vrijdag 29 april 2016

Curzio Malaparte: Kaputt, bourgogne en meer

Ik heb pas de roman 'Kaputt' van Curzio Malaparte gelezen, een meesterwerk over de Tweede Wereldoorlog. Kom ik in het derde deel van het werk, 'De honden', een enthousiaste lofprijzing op rode bourgogne tegen. Natuurlijk treft me dat, wat normaal is als je zelf de naam van de wijn draagt. Daarom hier in extenso het citaat:


Wijngaard in Bourgondië

'Geen enkele wijn is zo aards als rode bourgogne: in het zachte schijnsel van de kaarsen en in de witte weerkaatsing van de sneeuw had hij de kleur van de aarde, die purperen en gouden kleur van de heuvels van de Côte de'Or bij zonsondergang. Zijn adem was diep en geurde naar gras en bladeren als een zomeravond in Bourgondië. En geen enkele wijn gaat zo goed samen met het vallen van de avond, en is zo bevriend met de nacht als de Nuits Saint-Georges: zelfs zijn naam is nachtelijk, diepzinnig en bliksemend als een Bourgondische zomeravond. Hij glanst bloedrood op de drempel van de nacht als het vuur van de zonsondergang op de kristallen rand van de horizon. Hij ontsteekt rode en blauwe schijnsels in de purperkleurige aarde, het gras en de bladeren van de bomen, die nog warm zijn van de smaken en de geuren van de wegstervende dag. Bij het vallen van de nacht kruipen de wilde dieren diep weg in hun holen in de grond: het everzwijn nestelt zich met een onstuimig vertrappen van bladeren; de fazant met zijne korte, geruisloze vleugelslag zweeft in de schaduw die al over de bossen en weilanden hangt; de lenige haas glijdt over de eerste manestraal als over een strakgespannen zilveren koord. Dit is het tijdstip voor de bourgogne. Op dat moment riep in die winternacht, in dat vertrek dat door de naargeestige weerkaatsing van de sneeuw beschenen werd, de diepe geur van de Nuits Saint-Georges bij ons de herinnering op aan zomeravonden in Bourgondië, lome nachten op de grond die nog warm was van de zon.'


Gebottelde zon

Het was mij in de eerste plaats om de lof op de wijn te doen, maar het is ondertussen veel meer geworden. Aan de stijl, de beelden, de kleuren, de associaties van Malaparte voel je duidelijk dat hij echt plezier beleeft aan het schrijven, dat hij je echt kan meenemen in de wereld die hij oproept. En dat is niet typisch voor dit kleine fragment uit 553 bladzijden, zo schrijft hij gewoon. Op het einde beschrijft hij in een afschrikwekkend apocalyptische stijl en breed episch de bombardementen van de geallieerden op Napels, 1943 zijn we dan, en het effect is hetzelfde: alsof je er zelf middenin zit.


Deportatie uit het getto van Waschau


In het boek is Malaparte oorlogscorrespondent aan het oostelijk front: Finland, Lapland, Oekraïne, Polen en Warschau en het getto, Roemenië en Moldavië. Hij is zowat een 'embedded journalist' bij de Duitse Wehrmacht, maar tezelfdertijd ook Italiaans diplomaat. In die laatste hoedanigheid ontmoet hij, en tafelt hij met ambassadeurs, gouverneurs-generaal van de bezette gebieden en hun eega's, en hoewel die ook zeer katholiek of protestants zijn, zet hij ze tegelijk neer als immoreel, keiharde, cynische en decadente lui, die zich  ondanks alle oorlogsleed verlustigen in hun luxueuze en superieure positie. Het bourgognefragment komt aan het einde van een lang diner in Helsinki, weg van het strijdgewoel: oorlog wordt schijnbaar op een andere planeet gevoerd. Opmerkelijk de dissociatie tussen de oorlog en het wegkijken ervan door de mensen die zelfde 'Befehlshaber' zijn. Daarom ook heet het boek 'Kaputt': Europa, de Europese beschaving ligt aan scherven, is ten onder gegaan, is 'kaputt'. Dat woord verklaart hij zelf nadrukkelijk nog voor de inhoudstafel van het boek: 'Kaputt', van het Hebreeuwse Kopparoth, (slacht)offer, of het Franse Capot, vernietigd, gebroken. - Meyer, Conversationslexikon, 1860

Malaparte zat eigenlijk in een precaire situatie: zijn vader was een Duitser, zijn echte naam was Kurt Erich Suckert, zijn moeder een rijke Italiaanse met de naam Pirelli. Zijn pseudoniem betekent 'het slechte deel', en hij heeft dat gekozen als contrast met 'Bonaparte'. De mensen die naar beneden getrapt kunnen worden, hebben inderdaad het slechte deel.

Mijn  volgende Malaparte wordt 'La pelle', in het Nederlands 'De huid'. Benieuwd wat dat gaat worden. Maar ik heb er goede hoop op.


Curzio Malaparte

vrijdag 8 april 2016

Vroege reiger

Datum: 7 april. Ik sta om 8 uur op, schuif het gordijn open, want ik wil licht zien en binnenlaten, en vaststellen of de buitenwereld nog zijn gewone zelf is. Wat dat laatste betreft: niet helemaal. Ik zie een eerder grote vogel landen op een van de daken van de Prof. De Vochtstraat, waar ik vanuit mijn slaapkamer tegenaan kijk. Wakker als ik al ben, sluit ik meteen albatrossen en zeearenden uit, en met mijn bril op herken ik een blauwe reiger. Hier, 's morgens vroeg, in volle bebouwde kom! Dat vraagt om mijn fototoestel en foto's: zo'n zeldzaam natuurverschijnsel, gratis en voor niks bij het beginnen van de dag!


Eerste foto van de blauwe reiger


Iets dichterbij gahaald

En ja, hij blijft lang genoeg staan, aandachtig zelfs: hij speurt naar eten in de tuintjes die onder hem liggen, hij wil een vijvertje met ontbijt, zoveel is duidelijk. Maar zijn  geduld is niet eindeloos: als ik hem een vierde keer in mijn kastje ik stoppen, is hij het afgestapt, afgevlogen wil dat zeggen. Hij kwam uit het westen, en als hij in de richting verder zoekt, komt hij na een paar kilometer aan bij 'De Liereman': in het meertje daar vindt en vist hij allicht zijn kostje bij elkaar.


Speurend naar vijvertje met ontbijt

Hoe het kwam dat hij hier zijn kans waagde? Mogelijk was hij door de honger zo moe dat hij gedacht heeft 'ik zal het hier eens proberen'? In een natuurgids lees ik: 'Komt soms voor in tuinen, meestal 's morgens vroeg, op zoek naar vis'. Maar dat moeten dan toch iets uitgestrektere tuinen zijn, denk ik dan. Een oud-collega die in Lille woont, beschrijft reigers als lefgozers die tot aan zijn achterdeur komen. Maar die woont allicht ook niet in een rijtjeshuis.

Hoe dan ook: een reiger 's morgens vroeg in de stad, dat is een belevenis. 'k Heb het verhaaltje gisteren meermaals verteld. Je ziet er wel eens een in het Peerdsven of het Ezelsven, één keer zelfs een kleine zilverreiger aan de Kleine Klotteraard, maar dat laatste gebeurt al even zelden als deze blauwe op een dak in de stad. Bijzonder vind ik het, toch?