dinsdag 27 april 2021

Merksplas: Hoogmoerheidewandeling, net niet!

Yves probeert zijn conditie weer aan te scherpen, en daarom wil hij wandelingen maken die niet langer zijn dan 5 kilometer: zijn doel is weer zonder veel moeite tochten van 8 tot9 km af te haspelen. Ik stel hem de 'Hoogmoerwandeling' in Merksplas voor, te vertrekken aan de Steenweg op Weelde 51. Hij trekt zijn wandelschoenen aan, en ik blaas mijn scootmobiel zijn bijna laatste adem is. En wij op weg. 

De eerste merkwaardigheid die we tegenkomen is de Kapel van Onze-Lieve-Vrouw der Stilte. Het gebied waar ze staat werd op het einde van de 19de eeuw door de familie Van der Vorst gekocht van een rijke heer met de naam Splingard, die bestempeld wordt als een rabiate vrijmetselaar, alsof 'overtuigd' niet genoeg is. Maar hij was duidelijk een vreemde eend in de bijt. In 1961 wordt op deze plaats, op het Geheul, een kapel gebouwd: dat is de wens van ene Marie Van der Vorst, een vrome en overtuigde katholiek, alsof 'rabiaat' hier ook niet zou kunnen: de woordenschat hangt af van het kamp waartoe je behoort. Tot in 2005 konden de mensen uit de buurt hier naar de mis komen, toen ging de laatste pastoor op pensioen, en werd de kapel niet meer gebruikt. Het bisdom heeft het gebouw in 2009 dan maar verkocht.

Ik ben vaak voorbij deze kapel gereden, maar nooit naar binnen geweest wegens steeds op slot. Maar gisteren hadden we geluk: er komt iemand aan met een sleutel: op Sint Pieter lijkt hij niet, ook niet op een priester op een beetje jaren, maar dat maakt ons niet uit.

Kapel van Onze-Lieve-Vrouw der Stilte

Binnen wacht ons een echte verrassing: geen heiligenbeelden, geen Christus aan het kruis, geen altaar, geen biechtstoelen, niets van dat alles. De man die ons binnen liet, gebruikt de ruimte als garage, en kleutert er aan old timers! Nou, zegt-ie, het leek mee een leuke plek om wat de sleutelen. De tijden zijn veranderd sinds 1961: het nieuwe gebouw diende als kapel op het einde van het 'rijke Roomse' leven, toen nog net voor het Twee Vaticaanse Concilie, nu is het een ondergeschoven hobbygarage: sic transit gloria mundi. Helemaal ironisch zou geweest zijn dat er nu een vrijmetselaarstempel in ondergebracht zou zijn, maar in dit geval overtreft mijn fantasie de realiteit!

Hobbygarage met en MG in rerstauratie

Iets verder lopen we nog tegen iets ongewoons aan: tomaten uit een nabijgelegen serre worden hier via een automaat aan de man en vrouw gebracht. Wat me bij het voor de hand liggende neologisme 'tomatenautomaat' brengt: het woord heeft iets van een palindroom, en het is gezond, dat wil zeggen de tomaten toch, zullen we maar hopen. Ik moet wel zeggen dat de moderne middelen de mens wel lui maken: hij hoeft niet eens meer in de winkel te staan om om de twee uur een kilo of wat tomaten te slijten. Maar anderzijds: als we thuis gebleven waren, hadden we al dit fraais niet beleefd.

Wervend bord voor de tomatenautomaat

En dan komen we bij onze bestemming, de Hoogmoerheide. Ik ben er ooit geweest, en er zelfs in rondgewandeld, en ik had het bijgevolg kunnen weten: met een schootmobiel geraak je daar niet in. Want het poortje is niet zomaar een deurtje, o nee meneer!, het is een constructie die belet dat je er met brommers en kleine motoren zou gaan joyriden: dat je dan ook rolstoelgebruikers en scootmobilisten de toegang ontzegt, daar moeten ze niet over klagen, ze mogen al blij zijn  dat ze een rolstoel of een scootmobiel hebben. Kinderwagens: ook moeilijk. Jonge ouders wordt verzocht buggy of kinderwagen aan de 'ingang' - 'welke ingang? - te laten staan. Ik snap dergelijke maatregelen wel: je wil inderdaad geen brommers, motoren en hun storend lawaai in een natuurgebied, allicht niet, maar mensen met een fysieke beperking blijven ook in de kou, zelfs in die hete zomers van tegenwoordig.


 Het begin van de Hoogmoerheide

Yves bewijst in een moeite dat hij nog veel kilo's moet aankomen eer ook hij in de constructie vast komt te zitten

Bijgevolg: we keren op onze stappen terug, vooral Yves, ik eerder op mij banden. We zoeken niet eens wanhopig naar een café of een terrasje: wij berusten. Maar neen, zo dramatisch vinden we onze gehalveerde wandeling niet. Bovendien kan je beter in augustus naar de Hoogmoerheide komen, wanneer de heide in bloei staat. Zo zie je maar, er liggen ons nog mooie tijden in het verschiet. Always look on the bright side of life!

zaterdag 17 april 2021

Zoo Antwerpen: een zeeleeuw, zeldzame huisdieren, een lerend mensje

In de Antwerpse Zoo is altijd wel iets te beleven, ook nu in coronatijden. De gebouwen zijn niet open, dus je kunt nergens naar binnen, maar buiten is er ook merkwaardig leven. Heel druk is het niet, behalve in de speeltuintjes: kinderen speels en dartel alom, en ouders die soms wel dicht bij elkaar zitten: je kunt niet iedereen onder een stolp zetten. De Zoo draait ook nog niet op volle toeren, en hier en daar en elders zijn werken aan de gang. Je kunt je ogen echter wel de kost geven. 

Aan de Egyptische tempel bijvoorbeeld, waar de olifanten thuis zijn. Het gebouw is wel afgesloten, de buitenkant is ook het bekijken waard. Op de voorgevel, van onderen aan de rechterkant, prijkt een Egyptiserende muurschildering: twee slaven laten huisdieren uit, een leeuw alsof het een hond was, en een struisvogel alsof het een braadgans was. Of dit tafereel zich ooit aan een faraonisch hof af heeft gespeeld, betwijfel ik ten zeerste: ofwel waren die oude Egyptenaren fantastische dierentemmers, ofwel hadden de schilders uit de negentiende eeuw een fantastische verbeelding. Maar het ziet er exotisch uit: de negentiende-eeuwers konden ook niet elke avond naar een natuurdocumentaire van Sir David Attenborough kijken, en hun ogen wilden ook wat!

Egyptische slaven aan de wandel met huisdieren

Eventjes verder zitten, liever zwemmen de zeeleeuwen. Je zou zeggen dat ze in hun element zijn, maar eentje kan van water niet genoeg krijgen. Een hydroholic is het! Hij drinkt onophoudelijk van een, zo lijkt het wel, eeuwigdurende  waterstraal. Het zal voor hem meer dan een frisse slok zijn, zoals voor ons een frisse pint: menselijke en dierlijke behoeften lopen soms nogal gelijk, zoogdieren onder elkaar zijn we. Die zeeleeuwen moeten binnenkort uit de Zoo verdwijnen: de dierentuin slaagt er niet in dierenwelzijn, bezoekersbeleving en bescherming van het erfgoed te verenigen. Het niet zo ruime bassin wacht nu op zeehonden. De mannetjes van die zeeleeuwen gaan niet naar de Kaspische, Dode of Rode Zee, maar naar Engeland: daar hebben ze hier of daar wel een plas waar ze kunnen floreren. De vrouwtjes gaan naar Duitsland: niet naar de Schwammelauelsee of de Bodensee, wel naar een of andere Tiergarten.

Zeeleeuw aan de borrel

Interessant voor ouders en grootouders is natuurlijk gade te slaan hoe hun nageslacht zich ontwikkelt en zijn grenzen verlegt, wat die kinderen al durven en kunnen. In onze familie hebben wij daar een prachtexemplaar voor: Vic, 4 jaar, een geboren spring-in-'t-veld, wat zeg ik: iemand die in alles tegelijkertijd zou springen. Hij valt al wel eens op zijn gezichtje, met melktandenverlies als gevolg, of een kin die overvloedig bloedt, of hij wordt op de grond geduwd met daarna de obligate geschaafde knieën. Zoals men in Turnhout zegt: 'Daar zijn ze nog niet mee aan de nief petatte!' Natuurlijk wil het ventje ook te weten komen of een carrière als koorddanser voor hem weggelegd zou zijn, en mama Dieuwertje helpt hem op een evenwichtsparcours. Eerst zeer behoedzaam: ze moet zijn handje vasthouden, en hij kijkt geconcentreerd en in alle ernst naar het dikke touw waarover hij zachtjes vooruit schuifelt.

Met steun, ernst en concentratie

Fase 2: zelfstandig, Vic zoekt met zijn twee handjes steun, schat zijn nabije toekomst en de afstand in, nog steeds vol ernst en concentratie. Hij is gewoonlijk wel een en al beweging, maar hij weet kennelijk toch wat een uitdaging is.

 Vic schat de ernstige uitdaging in

Fase 3: dat moet ik toch kunnen, heeft hij gedacht, houdt alleen met zijn linkerhand het steuntouw vast, en vordert langzaam, waarbij zijn glimlach boekdelen spreekt. Mama is nog altijd waakzaam, want zij kent hem natuurlijk ook!

Een bijna verlossende glimlach

Fase 4: als een volleerde koorddanser, met zijn armen gespreid voor het evenwicht, voorzichtig bijna weer voetje voor voetje naar boven schuivend: Vic heeft de uitdaging overwonnen, dat  beseft hij zelf ook al! Gevallen is hij niet, en hij beloont zichzelf met een brede glimlach en met het idee: 'Dat heb ik toch maar lekker gefikst!

Dat heb ik toch maar lekker gefikst!

Mama en Opa worden daar natuurlijk best blij van. Ondertussen is het toch fenomenaal welke eigenschappen van het leven in die kleine Vic samenkomen: groeien, groter worden, beter willen worden, leren wat je nog niet kunt of kent, uitdagingen aangaan en karakter tonen, alles tot een goed einde brengen, en tevredenheid over het behaalde resultaat. Een klein mensje is Vic nog, maar al wel eentje met heel wat troeven. Voor Opa Toon is het formidabel om dat alles in een korte tijd samengebald te zien: au fond is er hoop voor de mensheid, denk ik dan, want er zijn miljoenen van zulke kleine ukken!!

donderdag 8 april 2021

Het pannenhuis in Balen (Schoor-Dorp)

De eerste keer dat een 'pannenhuis' mij intrigeerde, was in Merksplas. Daar staat er een, aan het Hofeinde. Eigenaardige naam, vond ik dat toen, alsof er in heel het dorp maar een huis met een pannendak zou gestaan hebben, en door deze uitzonderlijke toestand zijn naam verdiende. Mis was ik echter, driewerf mis! Enig zoekwerk bracht me bij de oorspronkelijke naam van een dergelijk huis: paanhuis is die. En een 'paan' of 'panne' is de Middelnederlandse benaming voor een 'brouwketel'. Een pannenhuis was dus een brouwerij of een brouwhuis: daar moesten de dorpelingen hun bier komen brouwen. Misschien was de zuiverheid van het water dan gegarandeerd, maar vooral: de heer van het dorp wist meteen hoeveel liter bier iemand brouwde, en hoeveel belasting hij daarvoor diende te betalen! In dat pannenhuis werd door rondtrekkende rechters ook recht gesproken. Dat alles heb ik elf jaar geleden geschreven over het gebouw in Merksplas. Ik wist dat er in Balen ook een stond, aan Schoor-Dorp 32, en daar moest ik dan een paar weken geleden maar eens coronaproof naartoe.

Links voor het Schoor-Dorpse pannenhuis staat een informatiebord met twee foto's van vroegere toestanden van het gebouw, en ook wat uitleg: in 1680 werd het houten skelet met lemen muren 'versteend', het werd beschermd in 1985, toch afgebroken in 2000, waarna bijna onmiddellijk met de heropbouw in de oorspronkelijke stijl is begonnen. Dat werk was al in 2002 voltooid, en nu is het gebouw een privé landhuis: het is dan ook niet toegankelijk voor het publiek.

De staat van het pannenhuis eruit op 2 augustus 1986. Anders geformuleerd: het zag er niet uit. In het jaar 2000 moet het nog erger geweest zijn!

Nu staat er een getrouwe kopie van het oude pannenhuis, natuurlijk wel met moderne materialen. En het ziet er best mooi uit, wat te foto's proberen te illustreren.

De voorgevel met de oprit.



De linkerkant van het nieuwe gebouw: ik veronderstel dat nu de leefruimte zich daar bevindt. Een venster in de zijgevel laat middaglicht binnen, en in de achtergevel van dit deel is waarschijnlijk een ander, breder venster gericht op het westen, en de ondergaande zon.

De oprit en de voorgevel, die nauwgezet gereconstrueerd is, met vakwerk. Op die oprit staat geen nederig deux-chevauxtje, maar een eerder een uit de kluiten gewassen Porsche, en helemaal rechts zie je nog een kleinere auto. Dit is duidelijk niet de vertrouwde stek van Jan met de pet, je zou hier eerder Jean François Xavier met de Hoge Hoed tegen het lijf kunnen lopen. Voor echt: het pand schijnt gekocht te zijn en bewoond te worden door een Nederlandse zakenman. Tenminste, dat heb ik op het internet gevonden. Van slechte smaak kan je de man niet betichten!

Nogmaals de voorgevel met vakwerk

Het pannenhuis in Merksplas: tenminste de buitenkant is nog oorspronkelijk. Jaartal in de zijgevel: 1654, dezelfde tijd als Schoor-Dorp, 1680

Die twee pannenhuizen dateren uit min of meer dezelfde tijd. Ik vermoed dat er in de Zuidelijke Nederlanden veel meer pannenhuizen hebben gestaan, maar dat er maar weinig de geschiedenis overleefd hebben. Wel vind ik hotels en b&b's met de naam het Pannenhuis. Daar zal allicht bier gedronken worden, maar niet gebrouwen. En rechtspreken: we zullen maar hopen van niet! Dat is nuchter al moeilijk genoeg. Niettemin: Proost!

maandag 5 april 2021

Een torenvalk in Wortel

Eind november was ik met Yves op paddenstoelenwandeling in Wortel Kolonie: ik wilde meer soorten kunnen herkennen dan de vliegenzwam of de inktzwam. Menig paddenstoeltje heb ik toen gefotografeerd, me een boek aangeschaft om ze te kunnen determineren, maar ik blijf een kleine liefhebber die nog in zijn kinderschoenen staat: er zijn  dan ook zo veel verschillende soorten paddenstoelen en zwammen en schimmels: verbazingwekkend is dat! Volgens mij moet het heel wat tijd in beslag nemen voor je je een onderlegd mycoloog kunt noemen. Dat zou pas een ambitie zijn!

Gewone zwavelkopjes

Maar je ziet ook wel ander leven: op een weiland net ten westen van het domein van Wortel Kolonie zit een vogel stil, als versteend. Een mus is het niet, een albatros ook zeker niet, eerder iets tussenin. Foto van genomen, thuis mijn 'Complete natuurgids' uit de la gehaald, en dan op zoek. Yves hield het op een kiekendief, maar volgens mij heeft hij iets met kiekendieven: hij meent ze vaker te zien, of hij spreekt het woord graag uit, dat kan ook. Maar onze gevleugelde vriend blijkt een torenvalk te zijn, een vrouwtje. Dan vraag ik mij natuurlijk af waar dat beestje vandaan komt. Van de hoge toren van Hoogstraten, van de veel lagere van Wortel, van die van Merksplas? Waarom ze 'torenvalk' heten, blijft in het ongewisse: ze bouwen zelfs geen nesten.  Ze gebruiken daarvoor oude kraaiennesten, of tegenwoordig ook torenvalkkasten aan de rand van bossen. Die nesten zijn half open zijn, zodat de vogels  de open ruimte goed in de gaten kunnen houden en hun volgende maaltijd kunnen opspeuren. Hoofd- en lievelingsgerecht: muizen, vooral veldmuizen: vanaf hun nest doen ze dus aan 'takeaway', daarvoor hoeft er niet eens een coronacrisis aan de gang te zijn. Ander leuk kenmerk: zij zijn echt specialist in bidden, stilhangen met de kop in de wind en nauwgezet de omgeving afspeuren, dat is hun aperitief.

Torenvalk (vrouwtje)

Het mannetje is iets kleurrijker, en zoals zijn partner 30 tot 38 cm groot. Zeggen dat het mannetje duidelijker mooier is dan het vrouwtje is waarschijnlijk seksistisch, dus vormen we de neutrale zin: mannetje en vrouwtje zijn allebei op hun eigen manier even mooi.

Koppel torenvalken, zoals getekend in mijn Complete natuurgids

En voor wie zich zou afvragen: 'Hoe ziet er een kiekendief dan uit?' Zo, met nog een beetje (on)leesbare uitleg erbij. U gratis aangeboden door het u 'Vertrouwde Huis van Gedane Zaken'.

Bruine kiekendief