dinsdag 31 maart 2009

Certaldo - alcune bellezze


Rozemarijn in bloei


'Madonna met kind' in de Osteria del Vicario


Fuad: Vrouw speelt schalmei


Fuad: Ti invito al viaggio

Certaldo - alle dagen: Dat was gheselschap goet ende fijn


De groep ruggelings. Eva en Francine ontbreken, en de fotograaf is ook niet echt zichtbaar


En face


Annie en Dieuwertje: bijna vijftig jaar verschil, en toch even jong

Waar kunnen we nog beter zijn, vroeg ik me in vorige tekst retorisch af. Veel meer ter zake is de vraag: 'Met wie kunnen we nog beter zijn?' Ik heb het al eens kort gehad over groepsvorming en versterking van het 'wij-gevoel': de groep is sterk, en kennelijk ervaren we ook een eigen identiteit in onze kleine gemeenschap: liefde voor Italië en het Italiaans bindt ons, we kennen elkaar al een tijdje, het is lang niet meer de eerste reis. Ik had mijn jongste dochter, Dieuwertje, als begeleider meegenomen: zij kende de groep niet, en de groep haar niet, maar ze werd er zonder problemen in opgenomen, en zij draaide met volle plezier en engagement mee. Complimenten aan haar adres waren dan ook niet uit de lucht: ik had een lieve dochter, ik kon er trots op zijn, zij ook op zichzelf, en de groep natuurlijk ook, de medereizigers waren allemaal even vriendelijk, voorkomend en goed gehumeurd.

De stemming zat er onmiddellijk en automatisch in: op reis in Italië, op vakantie, uitstekend weer, en dat alles met mensen die we meer dan zeer goed kunnen lijden.
Tijdens ons tweede avondmaal komen reisverhalen van vroeger opborrelen, we horen wat vrouwelijke toeristen allemaal niet mogen in islamitische landen, ik merk op dat de situatie in Italië begin van de jaren 70 erg verwant was: vrouwen in short en blote armen kwamen er toen ook geen kerk in. En we praten verder over godsdienst, proberen onze cathechismusvragen van 50 jaar geleden op te zeggen: 'Waar is God?', Wanneer moet men bidden?', 'Wie mag er dopen en wanneer' passeren de revue. De herinnering is niet meer altijd even scherp, en we besluiten dat we een beetje met 'alzheimer light' te maken hebben. De 'Tien Geboden' declameren lukt ons nog, een 'Akte van berouw' gaat helaas de mist in, maar we hebben er geen spijt van: zo zijn we dan ook niet (meer). Assisi komt aan bod, we zijn het erover eens dat daar toch een zeer positieve sfeer in de lucht hangt: hulpvaardigheid en dienstbaarheid, positieve instelling en mildheid zijn ons opgevallen. Wij worden zeer ernstig: misschien ligt het aan de wijn? Hoewel, dat is een eerder ordinaire gedachte. Wij onder invloed van wijn? Dat ik het durf te schrijven, laat staan nog maar te denken!

Muizende katten miauwen niet, zoals wij allemaal weten: wanneer we daadwerkelijk aan het eten zijn, horen we niet al te luide muziek uit de boxen over ons neerdalen: Yann Tiersen, de componist van de filmmuziek bij 'La fabuleux destin d'Amélie Poulenc', een streepje Paolo Conti, en Andrea Botticelli, zoals ik hem in een opstoot van alzheimer light noemde. Diens 'Mama' bracht Heintje Simons dan weer in herinnering, onze muzikale talenten werden aangesproken en Marleen, die sinds kort weer op zangles zit, graag zingt (van 's ochtends vroeg al, zoals ik als haar buurman tot mijn plezier vaststelde), wel die Marleen van voor de betrekkelijke bijzinnen hief tot ons aller vreugde die 'Mama' aan, ik zette 'Non ho l'età' in, voor mensen van rond de 60 een onverbiddelijke hit, en de stemming steeg en het niveau bleef hoog, wat uitermate prettig is om mee te maken. We hebben van het samenzijn genoten. Heel bijzonder was het, dat mee te kunnen maken.

Verscheidenen van ons hebben via gsm contact met het thuisfront, en wij vernemen dat het in België ijselijk weer is: regen, hagel en sneeuw, lage temperaturen. Om de stemming optimaal te houden wijzen we Ulrike aan om ons in ons busje om het kwartier te herinneren aan de weersomstandigheden in het verre vaderland: haar tussenkomsten klinken als 'In België is het snertweer', 'Het is er zeer koud', 'Hagelstenen als duiveneieren zo groot'. Iemand voegt eraan toe 'dat aan de zee de algemene dooi ingetreden is', en telkens schateren we het uit. Onbeschaamd geven wij ons remmeloos over aan 'leedvermaak', Schadenfreude' in het Duits. Het Frans en het Engels hebben het over 'joie maligne' of 'malicious pleasure', veel minder handzame termen dan die van ons, ware Germanen. Of zou het mogelijk iets over ons zeggen?

Wat ik maar wil zeggen: dat was gheselschap goet ende fijn. Dat was? Dat is, zal ik bedoelen: ook elke dinsdagmiddag in de les bij Michele.

maandag 30 maart 2009

Certaldo - dag 2 : Centro Storico


Osteria del Vicario


Zicht op de onderwereld


De Romeinse poort, vlak naast de kerk


Het huis van Boccaccio

Je kunt moeilijk vier nachten in Certaldo Alto geslapen hebben, er geweest zijn van dinsdag tot zaterdag, zonder het stadje zelf gezien te hebben: daarom, vandaag, na de middag een bezoek aan het 'centro storico'. Voor mezelf is het een soort(je) van bedevaart: Giovanni Boccaccio, de schrijver van de 'Decamerone', de eerste in de westerse literatuur om novellen te schrijven, is er immers geboren.

Historisch is om te beginnen al ons hotel: het was een oud, klein klooster, omgebouwd tot hotel(letje), maar met alles erop en eraan. Er waren destijds voor de paters vier cellen, nu dus vier kamers voor de gasten. Natuurlijk gemoderniseerd, met badkamer en douche, alleen de vloer is niet stabiel: die rust niet op betonnen welfsels, maar op houten planken, en hij geeft dus een beetje mee. Dat heb ik ervaren toen ik de eerste avond de grote kleerkast opende. Dat meubel had dat echter niet goedschiks begrepen, en kwam, met half geopende deur, onverhoeds op mij gevallen. Opvallend, in alle betekenissen van het woord. Dieuwertje komt mij ontgraven, en verder: een kniesoor die erom maalt.

Het uitzicht vanaf het balkon is weids en magnifiek: groen strekt zich in de laagte alom voor je uit. De lente is hier kennelijk al een paar weken verder, maar ook nog pril. Overigens vindt Dieuwertje op dit balkon in Ulrike een bondgenote om samen een sigaretje op te steken. Zij zijn de enige twee rokers in onze groep, dat wil zeggen: de derde ben ikzelf.

We logeren vlak naast het oude kerkje, de San Tommaso, gebouwd in de 13de en 14de eeuw. Naast de kerkdeur bevindt zich een toegemetselde poort, die oorspronkelijk Romeins is: ze heeft in ieder geval een perfect ronde boog. Ik kan moeilijk alle merkwaardige huizen van het historische centrum gaan beschrijven: over elk gebouw is wel een verhaal te vertellen, je kan zo uren bezig blijven. We zien wel het huis van Boccaccio, dat in de Tweede wereldoorlog volledig en vakkundig verwoest was, maar nadien compleet en precies gereconstrueerd is. Het museum is echter niet open.

Eventjes verder komen we in een gebouw dat gewijd is aan kunstambachten: keramiek, 'terracotta d'arte', ambachtelijke weefsels, 'stampa d'arte'. Dat laatste staat synoniem voor 'litografia', steendruk dus. We bekijken vooral alle keramiek: borden, schotels, vazen, alles klein of groot, prachtig gedecoreerd, zeer aantrekkelijk: we zoeken zaken die we willen meenemen en cadeautjes die we willen kopen, want het thuisfront mag Toscane ook opsnuiven. Maar ik maak daar iets zeer moois mee: ik kijk naar de steendrukken, ze staan me wel aan, het zijn originele werkjes in een niet te grote oplage, het lijkt me wel wat. Geïnteresseerd probeer ik naam van de kunstenaar lezend te ontcijferen, en dan overtreft het toeval de fantasie. Want wat blijkt: de kunstenares, want het gaat om en vrouw, heet 'Borgogni', ik ontmoet dus een Italiaanse naamgenote. Natuurlijk koop ik een werkje van haar (eigen volk eerst, dat spreekt), ik laat haar mijn identiteitskaart zien, zij ontdekt haar eigen naam in een andere spelling, en tenslotte betaal ik en ontvangt zij het verschuldigde bedrag: zaken zijn zaken, dat spreekt net zo goed.

Certaldo is zich zijn kwaliteiten en reputatie zeer bewust: het stadje is echt schoon, je kunt er bij wijze van spreken van de grond eten. Verdwaalde snippers of misplaatst afval krijgen er geen kans: die worden gelijk ingerekend en in een vergeetput gedumpt. Dat is niet alles: vuilnis opruimen is een ding, schoonheid brengen een ander. Maar dat doet Certaldo ook: op een aantal plaatsen in het stadje staan beeldhouwwerken, twee daarvan van een kunstenaar met de naam 'Fuad': een beeld van een verliefd paar dat de mooie naam 'Ti invito al viaggio' draagt (ik nodig je uit tot de reis), en een van een figuur, een hoofd eigenlijk, dat de schalmei bespeelt. Dat laatste is overigens een thema dat daar in veel schilderijen en schilderingen terugkomt, het lijkt een symbool voor of merkteken van de streek te zijn. Fuad heeft de Italiaanse ziel best wel begrepen.

En verder: genieten van het stralende weer, de mooie panorama's en elkaars gezelschap. Waar kunnen we nog beter zijn?

zondag 29 maart 2009

Certaldo - dag 2: ochtend


Mini Brunelleschi


San Bartolomeo met het lerende vingertje


Romaans: fabeldieren, kruis en vierkant


Toscane: zon, licht en lucht

Vandaag gaan we Toscane verkennen, tenminste de omgeving van Certaldo. Een vriend van Marleen, onze factotum en betrouwbare gids, heeft haar een aantal dorpen gesignaleerd die zeker het bezoeken en bekijken waard zijn. Voor de middag staan er drie op het programma, na de middag drie andere. Eva en Francine gaan alleen na de middag mee, en dan doen een aantal mensen van de ochtendploeg weer iets anders: vrijheid blijheid heet dat, en zo hoort het ook.

Onze eerste plek heet Petrognano: dat dorp hebben we in feite niet gezien, maar op zijn grondgebied staat wel een hoogst merkwaardig monument: de koepel van de Florentijnse dom, Santa Maria dei Fiori, is er in 1591 al perfect nagebouwd op schaal 1/8. Je zou kunnen spreken van een verre en kleine voorloper van 'Mini Europa', in dit geval dan 'Mini Brunelleschi'. Officieel heet het gebouwtje 'Capella di San Michele arcangelo'.

Wie zet daar zoiets neer, in the middle of nowhere, en waarom, vraag je je dan af. De geschiedenis brengt raad: in 1202 al werd de bloeiende en groeiende stad Semifonte door de Florentijnen na een felle oorlog en hevige veldslag compleet vernietigd, en het is op de oude assen van de verwoeste stad dat de minikoepel verrijst. Want die oude overwinning was voor Florence na meer dan 350 jaar een schandvlek op zijn beschaving en reputatie geworden, de kerk had aanzienlijke inkomsten uit haar verwoeste eigendommen verloren, en het was tenslotte een kanunnik van de kathedraal van Florence die het gebouwtje liet optrekken. De Florentijnen, na zoveel jaren nog schuldbewust, en liever op goede voet staand met de kerk, presteerden dus een soort van 'Wiedergutmachung'. Waar hebben we dat nog gehoord? De mens verandert niet echt.

Verder gaat het naar Barberino Val d'Elsa. Die 'Elsa' is overigens geen vermaarde Italiaanse uit vervlogen tijden, het is gewoon de naam van een riviertje, en de hele streek staat bekend onder de naam 'Valdelsana'. Het stadje zelf is opnieuw een van die middeleeuwse schrijnen van min of meer vergane grootheid: het was ook gemoeid in de strijd tegen Florence, dat van andere mogelijk toekomstige centra geen concurrentie duldde. Je komt er nu binnen via een eerder eenvoudige stadspoort die bewijst dat Barberino toch iets meer is dan zeg maar Schoonbroek. Er staat ook een behoorlijk indrukwekkende parochiekerk ('pieve' in 't Italiaans) gewijd aan San Bartolomeo. Het interieur vangt het licht op heldere, serene wijze, er hangt een vanzelfsprekende religieuze sfeer. Er bestaat een bijzondere verering voor de Beato Davanzato (de zalige dus), die er in de dertiende eeuw parochiepriester was, en die zijn sporen in de strijd met Florence allicht ook wel verdiend zal hebben. De voorgevel heeft een mooi en helder timpaan, waarop in mozaïek een waarschuwende, onderwijzende San Bartolomeo te zien is. verder kom je nog bij de overblijfselen van een vroegere kerk: enkele zuilen geven er de omvang nog van aan, en ervan heeft Romaanse versieringen: twee fabeldieren, een kruis en een vierkant waarvan me de betekenis niet duidelijk is.

Het is ondertussen wel zo: wil je in dit deel van Italië iets aan de reis hebben, mag je niet echt vies zijn van kerken, religieuze gebouwen en hun overblijfselen. Je vindt er wel zeer veel schoonheid en merkwaardigs, en de mentaliteit en houding tegenover dood, leven en eeuwigheid van de vroegere (en deels huidige?) Italianen wordt er wel duidelijk door. Geïnspireerd door de prachtige natuur? Ik vind de Kempen bijzonder mooi, maar ik moet toegeven, Toscane heeft ook wel iets. Iets zeer aantrekkelijks. De weergoden zijn ons extra goed gezind: je kunt er zon, licht en lucht drinken, als het ware.

Dat doen we dan ook in 'Colle di Val d'Elsa'. Die plaats hebben we niet echt bezocht hebben: we 'doen' er een terrasje, drinken gezellig wat, eten een driehoek inlandse pizza, laten al de indrukken bezinken en maken plaats voor nieuwe, die van na de middag.

Certaldo Alto - dag 1


Regenboog boven Antwerpen


De 'Osteria del Vicario'': oud kloostertje

Redelijk vroeg in het jaar, in de laatste week van maart, wanneer de lente in eigen land nog altijd vergeefse moeite doet om zichzelf uit te vinden, trek ik met de cursisten Italiaans - of zij met mij - weer naar Italië, we maken onze jaarlijkse reis en we kijken ernaar uit. Dieuwertje is mijn begeleider: haar aanwezigheid en haar jeugd brengen de gemiddelde leeftijd van het gezelschap naar een milde vijftig jaar. Zelf is ze op twee maanden na vijfentwintig.


Voor dag en dauw (om kwart over vijf) roept de wekker me naar Toscane; om half zeven vertrekt ons busje richting Charleroi: Ryan Air is weer aan het feest, om het bescheiden te zeggen. We krijgen al voor Antwerpen nog een frisse teug vaderlands weer, maar een prachtige regenboog verzoent ons in laatste instantie met het bestaan in de Lage Landen en kondigt het licht en de kleur van Toscane zeer voortijdig aan. Tenminste, dat laatste hopen we. Een kermis is een geseling waard, zegt onze volksmond: file, stapvoets en af en toe stilstaand verkeer zijn ons deel tot een eind voorbij Brussel. De vlucht naar Pisa verloopt rimpelloos, en na nog een groot uur huurauto rijden zijn we in Certaldo: je hebt Certaldo Basso en Alto (de geboorteplaats van Giovanni Boccaccio!), en het 'centro storico', waar we moeten zijn, is niet zomaar te vinden. We zoeken in Basso naar andere middelen om in Alto te geraken, we wandelen wat door het stadje, en ook hier een gulle overvloedige maartse bui: de Italiaanse lente is kennelijk een boezemzusje van de Belgische, en die regenboog boven Antwerpen schijnt maar een afleidingsmanoeuvre geweest te zijn.

We schuilen voor de regen in 'Bar Italia': de vaste klanten maken spontaan plaats vrij, schuiven stoelen bij en maken het de toeristen die we zijn naar de zin. Overigens, kun je bij ons een café bedenken dat 'Bar België' heet? Het zou nog een leuke alliteratie opleveren, maar zo patriottisch zijn we niet: ons landje is een kunstmatige constructie (ons opgedrongen zeggen de Vlamen al tijden lang), de Italianen hebben voor hun eenmaking behoorlijk moeten vechten, en dat scheelt een slok op de borrel, ook in 'Bar Italia' bij bar regenweer. Namen als Cavour en Garibaldi zijn essentiële delen van het nationale collectieve geheugen, wie daarentegen kent er namen van leden van ons 'Voorlopig Bewind' uit 1830? Gendebien, Rogier, Felix de Merode en Van de Weyer zijn, voor zover ik me herinner, de bekendste. Helden noemen we ze niet, we ervaren ze ook niet als dusdanig: franstalige Brusselse bourgeoisie, met eventjes later de leuze 'La Belgique sera latine, ou ne sera pas'. Geen wonder dat Eddy Merckx en ooit de nationale elf (Mexico '86, we waren 4de!) onze trots waren. Niet zo in Italië: tenminste wereldkampioen hoor je daar te zijn. Of Marco Pantani te heten.

Om in Certaldo Alto te komen, kunnen we best de 'funicolare' gebruiken, de kabelbaan. Helaas, driewerf helaas, die funicolare is net deze week gesloten wegens jaarlijks onderhoud. Er is wel een vervangende bus, en zo geraken we toch voorspoedig in ons hotel, de 'Osteria' del Vicario', in onze moerstaal 'de taveerne van de vicaris'. Een vicaris is dan weer de plaatsvervanger van de paus of een bisschop, of de 'onderoverste' van een klooster. En inderdaad, ons hotel is een gewezen en oud kloostertje waarvan de vier cellen nu toeristen onderdak bieden. Het spirituele leven van vroeger heeft plaatsgemaakt voor veel meer aspecten van ons bestaan. Maar stijl hadden ze wel, de paters van eertijds: daar worden we dagelijks mee geconfronteerd.

Met zijn tienen aan een langere tafel nemen we ons eerste 'Laatste Avondmaal': we zijn in feite redelijk laat ter bestemming toegekomen, maar dat wordt rijkelijk met spijs en drank vergoed. En tijdens de maaltijd wordt er overtuigend aan groepsvorming en versterking daarvan gedaan: verhalen borrelen te allen kant spontaan op, en de gezelligheid kent geen tijd. Onze eerste dag die zo vroeg begon, eindigt desondanks omstreeks middernacht. Ten bewijze van het feit dat we verlangden naar ons samenzijn, en dat we er met volle teugen van genieten. En dan begint de reis morgen pas echt.

maandag 16 maart 2009

Een vleugjeThorn


Het witte stadje


De immuniteitspoort


De namen van de 25 gesneuvelde bevrijders

Herman en Mien zijn intellectueel en cultureel nieuwsgierige mensen: anders zouden zij op de eerste plaats de beelden van Keizer Qion niet willen zien hebben. Wat zij waardevol vinden en waar ze over gehoord of gelezen hebben, dat willen ze dan ook zien. Daardoor belanden we op de terugtocht van Maaseik in Thorn, het witte stadje in Nederlands-Limburg, nauwelijks over de grens: er moet wat te zien zijn, het stadje heeft een behoorlijke naam en aantrekkingskracht. Dat weet ook ik, maar verder is me over het plaatsje weinig bekend: ik was er ook nog nooit geweest.

Als je naderhand thuis wat probeert uit te pluizen ontdek je dat Thorn vroeger veel belangrijker en groter was: tot in 1794, met de komst van de Fransen, was het een miniatuur vorstendom, waar in een abdij (het Sitft), gesticht in de 10de eeuw, hoogadellijke dames werden opgeleid. Enige rijkdom en weelde zullen de plaats dus niet vreemd geweest zijn. De dood van het 'ancien régime' betekende ook de neergang van Thorn. De Fransen, die bleven tot in 1814, voerden een belasting in op de ramen en de open haarden in de woningen. De Thornenaren, ook niet echt dom, besloten hierop hun ramen dicht te metselen, en uit trots, lees ik, de 'bouwlittekens 'meteen met witte kalk te bepleisteren: zo viel de verminking minder op. In de vorige eeuw, de 20ste dus, werden veel meer huizen dan oorspronkelijk de bedoeling was geweest, wit geverfd, in feite om het stadje nog aantrekkelijker te maken 'to please the tourists. Uit de zeventiende eeuw al is de zegswijze bekend dat 'een Hollander niet pist waar iets groeit', wijsheid met de implicatie 'Waar iets groeit, daar is het vruchtbaar, daar zit wellicht geld'. Nu zijn Limburgers geen Hollanders, maar, zoals Multatuli in 1859 in Max Havelaar' al zei: 'Nederland is Nederland gebleven, omdat onze oude lui goed op hun zaken pasten (...). Dat is de zaak!' Het witte stadje heeft dus niets te maken met een zacht en mild micro-klimaat dat wit wel noodzakelijk maakte zoals in Torgny, waar dan weer een Provençaalse bouwstijl opgeld heeft gemaakt.

Wij bekijken Thorn dus eventjes, we draaien er niet elke steen om, we nemen 'een vleugje Thorn'. Er staat een voor zo'n kleine plaats enorme kerk, laatste restant van de ooit zo machtige abdij, de Sint-Michaelskerk. Ik vind er niet zo veel aan: Houten pilaren die met verf gemarmerd zijn, écru stenen muren die ook al van hout zijn: 'echt' vind ik het niet. Licht is de kerk wel, en dat vind ik voor zo'n ruimte ook belangrijk. Maar ik heb er al mooiere gezien. Ik ga zo graag kerken binnen omdat je in een kerk die zichzelf respecteert, in de geschapen ruimte, in het interieur de houding van de mens (de bouwer, de architect, de opdrachtgever, de tijd waarin hij leefde, de maatschappij) kunt terugvinden tegenover datgene wat hem overstijgt, tegenover het 'onzegbare'. Dan wordt zo'n interieur een 'sacrale ruimte', ook voor een vrijdenker. Want dat alles heeft helemaal niets met geloof te maken, voor mij niet althans. De kerk van Thorn biedt me dat aspect niet, maar ze is wel groot.

Buiten, vlak bij de kerk, zien we een monument ter ere van de 'Brigade Piron': onmiddellijk vraag ik me af wat deze gedenkplaats in Nederland staat te doen, want de 'Brigade Piron' was zoals bekend Belgisch. Het blijkt dan dat Thorn in de herfst van 1944 door de Belgen is bevrijd: 25 van hen zijn daar in de loop van twee maanden ( eind september- eind november) bij gesneuveld. Het monument is in 1982 opgericht: op de marmeren plaquette staan de namen van de 25 gesneuvelden, ter nagedachtenis aan hen die zowat 50 jaar van hun leven gegeven hebben voor het vrije leven van wie na hen kwamen. In die zin vind ik 'oorlogsmonumenten' echt zinvol: rustig, nederig, zonder heroïek en vals pathos, herinnering aan verlies waar nu weelde is.

Verder van de kerk weg lopen we naar beneden: Thorn ligt op een kleine hoogte. We staan voor de enige overgebleven 'immuniteitspoort'. Het stadje was vroeger omwald, en wie door zo'n poort binnenkwam, was aan de wereldlijke rechtsmacht onttrokken: Thorn was bij wijze van spreken een vrijhaven, heel de plaats was één asiel. Maar wij lopen in de verkeerde richting, naar de Maas of de Maasplassen. een enorme watervlakte ligt voor ons: opmerkelijk, zoveel water zo ver in het binnenland.

Eigen land bereiken we weer via buitenland Nederland. Bijna in België rijden we weer voorbij een zompige akker en een kanaal, dat we nog kenden van 's ochtends. Veel water hebben we gezien die dag, maar toch geen regen gehad, bedachten wij. Gezeild hebben Herman en Mien niet, dat is voor de volgende keer, ook in Nederland. In Kortgene, bij het Veerse Meer. Ik wens hen veel wind.

woensdag 11 maart 2009

Het Terracotta Leger van Xi'an


Regelt het verkeer in de onderwereld


Paard en verzorger


Zittende stalknecht


Sereen met de keizer mee


Kleinvee: mondvoorraad

Voor topcultuurevenementen moet je wel eens de deur uit: vorige zondag Gent voor de Vlaamse Wandtapijten, een week later naar de andere kant van het koninkrijk, naar Maaseik voor het Terracotta Leger van Xi'an: wanneer China naar ons komt, moet je je niet laten pramen, en die kunst van het Oosten en het verleden gaan bekijken. De tentoonstelling staat opgesteld in de ontwijde Minderbroederskerk van Maaseik. Hoewel, niet zo ontwijd door deze gelegenheid: het gaat immers om het leven na de dood.

Het is een hit, deze expo: on line reserveren, je krijgt een toegangsuur (kwart voor één voor ons), tussen nadarhekken sta ik met mijn goede vrienden Herman en Mien, of eerder zij met mij, op ons uur te wachten, je mag dan binnen, iedereen krijgt een audio guide, en de verwondering en bewondering kan beginnen. Maar zo simpel is het niet: de kerk is werkelijk 'overcrowded', met een rolstoel is er moeilijk doorkomen aan: Herman moet scherp uitkijken om niemand van de sokken te rijden, laat staan gehandicapten bij te maken. Vele bezoekers staan stokstijf naar hun audio gids te luisteren en bewegen niet: het is een kolossaal succes, de massa lijkt zo statisch als de beelden zelf. Niet helemaal natuurlijk.

In het eerste deel van de ruimte zijn allerlei voorwerpen te zien die keizers mee in hun graf namen om zich van een aangenaam leven hiernamaals te verzekeren: prachtige voorwerpen van terracotta, jade, goud en brons. Heel erg opvallend zijn de beelden van een zwaan en een kraanvogel, subliem gewoon. Zij komen van de West-Han-dynastie, en zijn jonger dan de terracotta beelden van de krijgers uit de vroegere Qin-dynastie.

De stichter van deze dynastie, en meteen de eerste keizer van China, was Qin Shi Huang Di 259-210 v.C.). Hij bracht heel China onder zijn gezag, was een gedreven maatschappijbouwer en hervormer; hij stond ook aan de oorsprong van de bouw van de Chinese Muur. Hij heeft dat allemaal voor mekaar gebracht in een leven van 49 jaar: voorwaar geen kleine jongen, deze Qin. En dat wist hij zelf ook, en dat imago wilde hij bestendigen na zijn dood. 700.000 dwangarbeiders liet hij een mausoleum bouwen waar de farao's jaloers op geweest zouden zijn. Hoewel, hun piramiden en graven zijn ook niet niets. Beiden zochten zij een oplossing voor het leven na de dood: de mens blijft voor een groot deel dezelfde: de Egyptenaar van 15 eeuwen v.C. en de Chinees van 12 eeuwen later blijken door dezelfde diepe wens bezield geïnspireerd te zijn, allebei wilden ze het leven niet zomaar loslaten. Maar Qin zocht het onder de grond, letterlijk in de onderwereld. In 1974 werd het Leger toevallig ontdekt, sindsdien zijn 1.000 soldaten opgegraven, er liggen er nog 6.000 die wachten op hun verrijzenis. Ook Qins arbeiders en concubines werden levend mee begraven. Asjeblief, faut le faire!

In het achterste deel zie je ze dus, de 14 beelden van krijgers, ambtenaren, knechten en en paard. Ze zijn zoals de Vlaamse Wandtapijten: indrukwekkend, overweldigend, prachtig, bovendien mooi opgesteld op een podium van ca. 1,30 m hoog, zodat je we naar ze op moet kijken, in alle betekenissen van het woord, met raffinement belicht. De beelden wegen ca. 300 kilo en zijn gemiddeld 1,86 m hoog: majestatisch moet dat geweest zijn voor de mens die toen veel kleiner van gestalte was, en voor Aziaten die waarschijnlijk nog kleiner waren. Er zijn dus massa's beelden gemaakt, en toch is het geen serieproductie geworden: ieder heeft zijn eigen uiterlijk, is een duidelijk te onderscheiden individu. Levensecht zijn ze, natuurlijk ook, vind ik, gemaakt met veel liefde voor het detail. Je kunt rond dat podium gaan, de beelden van alle kanten bekijken, en foto's maken naar hartenlust. Het paard, de nederige stalknecht of de belangrijke ambtenaar: in dit mausoleum zijn ze allemaal met evenveel aandacht en toewijding geschapen. Op die manier zijn ze in de dood gelijk. Maar daar zal Keizer Qin een ander idee over gehad hebben, vrees ik.

Je vergaapt je gewoon aan de precisie, ik vraag me of hoe onmetelijk rijk die keizers wel gewest moeten zijn, hoe weinig zijn onderdanen gehad zullen hebben. Dat zegt de tentoonstelling er niet expliciet bij, maar hij toont het eigenlijk toch.

maandag 2 maart 2009

Vlaamse wandtapijten


Lucas schildert Maria


De slag bij Zana: Hannibals olifanten in paniek


De aankomst van Vasco da Gama in Calcutta: de boodschapper krijgt een brief


Sint-Michaël doodt de draak

Wat ik toch ook nog zeker wilde zien, was de tentoonstelling van de Vlaamse wandtapijten in Gent, in de Sint-Pietersabdij. eind november stond er een bon voor een gratis toegangsticket in 'De Standaard': daar moet je dus gebruik van maken, tenminste als dergelijke zaken je interesseren. Topwerken van eigen volk, daar mag je niet echt 'neen' tegen zeggen. In de krant stond ook dat je beter op weekdagen van het gratis ticket gebruik kon maken om zo lange rijen op zondagen te vermijden. Wij - ik en mijn twee jongste dochters - gingen wel op een zondag, en die lange rijen en het urenlang aanschuiven vielen best mee. Van overrompelende drukte was helemaal geen sprake: de tentoonstelling liep tenslotte al meer dan drie maanden.

Imposante naam heeft het evenement alleszins: 'Vlaamse wandtapijten voor de Bourgondische hertogen, Keizer Karel en en Koning Filips II', zo al duidelijk makend dat het om een periode van zeker twee eeuwen gaat. En de tentoonstelling is even imposant en indrukwekkend als zijn naam doet vermoeden: 34 toptapijten uit de verzameling van het Spaanse hof, allemaal vervaardigd in Vlaanderen, waar Brussel toen nog zonder problemen toe behoorde. Al heette dat deel van de Zuidelijk Nederlanden toen ook Brabant.

Je begint bij de Bourgondiërs, die toen onze meesters waren. Zij gebruikten deze wandtapijten als zeer tastbare symbolen van hun macht en rijkdom. En dat ze duur waren: alleen de allersteenrijksten, de zeeëndieprijksten konden zich dergelijke luxe veroorloven. Bovendien makkelijk mee te nemen naar andere pleisterplaatsen dan het eigen hof: opscheppen en intimideren was op die manier in die tijd zeer mobiel. Overigens: schilderijen en beeldhouwwerken waren toentertijd veel minder waard.

De Bourgondiërs lieten zich inspireren door de mythologie van de oudheid, wendden zich tot 'De geschiedenis van Thebe', lieten een tapijt maken over de strijd tussen Eteokles en Polyneikes, of stelden hun hemel veilig met devotietapijten, die kleiner van omvang waren, maar voor schilderijen zouden ze zeer groot zijn. En die 'kleinere' werken zijn zeer overtuigend: er is een 'Lucas schildert Maria', geïnspireerd op en doek van Rogier van der Weyden. Maar het is in feite een spiegelbeeld: op het tapijt zit Lucas links, Maria rechts, bij Van der Weyden is het net omgekeerd.

Echt reusachtige 'lappen' - als ik me dit oneerbiedige woord mag permitteren - zijn de twee tapijten die 'De verovering van Tunis' door Karel V voorstellen. Samen zijn ze '8 + 8 = 16 m' breed, en ze tonen een panoramisch beeld van de slag, de stad op de achtergrond, de ontwerper van de tapijten - Jan Vermeyen - die op een heuveltje het gebeuren staat te schilderen: hij is de garantie voor de waarheid want hij was er zelf bij. Willem Pannemans uit Brussel heeft de tapijten dan naar Vermeyens ontwerpen vervaardigd. Je staat er een beetje verbluft bij: hoe hebben ze dat ooit zo 'natuurgetrouw' kunnen maken, met de juiste kleuren op de juiste plaatsen? Tenslotte gaat het om geweven tapijten, toch weerbarstiger materiaal dan kleuren op een schilderij. Het is ongelooflijk onvoorstelbaar: kunstenaars moeten die lui geweest zijn!

Heel erg levendig is 'de slag bij Zana', waar Scipio Africanus Hannibal en zijn olifanten smadelijk verslaat en zo een einde maakt aan de Tweede Punische Oorlog. Het werk is weer een opdracht van Karel V, die zich graag spiegelde aan deze Romeinse veldheer. Hij versloeg Hannibal met list: in plaats van uit schrik te gaan lopen voor de olifanten, liet hij zijn leger op alle mogelijke manieren kabaal, herrie en lawaai maken, de olifanten sloegen in paniek en vertrappelden op hun ongecontroleerde vlucht de eigen manschappen. Door deze list en overwinning heeft Scipio zijn bijnaam 'Africanus' gekregen vertelt de audio guide ons. Het is die stormachtige paniekvlucht die met zo een levendigheid en natuurlijkheid in beeld ge- bracht wordt, dat je bewondering voor de kunstenaars nog stijgt. De woede en angst is van de olifantenkoppen af te lezen, het is net echt! Overwhelming, zeggen de Engelsen, overweldigend wij. Wat voor een uitwerking moet dat wel niet gehad hebben op mensen van de zestiende eeuw! Een oorlog winnen tegen een vreemd volk dat vecht met kolossale dieren die zelf in paniek slaan. Niet zo vreemd, zei Karel V, ik ben de moderne Scipio: pr was toen nog lang geen term natuurlijk, maar als verschijnsel bestond wel degelijk. Het is allemaal machtig mooi, majestatisch, zoals het kennelijk duidelijk bedoeld was.

Ook erg mooi is 'De aankomst van Vasco da Gama in Calcutta'. Je ziet de koning van Calcutta die een brief voor Da Gama aan een boodschapper overhandigt (hij heeft eenvoudigere kleren aan), de drie schepen in de haven, een sloep volgeladen met struisvogels (exotische dieren), en kooi met een tijger, alles even levendig en natuurlijk.

Johanna van Castilië (de Waanzinnige)liet een tapijt maken waarop Sint-Michaël de zevenkoppige draak doodt.In de rechterbovenhoek staat op een heuveltje het Lam Gods: dat wilde ik ook fotograferen, wat eigenlijk niet mocht, en vanaf de tweede verdieping kon een suppoost in deze zaal op de eerste verdieping binnenkijken: hij zag me bezig en stond in een paar seconden naast me. Resultaat: deze laatste foto heb ik van hem moeten wissen: het Lam Gods geslacht als het ware. Fotograferen was inderdaad niet toegelaten: de catalogi (€ 34.95) moesten natuurlijk ook verkopen, waarschijnlijk met lam. Maar laat ik daar maar niet te neerbuigend over doen: deze tentoonstelling heeft allicht handenvol geld gekost, en als dat voor een deel met een prachtige catalogus terugverdiend kan worden, tja, daar is niets mis mee.

Sint-Pietersplein

Het was wel veertig jaar geleden dat ik nog eens op het Sint-Pietersplein was geweest, vlak bij de Blandijnberg, waar ik in de tweede helft van de jaren 60 student was. De faculteit 'Letteren en Wijsbegeerte' staat erbij als vanouds, daar is aan de buitenkant nauwelijks iets aan veranderd, maar het Sint-Pietersplein ziet er nu heel wat frisser uit: een ondergrondse parkeergarage, het plein zelf keurig heraangelegd. Ik stel vast dat ik voor de kerk en de oude abdij veel meer belangstelling heb dan toen ik 20 of daaromtrent was: we liepen daar vroeger redelijk achteloos voorbij, nu is het mijn aandacht meer dan waard. 'Cinéma Léopold', die alleen seksfims draaide is verdwenen: tv en dvd hebben die totaal overbodig gemaakt, of de Gentenaar is preutser geworden, of de oude snoepende mannekes - hét publiek van de 'Leopol' - is uitgestorven of komt anderszins aan zijn trekken. Belangrijke sociologische verschuivingen hebben plaatsgehad!

We gaan voorbij Van de Veldes boekentoren - mijn dochters vinden er maar niets aan - en verder in de Sint-Pietersnieuwstraat blijkt het studentenrrestaurant 'De Brug' er ook nog altijd te zijn: 25 frank voor een warme maaltijd in 1965 en later! Belangrijke financiële verschuivingen hebben plaatsgehad.

We eindigen in een drankgelegenheid: 'Backstage', heet ze. Ze ligt in de gebouwen van de vroegere Gentse krant en uitgeverij 'Vooruit': belangrijke verschuivingen in de media hebben plaatsgehad. Panta rhei, ook tegenwoordig nog in Gent.