zaterdag 16 januari 2021

Van Bourgognie: 300 jaar in Turnhout (1720 - 2020)

Ik ben er eigenlijk een paar weken te laat mee, maar ik had onlangs een speciale verjaardag te vieren: de datum waar het om gaat is 29 december 1720, vier dagen na Kerstmis, twee dagen voor Nieuwjaar 1721. Toen is namelijk mijn oudste Turnhoutse voorvader in deze stad getrouwd, en dat is precies 300 jaar geleden. Mijn broer en ik, en nog anderen zijn dus al zo lang Turnhoutenaar! Niet dat je daar een beter mens van wordt, maar Koning Filip kan niet eens zeggen dat de dynastie die hij nu leidt het in België al 200 jaar uitzingt. Take that, Phil and Lizzy!

In het parochieregister staat de naam van mijn voorvader pontificaal in het Latijn gespeld: 'Petrus van Burgundia ex Woensel' wordt hij genoemd. Woensel was in die tijd een dorp vlak bij Eindhoven, nu is het door die stad helemaal opgeslorpt. Zijn bruid is Angelina Theresia Joosten, die dan 29 jaar oud is. Petrus' geboortejaar ken ik niet, maar in 1699 of 1700 zou hij geboren kunnen zijn. De oudste zoon van de Jan uit Woensel was in 1717 al ouder dan 16, en daarom denk ik dat hij in  het eerste jaar van de achttiende eeuw geboren kan zijn, of in het laatste van de zeventiende. In de Woenselse documenten heet hij gewoon Peter, en niet Petrus zoals de Turnhoutse pastoor er in het doopregister van maakte.

De spelling van onze familienaam kent nogal wat varianten: in andere documenten heet Petrus 'Van Bourgoignie, Van Borgoenien, Van Burgonien'. Zo'n 50 jaar geleden hebt in mijn stamboom bij elkaar gezocht, en in totaal heb ik toen 38 verschillende spellingen van mijn naam gevonden. 'Jan Sas' is simpeler, maar diens stamboom, of die van 'Petrus Jansen' is veel en veel moeilijker bij elkaar te sprokkelen. Genealogen zoeken liever naar een zeldzame naam, dat is veel makkelijker. Maar dat terzijde. 

Zo kan Petrus van Burgundia Turnhout gekend hebben: deze ets van Lucas Vorsterman is van 1667, en in de iets meer dan 50 jaar tot 1720 heeft onze stad geen echte bouwwoede gekend.

Veel weet ik niet over Petrus: in 1718 - 19 woonde hij al niet meer in Woensel: hij was waarschijnlijk een immigrant op zoek naar een beter leven (waar horen we dat tegenwoordig nog?), die, net zoals zijn vader zijn geluk elders zocht, in de Zuidelijke Nederlanden. Wanneer hij gestorven is, daarvan weet ik ook niets: hij komt voor het laatst in een parochieregister voor op 11 mei 1751, als peter van zijn tweede kleinzoon Petrus. Zelf had hij maar een zoon: Joannes Baptista van Bourgogne, geboren op 19 november 1728. Die Joannes had acht kinderen, waarvan vier zoons. Drie daarvan hadden samen 24 kinderen: het begin van een nieuwe Bourgondische expansie.

Zijn vader vind ik ook interessant: die komt voor het eerst voor in de 'Lijsten van het Hoofdgeld van Woensel', bij de onvermogenden (1707 - 1708), en zijn naam was toen 'Jan de Fransman'. Na negen jaar (1716) verandert die naam in Jan van Boergoendien, ook al in diverse spellingen. Hij heeft in die tijd zoveel Brabants geleerd dat hij kan uitleggen dat hij wel uit Frankrijk afkomstig is, maar meer precies uit Bourgondië. Op 9 jaar na kan ik dus de oorsprong van mijn naam bepalen, en dat is wel bijzonder. Hij had een zoon die ook Jan heette, en die sterft op 24 februari 1741 als 'Jenneke de Fransman, zonder wettige geboorte na te laten, dog arm. 

De eerste Jan de Fransman was mogelijk een soldaat in een huurlingenleger, die hier is blijven plakken omdat hij het hier beter vond, of omdat hij liever bij zijn vrouw, Hermans zonder voornaam bleef, dan naar het verre Bourgondië terug te keren. Nog een gelukszoeker: rare familie die Van Bourgognies! Nog een geluk dat Theo Francken toen nog uitgevonden moest worden: 't zou anders niet waar geweest zijn!

Een vertegenwoordiger van de 10de generatie in Turnhout, in vol ornaat

Mijn kinderen wonen allemaal in Antwerpen (Borgerhout, Berchem, Het Kiel) en mijn kleinkinderen dus ook. De zoons van mijn broer zijn dan weer honkvaster, en hun kinderen zijn nog te jong om al te emigreren. Mijn naam blijft hier dus nog weel een poosje hangen.

Een grote festiviteit hebben we niet georganiseerd, de burgemeester heeft ons ook niet ontvangen: corona, nietwaar, hij wil zo weinig mogelijk mensen zien. We hebben hem onze verjaardag ook niet laten weten: bescheidenheid is in dit geval een passende deugd. Toch vind ik het een prettige gedachte dat onze familie al 300 jaar in Turnhout woont. Als je naar echte Turnhoutenaars op zoek bent, kan ik er je wel een aantal bezorgen. 

In het telefoonboek van 2016-2017 vind ik de families Van Boergoeniën, Van Bourgognie, Van Bourgonie: dat zijn dus ook nazaten van Petrus van Burgundia, in het Nederlands Peter van Bourgoigne, van Borgoenien, van Burgonien. Prettige toekomst gewenst allemaal! Op de volgende 300 jaar!

woensdag 13 januari 2021

Jakob Smits Museum: MONO - Camille Dufour

In het Jakob Smits Museum loopt op dit ogenblik een interessante tentoonstelling over hoofdzakelijk eigentijdse grafiek, maar er hangen ook een vijftal werken van Jakob Smits zelf, drie van James Ensor, twee van van Jules Schmalzigaug en een van Félicien Rops: ten zeerste bezienswaardig zijn die. Het hedendaagse werk dat het meest indruk op me maakte was 'Lavandière de la nuit 3', 2019, ' wasvrouw bij nacht' in het Nederlands. Het is een installatie van een grote houtsnede (210 x 122 cm) en 40 afdrukken van diezelfde houtsnede: heel de kamer is ermee gevuld; alleen daardoor is het werk al indrukwekkend. Camille Dufour (°1991) is de naam van de Belgische kunstenares die dit werk gemaakt heeft.

Wil je goed zien en begrijpen wat er op die houtsnede staat, moet je het werk goed en aandachtig bekijken: er staat zoveel op, en Camille Dufour verplicht je als het ware zelf tot een zoektocht naar waarover het allemaal gaat.

Camille Dufour, Lavandière de la nuit 3, 2019

Het eerste dat bij me opkwam was: dit lijkt wel 'De val van de opstandige engelen', een thema dat in de Vlaamse schilderkunst niet onbekend is: Pieter Breughel de Oude liet die lui schilderkunstig naar de hel donderen, maar ook Rubens, en zelfs Ensor op de het einde van de negentiende eeuw. Maar God is dood en zijn engelen zijn inmiddels ook nog altijd niet geüpdatet: de neerstortende figuren zijn mensen, links centraal een vrouw, rechts iets lager een man, de laatste Adam en Eva van het einde der tijden. Dit is echter geen godsdienstig werk, maar finale ondergang en vernietiging worden wel zeer dreigend geëvoceerd, de apocalyps is aan de gang! En religieus is het in die zin dat de banden van de mens met alles rond hem verbroken worden.
 
Natuurlijk is het God niet die voor het verdwijnen van de mens zorgt: daar is die zelf de oorzaak van. Twee hoogspanningsmasten domineren de achtergrond, een ervan met luidsprekers die boodschappen kan rondsturen. Het doet me nog denken aan dictaturen. Een derde pyloon lijkt zijn spits kwijtgeraakt te zijn: in het onweer dat de wolken op de achtergrond suggereren? Naast die afgebroken mast zoeken twee kleine figuren (een man en een vrouw) allicht tevergeefs een uitweg uit deze helse toestanden. De mens heeft met de Aarde zo onoordeelkundig omgegaan dat hij er zichzelf voor straft met zijn eigen vernietiging!

Detail van de aan de gang zijnde ondergang

Boven de hoogspanningsmasten vliegen witte vogels van de catastrofe weg: ze bevinden zich net onder vijf geplukte kalkoenen (dat zijn het, denk ik toch), die niet meer opgediend kunnen worden op Thanksgiving of kerstavond die niet meer zullen komen. Die betekenis zou je eraan kunnen geven.


 Vogels, dood en vluchtend

Een neerstortende man en een dito vrouw symboliseren de finale ondergang van de mensheid: de verschrikking is duidelijk van zijn gezicht af te lezen.

De laatste Adam

De laatste Eva

Langs  de muren van de kamer staan dan nog eens veertig afdrukken van de houtsnede, min of meer als vlaggen opgesteld. Ze zijn met maar een dosis inkt gedrukt, totdat die totaal op was. Zo zijn de eerste afdrukken nog duidelijk, op de laatste zie je niets meer: het onderwerp van de houtsnede is ook vernietigd. De opgestelde 'vlaggen' zijn zo ook metafoor voor de ondergang die in de houtsnede op de vloer verbeeld wordt. Mooi gezien van Camille Dufour, vind ik dat.

Veertig keer 'Lavandière de la nuit 3', tot ze zichzelf ook weggewassen heeft

Alleen al voor deze 'Lavandière' is de tentoonstelling 'MONO' ruimschoots de moeite waard, maar ook voor de namen die ik in het begin van deze tekst noemde, en voor Fred Bervoets en ene Jan Decleir, jawel de acteur. Prangende nieuwsgierigheid kan je oplossen door zelf te gaan kijken. Doen, zou ik zeggen!