dinsdag 31 juli 2018

Het SnijderséRockoxhuis II - Rubens en Van Dyck

Het nieuwe Snijders&Rockoxhuis stelt vooral werken tentoon uit de 'rijke collectie van de KBC', aangevuld met langdurige bruiklenen uit binnen- en buitenlandse musea en privéverzamelingen: en er is heel wat te bekijken en te bewonderen. 

Van Anthony van Dyck is er een 'studie van een mannenhoofd' (ca. 1618). Die studies dienden om later op het beoogde schilderij wat de schilder echt wilde zo precies mogelijk te benaderen. Dit mannenhoofd heeft, zo zegt de gids 'model gestaan voor verscheidene voorstellingen van de Heilige Hiëronymus'. Het zijn echt twee karakterkoppen: vermoeid lijken ze beiden te zijn, ze ogen ook niet meer zo jong. De linkse kijkt voor zich uit: een beetje droevig lijkt me, hij ziet eruit alsof hij behoorlijk wat meegemaakt heeft. De tweede lijkt met neergeslagen blik over een en ander na te denken. Prachtig vind ik dit, en het is nog maar een studie!
 
 

A. van Dyck, Studie van een mannenhoofd, ca. 1518

Nog eentje dat maar een studie is: van Rubens, ' Studie van een oude vrouw (ca. 1615-1620)'. Ik kwam die zaal binnen, zag deze oude vrouw hangen en zei spontaan tegen mezelf en de suppoost: 'Dat is mooi!' Haar gezicht krijgt bijna alle aandacht, maar wat een reliëf daarin. Mondhoeken een beetje naar beneden, haar leeftijd met waardigheid getoond, ze kijkt de toeschouwer strak aan, net niet uitdagend, maar ze schijnt te weten hoe de wereld in elkaar zit: mij maak je niks meer wijs, voel je haar denken. En dat ze het niet altijd makkelijk heeft gehad spreekt ook uit dit beeld.


Rubens, Studie van een oude vrouw, olieverf op paneel, ca. 1615-1620

De top van de maatschappij heeft Rubens evenzeer geportretteerd: de aartshertogen Albrecht en Isabella, uit onze nationale geschiedenis bekend van het Twaalfjarig Bestand (1609-1621). De partijen waren het vechten zo moe in de Tachtigjarige oorlog, dat er een periode van staakt-het-vuren werd ingelast, maar daarna ging dat conflict nog verder tot in 1648, wat de officiële scheiding van de Nederlanden betekende. Maar Albrecht en Isabella zorgden toch voor een tijdje van vrede. Dat Rubens ze schilderde: hij was ook topdiplomaat, en de hogere of hoogste kringen waren hem niet onbekend. Staatsieportretten zijn  het dan ook geworden, veel luxueuzer dan Van Dycks 'Frans Snijders en Margriete de Vos'. Hij helemaal in het zwart, behalve zijn  manchetten en zijn molensteenkraag; hij draagt natuurlijk de ketting van het Gulden Vlies. Waardig kijkt hij ons aan. Zij in dezelfde kleuren, diadeem op het hoofd, een verzameling kettingen voor haar borst, een groot medaillon daarnaast. Welke symbolische betekenis de handdoek heeft die zij in haar rechterhand houdt, weet ik helaas niet. Haar kraag is nog groter dan de zijne, en nog meer verfijnd. Ze lijkt mij een beetje bescheiden vanuit haar standpunt naar links weg te kijken. Jan met de pet en Mie met de pollepel is toch nog een ander soort mensen, dat zal duidelijk zijn.


Rubens, Portretten van de aartshertogen Albrecht en Isabella, olieverf op paneel, 1615


En om af te sluiten nog iets stichtends: 'Maria in aanbidding voor het slapende Jezuskind', ca1616. De eerste echtgenote van de schilder, Isabella Brant, zou voor Maria model gestaan hebben, en het kindje zou het tweede zoontje, Nicolaas,  van de meester kunnen zijn. Moeders die hun kindje letterlijk aanbidden zie je niet zoveel, maar dit is meer dan een religieuze voorstelling: het is een zeer, teder schilderij, het gezicht van Maria straalt diepe, menselijke moederliefde uit.


Rubens, Maria in aanbidding voor het slapende Jezuskind, olieverf op doek, ca.1616

Snijder&Rockoxhuis: een must see noemt men dat tegenwoordig. En dan hebben we het nog niet over de kleinere goden gehad: die hebben ook veel moois geschapen.

maandag 30 juli 2018

Het Snijders&Rockoxhuis - I

Als museum bestaat het Rockoxhuis niet meer, en evenmin 'Het gulden kabinet', de tentoonstelling waarin het Museum voor Schone kunsten te gast was in dit huis. Op hetzelfde adres - Keizerstraat 10-12 - vind je nu het 'Snijders&Rockoxhuis', 'een verrassend museum in hartje Antwerpen', zoals de bezoekersgids blijmoedig op zijn omslag laat weten. De twee huizen hebben namelijk een restauratie ondergaan, het museum is groter geworden, Frans Snijders heeft er nu ook zijn intrek genomen. Hij en Rockox zijn twintig jaar elkaars buren geweest, en de nieuwe naam van het museum is dan ook niet meer dan passend. Met een scootmobiel geraak je er echter niet binnen: restaurateurs mogen niet alles in 17de-eeuwse panden, en daar kan ik mee leven. De lift is wel groot genoeg voor kleinere elektrische rolstoelen, je kunt een wandelstoeltje meenemen, en er zijn rustbanken genoeg: zelfs als je minder goed te been bent, is een bezoek geen calvarie, wel integendeel. En het personeel is vriendelijk en voorkomend: wat zou ik klagen?

Ik ben mijn bezoek begonnen is zaal 8, wat niet logisch schijnt, maar zo ben ik. Daar ben je nog op de gelijkvloerse verdieping, en begin je meteen aan de afdeling 'Frans Snijders'. Je ziet algauw een prachtig portret van Snijders en zijn vrouw, Margriete de Vos. Het is echt een werk van hoge kwaliteit: beiden kijken ze de toeschouwer aan, zijn rijkelijk in het zwart gekleed, hij met een platte kraag, zij met een indrukwekkende molensteenkraag, haar jurk heeft een mooi middenstuk in brokaat (denk ik): armoedzaaiers zijn dit niet, dat is wel zeker. (Volgens de gids is het een mooi versierd verticaal pand van goudborduursel op zijde, en die heeft het natuurlijk bij het rechte eind). Ze zien er gelukkig uit, hij wel wat ernstiger - zich bewust van zijn  waardigheid wellicht - en zij legt liefdevol haar rechter- op zijn linkerhand. Dat is geschilderd geluk, denk ik dan. Schilder van dit dubbelportret uit 1621 is Anthony van Dyck: 21-22 jaar was die toen, maar in Antwerpen al een zeer grote naam, en als je dit werk bekijkt, weet je meteen waarom. Zo kom je dus in de Snijderszalen, en zijzelf lijken je te verwelkomen


Anthony van Dyck, Frans Snijders en Margriete de Vos, ca. 1621

En dan kom je bij de werken van Snijders zelf. Een graveur typeerde hem als 'schilder van jachtpartijen, dieren, fruit en groenten'. Een 'Stilleven met haas, tazza en kreeft' laat het eten voor de rijke lieden zien: haas, kreeft, druiven. De kreeft ligt op een porseleinen 'tazza', de schapraai is behoorlijk gevuld: zelfs nu nog is dat voor de meesten van ons geen dagelijkse kost. (Ik zie Jeroen Meus dat toch niet te vaak klaarmaken). Tezelfdertijd heeft het schilderij ook weer iets symbolisch: de dode haas, de gekookte kreeft, fruit dat ook niet zo lang goed blijft. Zelfs, en ook het rijke leven is vergankelijk.


Frans Snijders, Stilleven met haas, tazza en kreeft, ca. 1613

'Jacht op een everzwijn' is een van Snijders' topstukken. Een meute honden - ik tel er zeker 11 - staat een everzwijn naar het leven. Het wordt op zijn  rug aangevallen, links staan vier honden bijtensklaar, rechts liggen er een paar die het al van zich afgeschud heeft, het zwijn verdedigt zich met alle macht en kracht, zou ook bijten welke hond hij ook maar te pakken kan krijgen: een gevecht in volle gang is dit. Maar elf honden tegen een everzwijn: aan de uitslag van dit treffen dient nauwelijks getwijfeld te worden. Snijders wordt vooral geloofd omdat hij de anatomie van de honden zo goed kende en weergaf, en inderdaad, dit is wel levensecht. Maar vooral de dramatiek van dit doek spreekt aan.


Jacht op een everzwijn, olieverf op doek, ca. 1620-1630

Snijders was specialist in alle dieren, zoals blijkt uit 'Vismarkt in Antwerpen'. Op de rechtertafel liggen zeevissen, onder andere steur en kabeljauw. In de tobben links zit vis uit de Schelde, en in de koperen teil van onderen liggen karpers. In de rechterbenedenhoek zie je een rog, voor de koperen teil een krab, en helemaal links in het hoekje probeert een poes ook wat te eten te veroveren. Snijders moet zijn ogen toch wel heel goed de kost gegeven hebben voor hij in staat was dit natuurgetrouw te schilderen.


Vismarkt in Antwerpen, Olieverf op doek, tweede helft 17de eeuw

'Voorraadkamer met wildbuit'  is werkelijk een hoorn des overvloeds: een reebok hangt er, op de tafel liggen een pauw en een haas, een reiger merk ik ook. Op de schaal maken een fazant en een patrijs het plaatje nog niet compleet. Naast de reebok een bloemkool: kennelijk een exclusieve groente in de 17de eeuw. Helemaal rechts van onderen staat een hond te watertanden. De man links houdt de kop van een everzwijn vast. Wat eten we vandaag, schat? L'embarras du choix! Die kamer kan alleen van een wild- en gevogeltehandelaar geweest zijn, een met een hele rijke klandizie: dat allemaal verkocht krijgen voor het slecht wordt! Er moeten veel gegoede burgers in Antwerpen gewoond hebben toentertijd. Tenzij het opschepperij is van Snijders, zo van: zie eens wat ik allemaal zeer precies en levensecht kan schilderen!


Voorraadkamer met wildbuit, olieverf op doek

Dat kon hij inderdaad. Maar ondertussen heb ik van al dat uitgestalde voedsel mijn buik vol. Het is zeer goed en kunstig geschilderd, maar dat is het dan ook. Mensen ontbreken, en gevoelens ook. Dit soort van schilderwerk laat mij toch met een onbevredigd gevoel achter: voor mij is het te veel opschepperij met metier en rijkdom. Maar het is zeker goed gedaan: zo goed zelfs dat het hem echt tot welstand heeft gebracht. De Keizerstraat was in de 17de eeuw een toplocatie. Hij moet veel op bestelling gewerkt hebben, want een schilderij aan de muur was in die tijd een statussymbool. En als je die kunde in de vingers had, dan werd je iemand. En wat is daar tegen?

zondag 29 juli 2018

Watou Kunstenfestival 2018 - II

Van Sigrid von Lintig (Duitsland, 1965) hangen er een zevental schilderijen uit haar reeks 'Schwimmer'. Daarop zie je mensen, hier een vrouw en een man, maar soms zijn het volgens de catalogus ook kinderen, die zich bewegen in en vooral onder het water: ze hebben geen badpakken aan, maar gewone kleren. De man draagt een zwarte lange broek en een wit hemd, de vrouw een witte rok en een zwarte beha: een beetje een spiegelbeeld is het. Wat vooral opvalt is de beweeglijkheid van deze twee mensen: telkens nemen ze een andere houding aan. Ondanks hun kleren beleven deze twee hun vrijheid, het water remt ze niet af, bedreigt hen niet, ze lijken hun bestaan wel te vieren in het water, en daar kan ik me wel iets bij voorstellen: tot voor een jaar was ik zelf een toegewijd zwemmer en dan weet je dat water deugd doet, een gevoel van geluk opwekt. Je moet anders maar eens bekijken hoe kinderen zich bijna letterlijk losbandig amuseren in het water. Wat mij in deze schilderijen ook zeer bevalt: von Lintig heeft in mijn ogen het levende water weergegeven, met zeer veel metier. Zeer aantrekkelijk vind ik deze werken.



Sigrid von Lintig, Schwimmer

In de catalogus worden deze 'Schwimmer' vergezeld van het bekende gedicht van Paul Snoek: 'Een zwemmer is een ruiter'. Dat luidt als volgt:

              Zwemmen is losbandig slapen in spartelend water,
              is liefhebben met elke nog bruikbare porie,
              is eindeloos vrij zijn en inwendig zegevieren.

              En zwemmen is de eenzaamheid betasten met vingers,
              is met armen en benen aloude geheimen vertellen
              aan het altijd allesbegrijpende water.

              Ik moet bekennen dat ik gek ben van het water.
              Want in het water adem ik water, in het water
              word ik een schepper die zijn eigen schepping omhelst,
              en in het water kan men nooit alleen zijn
              en toch nog eenzaam blijven.

              Zwemmen is een beetje bijna heilig zijn.

Dat heeft Sigrid von Lintig eigenlijk geschilderd.

Het woord 'troost' heeft tal van afleidingen: troostrijk, troostvol, maar natuurlijk ook troosteloos. En kunstwerken die dat laatste uitstralen kom je op dit festival nog wel eens tegen: het leven is geen pretje, en ik vond dit festival dan ook behoorlijk ernstig. Een voorbeeld par excellence daarvan was voor mij 'Jessica' van Anton Cotteleer (België, 1974). Gekromd zit ze daar, hologig, expressieloos gezicht, zonder voeten, op haar schoot haar enig gezelschap een hondje dat ze streelt, maar dat ook niet echt op haar schijnt te reageren: hoe eenzaam kun je zijn. Diepe ellende wordt hier neergezet, en het maakt wel indruk, moet ik zeggen.


Anton Cotteleer, Jessica

Totaal anders is 'The colour of a dream I had' van Tanya Schultz (Australië, 1972). Niets dan pastelkleuren zie je, vormen die aan snoepgoed en ijsjes doen denken, maar ook aan speelgoed: veel zachtheid wordt hier opgewekt. Vlekken in gelijkaardige kleuren op de muren doen mij aan kinderkamers denken: dat verlangen naar de kindertijd bestaat natuurlijk ook, naar de tijd van ongecompliceerd geluk zonder zorgen en verantwoordelijkheid. Hoewel dat ook weer niet voor elk kind geldt. Maar hier zie ik toch 'het verloren paradijs'.


Tanya Schultz, The colour of a dream I had, 2018


Bij 'Somewhere' van Franz Schmidt (Duitsland, 1980) denkt iedereen natuurlijk aan 'Somewhere over the rainbow', een lied uit 1938 voor de film 'The Wizard of Oz' en dat door Judy Garland gezongen werd. En wat is er te zien 'voorbij de regenboog'? Onder andere:

'Well, I see trees of green and red roses too / I'll watch them bloom for
me and for you / And I think to myself / What a wonderful world.'

'Well, I see skies of blue and I see clouds of white / And the brightness of day / I like the dark / And I think to myself what a wonderful world.'

Dromen van een ideale wereld is dit, zorgenvrij en altijd gelukkig zijn we dan. Een puur romantische wens is dit, die nooit werkelijkheid zal en kan worden. Maar je kunt ondertussen wel naar de regenboog kijken.

De tekst van het lied staat niet bij het beeldhouwwerk: je ziet alleen de vrolijke kleuren, en daar kun je moeilijk down van worden.



Franz Schmidt, Somewhere, 2015

Watou 2018 vond ik overwegend ernstig, maar af en toe steekt enige blijdschap toch ook de kop op. het leven is inderdaad niet altijd lijden en kommer en kwel.
En ook van ernstige kunstwerken kun je genieten: de afwezigen, degenen die niet gaan kijken, hebben altijd ongelijk. Naartoe gaan dus!

donderdag 26 juli 2018

Watou - Kunstenfestival 2018 - I

Sinds een paar jaar ben ik vaste bezoeker van het Kunstenfestival van Watou: er is altijd interessant werk te zien. Dit jaar was het thema 'troost en verlangen', en dat kan op veel manieren vorm gegeven worden. Mijn eerste stopplaats is steeds de kerk van het dorp, nummer 10 van de tentoonstellingsruimtes.

Daar vind je '1000 cups', een werk van de Nederlander Casper Braat: het zijn even zovele bakjes troost. Je mag een van die mokken, die allemaal identiek zijn, mee naar huis nemen als je er een eigen kopje voor in de plaats zet. Dit kunstwerk is dus pas af op de laatste dag van het festival: dan zal de eentonigheid veranderd zijn in de diversiteit van mogelijk 1.000 verschillende mokken, koppen en zelfs Vlaamse tassen, als die dingen zo mogen heten. En dan zullen deze '1.000 cups' pas echt leven. Mooi moet dat worden!


Casper Braat, 1000 cups, met vooraan al enige diversiteit


Er hoort ook een gedicht van Sylvie Maria bij:

               we zouden kunnen gaan zitten
               in een koffiekopje

               je weet wel
               een klassiek,
               met schuine wanden,
               zodat we telkens naar elkaar toe schuiven.

               geen mok, dat niet.
               geen grote cilinder
               met platte bodem

               maar zo'n kleintje,
               bol.

               misschien dat we daarin
               moeten investeren:
               van alle kamers kopjes maken.

Verlangen naar samenzijn en samenhorigheid drukt koffiekopje uit.

Een werk dat me toch een poosje gekost heeft eer ik het ontraadseld had, heet 'Eternity': je moet er een beetje afstand van nemen voor je de letters herkent. Maar deze wens of dit verlangen naar eeuwigheid of eeuwig leven is besmeurd met pek en veren: het verbeeldt het failliet van ons verlangen naar eeuwig leven. Ga er als pastoor van deze kerk maar tegenaan staan! Maar verdraagzaam is de man wel. De kunstenaar haalt de troost van een eeuwig leven onderuit: daar moeten we ook niet op hopen, dat moeten we ook niet verwachten: we staan er alleen voor. Deze beeldhouwer heet Gilles Barbier, in 1965 geboren in Vanuata, Oceanië. Zijn opleiding heeft hij genoten in Frankrijk, en tegenwoordig woont hij in Marseille.


Gilles Barbier, Eternity

Ronny Delrue is een Belg, geboren in 1957. Zijn werk 'Landscape without saints' is voor mij nogal verwant met 'Eternity'. Die stolpen behoren heiligenbeelden te bevatten: Maria's, Heilig Harten, tal van mogelijke heiligen, bekende en minder bekende. Maar ze zijn leeg. De figuren tot wie we vroeger baden, zijn verdwenen, van die kant hoeven we ook geen troost te verlangen, in Kerk en eeuwig leven geloven we niet meer, schijnt Delrue te zeggen. Wat overblijft is leegte, en of dat zoveel beter is?Tenminste zo voel ik het als ik die werken zie.


Ronny Delrue, Landscape without saints

Maar anderen zullen dat weer anders interpreteren, en dat is goed: we hoeven niet allemaal hetzelfde te voelen en te denken, anders zijn we ook niet meer dan de '1000 cups' van in het begin van deze tekst. En dat kan zeker de bedoeling niet zijn.

woensdag 25 juli 2018

Michaelina Wautier in het Mas - II

Michaelina Wautier was ook een onbetwist meester in portretten, religieuze of andere. Erg geslaagd is zowel de Heilige Jozef als de Heilige Joachim, beide uit de periode 1650-56. Ze werkt met clair-obscur: enige invloed van Caravaggio is haar niet vreemd. Bij Sint Jozef zijn achtergrond en kledij eerder donker, zodat alle aandacht gaat naar de lichte partijen: zijn gezicht en de witte lelie die hij vasthoudt. Die zowel een symbool van maagdelijkheid als dat ze verwijst naar zijn kuise huwelijk met Maria. Het belangrijkste krijgt zodoende de volle belangstelling.


De Heilige Jozef, olie op doek, 76 x 66 cm

Een gelijkaardig schilderij van dezelfde afmetingen is het portret van de Heilige Joachim, de vader van Maria, de grootvader van Christus dus. Michaelina gebruikt hetzelfde procedé: donkere achtergrond, licht op gezicht en een wit boek. De passage die hij aan het lezen is, gaat erover dat hij een 'voorganger' van Christus is.

Beide doeken behoorden in de zeventiende eeuw tot de collectie van aartshertog Leopold Willem: hij had een bijzondere devotie tot Maria, de Heilige Familie en andere 'kuise' heiligen. Religieuze ijver heeft wel vaker goede kunst doen ontstaan.


De heilige Joachim, olie op doek, 76 x 66 cm

De Heilige Familie komt natuurlijk ook aan de beurt: de Heilige Anna leert haar dochter Maria lezen. Achteraan staat de Heilige Joachim, die dankbaar naar de hemel staart: de twee hadden hun dochter pas gekregen na jaren van onvruchtbaarheid, en dank zij een goddelijke interventie. Dit, zegt de gids dan, is de Onbevlekte Ontvangenis: Maria is inderdaad geboren zonder de last van de erfzonde. Dat moest zo en kon niet anders, want zij zou zwanger worden van de Zoon Gods. En kijk weer eens hoe de hoofdfiguur het meeste licht en belang krijgt.


De opvoeding van Maria, 1656, olie op doek, 144,7 x 119,38 cm

Een laatste religieus werk is 'Het mystieke huwelijk van de Heilige Catharina'. Als je kerkwachter bent in de Sint Catharinakerk in Hoogstraten, heb je daar natuurlijk bijzondere belangstelling voor. Catharina, met het gebroken rad waardoor haar terechtstelling mislukte, reikt met de hand naar het kleine Christuskind, die haar de ring toesteekt. Maria heeft natuurlijk haar zoontje op schoot, en achter haar staat nog een vrouwelijke heilige: zij kijkt naar een jongetje dat een lam in haar richting duwt: hij  is Johannes de Doper, zij is de Heilige Agnes, wier naam synoniem is met het Latijnse 'agnus', dat lam betekent. Zo heeft Michaelina Wautier de hele mystieke gebeurtenis met al haar protagonisten in een beeld gevat: wie oog had aan dergelijke stichtende beelden werd op zijn wenken bedient.


Het Mystieke Huwelijk van de Heilige Catharina, 1649, olie op doek, 157 x 218 cm

Nogal wat schilderijen op deze tentoonstelling zijn religieus van aard: maar Michaelina leefde ten tijde van de contrareformatie, en kerken en kloosters hadden nood aan werken die de vernielde kunst na de godsdienstoorlogen moesten vervangen. En rijke gelovigen probeerden door dergelijke bestellingen ook hun hemel te verdienen. Of de kunstenaars er zeer rijk van geworden zijn, weet ik niet, maar ze zullen zeker hun kost verdiend hebben. En misschien ook hun hemel, zullen ze gehoopt hebben.

dinsdag 24 juli 2018

Michaelina Wautier in het Mas - I

2018 staat in Antwerpen in het teken van de barok: Rubens, Van Dyck, Jordaens, ze kunnen daar wel een en ander laten zien waar je speciaal voor naar de koekenstad rijdt. Het Mas pakt dan weer uit met iemand die me tot voor kort volkomen onbekend was, en ik zal de enige niet geweest zijn. Het gaat over een vrouwelijke schilder: Michaelina Wautier. Zij en de tentoonstelling kregen een goede pers, dus ik wist dat ik er naartoe moest. En ik heb het me niet beklaagd.

Michaelina Wautier is geboren in Bergen in 1604, als enige dochter in een welstellend gezin met 9 kinderen. Vanaf 1645 vestigt ze zich met haar broer Charles, die ook schilder is, in Brussel, en met zijn tweeën bouwen ze daar een atelier uit. Zij was als schilderes actief van haar 39ste tot haar 55ste. Ze is wel 85 geworden, dus gestorven in 1689: haar leven bestrijkt dus omzeggens de hele 17de eeuw.

Zij  is een meester in het portret, maar ze maakte ook historische doeken en genrestukken: ze had best wat pijlen op haar boog, ze wordt dan ook de leading lady van de barok genoemd. Haar zelfportret trekt meteen de aandacht: ze kijkt de toeschouwer zelfbewust aan voor een ezel waaraan ze aan het werk is, ze toont zich duidelijk als kunstenares. Haar kraag is een beetje losjes, in haar rechterhand een penseel, in haar linkerhand haar palet en nog een aantal penselen. Waardig zit ze daar, ze is niet zomaar eender wie. Een overtuigend visitekaartje geeft ze met dit werk af. Hoewel, kaartje: zo klein is haar portret niet.


Zelfportret, olie op doek, 120 x 102 cm

'Twee bellenblazende jongens' lijkt op het eerste gezicht speels, maar dat is niet zo. Dit is de tweede versie van dit werk, door Michaelina zelf geschilderd, of door iemand uit haar omgeving. Dit schilderij gaat over de vergankelijkheid: wat bestaat er nog korter dan zeepbellen. Links op tafel staat een bijna opgebrande kaars, en daarvoor ligt een schedel. Het versleten boek daarnaast wijst ook al niet op veel duurzaamheid.  Wat op het eerste gezicht kinderspel lijkt te zijn, wordt door de symbolen dodelijke ernst. Over vanitas gaat het hier, over vergankelijkheid en onze sterfelijkheid.


Twee bellenblazende jongens, olie op doek, 90.5 x87 cm

Mooi is ook de 'Pijprokende jongen': dit schilderij zou kunnen horen bij een reeks over de zintuigen, in dit geval de reuk. Ook dit werk is moraliserend: rook is zo verdwenen, vluchtig. Dat een jongen rookt: in de 17de eeuw geloofde men dat roken in zekere mate goed was voor de gezondheid.


Pijprokende jongen, 1656, olieverf op doek, 68,5 x 58,5 cm

Het grootste schilderij op deze tentoonstelling is ongetwijfeld de 'Triomf van Bacchus', de god van de wijn en meer dan het goede leven. Het lijkt me dat een of andere sater met bokkenpoten Bacchus die al zeker genoeg heeft gehad, verder kruit. Ondanks haar ongetrouwde staat kende Michaelina de mannelijke anatomie zeer goed: waarschijnlijk kon ze de modellen bekijken in het atelier dat ze samen met haar broer had. Want een vrouw die naakte modellen tekende en schilderde, dat was zeer problematisch in die tijd.

Rechts staat een vrouwenfiguur: dat zou weer een zelfportret van de schilderes zijn, ze lijkt in ieder geval treffend op het eerste zelfportret. Zij neemt niet deel aan het bacchanaal: zij staat daar kennelijk boven. Toch permitteert ze zich een frivoliteit: haar linkerborst is naakt. Een kwezel zal ze zeker niet geweest zijn.


Triomf van Bacchus, olieverf op doek, 270 x 354 cm

En dan moet ik het nog hebben over haar portretten en religieuze taferelen. Vreemd, maar goed dat Michaelina Wautier nu pas deze aandacht krijgt.

maandag 23 juli 2018

Dromen van parelmoer II - Mu.ZEE oostende

Er hangen ook een aantal tekeningen op deze tentoonstelling, en een ervan staat me onmiddellijk erg aan: virtuoos getekend, veel beweging en dynamiek erin, ze doet me aan Rubens denken. Maar de titel ervan is 'Kopie naar Eugène Delacroix 'Studie voor een leeuwenjacht' - omstreeks 1885 (?) - zwart krijt op papier' Maar als je je catalogus verder doorploegt, lees je dat Delacroix zijn mosterd bij Rubens gehaald had. Dat vind je als geïnteresseerde leek natuurlijk leuk.


Kopie naar Eugène Delacroix 'Studie voor een leeuwenjacht'

Van een totaal andere aard is 'Skeletten twisten om een gehangene', humor van het macabere soort is dit. De twee twistende skeletten zijn vrouwen, de gehangene is een man: er komt een lange tong uit zijn mond, en op zijn witte jas hangt een bord, waarop 'Civet'. Dan komt een Frans woordenboek van pas: 'civet' betekent '(wild)ragout'. Daarom maken die twee skeletten ruzie: ze willen een lekker maal, en de dode zal afgekloven worden tot hij zelf ook nog maar een geraamte is. Wat kan er voor een geraamte op jacht nog lekkerder zijn! Tussen hen tweeën liggen de lege kleren van de vorige gehangene: daar is geen eten meer aan. Toeschouwers hebben de twee skeletten genoeg: links en rechts staan gemaskerden, belust op sensatie. De voorste rechts houdt meer dan een aardappelmesje klaar, alsof hij de ruzie eventueel in zijn voordeel wil beslechten! Ik kan me niet ontdoen van het gevoelen dat Ensor een nogal gecompliceerde houding tegenover de dood had: zoals er geraamten door zijn werk wandelen, niet normaal, denk je dan. Maar wie ben ik?
                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                               

Skeletten twisten om een gehangene - 1891, olieverf op paneel

Maar zijn eigen milieu boeide hem net zo goed. Mooi is 'De oestereetster' of 'In het land van de kleuren'. Licht is dit schilderij door het tafellaken en de kleren van de vrouw, maar ook doordat het speelt in wat op tafel staat: de twee flessen, de karaf en de glazen. Dat schijnt voor Ensor ook een queeste geweest te zijn: hoe vang ik levend licht in al zijn nuances in een doek. Menig schilder heeft dat betracht, en alleen de allergrootsten slagen daarin. Ensor dus ook;


De oestereetster of In het land van de kleuren, 1891, olieverf op doek

Hetzelfde probeerde hij zowat tien jaar vroeger, maar ik vind 'De oestereetster' beter geslaagd.


Oesters of Lichtstudie, 1882, olieverf op doek

Hoe sterk een schilderij kan worden door een lichtpartij, hoe het daardoor diepte krijgt, toont 'Het burgersalon' of 'Een salon (impressie)' uit 1881. Twee dames zitten in de stilte van hun besloten salon te handwerken: rust die verlicht wordt door het open gordijn. Zo stel je je de negentiende-eeuwse interieurs voor: eerder luxueus, en vooral rustig. La belle epoque, met andere woorden.


'Het burgersalon' of 'Een salon (impressie)', 1881, olieverf op doek

Naar Oostende gaan om de Antwerpse Ensorcollectie te gaan bekijken: zeker de moeite. Ik heb er in ieder geval van genoten van een van onze grootste schilders.

zaterdag 21 juli 2018

Dromen van parelmoer I - Mu.ZEE Oostende

Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van Antwerpen bezit behoorlijk wat werken van James Ensor: alleen is dat nog altijd in restauratie, en Ensor is daar dus niet te zien. Een reizende tentoonstelling, die op een aantal plaatsen in de wereld op bezoek geweest is, kun je nu in Mu.ZEE Oostende gaan bekijken, nog tot half juni volgend jaar.

Een doek dat me zeer aantrok, is 'Adam en Eva uit het Paradijs verjaagd' of 'Lichtstudie' uit 1887. De tweede titel van het werk duidt er al op dat het Ensor niet alleen om de gebeurtenis gaat, maar zeker ook om  het vangen en weergeven van licht in heel wat schakeringen. In een hemel die me centraal wel een beetje in brand lijkt te staan, zie je God van achter een wolk te voorschijn komen: je merkt zijn rechterschouder, zijn hoofd en zijn gestrekte linkerarm die Adam en Eva de richting aanwijst die ze uit moeten lopen. Je hoort Hem als het ware 'Eruit!' roepen. De voorgrond is veel donkerder: het lijkt een soort van duinenlandschap, waarin de eerste twee mensen maar moeilijk te vinden zijn. Rechts onder vluchten zij de Tuin van Eden uit, summier zichtbaar, alsof zij in hun zondigheid niet meer aandacht verdienen.


Adam en Eva worden uit het Paradijs verjaagd, of Lichtstudie (1887)

Het is ook nauwelijks tezien wie Adam is, of Eva. Als ik heel goed toekijk, zou ik denken dat de eerste figuur Eva is: bij haar zijn borsten te merken, en de tweede figuur lijkt mij een mannelijk geslacht te hebben. Dat Eva eerst loopt, is normaal: zij is de verleidster, zij is de meest zondige.


Eva en Adam de tuin uitvluchtend

Ik vind dit een zeer sterk werk: Ensor probeert met kleuren uit hoe het licht kan vangen, hij experimenteert hoe hij met donkerdere nuances kan suggereren wat er gebeurt, wie de 'dramatis personae' zijn: ik houd er wel van. Ik kan me niet herinneren dat ik dit schilderij vroeger al gezien had, maar ik was meteen verkocht.

Eigenzinnig is 'De man van smarten' uit 1891. Dit is duidelijk een Christuskop: maar in Zijn lijden wordt Christus altijd zo sereen mogelijk afgebeeld: Hij lijdt, maar is zich bewust van zijn missie, Hij is de zoon van God die de mensheid komt verlossen. Niets van dit alles in dit schilderij: een bebloed gezicht, ogen die medelijden vragen, de mond van pijn vertrokken, deze man vergaat van de pijn. Ensor heeft van Christus gewoon een mens, een gemartelde man gemaakt. En zo noemt hij hem ook: een 'De man van smarten'. Ensor was vrijzinnig: dat verklaart al een en ander.


De man van smarten, 1891

Een doek waar de energie werkelijk van afspat is 'De val der opstandige engelen': een uitbarsting van allerlei kleuren is het, plus veel beweging die de woede van God echt in de verf zet. Figuren zijn nauwelijks te onderscheiden, tenzij op de voorgrond een aantal naakte mensjes. Aan de linkerkant vergaan die opstandige engelen in het hellevuur. Zin voor dramatiek had Ensor alleszins, dat kan hem niet ontzegd worden.


'De val der opstandige engelen' of 'De opstandige engelen en de draak met zeven koppen worden door een bliksemschicht getroffen' - 1889 (?)

Maar 'Dromen in parelmoer' toont nog andere aspecten van Ensors kunst: scènes uit het leven van de bourgeoisie, en stillevens. Ensor was niet voor een gat te vangen.

donderdag 19 juli 2018

De klokken van Hoogstraten

Gewoonlijk gaat het over 'de klokken van Rome', met Pasen toch, maar 'de klokken van Hoogstraten' verdienen tegenwoordig ook wel enige aandacht. De toren van de Sint-Katharinakerk wordt namelijk gerestaureerd, en de beiaard wordt meteen ook grondig onder handen genomen. Vier nieuwe basklokken komen erbij, en de twee kleinste zijn op dit ogenblik te bekijken, te bewonderen en te lezen in die kerk. De twee grootste niet, om de goede reden dat die niet in de kerk binnen kunnen: uit de kluiten gewassen kanjers moeten dat zijn. Ik kom daar nog op terug.

Links van achteren in de kerk staat de klok die de naam Leonardus draagt: hij is de patroonheilige van de gevangenen, en in Hoogstraten, Wortel en Merksplas zitten best wel wat mensen die niet van hun vrijheid kunnen genieten. Op de klok is ook een bijbelcitaat van Mattheüs te lezen: 'Ik was in de gevangenis en gij hebt mij bezocht', wat verwijst naar een van de werken van barmhartigheid. Bovendien verwijst Leonardus ook naar Leo Senden, pastoor-deken van Hoogstraten, die gedeporteerd werd en gestorven in Ellrich, een subkamp  van Dora, dat op zijn beurt weer een subkamp was van het concentratiekamp van Buchenwald. Senden is dus zelf ook in gevangenschap gestorven. Er staan niet zomaar wat vrijblijvende teksten op deze klok. Afgezien daarvan: ze weegt 2.200 kg en is 1,46 m hoog.


Leonardus

Daarnaast staat Rombout, naar Rombout Keldermans, architect en bouwheer van de kerk. Niet de minste was deze man: hij heeft ook de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal van Antwerpen gebouwd, en heeft meegewerkt aan verfraaiingen van de kerk van Meerle. De man rechts achter op de foto is Vic van Merode, authentiek Hoogstratenaar, die foto's van de verwoeste kerk (1944) en de heropbouw ervan staat te bekijken. Jeugdherinneringen zijn dat voor hem: hij is geboren in 1943. Overigens komt de naam Van Merode in verband met deze klokken nog eens terug. Want die hebben elk een peter en een meter: voor Rombout is dat pastoor Bart Rombouts - what's in a name? - en Maria Herygers, naar ik hoor zijn moeder. Deze klok weegt 2.700, en ze is iets groter dan Leonardus: 1,57 m.


 Rombout en Vic van Merode

Deze twee basklokken zullen op 12 augustus tijdens de mis gewijd worden. De twee grootste basklokken, die dus de kerk niet in kunnen, worden gewijd in Asten (Noord-Brabant, Nederland) in 'Klokkengieterij Koninklijke Eijsbouts'.
De grootste van die twee draagt de naam 'Franciscus': dat de paus ook zo heet, zal wel geen toeval zijn, en tezelfdertijd verwijst deze naam natuurlijk ook naar Franciscus van Assisi en naar de kapucijnen die in Meersel-Dreef verblijf houden. Op deze klok lees je een citaat uit het Zonnelied: 'Wees geprezen, Heer / door broeder zon / door zuster maan / en de sterren.' Dit is overigens een klok van bijzonder gewicht: 4.600 kg weegt ze, en ze is 1,96 m hoog.

De tweede van de grootste heet Elisabeth, naar Elisabeth van Culemborg, de eerste gravin van Hoogstraten. Tegelijk refereert de naam aan Elisabeth van Hongarije (of Thüringen), van wie het levensverhaal, gekenmerkt door naastenliefde en dienstbaarheid, op een prachtig wandtapijt te zien is in de kerk zelf. Peter en meter van Elisabeth zijn Dries Horsten en Beatrice van Merode: moeder en zoon zijn dat, en zij is een zuster van voormelde Vic. Ook hun beider namen zullen voor heel lange tijd in de klokkentoren te zien zijn, en 'vereeuwigd'.
Elisabeth weegt 3.250 kg, en is 1,75 m hoog.

Elke klok is ook nog eens versierd met een fries van blaadjes en aardbeien, de vrucht die Hoogstraten op de kaart gezet, en die voor veel werkgelegenheid in de streek heeft. Mooi dat de aardbei zo ook hoog boven het stadje hangt: over de details is echt wel nagedacht.


De fries met blaadjes en aardbeien

Als de beiaard volledig gerestaureerd is, zal die uit 54 klokken bestaan: 24 uit de 17de eeuw, 26 uit 1959 en 4 basklokken uit 2018: Volgens Hoogstraatse ingewijden mag men dan van een instrument van wereldklasse spreken.

In de doopkapel is ook nog de nieuwe torenhaan te bewonderen: verguld glimt en glanst hij. Maar pas in 2019 zal hij weer boven op de toren staan: dat is nog eventjes, maar tegen dan zal er een groot en groots werk voltooid zijn. En erfgoed voor een paar generaties weer bewaard.


De torenhaan in al zijn glorie

(Met dank aan Joos Croes voor de 'aardbeien')

dinsdag 17 juli 2018

Sourbrodt: rode wouwen

In de Ardennen zie je al eens een ander vogeltje dan een mus, en vink of een zwaluw, of een snip of een kievit. Grotere exemplaren zie je er rondcirkelen, roofvogels natuurlijk. Een aantal keren zagen er zo twee, soms drie, mij volledig onbekend, maar met zo'n typische vorm dat je ze op Google gemakkelijk kunt opspeuren, en dan blijkt dat we exemplaren van de rode wouw gezien hebben.

Al naargelang van de bron behoort deze soort tot de arendachtigen, of de havikachtigen: symbolen van vrede zoals de duif zijn het zeker niet. Ze komen eigenlijk alleen in Europa voor, en in de lage landen alleen in de Oostkantons, waar ze ook broeden. In Nederland en Vlaanderen trekken ze vaak voorbij, maar broeden ze nauwelijks. Deze vogel heeft afmetingen om respect voor te hebben: volwassen is hij 62 cm groot, en zijn vleugelwijdte bedraagt 1,60 meter. Een gevorkte staart heeft hij ook: heel typisch voor deze soort. Kun je moeilijk in een kooitje houden, zo'n kanjer.


Rode wouw in vlucht

Een foto heb ik op het internet gevonden: een uit 2015, van de fotograaf Kris De Rouck, die ik bedank voor dit beeld.

Zo zie je eens een dier dat je in het echt nog nooit gezien had, in de vrije natuur dan nog, waar het thuishoort. Niet dat ik categoriek tegen dierentuinen ben, maar dit is toch mooier, echter en vrijer. En: de natuur kan verrassend zijn!

Zillebeke: poëziewandeling 'Ode aan de War Poets'

Vanaf de uitkijkbrug heb je een mooi uitzicht op de landartinstallatie van Koen Vanmechelen. Daar begint ook een wandeling waarop je
op verscheidene plaatsen oorlogspoëzie kunt horen: niet van de 'war poets zelf', maar van de Vlaamse dichter Willie Verhegghe. Hij citeert geen verzen of gedichten van die oorlogsdichters, maar probeert zich in hen in te leven, en hen vanuit dat standpunt te eren met eigen gedichten. Zo hoor en lees je odes aan Wilfred Owen, John McCrae en Käthe Kollwitz.

Laat ik een paar teksten citeren. Uit 'Wilfred Owen - Als een door kogels stervend kind':

                     Dood is hij, weet ik. Owen's adem sterft
                     in boeken...

                     En toch: ik zie, hoor, ruik hem,
                     alsof hij aan mijn tafel zit te schrijven,
                     rustig, met mooie zachte handen...

                     Laat mij als een wolf om hem huilen,
                     help mij de modder uit zijn ogen wrijven
                     en sta naast me bij zijn graf
                     waarin hij voor eeuwig ligt te wenen.
                     Als een door kogels stervend kind.


Die Wilfred Owen (1893-1918) is een van de bekendste war poets. Vaak wordt van hem geciteerd het gedicht 'Dulce et decorum est pro patria mori', waarin hij het effect van een gifaanval beschrijft, en  de gruwel en het ontzaglijke lijden door de oorlog oproept en aan de kaak stelt. Het eindigt met de volgende verzen:

'My friend, you would not tell with such high zest / To children ardent for some desperate glory / The old Lie: Dulce et decorum est / Pro patria mori.'

In de vertaling van Tom Lanoye wordt dat:

Mijn vriend, nooit meer verkocht u, trots en manifest, / Aan jongens die dorsten naar wat vergeefse glorie / Uw Oude Leugen: Dulce et decorum est / Pro patria mori.'

Dat 'Dulce est...' is een citaat van de Romeinse dichter Horatius, die overigens een vriend was van Keizer Augustus: hij zal wel geweten hebben waarom hij het schreef. De betekenis ervan is: 'het is zoet en goed (of: eervol) te sterven voor het vaderland.' Overigens heeft Owen de oorlog niet overleefd: hij is gesneuveld in Frankrijk op 4 november 1918, precies een week voor de wapenstilstand.



Wilfred Owen (1893 - 1918)

Ook, aan John McCrae wijdt Verhegghe een gedicht: 'Ieper, in Flanders Fields heet het. En hij heeft het zeer duidelijk over het 'In Flanders Fields Museum' in de Ieperse  lakenhalle.
              ....
              In de uit hun puin verrezen Hallen leven relikwieën die
              door de oorlog zijn geheiligd in beverige beelden verder,
              in roestige schrapnels die schedels deden barsten,
              in brieven waarin onvoltooide liefde slaapt.

              In zijn reuze tabernakel voor de vrede eert
              het museum de miljoenen zonen en vaders die
              gesneuveld en verminkt de rust hebben gevonden
              die hen in de loopgraven nooit werd gegund.

McCrae is natuurlijk bekend voor 'In Flanders fields where the poppies blow / Between  the crosses, row on row' en alles wat eruit gevolgd is, maar hij geeft zich niet gewonnen: 'Wij zijn de doden', zegt hij, en hij besluit:

               Toe, trekt gij u ons krakeel aan met de vijand.
               Aan u passeren wij, met zwakke hand, de fakkel.
               Houdt hem hoog. Weest gij de helden. Laat de doden
               Die wij zijn niet stikken of wij vinden slaap noch
               Vrede - ook al klappen zoveel rozen open
                            In zoveel Vlaamse velden.

Weerzin van de oorlog spreekt uit deze verzen niet dadelijk: wel het verzoek onze strijd, die der doden, verder te zetten, opdat hij niet vruchteloos zou geweest zijn. Zelf stierf hij aan de gevolgen van een gecompliceerde longontsteking op 28 januari 1918.


John McCrae (1872 1918)

Ook Käthe Kollwitz wordt geëerd in 'Het versteend verdriet van Kollwitz'. Zij verloor haar eerste zoon, Peter', nauwelijks 17 jaar, in de
Eerste Wereldoorlog, haar tweede in de Tweede.  Hoeveel kan een moederhart dragen?

De laatste strofe van Verhegghes gedicht luidt:

           In Vladslo staat gebeiteld wat door geen god
           mag worden toegestaan, hier bloedt het hart
           van alle moeders die door de razernij
           van koningen en keizers een zoon hebben verloren.


Käthe Kollwitz, Het treurende ouderpaar








100 jaar later: volgelopen bomkraters


Need I say more? Wat moet daar nog aan toegevoegd worden?

Zillebeke - comingworldrememberme - CWXRM

West-Vlaanderen is in juli vaste prik voor mij: je kunt er interessante tentoonstellingen bezoeken (Watou, Oostende), en je kunt er de laatste vier jaar je pacifisme gaan belijden en aanscherpen. Dit jaar wou ik beslist de land art installatie 'comingworldrememberme' van Koen Vanmechelen gaan bekijken: je vindt ze in provinciedomein 'De Palingbeek' in Zillebeke, vlak bij Ieper.

De installatie bestaat onder andere uit 600.000 beeldjes, een voor elk slachtoffer dat tijdens De Groote Oorlog op Belgische bodem is gesneuveld. De beeldjes zelf zijn door heel veel mensen van verschillende nationaliteiten in een periode van vier jaar gemaakt: letterlijk grensoverschrijdende arbeid is het geweest, zoals een oorlog meestal ook grensoverschrijdend is. Dit grote werk maakt de makers en de bezoekers bewust van de zinloosheid van dergelijke conflicten: oorlogen kennen alleen verliezers.

Ik dacht heel de tijd dat die ronde beeldjes de helmen van de gesneuvelden voorstelden, maar dat blijkt niet correct te zijn. Toch is het moeilijk om ze niet als doodshoofden te zien, juist omdat ze zo duidelijk aan oorlog en zijn slachtoffers refereren. Maar bij nader toekijken blijken het gekromde, gespannen lichamen te zijn, klaar om rechtop te gaan staan: zo kun je ze tenminste zien. En het gaat hier ook over een nieuwe mensheid die pas geboren is, of letterlijker, pas uit het ei gekomen is. Die nieuwe mens heeft nog geen geschiedenis, weet niets van oorlogen en conflicten, begint op een maagdelijk wit papier. Tezelfdertijd zal het duidelijk zijn dat de wens naar zulke mensheid voortkomt uit het onbeschrijfelijke leed dat de vorige generaties elkaar aangedaan hebben. Deze installatie is een beetje dubbel: de indrukwekkende waarschuwing drukt ook de hoop uit op een mensheid die in vrede leeft.
 

Het beeldje: de nieuwe mens


Het grote ei waaruit de nieuwe mensheid komt




Idem

Toch vind ik het moeilijk om bij het zien van de hele installatie niet aan legers en dreigende oorlog te denken. De nieuwe mensheid lijkt mij opgesteld als een leger, rijen dik, gelid naast gelid. En de kleur van de beeldjes lijkt nogal op die van de uniformen van het Belgische leger. Waarschijnlijk word je verondersteld te denken: 'Dat nooit, meer', 'Nie wieder Krieg'. Want, tenslotte, ieder beeldje staat voor een gesneuvelde, en allemaal samen staan ze voor onbegrijpelijk en onnoemelijk veel leed. Hoe dan ook, het is indrukwekkend, en stemt tot nadenken.


De nieuwe mensheid: in slagorde?


Gezicht op de installatie vanaf de uitkijkbrug