zondag 18 augustus 2013

Rockoxhuis: Rubens, en de Gevartiusstraat

In 'Het Gulden Cabinet' hangt natuurlijk geen schilderij van de Turnhoutse Gevartiusstraat, maar wel een portret van Jan Gaspard Gevartius (1599-1666), een werk van Rubens. Het is naar die Jan Gaspard dat de straat genoemd is, dacht ik altijd, maar dat is niet helemaal juist. In 'Turnhout in straatnamen' kun je lezen dat de naam verwijst naar een oud Turnhouts geslacht dat van de veertiende tot de zeventiende eeuw hier een belangrijke rol heeft gespeeld: het boek somt tien leden van de familie op. De eerste in het rijtje, Walter, was een van de Turnhoutse vertegenwoordigers om in Leuven de inhuldiging van de nieuwe hertog hertog bij te wonen, en dat was al in 1356. En je blijft ze tegenkomen in ambten die er wel toe deden. Overigens heten ze in het Nederlands gewoon 'Gevaerts', de Latijnse vorm dateert uit de tijd van humanisme en renaissance, maar wie de eerste was om er 'Gevartius' van te maken, is me niet duidelijk.


Pieter Paul Rubens, Portrert van Gaspard Gevartius

Strikt genomen is Gaspard niet eens een Turnhoutenaar: hij is in Antwerpen geboren uit Turnhoutse ouders. Hij stelde anders wel wat voor: de bezoekersgids van 'Het Gulden Cabinet' vertelt dat hij in Leuven rechten studeerde, en dat hij naam maakte als filoloog, historiograaf en zelfs Neolatijns dichter. Hij schreef een onuitgegeven commentaar over de Romeinse keizer en filosoof Marcus Aurelius: diens borstbeeld staat op het schilderij voor hem op zijn schrijftafel. Van 1621 tot 1662 was hij stadsgriffier of -secretaris van Antwerpen. Van Turnhout naar Antwerpen geroepen worden voor de hogere functie, het doet me nog aan Eric Anthonis denken: niets nieuws onder de zon.


Portret van Gevartius, kleine close-up

Het schilderij is niet zo maar een portretje: Rubens heeft er de nodige aandacht aan besteed, want Gevartius was een van zijn goede vrienden. Hij kijkt de toeschouwer met open, levendige blik aan, hij verkeert in de fleur van zijn leven, voert natuurlijk de ganzenveer - hij schrijft ten slotte heel veel - en de toekijkende Marcus Aurelius is nog een ander bewijs van zijn geleerdheid. Heel arm ziet hij er niet uit: rijkelijk gekleed in het zwart is hij, en de grote witte kraag benadrukt nogmaals rang en stand. Iemand van de Antwerpse 'upper ten' lijkt hij te zijn: trouwens, anders schildert Rubens je portret niet. Zeer geslaagd en levensecht doek is het: Rubens was dan ook geen knoeier.

Ten bewijze daarvan: zijn 'Maria in aanbidding voor het slapende Jezuskind'. In dit soort van schilderijen vind ik Rubens op zijn best: je voelt zonder meer de tederheid die uit dit werk straalt. En dat is ook geen wonder: zijn eerste vrouw, Isabella Brant, en hun tweede zoontje Nicolaas hebben er model voor gestaan. Als je die biddende handen wegdenkt, zie je gewoon een mensenmoeder vol liefde en geluk naar haar eigen kind kijken.
 

Rubens, Maria in aanbidding voor het slapende Jezuskind

Het deed mij onmiddellijk denken aan die tekening van dat kinderhoofdje, dat ook al zo subtiel en teder is, en als je wat googelt, vind je dat ook:het wordt bewaard in de Albertina in Wenen. En wat blijkt: dat is een weer een portret van de kleine Nicolaas. Zo schattig, je zou er zo in bijten. En Rubens blijkt niet altijd de dienaar van hoge heren geweest te zijn: in deze werken lijkt hij me echt zijn gewone zelf.


Rubens, Portret van zijn zoon Nicolaas

Wat mij betreft: deze werken zijn veel menselijker en warmer dat Rubens kruisoprichtingen en -afnamen. Ik heb het niet zo voor die triomfantelijke contrareformatiekunst en de 'ecclesia triumphans' die de mensen in de zeventiende eeuw in de maag gesplitst kregen. Maar dat is persoonlijk natuurlijk.


Bronnen:
Harry de Kok en Guido Landuyt, Turnhout in straatnamen, 2009
Hildegard van de Velde en Nico van Hout, Het Gulden Cabinet, Bezoekersgids, 2013

zondag 11 augustus 2013

Lissewege: 19de beeldenroute

Wat het kleine dorp Lissewege in de zomer zeer aantrekkelijk maakt, is de zogenaamde 'Beeldenroute', die dit jaar haar negentiende editie beleeft. Her en der in het dorp, voor en in de kerk en op het grote grasplein bij de schuur van abdij Ter Doest staan beelden van zo'n honderd deelnemers aan de tentoonstelling. Het is uiteraard onmogelijk van allemaal een even sterke indruk over te houden - sommige spreken meer aan dan andere - maar er is in ieder geval veel interessants en waardevols te ontdekken.

In de kerk staan een aantal voorbeelden van glaskunst, onder andere van de Kempische Peggy Hermans - zij woont in Dessel. Twee labyrinten, een vierkant en een rond, trekken mijn aandacht. Zij slaagt erin in het centrum van die werken verschillende kleuren samen te brengen, wat een zeer levendig en mooi effect geeft. De schoonheid zit in de kern van het labyrint, om er te geraken moet je de doolhof wel door, en als je het zo bekijkt, is het werk een echte metafoor.




Peggy Hermans, Labyrint

Van Lut Lambrecht is er een glas-in-loodraam dat 'Maskers en circus' heet en waarin ze essentiële elementen uit de vormentaal van Henri Matisse gebruikt: de bladeren, de dansers, onderaan een typische Matisseverluchting. Nu vind ik het altijd leuk de taal van Matisse tegen te komen - voor mij is hij een van de grootste kunstenaars van de 20ste eeuw - en Lut Lambrecht is hier misschien niet razend origineel, maar de toeschouwers in het circus,  de maskers, zijn dat wel. Ik moet zeggen dat Matisse ook zijn 'Le cirque' heeft gemaakt, maar hij heeft het dan over de acrobaten, niet over het publiek, zoals Lut Lambrecht. Zo wordt dat toch een persoonlijke interpretatie.


Lut Lambrecht, Maskers en circus

Vlak bij de schuur van Ter Doest staat het grootste beeldhouwwerk: 12 naakte vrouwen die naast elkaar op schragen zitten. Het is een werk van Laurent Geers en het heet 'Poging om de vergankelijkheid van de schoonheid vast te houden en te doen duren'. Goed bekken is nog iets anders, en catchy kun je het ook niet noemen. Wat echter niet kan beweerd worden van de 12 beelden: de vrouwen lijken in vier groepjes van drie bij elkaar te zitten - hoewel, helemaal zo is dat niet - er zijn oudere en jongere vrouwen, vollere en slankee, vrolijke en verdrietige, vrouwen die communiceren, elkaar troosten en vreugde delen. Het beeld biedt een caleidoscoop van menselijke emoties en interactie. En elke vrouw is een individu, ze zitten allemaal anders. Je zou er bij wijze van spreken een boek over kunnen schrijven. Geslaagd en indrukwekkend noem ik dat dan.



Laurent Geers, Poging om de vergankelijkheid...

Intrigerend is ook 'Zij & Wij' van Maaike Cartreul: vijftien bustes met verschillende gezichtsuitdrukkingen, waarmee wij geconfronteerd worden: 'Zij' zijn een spiegel van 'Wij': verwantschap of gelijkenis kun je zelf zoeken. Mooi toch.


Maaike Cartreul, Zij & Wij

Het was het derde jaar na elkaar dat ik de 'Beelden in het witte dorp' bezocht heb, en ik moet zeggen: het is elke keer de moeite geweest. Het aanbod is groot, maar de kwaliteit evenzeer. Als je 't mij vraagt toch.

vrijdag 9 augustus 2013

Damme, Onze-Lieve-Vrouwekerk: bijbelse gewelfsleutels

De kerk van Damme heb ik al meermaals bezocht: er is dan ook heel wat te zien. En je blijft steeds nieuwe 'oude kunst' ontdekken, in dit geval zes houten gewelfsleutels uit het einde van de dertiende eeuw. Gewelfsleutels zijn meestal stenen die het gewelf afsluiten waar de ribben bij elkaar komen: dat punt werd dan mooi afgewerkt met zulke versierde sleutels. Die bas-reliëfs beelden dan bijbelse taferelen uit, dat kan moeilijk anders. De gewelfsleutels in Damme zijn van hout: bij een herstelling van het tongewelf in 1894 werden zij daaraf gehaald, en nu hangen ze op het einde van de rechterzijbeuk, mooi in het zicht. Dat ze de beeldenstorm overleefd hebben, danken ze aan hun indertijd zeer hoge positie: de beeldenstormers konden er gewoon niet bij. Hoe de gelovigen ooit hebben kunnen zien welke waarheden des geloofs duidelijk gemaakt werden, is me eerder een raadsel, maar het zal de geste zijn die telde.

Het zijn wel expressieve beeldhouwwerkjes: eentje laat de ontmoeting van Maria en Elisabeth zien, en dat is best levendig: de plooienval van hun gewaden lijkt me zeer natuurlijk.


Het bezoek van Maria aan Elisabeth

De Verrijzenis van Christus is een tweede meesterwerkje: triomfantelijk staat Christus uit de doden op, een kruisstaf met wimpel in zijn linkerhand, de mensheid zegenend met zijn rechter. En de kunstenaar heeft er drie getuigen bijgehaald: heel oplettend schijnen zij niet te zijn - ze schijnen me te slapen - maar ze zullen de waarheid wel verder kunnen vertellen. Zoals 'Karel ende Elegast' begint: 'Vraye historie ende al waer / Maghic u tellen. Hoerter naer!'  Dat is ook wat de beeldhouwer suggereert, als je het mij vraagt.


De Verrijzenis van Christus

De macht van Christus wordt dan nog eens bewezen met 'De Bekering van Paulus'. Het verhaal is bekend: op weg naar Damascus wordt de zeer toegewijde christenvervolger Saulus door een verblindende lichtflits van zijn paard gebliksemd. Die lichtflits is echter een verschijning van Christus zelf, die de nu blinde en te gronde geworpen Saulus vraagt waarom hij hem vervolgt. Die beseft dan wie tot hem spreekt, hij krijgt het licht in zijn ogen terug en wordt een van de belangrijkste grondleggers van het christelijke geloof, vanaf dan onder de naam 'Paulus'. Overtuigend verhaal moet dat geweest zijn.

Het bas-reliëf toont bovenaan de lichtflits, stralen die uit de hemel omlaag schieten, Paulus valt met gespreide armen en benen van zijn paard dat ook al op de grond ligt en de nek buigt: het drama zeer plastisch uitgebeeld: de kunstenaar kende zijn metier.


De bekering van Paulus

Overigens was deze dramatische gebeurtenis een geliefkoosd thema voor kunstenaars: Michelangelo en Rubens hebben ook een bekering op hun actief. Die van Michelangelo is een fresco dat in het Vaticaan te zien is: alle registers worden opengetrokken: drama met veel mensen en engelen, en een bliksemende Christus.


Michelangelo, De bekering van Paulus

Bij Rubens wordt het iets donkerder, maar de hevige effecten ontbreken evenmin. De Damse beeldhouwer hield het noodgedwongen veel eenvoudiger, opener en ook minder opdringerig. Heel zeker ook een grote kwaliteit.


Rubens, De bekering van Paulus

donderdag 8 augustus 2013

Zuienkerke: Vierkerkenroute

Zuienkerke is een gemeente vlak bij Blankenberge: ze bestaat uit vier dorpen, Zuienkerke zelf, het grootste van de vier, Meetkerke, Houtave en Nieuwmunster. Volop in agrarisch gebied zit je hier, en veel inwoners hebben de plaatsen niet: alles bij elkaar nog geen 3.000. Maar je bent wel onbetwistbaar in 'le plat pays qui est le mien': vergezichten en weidse landschappen alom, de indrukwekkende schoonheid van West-Vlaanderen op zijn indrukwekkendst. Hier en daar wel een bescheiden bomenrij, maar bossen vind je hier niet. Prachtig land vind ik het.


Le plat pays qui est le mien

Wat ze er ook hebben, is een 'Vierkerkenroute', die langs de vier dorpskerken loopt: zo'n 28 kilometer, ideaal voor een fiets- of scootmobieltocht, die dag in een bijna verzengende hitte. Die kerken zijn zeer opmerkelijk: de oudste uit de 12de eeuw, de jongste uit de vroege veertiende eeuw. Behalve die van Zuienkerke zijn ze vrij toegankelijk: je maakt het hier mee dat je nog eens een kerk kunt gaan bekijken, kunstschatten worden hier klaarblijkelijk niet gestolen.

De Sint-Michielskerk van Zuienkerke heeft een achthoekige Romaanse toren die dateert uit het einde van de 12de eeuw, dat is dus van rond het jaar 1180 of iets later. Imposante steunberen heeft hij ook: er werd gebouwd voor de eeuwigheid en drie dagen langer: 'eine feste Burg ist unser Gott' moeten die middeleeuwse West-Vlamingen lang voor Bach gedacht hebben, en 'eine feste Burg' voor hem bouwen was blijkbaar geen onoverkomelijke moeite.


Sint-Michielskerk, Zuienkerke

Het merkwaardige is nu dat de drie andere kerken ook allemaal een achthoekige toren hebben: het lijkt wel of overal dezelfde bouwmeester aan het werk is geweest. Eenheid van stijl kun je deze gebouwen niet ontzeggen: kustgotiek heet dat dan.

In Nieuwmunster is de dertiende-eeuwse kerk toegewijd aan Sint-Bartholomeus.
Daar vind je een retabel gewijd aan Maria, door de Bruggeling Jan Bartholomeus in 1641 geschilderd. Het is in feite een beeld van de Maagd, met rond haar schilderijtjes met scènes uit het leven van Christus: product van de contrareformatie, maar het heeft wel iets, hier in dat kleine dorpje.


Jan Bartholomeus, Mariaretabel, 1641

Mooi gelegen is de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Meetkerke, ook dertiende-eeuws: ze domineert heel het dorpje, is tegelijk robuust, simpel en daardoor authentiek. Binnen staat een miraculeus Lieve-Vrouwebeeldje uit de vijftiende eeuw: nog ieder jaar trekt op de laatste zondag van mei een vissersbedevaart uit Blankenberge naar hier om de zegen van Maria over de vissers af te smeken.


Onze-Lieve-Vrouwekerk, Meetkerke



Meetkerke, miraculeus Mariabeeld

In Houtave hebben ze een Sint-Bavo- en -Machutuskerk. Sint Machutus, wie dat dan weer kan zijn?  Hij blijkt een Bretonse bisschop en heilige te zijn, de apostel van Bretagne wordt hij ook genoemd; bovendien zou hij de stichter zijn van de stad Saint-Malo, ten minste, hij stichtte een klooster op de plaats van de huidige stad. Hij is de aangewezen heilige tegen lamheid, jicht, zenuwziekten en vooral kinderziekten: hij maakt vele soorten artsen overbodig, als het ware. Een van mijn vrienden heet met een van zijn voornamen Machutus, en die heeft tot nader bericht geen last van een van deze aandoeningen. De kerk zelf stamt uit de 13de eeuw, maar werd vier eeuwen later herbouwd. Een stemmig interieur met veel houtsculpturen heeft ze wel.


Sint-Bavo en -Machutuskerk, Houtave.

Wat mij bij dat alles treft, is dat in deze onooglijke dorpjes vroeg gotische kerken staan die toch wel iets voorstellen. Het katholieke geloof moet er diep ingezeten hebben, er werd allicht gesmeekt en gebeden voor bescherming tegen een onberekenbare Noordzee dat het een lieve lust was, en de kerk zelf moet over behoorlijk wat middelen beschikt hebben om die godshuizen zo dicht bij elkaar te bouwen. En macht en invloed had ze toentertijd te over, dat zal duidelijk zijn. Zeer de moeite waard om het allemaal eens grondig te bekijken, vind ik, daar aan de rand van het land.

woensdag 7 augustus 2013

Blankenberge: de pier driemaal

Als er een gebouw uniek is in Blankenberge, dan wel de Pier: het is overigens de enige pier aan de Belgische kust. In Scheveningen staat er ook een, maar het construeren van dergelijke wandelhoofden komt uit Engeland, waar een van de eerste, die van het eiland Wight, al in 1814 werd gebouwd. Op het vasteland moeten we wachten tot op het einde van de negentiende eeuw: de eerste Blankenberge Pier dateert van 1894, uit de tijd toen het toerisme in de kustplaats tot bloei kwam, in volle Belle Epoque. Het was een gietijzeren constructie met veel krullen en versieringen: de Jugendstil liet zijn invloed gelden. Van die eerste pier kun je in het Belle Epoque Centrum een prachtig beeld, een affiche eigenlijk zien. Die hing trouwens ook op mijn kamer in de Floréal. En zoals het voor de beter standen in het België van die dagen betaamde, had hij een fatsoenlijke Franse naam: 'Blankenberghe (Belgique)' ging prat op zijn 'Jetée-promenade'. Het bouwwerk werd helaas in 1914 door de Duitsers in brand gestoken, want die lui wilden de vijand natuurlijk geen aanlegsteiger cadeau doen.


La Jetée-promenade uit 1894

De ruïne was na de oorlog niet echt een aantrekkingspool, en de stad besluit in 1930 een nieuwe pier te bouwen, in beton deze keer, een nieuw materiaal. In 1933 werd hij geopend, dit jaar exact 80 jaar geleden: hij is nu het 'landmark' van de stad.Hij moet onmiddellijk in de smaak gevallen zijn: op de Rogierlaan zie ik een Jugendstilterras versierd met de bekende geglazuurde tegels, maar hier geen sierlijke vogels en bloemen, of een charmant natuurtafereel: de pier is het onderwerp, de nieuwe trots van de stad!


Strandcabines en de pier van Blankenberge in de jaren dertig

De nieuwe, pas tien jaar oude pier heeft de Tweede Wereldoorlog netjes overleefd: dat is te danken aan een Duitse sergeant, ene Karl Heinz Keselberg, die het bevel om hem te vernietigen staalhard negeerde. Zo kun je natuurlijk geen oorlog winnen, maar het monument bleef overeind. In de loop der jaren zijn er nog wel restauratiewerken uitgevoerd - betonrot werd vastgesteld - maar de pier staat er nog altijd in zijn volle glorie! En ondertussen en zeer terecht is het gebouw door Monumenten en Landschappen beschermd; hij heet overigens nu officieel de 'Belgium Pier', want Blankenberge gaat kennelijk internationaal. En dan is Nederlands wat te min, toch?


De Pier anno nu