zondag 17 augustus 2014

Poperinge: Talbot House - de executiepaal

In 1965 - toen ik nog postzegels verzamelde - is er een zegel uitgegeven ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van het Talbot House in Poperinge. De post stuurde toentertijd ook foldertjes mee, waar je die zegels in kon bewaren, en waarin ook uitgelegd werd waarom ze verschenen: informatie over het Talbot House kon je daar dan natuurlijk ook in lezen. Die zegel heb ik altijd onthouden, en als je dan bijna vijftig jaar later in  Poperinge bent, bezoek je natuurlijk dat huis, zeker in 2014.


De zegel voor het Talbot House

Poperinge ligt op iets meer dan twintig kilometer ten zuiden van Ieper, maar in de Groote Oorlog in ieder geval achter het front, en in 1915 openden twee Britse legeraalmoezeniers, Philippe Clayton en Neville Talbot, er een ontspanningsplaats voor hun soldaten: op het uithangbord staat te lezen dat het een 'Every-Man's Club' is: officieren, onderofficieren en gewone soldaten waren er welkom, wat opmerkelijk is omdat het klassengevoel in de Engelse maatschappij toen nog zeer levendig was. Je kunt er je een idee vormen van de rust die de moe gestreden soldaten er genoten: achter het huis ligt een mooie tuin, die - zoals uit foto's blijkt - er nu veel beter uitziet dan tijdens de oorlog. Het achterste vertrek is een ruimte met veel licht: ik kan me indenken dat het de mannen op zomerse dagen plezier gedaan zal hebben.


Klasseloos maatschappijtje

Op het bureau van een van de medewerkers hangt een affiche waarop de Britten gesommeerd worden 'to 'Join Your Country's Army!' for 'God Save The King', maar je kunt niet zeggen dat het huis en wat er te zien is een verheerlijking is van militarisme en heroïsch patriottisme.


Wervende affiche

In een aanpalend hopmagazijn kun je een tentoonstelling zien over het leed dat de Groote Oorlog bij de soldaten aangericht heeft, met foto's van brieven, de verwoestingen en andere ellende, maar net zo goed een Duitse staalhelm die broederlijk naast een bescheidener Brits exemplaar ligt.

Op het einde van de rondgang vraagt 'a genuine English woman' of je thee wil, en als je ergens thee wil drinken, dan hier natuurlijk. Die vrouw werkte daar vrijwillig, net zoals Belgische, Nederlandse, Franse en Australische mensen dat doen. Zij houden Talbot House en de herinnering levend. Overigens: voor de serie 'In Vlaamse Velden' zijn hier opnamen gemaakt.


Talbot House


Ontspanningsruimte met piano

Wat je in Poperinge zeker ook niet mag vergeten zijn de dodencellen en de executieplaats en -paal. Die bevinden zich op de binnenplaats van het stadhuis: de twee cellen zijn in al hun desolaatheid gereconstrueerd, met graffiti uit '14-'18 nog op de muren, en de executiepaal staat op de binnenkoer. Het is natuurlijk niet de authentieke paal: het betreft een metalen geverniste exemplaar, met er vlak achter een muur, speciaal gebouwd voor dit gedenkteken: dit alles is niet echt groot of sensationeel, maar net daardoor maakt het veel indruk.

Ten minste vier militairen - een andere bron heeft het over acht - zijn hier geëxecuteerd: de oudste was 31 jaar, een onderluitenant die ter dood veroordeeld wegens desertie: ondanks het feit dat hij leed aan 'shell shock', werd hij na onderzoek terug naar het front gestuurd, met de ondertussen bekende afloop. De jongste was 17: hij komt uit Jamaica, neemt vrijwillig dienst - op zijn 16de - in een vooral uit zwarte soldaten bestaand regiment: dat wordt als werkeenheid ingezet, maar bij een levering van munitie loopt het voor de jongen toch mis. Hij wordt ter dood veroordeeld (desertie) op 19 september 1917, en geëxecuteerd de volgende ochtend om 10 over 6. De kapitein van het vuurpeloton schrijft als laatste aantekening in zijn verslag: 'Sentence duly carried out at Poperinghe Town Hall at 6.10 am on september 20th 1917."


De executiepaal

Links op de muur achter de executiepaal staat een gedicht van Erwin Mortier:

Licht, grauw licht.

De sleetse nacht
barst in me open en versterft.

Mijn handen rond het glas -
mijn laatste.

De priester met zijn god,
de dokter met zijn opium.

Moeder van god.

Ze zal nu opstaan, haar voeten
warmen aan de kolen.

Ze zal zich omdraaien in de lakens.

Mik niet op mij jongens,
Mik op het witte

linnen op mijn borst

Licht, grauw licht
etst woorden, schrale

woorden in de wanden

maandag 11 augustus 2014

Veurne: poëtisch en prozaïsch

De hoofdkerk van Veurne, de Sint-Walburga, heeft geen toren, de Sint-Niklaaskerk,eventjes verder,  wel: die is 48 meter hoog. Het onderste deel ervan, dertiende-eeuws, is bijna nog romaans: weinig vensters, en de twee blinde ramen hebben wel spitsbogen, maar nog zeer bescheiden. Daarboven staat wat in de veertiende eeuw bijgebouwd is: daar zie de gotiek veel duidelijker. Aan de rechterkant eindigt het iets lagere torentje waar de wenteltrap in zit in een gotische spits. De spits van de grote toren zelfis sinds het midden van de negentiende eeuw verdwenen.


De toren van de Sint-Niklaaskerk

Nu heeft de 'Duitse' dichter Rainer Maria Rilke (geboren in Praag) in augustus 1906 enkele dagen in Veurne verbleven. De toren van de Sint-Niklaaskerk heeft hem geïnspireerd tot het gedicht 'Der Turm', dat hij in juli 1907 in Parijs geschreven heeft. Mooi is dat dat vers beneden aan de rechterkant van de toren te lezen is, in het Duits.

Het is een best moeilijk gedicht, ik moest het meer dan eens aandachtig lezen. Rilke heeft het over wat zijn beklimming van de toren bij hem wakker roept, losmaakt, hoe hij zich daarbij voelt. Hij vertrekt bij het 'Erd-Innere', Heeft het over beken die langzaam 'der Dunkelheit entsprungen sind', maar hoger 'nimmt dich aus der engen Endung / windiges Licht. Fast fliegend siehst du hier / die Himmel wieder,'... Het is in feite een religieus gedicht: van 'Erd-Inneres' tot aan 'die Himmel'. Niet eenvoudig, maar wel mooi.


R. M. Rilke, Der Turm, 1907

Het siert de Veurnse vroede vaderen dat ze deze tekst aan de kerktoren gehangen he: niet elke plaats in Vlaanderen kan zeggen dat ze een van de grootste dichters uit de wereldliteratuur een paar dagen onderdak heeft verleend.

Echter, ook in Veurne kun je niet altijd in hogere sferen vertoeven, ook niet als je beneden aan de toren staat: vlak onder 'Der Turm' richt de stad zich met een laconieke, droge mededeling tot iedereen die Nederlands kan lezen. Ter overweging: hoe kan iemand van de toren voorwerpen naar boven gooien?
De combinatie van de twee teksten zullen we dan maar typisch Vlaams noemen...


Ambtenarees, begin 21ste eeuw

zondag 10 augustus 2014

Poperinge: Sint-Bertinuskerk, biechtstoel en preekstoel

In Poperinge wilde ik ook eens gaan kijken, want daar staat het Talbot House. Nu is de stad niet zo groot: zo'n 20.000 inwoners, waarvan er meer dan 13.000 in Poperinge zelf wonen, de andere in de deelgemeenten. Toch word je verrast als je de plek binnenrijdt: het eerste wat je ziet is een behoorlijk indrukwekkende kerk, de Sint-Bertinuskerk. Overigens heeft de stad er zo nog twee om u tegen te zeggen: de Sint-Jans- en de Onze Lieve-Vrouwkerk; alle drie zijn het voorbeelden van kustgotiek.


De Sint-Bertinuskerk

De kerk is gebouwd in de vijftiende eeuw, de toren pas helemaal afgewerkt in de achttiende. Ondertussen had ze de beeldenstorm over zich heen gekregen: die was overigens losgebarsten in Hondschoote, een stadje vlak bij Poperinge, nu net over de 'schreve' in Frankrijk. Het moet er zeer gewelddadig en uiterst vernielzuchtig aan toe gegaan zijn, met de woeste furie van de eerste echte ontketende rebellen tegen de Spaanse overheersers. Van het originele kerkmeubilair en de beelden en schilderijen is niets overgebleven. Maar na de overwinning van de contrareformatie is dat met bekwame ijver verholpen.

Er staat een prachtige barokke biechtstoel uit het einde van de zeventiende, begin van de achttiende eeuw. In de begijnhofkerk van Hoogstraten zijn er ook twee mooie in dezelfde stijl en uit dezelfde tijd, maar die van Poperinge is een de van mooiste die ik ooit gezien heb: hij is bijzonder groot, kosten noch moeite schijnen gespaard te zijn om de zegenrijke kracht van de oude godsdienst te illustreren en de kerkgangers hun plaats in de wereld in te boezemen.


De indrukwekkende biechtstoel

Het is een prachtig voorbeeld van beeldhouwwerk en houtsnijkunst. Om te beginnen vallen de vier beelden op: uiterst links en rechts staan twee engelen, in het midden Sint-Pieter en Maria Magdalena met een doodshoofd in haar armen; overigens staan ze in Hoogstraten allebei ook zo afgebeeld, maar hier heeft Petrus geen sleutels bij zich. De schedel is dan weer het symbool van boete en inkeer. Boven de stoel van de biechtvader hangt een duif, de Heilige Geest, die zijn genade en inspiratie in de geestelijke uitstort, opdat hij rechtvaardig zou oordelen en straffen. Helemaal van boven bekroont een borstbeeld van Christus het geheel. Op barokke wijze is de rest van de façade versierd met levendig houtsnijwerk: het kan niet op! In een lijstje naast de biechtstoel legt een tekstje uit met welk gevoelen men te biecht hoort te gaan, en wat de beelden betekenen: 'De mens moet meewerken en zijn zonden belijden (engelen wijzen de weg) en ze betreuren (de wenende Petrus en Maria Magdalena)'. Zo verneem je nog eens iets.

Een ander prachtig artefact is de preekstoel, nog barokker dan de biechtstoel. Hij is uit 1710 en komt van het klooster van de dominicanen uit  Brugge, maar pas in de negentiende eeuw kocht de kerk hem van een Brugse timmerman. Drie heilige domicanen schragen de preekstoel: Hyacinthus Odrowac van Krakau, een Pool, Dominicus van Guzman, de stichter van de orde, en Thomas van Aquino, voor mij de bekendste van de drie.


De preekstoel


Drie belangrijke dominicaanse heiligen als dragende figuren


Dominicus van Guzman

De stichter staat natuurlijk in het midden: hij leefde wel vijf eeuwen voor dit beeld gemaakt werd, maar hij staat er in alle barokke heerlijkheid zijn geloof te propageren. Hij houdt een prachtige monstrans in zijn rechterhand, met een penning van de gekruisigde Christus in het midden, en centraal op zijn bovenkleed stelt een stralende zon het licht van de roomse godsdienst voor. Het gezicht in die zon doet mij dan wel aan het mannetje in de maan denken, maar in 1710 was dat voor de mensen allicht anders. Met deze preekstoel hebben de Brugse dominicanen een zeer nadrukkelijke hulde aan hun orde en zichzelf gebracht en de onomstotelijke waarheid van het katholieke geloof geponeerd. Ik kan mij niet van het gevoelen ontdoen de dat beeldhouwers hun werk met veel plezier gepresteerd hebben.

De achterkant van zo'n preekstoel is niet zo belangrijk, zou je denken, maar daar is bij wijze van spreken evenveel tijd en moeite in gestopt. Twee heiligen vrouwen bewaken beneden de trappen, en de buitenzijde van de trapleuning is een bas-reliëf met links en rechts een leeuwenkop, putti of kleine engeltjes en de nodige paternosters. Tijd dat die makers gehad moeten hebben, en lonen die nooit erg hoog gelegen kunnen hebben.;; Maar het levert wel iets werkelijk kunstigs op.


De trapleuning

Eigenlijk komt dit uit een tijd die Wannes van de Velde in een lied benoemt als 'toen was de kerk om goed te zijn nog veel te sterk'. Goed dat die toestand ondertussen veranderd is, maar even goed dat je de getuigenissen van die tijd nog kunt bekijken!

woensdag 6 augustus 2014

Sint-Idesbald: Museum Paul Delvaux

In Sint-Idesbald, nog een deelgemeente van Koksijde, moet je niet voor een kerk zijn, maar voor het Paul Delvaux Museum. De schilder had in 1969 een huis in het Walburgapark in Veurne gekocht, maar zijn museum staat in Sint-Idesbald. En daar is de 'grootste verzameling ter wereld' van zijn werken te zien.

Dat zijn niet alleen de doeken waarmee hij bekend is geworden - stations en treinen, naakte vrouwen met grote ogen, skeletten - je kunt de schilder van in het begin van zijn loopbaan volgen, toen hij zichzelf en zijn eigen vormentaal nog moest zoeken. Uit 1921 hangen er twee schilderijen die je niet zo direct aan hem zou toeschrijven: een 'Tafereel uit de voorstad', en een 'Laan in het woud'. Het eerste doet mij nogal denken aan Rik Wouters, die trouwens ook in die voorstad gewerkt heeft: Bosvoorde zal dat waarschijnlijk zijn. Van Wouters heb ik in ieder geval werken gezien die daar erg verwant mee zijn, en die Delvaux geïnspireerd kunnen hebben.


Paul Delvaux, Tafereel uit de voorstad

De 'Laan in het bos' herinnert dan weer aan het werk van een man dat ik rond Nieuwjaar in het Fin de Siècle Museum heb gezien: 'De oude haagbeukdreef in Tervuren' uit 1871 van Hippolyte Boulenger. Deze schilder ging terug naar de natuur, en is een voorvertegenwoordiger van plein-airisme. Delvaux kende kennelijk zijn kunstgeschiedenis wel.


Laan in het woud

Een 'Vrouwelijk naakt' uit 1930 zou dan weer door Permeke geschilderd kunnen zijn; overigens laten nog wel meer Delvaux's uit zijn beginjaren de duidelijke invloed van de Vlaamse expressionist zien. Vooraleer hij zijn eigen idioom en thema had gevonden, heeft hij behoorlijk wat gezocht en geëxperimenteerd: zijn evolutie is in dit museum mooi zichtbaar.


Vrouwelijk naakt, 1930

Een tekening potlood op papier) uit 1930 is wel heel speciaal: ze heet 'Portret van Tam', en in de rechterbenedenhoek kun je de opdracht lezen: 'A Anne-Marie'. Voluit heette ze Anne-Marie De Martelaere: ze was zijn eerste liefde en zijn tweede vrouw. Rond 1930 verzette de moeder van Delvaux zich hevig tegen deze relatie, en hij trouwde dan maar met iemand anders. In 1947 kwam ontmoette hij haar toevallig (?) weer in Sint-Idesbald, de vonk moet opnieuw overgeslagen zijn en ze zijn uiteindelijk getrouwd in 1952, meer dan twintig jaar na de tekening. Romantisch verhaaltje bij een eerder streng portret. Grote ogen heeft Tam al wel, maar dat is misschien 'hineindinterpretieren'.


Portret van Tam

De doeken waar Delvaux echt bekend geworden is, hangen er natuurlijk ook. 'Het bosstation' is daar een voorbeeld van. Wat daarop afgebeeld wordt, past niet in de gewone realiteit, het staat ernaast, of erboven, en is daarom 'surreëel' of surrealistisch. Maar dit surrealisme is van een heel andere aard dan dat van Magritte bijvoorbeeld: dat komt me vaak als (be)dreigend over, als zwaar beladen, terwijl Delvaux eerder bevreemdend is, raadselachtig, maar niet zo zwaar op de hand. Enfin, dat vind ik.

Een bosstation is in se een onmogelijke zaak, en hier zie je er dan nog een met drie sporen! Waarmee kunnen die verbinding geven? Twee meisjes op de voorgrond staan het aan te kijken, nieuwsgierig, maar niet uit hun lood geslagen. De locomotief in het midden stoot nog een rookpluim uit, maar verder beweegt er niets: de wereld is tot stilstand gekomen, de takken van de bomen waaien ook niet naar links of rechts, wind is er evenmin! Leeg, eerder koud, statisch en raadselachtig is de wereld van Delvaux: veel vreugde is er niet te beleven, maar aantrekkelijk is het wel.


Het bosstation

'Het koor' is even bevreemdend: de halfnaakte dames zijn verder in het blauw gekleed - een koude kleur! - ze hebben gesloten of geloken ogen. Of ze met elkaar contact hebben, is nog maar zeer de vraag. Nog door de achtergrond en de tempel zou je dit tafereel situeren in de Griekse Oudheid, maar tussen de twee vrouwengroepen ligt dan weer een dame in een belle époque-jurk omhoog te staren, eventjes boven haar staat een andere vrouw in het wit te praten met een filosoof, tenminste hij zou dat kunnen zijn. Zij zoekt allicht antwoorden op haar - en onze - vragen. Alles blijft echter stil en afstandelijk, een momentopname van wat niet kan zijn. Zeer speciaal allemaal.


Het koor

Helemaal puzzelen wordt het met 'Hommage aan Jules Verne': professor Otto Lidenbrock (exact geschilderd zoals in een gravure in de eerste uitgave van 'Naar het middelpunt der aarde') onderzoekt een stuk rots of een grote schelp, terwijl in de vreemde omgeving waarin hij wetenschapper staat te zijn, heel wat anders en interessants te zien is, zoals de oude man rechts heel goed weet. Ik geloof niet dat het hier om een 'hommage' gaat. Ironie van Delvaux lijkt me meer aannemelijk.


Hommage aan Jules Verne

Het Delvaux Museum is echt de moeite waard, en druk is het er niet. De dag dat ik er was, schenen meer mensen dat te weten. Ze zullen ook genoten hebben, denk ik.


Borstbeeld van Paul Delvaux in het Walburgapark in Veurne

zondag 3 augustus 2014

Oostduinkerke: Sint-Niklaaskerk

In Oostduinkerke, een deelgemeente van Koksijde, staat nog zo'n kerk om u tegen te zeggen: de Sint-Niklaaskerk. In de Tweede Wereldoorlog was de oorspronkelijke parochiekerk met die naam vernietigd: een nieuwe was dus hoogstnodig, ook al om de talrijke toeristen vanaf de jaren vijftig te ontvangen, net zoals in Koksijde zelf.

Hier werd gebouwd van 1952 tot '56, iets vroeger dan de Onze-Lieve-Vrouw ter Duinen dus, en het verschil tussen de twee gebouwen kan moeilijk groter zijn: niets modernisme hier, wel een teruggrijpen naar de kustgotiek en bakstenen. Toch is het een zeer indrukwekkende kerk. Van ver zie je al de toren in hetzelfde materiaal als die van Lissewege, Damme, Brugge (Sint-Salvator), Blankenberge en nog meer andere. Het is in ieder geval een manier en vorm van bouwen die je hier in de Kempen niet tegenkomt


De 38 meter hoge toren van de Sint-Niklaaskerk

Geweldig imposant is een 13.5 meter groot Christusbeeld op de toren: voor mij 'du jamais vu'. De maker ervan is de Tsjechische kunstenaar Arnost Gause: het zou het grootste gegoten terracottabeeld ter wereld zijn, en vier ton wegen. Overigens hangt binnen boven het altaar nog een 3,5 meter hoog kruisbeeld van dezelfde Gause: hij kon een iets grotere klus kennelijk best wel aan.


Arnost Gause, Christusbeeld, 13.5 meter hoog, 4 ton

Die toren staat los van de kerk, die de vorm van een Latijns kruis heeft: schip en dwarsbeuk. Maar tussen toren en kerk is een grote ruimte, atrium noemen ze dat, waarrond een open kloostergang. Een mooi concept is dat eigenlijk.

Binnen wordt vooral aan gotiek gerefereerd: er zijn spitsbogen over heel het schip, maar het interieur is echt niet licht, wat dan toch kenmerkend is voor de gotiek, en dan bedoel ik 'licht' in de betekenissen van 'klaar en helder' en ook 'niet zwaar'. Vlak onder de viering zit nog het meeste licht, en daar is dan ook geen kunstverlichting te merken. Maar de kleine spitsboogvenstertjes laten ook geen 'massa's' licht binnen.


Licht in de viering

Het schip zelf heeft wel kunstlicht nodig: de spitsbogen zijn zo massaal en weinig speels dat het tijdens een dienst niet anders kan. En zo krijg je, ondanks al die verwijzingen naar gotiek, toch het gevoelen dat deze kerk eerder romaans aandoet. Waar op zich niets tegen is, maar het is wel paradoxaal.


Gotiek met kunstverlichting

Naast het altaar nog meer 'couleur locale': een beeld van een garnaalvisser te paard, een ambacht dat hier nog altijd beoefend wordt,maar vooral voor de toeristen, vrees ik. Het is alleszins een traditie die met dit werkje in ere gehouden wordt, en dat is ook belangrijk.


Garnaalvisser te paard

Ik heb deze kerk kunnen bezoeken doordat er net een mis aan de gang was, mis die overigens bijna gedaan was. Na de dienst ben ik er met mijn scootmobiel grondig en bescheiden in rondgereden, tot op een ogenblik, toen alle gelovigen al buiten waren, plots alle lichten uitgingen. Maar iemand hoorde me kennelijk, en heeft me via de gehandicapteningang buiten gelaten. Daarna: kerk op slot, en niet meer te bezichtigen. Wat jammer is, maar begrijpelijk. Welke kerk is zonder kerkwacht tegenwoordig nog open? Niet dat alle mensen dieven zijn, maar er zijn kandidaten genoeg om eruit mee te nemen wat niet te heet of te zwaar is, en mooi en kostbaar genoeg tezelfdertijd. Respect voor 'mijn en dijn' is niet meer wat het ooit geweest is. 't Is de tijdgeest zeker? Helaas, helaas!

zaterdag 2 augustus 2014

Koksijde: Onze-Lieve-Vrouw ter Duinen

Ik heb mijn week vakantie weer eens aan de kust doorgebracht, in Nieuwpoort deze keer, want in het noorden van West-Vlaanderen was ik al drie jaar na elkaar geweest, en aan de andere kant van onze Noordzee kan het ongetwijfeld ook interessant zijn. Mijn schoonbroer raadde mij aan, beviel mij in feite aan, nu ik toch vlak in de buurt was, zeker de nieuwe kerk van Koksijde te bezoeken: die zou zeer de moeite zijn. Wat ik dan ook gedaan heb: de aanbevelingen van mensen met ervaring sla je niet in de wind.


Koksijde: Onze-Lieve-Vrouw ter Duinen

Maar het kost enige moeite om die kerk te vinden: zelfs de mensen van de plaatselijke VVV waren het met mee eens dat de bewegwijzering en de (ontbrekende) borden beter konden, maar 'er wordt aan gewerkt, meneer'. Als je dan voor het gebouw staat, ben je meten onder de indruk. Op het eerste gezicht ziet het er niet echt als een kerk uit: geen toren, geen schip met dwarsbeuken, hier staat iets anders, iets moderns. De voorgevel golft, en de architect, Josef Lantsoght uit Brugge, heeft zich bij zijn ontwerp laten inspireren door de golven en de duinen, zo is te lezen: hij wilde een kerk bouwen die paste bij het bredere landschap van de streek. De klokken bevinden zich gewoon centraal op het dak, en het kruis met wat de wereld kan symboliseren is gevat in twee uitstekende vangarmen van het dak, waarin je dan weer twee tegen elkaar opspattende golven kan zien. Bovendien is hij niet spaarzaam omgesprongen met beton en glaspartijen. Maar het resultaat mag gezien worden, zeker weten.


De 'klokkentoren'

Aan deze kerk is gewerkt van 1959 tot 1964, ze in in gebruik vanaf 1965. De plannen dateren dus alvast van voor het Tweede Vaticaans Concilie, maar toch lijkt het interieur wel degelijk de invloed ervan ondergaan te hebben. Zeer licht is het binnen - ze wordt ook de 'kathedraal' van het licht genoemd - en ruim: er zijn 900 zitplaatsen en, zoals het Concilie het wilde, het altaar is vlakbij en de priester staat met zijn gezicht naar de kerkgangers. Een beetje visionair moet die Lantsoght geweest zijn. In zo'n ruimte krijg ik een positief gevoel, ze zou je nog overtuigen.


Licht en ruimte

De kerk is niet alleen voor de eigen parochianen gebouwd, ook om de steeds talrijker wordende deelnemers aan het massatoerisme op te vangen. Ondertussen heeft de ontkerkelijking toegeslagen: ik kan me indenken dat niet alle missen - vieringen zou je tegenwoordig moeten zeggen - tot massale opkomst leiden: het 'aggiornamento' van paus Johannes XXIII heeft wat dat betreft niet tot een onverdeeld succes geleid.


Kleurrijke glas-in-loodramen.

Natuurlijk wordt Onze-Lieve-Vrouw ter Duinen nog gebruikt voor de liturgie, maar er vinden ook concerten en tentoonstellingen in plaats. Het prachtige werk van Josef Lantsoght (gestorven 1988) is sinds mei 2005 een beschermd monument. Zeer terecht, moet ik zeggen.