maandag 28 juni 2010

De natuur aan zichzelf teruggeven (II)

Laat ik nog even en voor de ikste keer op mijn  stokpaardje gaan zitten: het Turnhoutse Vennengebied. Vaak was ik er dit jaar nog niet geweest, want geen weer: droog wel, maar niet echt aangename temperaturen. Maar de zomer is er nu overvloedig, en dan snor ik naar mijn en iedereens buitengoed, dat Vennengebied dus.

Ze zijn daar met natuurinrichting bezig, en dat werpt zijn vruchten af. Op een bepaald punt gaat de Langvenstraat (Turnhout) over in de Geheulse Dijk (Merksplas): als je een tweehonderd meter voor dat punt rechts inslaat, kom je in een grote, lommerrijke en naamloze dreef, die ten slotte aan de Klein Engelandhoeve uitkomt (die weg heb ik nog niet volledig afgelegd, ik moet eens proberen of dat rolstoelgewijs doenbaar is). Na een honderd meter in die dreef zag ik gisteren links een klein ven waar ik het bestaan niet van kende. Ven ontdekt! is natuurlijk een overdreven uitroep, maar ik ben toch op iets nieuws gestoten. En dat is te danken aan die natuurinrichting, 'natuurrestauratie' noem ik het voor mezelf. Struiken, kreupelhout en uitheemse bomen (zoals de Amerikaanse vogelkers) zijn er met bekwame ijver gerooid, zo krijgt het ven weer wind, licht en lucht, zo kan je het zien liggen en wandelend en struikelend door het sprokkelhout van dichterbij bekijken. Groot is het niet, maar mooi zeker.


Naamloos ven


Hetzelfde

Nog driehonderd meter verder, maar dan aan de rechterkant, kom je aan het Koeven: dat wist ik van verleden jaar al. Er was ook een kijkplatform dat ik met enige moeite gevonden heb: een aarden verhoog van een halve meter hoog. Kijkplatform? Nou... Maar ook daar is aan gewerkt; het is een halve meter hoger geworden en er staat een houten palissade die verhindert dat je je in de diepte zou storten. Als je niet te nauw kijkt, lijkt het wel een flauwe remake van Stonehenge.


Stonehenge in het Vennengebied, jaartal 2010 n.C.

En je hebt natuurlijk een beter uitzicht op het Koeven. De moeite waard, vind ik dan altijd maar.


Het Koeven: beter zichtbaar dan verleden jaar

Via een kleine omweg ben ik toch nog in de Klein Engelandhoeve beland. Ze schenken daar 'Gageleer', een bier dat best te drinken is. Er lagen echter ook folders van Natuurpunt: 'Kom uit je schelp! wordt je aangemaand, 'Word lid van Natuurpunt!' Dat heb ik dan ook prompt gedaan, wat € 20 gekost heeft: niet alle plezier hoeft gratis te zijn, overweeg je dan.

maandag 14 juni 2010

Den Hoftuin

Vic speelt mij een tijdschrift door over allerlei aspecten (culturele, historische en andere) van het leven in Hoogstraten, en dat tijdschrift heet 'Den Hoftuin'. Dries Horsten, de uitgever en bezieler ervan (overigens een neef van Vic) schrijft in het nummer van juni 2010 dat de meeste van zijn lezers deze naam best goed vinden, maar iemand uit Klein-Brabant weet mee te delen dat het woord 'hoftuin' niet exclusief Hoogstraats is: in haar streek wordt het ook gebruikt, in dezelfde betekenis.

Toch is het een eigenaardig woord, de hoftuin. Ik heb het voor het eerst gehoord toen ik 12 was, in Meerle, dicht bij en nu deelgemeente van Hoogstraten, en ik begreep dat er doodgewoon een haag mee bedoeld werd. Vreemd vond ik dat: ten eerste omdat het een woord was dat in mijn moedertaal - Turnhouts - niet gebruikt werd en wordt, en ten tweede: waarom zou je twee synoniemen aan elkaar plakken, en er dan iets mee aanduiden dat met de betekenis van die woorden op het eerste gezicht weinig te maken had. Zo vond ik dat toen.


Prachtige hoftuin: de weelderige beukenhaag van de buren

Ondertussen weet ik dat hoftuin een zeer interessant woord is, vooral door dat deel 'tuin'. Want dat woord bestaat ook in het Duits in de vorm 'Zaun', en in het Engels klinkt het dan weer als 'town'. In het Duits heeft het zijn oorspronkelijke betekenis bewaard: een 'Zaun' is een omheining, wat hoftuin in het Hoogstraats ook betekent. In het Hoofstraats taalgebruik is dus een zeer oud Germaans cultuurwoord nog zeer aanwezig. Volgens mijn etymologisch woordenboek (De Vries en De Tollenaere) was in het Middelnederlands 'tuun' een omheining, een omheinde ruimte, en nu omschrijven zij 'tuin', als een 'bebouwd stuk grond binnen  een omheining bij de woning'. In het Engels is de betekenis van 'town' dan weer op een iets andere manier verschoven: het is 'de stad binnen de omwalling' of omheining kan je zeggen.


Wat in  het Duits heet: ein Zaun im Wind



Town: omwalde stad, hier Oudenaarde

'Den Hoftuin' heeft dus in zijn naam een zeer oud, want Germaans cultuurwoord in zijn oorspronkelijke betekenis bewaard. In die zin kan het tijdschrift, dat zich zoals gezegd ook met geschiedenis bezighoudt, geen betere naam gekozen hebben. Temeer omdat het woord in de Kempen toch mag gelden als typisch Hoogstraats.

maandag 7 juni 2010

De natuur aan zichzelf teruggeven

Tijdens mijn tochtjes verleden jaar had ik al kunnen zien hoe in het Vennengebied behoorlijk wat moeite werd gedaan om de vennen weer tot hun volle recht te doen komen: de Grote Klotteraard was zowat verzand, het Peerdsven te veel omgeven door begroeiing die het spel van de wind hinderde en het ven dan ook zijn vrijheid voor een belangrijk deel benam. Een heleboel struiken en bomen rond het ven waren toen al gerooid. Natuurpunt, met steun van Europa, zorgt voor deze restauratie, of natuurinrichting zoals het genoemd wordt. Ik was dit jaar al vaker gaan kijken naar het resultaat, maar nu, met de lente volop in actie en de zon die leven geeft, zijn de gevolgen pas echt goed zichtbaar.

De droge Grote Klotteraard staat voor het grootste deel weer vol water, en op de Kleine Klotteraard zie je nu lelies waar ze er vorig jaar nog niet waren, en die van vorig jaar zijn gegroeid als kool, om bij wijze van schrijven in het plantenrijk te blijven. Het gezicht op de twee vennen is schitterend.


Uitzicht op de Grote en Kleine Klotteraard vanaf de 'kijktoren'. De Kleine Klotteraaard in de voorgrond,  de Grote achter de smalle landbrug.


De waterlelie

Ik heb de witte waterlelie lief,
daar die zo blank is en zo stil haar kroon
uitplooit in 't licht.

Rijzend uit donker-koelen vijvergrond,
heeft zij het licht gevonden en ontsloot
toen blij het gouden hart.

Nu rust zij peinzend op het watervlak
en wenst niet meer ...

Frederik van Eeden, uit 'Van de passieloze lelie, 1901

Beter kan ik het natuurlijk niet zeggen: ik ben geen dichter. Maar de witte waterlelie en dit gedicht: ik vind ze allebei prachtig: wat een diepte Van Eeden geeft aan de schoonheid die op het oppervlak drijft, hoe rust en stilte hun diepte vinden in het licht.


Gegroeide samenscholing van roze waterlelies


De uitkijktoren, 12,5 m hoog, van waar je al dit prachtigs ongestoord kunt bewonderen

zondag 6 juni 2010

Polyglot Merksplas en een reiger op jacht

De zon heeft weer eventjes nadrukkelijk aan de hemel gestaan, en dan geef ik me weer over aan rolstoeltoerisme in de buurt. Gisteren dacht ik nog eens naar Merksplas te rijden, dan over het Berkelaar naar Koekhoven, via de Geheulse Dijk naar het Bels Lijntje en zo weer naar huis. Een mooie tocht, vind ik het telkens: op het platteland en in de natuur, tussen de velden is altijd wat te zien.

Ik draai het Berkelaar op, en daar zie ik iets zeer opmerkelijks: bordjes in vreemde talen die hoogstwaarschijnlijk iets verbieden, want het enige Nederlands dat te lezen is, luidt 'Verboden te storten, Politie-Police'. Het eerste bordje lijkt me Pools; niet dat ik een kenner zou zijn, maar het lijkt me toch zo. Op Google vind je dan de oplossing 'zabrania' blijkt een Pools woord te zijn, wat het ook moge betekenen, en 'urlop' meen ik vaagweg thuis te kunnen wijzen: mogelijk is dat een leenwoord uit het Duits, van 'Urlaub'. Klinkt min of meer aannemelijk: het zou in deze tekst betekenen dat men geen verlof of toelating heeft om iets, wat het ook mag zijn, te doen. Dat het tweede bord Roemeens is, wordt meteen veel duidelijker: het Latijn schemert er zo door. 'Aruncati' lijkt mij een voltooid deelwoord, 'masini' zullen wel machines zijn, auto's meer bepaald, zoals 'macchine' in het Italiaans dat ook zijn. 'Este interzis' - in het Frans 'il est interdit' - kan op dit verbodsbord niets anders zijn dan 'het is verboden'.


Gebruiksaanwijzing van het Belgische milieu in het Pools


Vijftig meter verder: in het Roemeens

Pools en Roemeens op het Berkelaar in Merksplas, wat staat dat daar te doen. Het Berkalaar is niet meer dan een landweg, sinds twee jaar geasfalteerd, mooie landschappen kun je er zien, maar het centrum van de Europese beschaving is het niet echt. Maar naar het einde van die weg toe is men twee jaar geleden grote serre voor de (tros)tomatenkweek beginnen bouwen en die zijn nu in bedrijf. Vandaar waarschijnlijk ook eerst die asfaltlaag. En in het bedrijf zelf zullen Poolse en Roemeense arbeiders aan het werk zijn: wat mag en wat niet mag wordt hun in hun eigen taal duidelijk gemaakt. Merksplas als faciliteitengemeente! Bart de Wever kan gerust zijn: niet voor Franstaligen, laten we wel wezen. Alle gekheid op een stokje: op deze eigenaardige manier is Europa, de EU, ook in Merksplas aanwezig. Gezamenlijk heffen we nu de 'Ode an die Freude' aan!

De zogenaamde 'kijktoren' op het Bels Lijntje is een van mijn geliefkoosde pleisterplaatsen: 12,5 meter is hij hoog, naar het oosten heb je een mooi panoramisch zicht op het vennengebied. Vlak eronder liggen de Kleine en de Grote Klotteraard. Zo heten die vennen officieel: in Turnhout spreekt iedereen over de 'Klottereer'. Niet alledaags was het daar een reiger op kikkers te zien jagen, dat wil zeggen: grondig zoeken. En die kikkers wisten ook dat hij bezig was systematisch de oostelijke oever van de Kleine Klotteraar te onderzoeken: gekwaak dat anders luid hoorbaar is, was om veiligheidsredenen stopgezet. In stilte elegant foerageren noemen ze dat waarschijnlijk in  reigerskringen. Kikkers noemen dat dan weer 'zwijgen om het vege lijf te redden'.


Bedachtzame reiger

De natuur had nog iets in petto: een wilde akelei langs het Bels Lijntje. Eerder zeldzaam zijn die, des te leuker als je er een vindt.


Wilde akelei

De moeite waard was mijn trip, zeker weten.