wordt naast de rijen wachtende auto's en mensen enorm veel gebedeld, en ik kan aannemen dat een land dat niet als zijn beste visitekaartje beschouwt. Maar als je er twee haveloze, oude blinde vrouwen wanhopig en vruchteloos ziet staan smeken, dan besef je wel dat er hier nog wel wat werk aan de winkel is. En dat wij westerlingen verdomd rijke stinkerds zijn. Het is niet eerlijk verdeeld in de wereld, maar dat weten we al veel langer. . .

donderdag 3 november 2016

Amboseli en Tsavo Oost: de kleintjes

Vogels in overvloed in Kenia, en 'the big five minus one', maar er lopen nog tal van andere zoogdieren rond in de savanne. Eentje met een echt merkwaardige naam is de dikdik. Niet dat het dier zo corpulent is, integendeel, het zou de kleinste van alle antilopen zijn. De naam is een klanknabootsing: zo klinkt de roep die ze laten horen als ze in gevaar zijn. Gewoonlijk zie je ze met zijn tweeën, maar een paartje poetste de plaat tot ze onze minibus en de camera's zagen. Maar van een eenzaatje heb ik wel een kiekje gemaakt. Op de eerste foto zie je hem op zijn qui vive, op de tweede zie je hem gerustgesteld van de laaggroeiende struiken knabbelen. Een merkwaardigheid van de dikdiks: ze halen genoeg water uit hun voedsel dat ze niet hoeven te drinken. Ze worden zo'n 30-40 groot, niet meer dan een hond dus.


Dikdik: is het hier wel veilig?


Ja, hoor. Eten maar!

En bij de kleintjes horen natuurlijk ook de jongen: altijd leuk en een beetje vertederend als je die samen met moeder kunt zien. Die staat bij een rustend kind dan wel beschermend de omgeving af te speuren.


Impala met kleintje

Mooier is nog wanneer je het jong ziet zogen!



Zogend zebrajong

En een klein olifantenjong wil je altijd wel zien. Dat op de foto is niet meer zo baby, maar toch kijk je ervan op hoe klein het is in vergelijking met zijn moeder rechts van hem. Maar zelfs dan is het zeker drie keer zo groot als de volwassen dikdik. Zoogdieren, je hebt ze in alle maten hier! En fijn is het ook om te merken dat het leven onverstoord doorgegeven wordt, dat de natuur inderdaad natuur kan zijn. En laten we daar maar heel behoedzaam mee omspringen.


Klein, iets groter, volwassen

woensdag 2 november 2016

Amboseli en Tsavo Oost: meer vogels

Vogels die the big five overvleugelen: er zijn er nog meer, nog een paar grotere, maar ook veel kleinere. De meest opvallende, een die je zeker niet over het hoofd kan zien, is de struisvogel, een zo zware loopvogel dat hij er het vliegen bij ingeschoten heeft. Het mannetje is zwart-wit, het vrouwtje bruin zonder meer: ze ziet er veel saaier uit, zoals bij bijna alle vogelsoorten. Schuw zijn ze, ze hebben zeer vlug schrik en zetten het dan op een hollen. Maar niet met veel verstand: eentje, een mannetje, ging op de loop voor ons minibusje, maar in plaats van de weg te verlaten, bleef hij in volle snelheid en zigzaggend voor ons uitrennen, tot hij eindelijk het licht zag en de savanne in sprong. Hij deed me denken aan Disneys Fantasia, waar in de Urendans van Ponchielli deze dieren een bevalligheid toegedeeld krijgen die ze helemaal niet hebben, wat een bijzonder komisch effect heeft. Het filmpje is gemakkelijk te vinden op Youtube.
 

Struisvogelmannetje, maar niet slim


Twee wijfjes

Een vogeltje dat er ook wel mag zijn, is de Rüppells gier, genoemd naar een Duitse ontdekkingsreiziger en zoöloog. Het is de hoogst vliegende vogel ter wereld: tot 11 km hoogte, dat is bijna zo hoog als een Boeing 747! Respect, zou je dan zeggen. Meer dan 1 m groot kan hij zijn, tot 9 kg wegen, en een spanwijdte hebben van 2,5 m. Hij is zelfs een beetje kleurig: veel wit zit er in zijn vleugels.


Rüppells gier in het rond speurend

Heel sympathiek zijn de kroonkraanvogels: wij hebben de grijze kroonkraanvogel gezien. Ze worden zo genoemd wegens de kleur van hun hals; er is ook een zwarte soort, maar niet in Amboseli of Tsavo Oost. Hun kroontje is een waaiertje van gele pluimen op hun kop: het lijken wel zonnestraaltjes zoals je die in kindertekeningen wel eens te zien krijgt. Je ziet ze ook niet makkelijk alleen: meestal zijn het paartjes, maar met zijn drieën of meer willen ze ook wel rondlopen. En ze zijn ook niet bepaald klein: hun lengte bedraagt 1 tot 1,1 meter.


Drie kroonkraanvogels en twee Egyptische ganzen

Als je de vogels niet meteen ziet, dan wel hun nesten, in dit geval een boom vol gelijkaardige. Die zijn van de wevervogels, die met vele samen komen wonen in een boom, waarin ze hun nesten weven en daar komt dan natuurlijk ook hun naam van. Een sociale soort is het alleszins.


Een boom wevervogelnesten


Wevervogel aan het bouwen (van het net geplukt)

Plevieren heb je in heel wat ondersoorten: een mooie is de kroonplevier. Als je zijn kopje bekijkt, weet je meteen waarom hij zo heet.


De kroonplevier

De wevervogel valt al op door zijn kleur, maar meer vogels laten zich op die manier op hun uiterlijk voorstaan. Zo heb je bijvoorbeeld de 'vorkstaartscharrelaar'. Zijn staart is inderdaad gevorkt, maar vooral zijn verenkleed maakt hem bijzonder: groen, bruin, donkerblauw en lila, hij heeft het allemaal.


De kleurrijke vorkstaartscharrelaar

Er bestaan zelfs zogenaamde neushoornvogels, niet dat ze dik en plomp zijn, maar hun snavel doet enigszins aan de hoorn van de zeldzaam geworden kolos denken. Dankzij onze medereiziger Lucas, die ongeveer alles van vogels af weet, en iets meer zoeken op google kom ik bij zijn naam: 'Von der deckens tok'. Het eerste deel van zijn naam verwijst naar een Duitse ontdekkingsreiziger die de vogel ontdekte tijdens een expeditie op de Kilimanjaro in de negentiende eeuw. Er bestaat trouwens ook een 'Von der Deckens trap': de man is kennelijk behoorlijk belangrijk geweest bij het ordenen van de chaos in de Afrikaanse vogelwereld! De tok waar het hier over gaat heeft een witte borst, voor de rest is hij zwart, behalve zijn snavel: vlak bij zijn kop is die rood, maar het uiteinde is wat men noemt ivoorkleurig. Het is een mooi dier dat een halve meter groot kan worden.


Von der decken tok

Kleiner is dan weer de bijeneter: het is een vogel die in zuidelijk Europa voorkomt, maar overwintert in onder andere Oost-Afrika. Zoals zijn naam al aangeeft, leeft hij van bijen, maar net zo goed staan libellen, sprinkhanen en wespen op zijn menu. En waar de evolutie dan voor gezorgd heeft: hij is immuun voor bijen- en wespensteken. Hij is moeilijk te spotten, en zeker te fotograferen, want hij is zeer beweeglijk, maar het is me gelukt, tot vreugde van Lucas, onze vogelliefhebber par excellence!


De bijeneter

De vogels zijn hier bijna allemaal mooi en bijzonder, zo ook de 'witbuiktoerako'. Zijn naam doet wat klank betreft denken aan de legendarische poelifinario van Toon Hermans, maar dat heeft er verder geen enkel uitstaans mee. Hij wordt ook witbuikloeri genoemd. Zijn Engelse naam is even opmerkelijk: 'the white bellied go-away bird', alsof hem zijn plaats in dit ondermaanse niet gegund is! Op de foto zit hij tussen de takken, maar zijn witte buik is toch te zien, en zijn opvallende kuif.


De witbuiktoerako

Maar de mooiste van allemaal is de 'koningsglansspreeuw'. Hij is alleen te zien in Oost-Afrika, ten oosten van Mount Kenya. Hij heeft ook zowat alle kleuren van de regenboog: blauw, geel, rood, zwart en grijs, plus een behoorlijk lange staart. De vorkstaartscharrelaar is ook heel kleurrijk, maar deze spreeuw is nog mooier: voor mij was hij wat schoonheid betreft de onbetwiste topper!


De koningsglansspreeuw in vol ornaat

Je reist naar Kenia, want je wilt the big five zien, en dat is zonder twijfel indrukwekkend. Maar wat er rondvliegt, is zo mogelijk nog onwaarschijnlijker, en van een onvermoede schoonheid en variatie. Wat je er bijleert; aan vogelsoorten is haast onvoorstelbaar: ik heb er volop van genoten, zeker weten!

maandag 31 oktober 2016

Amboseli en Tsavo Oost: the big five (eigenlijk 4 + 1)

Laten we het ook maar eens over de big five hebben: neushoorns waren er niet te zien, maar ik heb toch een even gewichtige vervanger, het nijlpaard met name. Drie van de vijf zijn inderdaad wel zeer big: de olifant, het nijlpaard, mijn supersub dus, en de giraf, hoewel die vooral lang is, op een andere manier 'big' dus. De leeuw en de jachtluipaard of cheetah zijn dan weer toproofdieren, of predatoren om het met het chiquere woord te zeggen. Die laatste is overigens het snelste landroofdier ter wereld.

Slechts een keer hebben we de jachtluipaard gezien: hij lag in de schaduw van een boom te rusten, maar kwam een paar seconden later toch rechtop zitten, speurend naar verdere maagvulling misschien. Wie weet wat voor een vermoeiende nacht had hij al achter de rug, met goed gevolg of vruchteloos jagend en rennend achter mals rauw vlees. Maar dat heb je met dieren: ze komen het niet vertellen.


Jachtluipaard in attente rust


Nog oplettender nu

Van de leeuwen zie je meestal de wijfjes en dat zijn ook diegene die het meeste jachtwerk verrichten: Koning Nobel laat zich het liefste bedienen - een echte macho is dat - maar assisteren en aanschuiven aan tafel doet hij ook wel. Maar hij schijnt overdag vooral goed te zijn in rusten en luieren. Hij bewijst zo het bekende leeuwenspreekwoord: 'Erst das Fressen, und dann der Schlaf' En dan is fotootjes schieten niet zo moeilijk: onbewust poseert hij ongeveer zolang je wil!


Van de wereld weg


Close-up van een toegewijde slaapkop

Zebra's zijn het talrijkst in dat deel van de savanne dat we bezocht hebben. Maar daarna komen toch de olifanten: over hoe ze in familie gaan slapen heb ik het al gehad, maar telkens als je ze ziet blijven ze indrukwekkend. Ze bewegen zich traag en rustig voort, schijnen zich nergens aan te storen, en natuurlijke vijanden schijnen ze, behalve de mens, niet te hebben. Ze planten zich ook met succes voort, lijkt het: je ziet kleintjes, ook jongere die bij de mens pubers zouden zijn. Op het eerste gezicht schijnt hun bevolkingspiramide gezond te zijn. Je hoort wel vaak dat we op die dieren zuinig moeten zijn, en dat is ook zo, maar hier gaat het ze kennelijk voor de wind.


Ouder en jonger door de plassen


Olifantenpuber

Buffels horen ook bij de big five, maar echt tot de verbeelding spreken ze niet. Ze zijn log in hun bewegingen, en vallen wel eens ten prooi aan leeuwen en andere verbeten vleeseters: er is dan ook heel wat aan te verhapstukken. Volgens Rachid, onze gids, worden buffels tot 30 jaar oud, maar als ze boven de 25 zijn, zonderen de buffelstieren zich van de groep af, en leven dan met een of twee lotgenoten samen, zich bewust van het feit dat ze niet meer echt van nut zijn: de eenzaamheid van de oude dag schijnt hun ten deel te vallen. Waar komt dat nog voor? Op de foto zie je zo'n eenzaat: veel kracht en pit straalt hij niet meer uit, zijn vacht heeft alle glans verloren, ze is als het ware versleten, zoals hijzelf trouwens: post molestam senectutem nos habit humus, zongen we dan vroeger, en dat is voor alle leven zo, het is niet anders.


Kleine kudde buffels



Gepensioneerde buffel

Nog een trage beweger, maar een mooi dier, is de giraf: zo vaak hebben we die niet gezien, maar toch genoeg om hem indrukwekkend te vinden. Masaigiraffen waren het, zei Rachid: statige dieren, die zoals geweten van hoge acaciabomen eten, en die zijn in de twee parken wel voorhanden.





Hij moet zo hoog nog niet reiken



Masaigiraf in volle lengte en glorie

En om toch nog aan vijf grote te komen heb ik er bij ontstentenis van de neushoorn het nijlpaard maar bijgehaald: groot, zwaar en log is het in ieder geval. Ze komen wel aan land, maar liggen ter verkoeling graag in het water, bijna volledig ondergedompeld. Zo hebben we er eentje zien liggen in een eerder ondiepe plas, compleet bewegingloos, zo immobiel dat we dachten dat het dood was. Maar nee, af en toe bewogen zijn neusgaten: hij ademde. De dieren hebben hier natuurlijk ook last van de loden hitte, vooral als ze zo corpulent zijn, dat spreekt.


Twee volwassen nijlpaarden en een adolescent


Nijlpaard in zijn dagelijkse bad

En zo heb ik dankzij een binnengesmokkelde soort 'the big five' gezien. En nu heb ik voor de rest van mijn leven geen wensen meer, of toch een minder.