maandag 30 mei 2022

Felix Timmermans : Boerenpsalm - de roman

Bart Van Loo vindt 'Boerenpsalm' de beste van Timmermans' romans. En dat zou best wel eens waar kunnen zijn. Ik heb het werk gelezen toen ik 17-18 jaar was, en na bijna 50 jaar kun je daar niet veel meer over vertellen. Ik heb hem dus opnieuw gelezen, in de uitgave uit mijn vaders bibliotheek, van P.N. Van Kampen & Zoon, Amsterdam, zonder druk of jaartal.

Het eerste dat je opvalt, of bij de keel grijpt: er zit veel vaart in het boek, er blijft allerlei gebeuren. Ik ga het hier nu natuurlijk niet navertellen, maar het ene feit volgt na de andere verwikkeling. En ook de stijl trekt je door de roman: zelfs als Timmermans zinnen langer worden, blijven ze even vlot leesbaar. 

Wortel is de boer die probeert te overleven, die zo goed mogelijk zijn best doet, maar daar niet altijd in slaagt: hij is niet perfect. De pastoor en hij zijn beste vrienden, en de geestelijke kan best de zon in het water zien schijnen: het leven is  geen lach, beweert hij herhaaldelijk. Wortel pacht van het kasteel, en de lui die daar wonen, zijn niet altijd mededogend, wel integendeel: een late galm van de feodaliteit klinkt hier door.

Koen Broucke: De varkenskop

            Nadat zijn eerste vrouw, Fien van haar voortdurende hoofdpijn is verlost,                schenkt Wortel de varkenskop aan de pastoor. Die daarop antwoordt dat hij             liever gehad had dat zijn vrouw ergens anders pijn had gehad, dan had hij                misschien twee goede hespen gekregen.

De vraag is ook: in welke tijd speelt die verhaal zich af. Boer Wortel wil 'zonder chimiek' aan landbouw doen, maar voor de rest merk je niet veel van moderniteit. Een stad die eventjes een rol speelt, kan Antwerpen of Lier zijn, maar Timmermans benoemt ze niet. Wortel is ook een bedreven stroper: dat brengt vlees in de pot. Eenmaal wordt hij betrapt op het stropen van een haas, en daar krijgt hij een gevangenisstraf van acht maanden voor. In een strenge samenleving leeft hij, streng vooral voor wie op de onderste sporten van de maatschappelijke ladder staat. Het gaat ook over bijgeloof, over hekserij en belezers: de verlichting is ver weg! Het enige dat naar een vaste realiteit verwijst, is wanneer er gesproken wordt over 'loten', over 'erin of eruit loten', om al dan niet in dienst te gaan. Dat ben ik eventjes gaan opzoeken: de loting is bij wet afgeschaft op de eerste december 1909, en toen ook vervangen door de algemene dienstplicht. De roman loopt dan nog ettelijke jaren verder, maar over de Eerste Wereldoorlog lees je geen woord. Auto's komen in de wereld van Wortel ook niet voor. Die 'onbepaalde tijd' maakt de roman tijdloos, universeler, een symbool voor hoe het boerenleven in de Kempen,  en niet alleen daar, was in de periode 1860-1930, als ik er dan toch jaartallen op zou moeten plakken.

De taal is 'Timmermans', dat wil zeggen zijn zelf geschapen Kempisch-Vlaams-Nederlands van 85 of meer jaren geleden, maar dat nooit ergens gesproken is. Maar ze past uitstekend bij Wortel en de andere figuren uit de roman.

Van Smits hangt op de tentoonstelling in het museum ook een ets, 'De oogst', die erg goed past bij de roman: de overvloedige rijkdom spat niet dadelijk van het werk, Wortel kan best gewerkt hebben in dergelijke omstandigheden


Jakob Smits: De oogst (ca. 1922) 

Het geloof en God spelen natuurlijk een grote rol in 'Boerenpsalm', hoewel die God ook best vervloekt wordt. Maar Broucke heeft de sfeer toch goed aangevoeld: een Mariakapelletje siert de achterkant van de omslag.

Koen Broucke: Mariakapelletje

Wortel besluit zijn lange monoloog over zijn leven met een lange dankzegging over alle weelde en vreugde die hij in zijn leven heeft mogen ervaren: dat is dan ook eindelijk de psalm van de boer. Die is gericht tot God, de Heer, want het blijft een werk met sterk religieuze inslag, maar voor jezelf kun je God vervangen door het leven of de natuur, hoewel dat zeer uitdrukkelijk Timmermans' bedoeling niet was. Ontkerkelijking en secularisatie: daar was in zijn tijd nog geen sprake van. Die finale dankzegging doet ook zeer sterk denken aan het Zonnelied van Sint Franciscus: de schrijver kende dat ongetwijfeld ook. Die laatste bladzijden komen mij over als het bijna euforische laatste deel van een symfonie, van iemand als Beethoven om maar iemand te noemen: ik vind het prachtig, maar dat is natuurlijk subjectief, dat neem ik voor mijn rekening.

Pour la toute petite histoire

Tijdens mijn lectuur van mijn vaders exemplaar kom ik hem verrassenderwijze in hoogsteigen persoon tegen, op blz. 173, eerste regel. Natuurlijk herken ik zijn handschrift, en daar heeft hij de nacht echt 'donker' gemaakt. Van 'Doch op een nacht..' veranderde hij in 'Doch op een donkere nacht...'. Dat is net wanneer de 'kwade hand' heeft toegeslagen: 'En het duurde niet lang of men hoorde van alle kanten van behekste stallen, betooverd vee, ziekte en geheimzinnigen tegenslag.' - ' Bij den Ossekop zat heel zijn hof vol slekken, van die vette, geel met zwarte plekken, tot zelfs bij mijnheer pastoor zat er een onpakbaar beest in den hof, een soort van mol, maar grooter en met een witte moustache, die rats de wortels van zijn boomen afvrat'. (p. 172) Vader moet zeker gedacht hebben dat het er nog niet griezelig genoeg uitzag, en maakte de nacht nog donkerder dan hij al was. Hij probeerde met andere woorden Timmermans te verbeteren, maar echt geslaagd vind ik zijn poging niet, sorry, paps! In de nieuwe uitgave is dat woord 'donkere' evenmin te vinden: navolgers heeft hij niet gehad.

Vaders aanvulling: een dichterlijke vrijheid

Tot slot: 'Boerenpsalm', zeer aanbevelenswaard!

woensdag 18 mei 2022

Boerenpsalm: Koen Broucke

De illustraties in deze 'nieuwe' Boerenpsalm zijn van de hand van Koen Broucke, een kunstschilder die ik leren kennen heb door de roman 'Kamer in Oostende' van Koen Peeters. De schrijver en de schilder ontmoeten elkaar geregeld in Oostende, geven hun indrukken over de stad, hebben het over Ensor en Spilliaert, literatuur en kunst, en vooral over wat vriendschap betekent. Natuurlijk is dit boek door  Broucke geïllustreerd. En zeer goede roman vond ik het, vele bladzijden heb ik aangetekend. Even daar een foto van een schilderij van Broucke daaruit:

Koen Broucke: De  Noordzee - (strand en branding) - De tekst onder de foto gaat over Ensor, een Oostendenaar waar je niet omheen kunt; maar dat speelt hier eigenlijk geen rol.

Om Boerenpsalm te verluchten moet je natuurlijk niet aan de zee zijn, de Nete hoort bij Timmermans, Lier en de Kempen. En dan krijg je meteen veel meer kleur dan het bruin en grijs van strand en Noordzeewolken: blauw wordt het water, donker en licht, geelachtig de bloemen, lichte kleuren voor het Kempenzand, zwak blauw voor de hemel ('febel' zeggen we dan in ons dialect), witte berkenstammen, groen op de achtergrond: er zit heel wat leven in dit doek. Ik vind dat Broucke het Kempische landschap best goed gevat heeft, ik hou van dit werk.

Netekanaal (winterlicht, avond), 2021, olie op doek

'Netevallei (avondlicht), 2022' straalt nog meer dan 'Netekanaal) licht uit, althans zo zie ik het. Het komt mij optimistisch over - ik, hou echt van blauw - en komt zo overeen met de sfeer van 'Boerenpsalm'. Echt een schilderij dat bij het boek past.

Netevallei (avondlicht), 2022

En dan komt Broucke met een portret van de in de realiteit onbestaande 'Wortel als jonge man': hij schijnt met vertrouwen zijn toekomst tegemoet te blikken, hij weet nog niet wat hem allemaal zal overkomen, hoe hard hij zal moeten zwoegen en zweten. Is het daarom dat het schilderij minder kleurrijk is? Mooi portret is het alleszins.

Wortel als jonge man, 2022, olie op canvasboard

Broucke laat ook nog een portret van zichzelf achter: een half gezicht zonder voorhoofd, met op zijn linkerschouder een admiraalvlinder. Ernstig kijkt de man, met een bijna dicht linkeroog, alsof hij nauwkeurig zit te observeren wat hij gaat of kan gaan schilderen. Die ernst wordt wel doorbroken door de kleurrijke vlinder die een iet of wat vrolijke toets op het doek legt. Best geslaagd vind ik het.

Zelfportret met admiraalvlinder, 2021, olie op doek

Dit was de eerste keer dat ik schilderijen van Broucke in het echt heb gezien: ik moet zeggen dat hij me overtuigd heeft. Zeker ook voor of door hem is de tentoonstelling 'Boerenpsalm'  in het Jakob Smits Museum de moeite waard. En dan heb je nog een paar werken van Smits zelf, die geleefd heeft min of meer in de tijd van het ontstaan van 'Boerenpsalm'. Daarom ook is deze tentoonstelling hier echt wel op zijn plaats. Ga maar eens kijken als je een waardevolle rijker wil zijn!

Felix Timmermans: Boerenpsalm - Jakob Smits Museum

Vorige zondag gebeurde er iets speciaals in het Jakob Smits Museum: daar werd de nieuwe uitgave van 'Boerenpsalm' van Felix Timmermans voorgesteld. De drijvende kracht achter die nieuwe editie was en is Bart Van Loo, die het niet kon verdragen dat deze roman - de beste van Timmermans volgens hem - niet meer verkrijgbaar was. Als je dat wil veranderen, moet je hem opnieuw op de markt brengen, dacht Van Loo. Zo gezegd zo gedaan: Koen Broucke werd aangezocht voor de overigens zeer mooie illustraties, Toon Horsten zorgde voor het eigenlijke uitgeven, en sinds de 3de mei ligt de roman weer in de boekhandel, met een nawoord van wijlen Gaston Durnez, eminente Timmermanskenner. 

Een tentoonstelling hoort daar ook bij, met werken van Koen Broucke, Felix Timmermans en Jacob Smits. Een mooie tekening door Isidoor Opsomer hangt er ook: die toont Timmermans in de volle kracht van zijn jaren, best indrukwekkend is dat werk.

Isidoor Opsomer: Felix Timmermans

Maar zijn ook werken van Timmermans zelf te zien. Twee keer 'Drie Koningen', verwijzend naar 'En waar de sterre bleef stille staan'. De naam van Bern Janssens staat er ook telkens bij, een kunstschilder, fotograaf en beeldhouwer uit Lier. Wat hij aan deze werken heeft bijgedragen weet ik niet, maar het moet toch van belang geweest zijn, anders zou zijn naam niet vermeld zijn. De koningen heten bij Timmermans niet Balthazar, Caspar en Melchior, ze dragen de namen Suskewiet, Pitje Vogel en Schrobberbeeck. Ze lopen in een besneeuwd landschap: voor de klimaatverandering kwamen die hier nog voor - de tekeningen zijn uit 1936. Op de eerste tekeningen zien ze er iets meer koninklijk uit, iets meer, maar niet echt. De tweede toont de drie mannen als min of meer Vlaamse bedelaars. Mooi getekend zijn ze, en met passende kleuren.


Zes koningen

Een mooie 'Hoorn des overvloeds' kun je er ook bewonderen: in het christendom komt die ook voor, en zou dan correct 'Hoorn des Heils' moeten heten. Je kunt er zo ook een zien onder de zittertjes, of aan de misericordes in het hoogkoor van de Katharinakerk in Hoogstraten, en die dateren van 1540. Deze twee mannen dragen aan een sterke stok de oogst, de vruchten des velds naar huis: de aarde, de Heer is hun gunstig gezind geweest. Je moet eens goed kijken hoe gul de aarde zich getoond heeft: druiven, witte en blauwe, peren, appelen, en een pompoen om u tegen te zegen, en eierplanten: waar kunnen we nog beter leven? Leuk detail: aan de boom hangt een Mariakapelletje de wereld te beschermen, een blauw kapelletje, zoals het hoort natuurlijk! De naam van B. Janssens staat weer bij, met daar achter 'sculp', m.a.w. beeldhouwer.

De Hoorn des Overvloeds

Dan zijn er nog een paar  werkjes van Timmemans in een andere stijl: een ervan is Sint Antonius Eremijt. In feite was dat een kluizenaar die in de Egyptische woestijn geleefd heeft, maar hier is hij verhuisd naar een Kempisch bos met kapel erbij. Het varken is natuurlijk ook present: dat varken zou dan de duivel zijn die Antonius bekoorde, maar daar bestaan ook andere verhalen over. Als dank en vergoeding voor het verplegen van zieken mochten de Antonieten in de Middeleeuwen hun varkens vrij rond laten lopen, zodat ze hun kostje bijeen konden scharrelen. Op 17 januari waren ze vet en werden ze geslacht: het vlees werd dan onder de zieken en de armen verdeeld. Die Antonius ligt mij na aan het hart: mijn vader decreteerde in mijn kindertijd dat deze heilige met zijn varken mijn patroonheilige was: dat 'Teuntje' heeft mij altijd belet te veel varkensstreken uit te halen. Verder heb ik mij getroost met het feit dat varkens zeer intelligente zoogdieren blijken te zijn. En verder: you can't win them all, can you?!

Sint Antonius Eremijt

Maar ik ben begonnen bij 'Boerenpsalm dat niet meer in de handel te krijgen was. Toch heb ik een exemplaar, gerecupereerd uit de bibliotheek van mijn vader, die nogal wat interessante boeken had. Dat heb ik weer opgeduikeld uit mijn boekenverzameling, en nog niet opnieuw gelezen. Dat heb ik ooit aal gedaan toen ik een jaar of 17 was, en ik kan het helaas niet meer getrouw navertellen: het is bijna 50 jaar geleden. Op de kaft prijkt een tekening van Timmermans: deze uitgave komt P. N. Van Kampen & Zoon N. V., Amsterdam. Een jaartal en een druk worden niet vermeld, maar het zou van 1950 kunnen zijn. Overigens was zo'n exemplaar ook op de tentoonstelling te zien: heel zeldzaam is het dus niet. De tekening is gesigneerd met de F en de T in elkaar gewerkt, waarmerk van Felix Timmermans. En links onderaan staat een vierkantje drukletters dat vermeldt: 'Dit boek mag alleen in België verkocht worden'. Eigenaardig voor een werk dat in Nederland uitgegeven is, maar toch in België gedrukt:  bij de drukkerij 'Sobeli' in de Kogelstraat in Brussel. Dat dergelijke anomalieën door de EU weggewerkt zijn, vind ik niet echt een nadeel.

Boerenpsalm, uitgegeven in Nederland, gedrukt in België, mogelijk 1950

Als ik mijn huidige lectuur afgewerkt heb, komt Boer Wortel weer aan de beurt. Benieuwd of ik Bart Van Loos enthousiasme kan delen. 't Zou wel mooi zijn.

maandag 16 mei 2022

Dimpna verbeeldt - Geel

Bij de tentoonstelling 'Zot van Dimpna' in de Sint-Dimpnakerk in Geel hoort ook 'Dimpna verbeeldt' in het Gasthuismuseum. Bij  het altaarstuk van Goossen van der Weyden ontbrak het de moord op Dimpna, eigenlijk de meest essentiële gebeurtenis in haar verhaal, want daardoor blijft zij maagd en wordt ze 'martelaresse', en kan haar verering beginnen. In 'Dympna verbeeldt' zie je bijna niets anders de haar terechtstelling in allerlei afbeeldingen. Het is niet 'Dimpna verbeeld' maar 'verbeeldt': zij wordt niet alleen afgebeeld, maar zet zelf kunstenaars aan haar te verbeelden: vandaar ott in de derde persoon enkelvoud.

Dat ontbrekende stuk is sinds de Franse Revolutie spoorloos: het is allicht vernietigd. Maar er bestaat een kopie van, uit 1742, geschilderd door C. Vermeiren, of Vandermeiren. Die heeft ook een portret van abt Josef Peter van der Achter gemaakt, dezelfde die het altaarstuk liet ontmantelen. De schilder had dus een band met de abdij, en met het altaarstuk. Dus maakt hij een kopie, mogelijk in opdracht van de abt. Links staat de vader van Dimpna, de koning van Ierland, met zijn zwaard in de rechterhand, klaar om fataal uit te halen. Hij draagt dezelfde hermelijnen kapmantel als op het werk van Goossen. Zijn kroon is wel minder in detail uitgewerkt, maar zijn lange mantel is dezelfde als die bij van der Weyden. Centraal staat Dimpna met duidelijk dezelfde gelaatstrekken, en haar kleed heeft ook dezelfde kleur als dat van 250 jaar vroeger. Rechts steekt een gehelmde soldaat met een lans Gerebernus door het hart. Afwijkend zijn de putti boven Dimpna: ik zou ze eerder engeltjes dan putti noemen, want ze hebben vleugeltjes en de meest rechtse van de vier houdt een laurierkrans boven het hoofd van de martelares, haar op die manier tot heilige bevorderend voor ze terechtgesteld is. 'Santa molto subito' heet dat in dit geval!

C. Vandermeiren, Marteldood van Sint-Dimpna en Sint-Gerebernus, 1742 - schilderij op doek in houten kader

Interessant vind ik een wiegendruk of incunabel uit 1496: wiegendrukken zijn boeken of geschriften, in dit geval een houtsnede, die gedrukt zijn voor het jaar 1500. In de 15de eeuw neemt de verering van Dimpna een hoge vlucht: het is dan ook niet verwonderlijk dat zij ook in drukwerken tevoorschijn komt. Deze Dimpna is een kopie: Het origineel wordt bewaard in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Haar typische attributen zijn er allemaal op te vinden: het zwaard waardoor zij de dood gevonden heeft, de duivel die zij aan een ketting gevangen houdt en die ze overwonnen heeft, en met haar linkerhand houdt zij een boek tegen haar zijde gedrukt, en dat boek is natuurlijk de bijbel. Kroon en aureool maken haar heilige status duidelijk.

Wiegendruk van Sint-Dimpna, 1496, kopie 20ste eeuw

Dan twee keer hetzelfde, in zwart-wit en gekleurd. De eerste is een gravure op papier van ene A. Collaert (1570-1618), naar een oorspronkelijk ontwerp van Maerten de Vos (1532-1603). Rechts spreekt haar vader Dimpna aan, Gerebernus probeert haar te beschermen, maar wordt zelf belaagd door een soldaat met getrokken zwaard. Rechts midden heeft de koning haar bij de haren vast, en haalt hij met zijn zwaard uit om haar te vermoorden. Iets daarboven zie je een kleine stoet van mensen die Sint-Dimpna naar de kerk met haar naam brengen. Een Latijns onderschrift luidt in vertaling: 'Dimpna, dochter van de Ierse koning. Weigerde incest toe te staan met haar vader. Dimpna vertrekt onder de hoede van Gerebernus naar het platteland. De volgeling strafte de gevondene met de dood van Gerebernus. De vader zelf hakte met het zwaard het hoofd van de maagd af.'

De ontdekking van Sint-Dimpna, A. Collaert, gravure, papier

Idem, L. Le Clerc, 1606, gravure, ingekleurd op papier

We zien een berglandschap: die kan onmogelijk in Geel of in de buurt daarvan zijn. Mogelijk is het een poging om het Heilig Land en de omgeving van de kruisiging te suggereren. Er staat best wat tekst op deze gravure: Dimpna richt tot de gekruisigde de Latijnse woorden die in het Nederlands betekenen: 'Mijn vader, Behoeder van mijn maagdelijkheid, Gij zijt de wet.'Achter haar staat haar vader weer op het punt haar te vermoorden. Rechts brengen engelen haar sarcofaag aan, waarop vertaald in het Nederlands te lezen staat: Sint-Dimpna, maagd en martelares'. Onder te tekening staat nog wat Latijn: 'Qui amat pater plus quam me, non est dignus', of 'wie meer van zijn vader houdt dan van mij, is mij niet waardig'. Nogal fundamentalistisch zouden we nu zeggen, maar indertijd was het allemaal stichtelijk bedoeld. Heel het verhaal ook legt de nadruk op twee tegengestelden: incest en maagdelijkheid. Dat incest veroordeeld werd als vuil en vuig ligt nogal voor de hand, maar daar tegenover staat dan maagdelijkheid, alsof vrouwen seksloze wezens zijn, of zouden moeten worden: de Mariacultus had duidelijk ook zijn invloed.

S. Dympnae V.M., Gravure, 17de eeuw

Zeker een van de mooiste prenten is 'Sint-Dimpna met bloemenmotief, van ene J. J. Emmerechts, rond 1760. Het gaat hier om een gravure op papier, met de hand ingekleurd. Weer een moord op Dimpna, met aan de linkerkant van de gravure Gerebernus die alweer een speer in zijn borst geplant krijgt. Links en rechts zie je twee hoornen des overvloeds waaruit allerlei bloemen ontspringen: als maagd wordt Dimpna geassocieerd met bloemen, vooral met de lelie, het symbool van de zuiverheid.


J. J. Emmerechts, Sint-Dimpna met bloemenmotief, 1760

Ten slotte: H. Maeget ende Martelaeresse, Brepols, 19de eeuw, ingekleurd op papier. Die prent vermeld ik alleen uit puur chauvinisme: ze komt van Brepols, dus uit Turnhout. Ze bevat een litanie of gebed tot Sint-Dimpna, dat echter nauwelijks te lezen is. Helemaal ongeschonden is het blad ook niet. Lithografie begon bij Brepols vanaf 1829: het zou dus kunnen dat deze prent uit de eerste helft van de 19de eeuw dateert, maar zeker weet ik dat niet.

Interessant aan deze tentoonstelling is dat vanaf de 14de eeuw Dimpna talloze kunstenaars heeft geïnspireerd; ongeveer steevast wordt haar martelaarschap uitgebeeld, want daar gaat het in de eerste plaats om. Ik veronderstel dat je van het onderwerp moet houden, het leven van Dimpna bedoel ik dan. Maar het is een heilige van net om het hoekje, en daarom vind ik het de moeite om daar eens naar te gaan kijken.

H. Maeget ende Martelaeresse, Brepols 19de eeuw

Ik behoor ook nog mijn bron bekend te maken. Die is het handzame gidsje dat je krijgt, en waar nogal wat informatie in staat. Het heet: 'Dimpna verbeeldt - Een greep uit het prentenkabinet van Gasthuismuseum Geel'.

donderdag 5 mei 2022

Een echte Van der Weyden in Geel

Dit jaar hebben er in Geel weer Dimpnafeesten plaats, als ik dat zo mag noemen. De Heilige Dipmna is de beschermster van de zwakzinnigen, de zieken zoals ze in de stad worden genoemd, en de patrones van de stad zelf. De Ierse prinses werd door haar vader ten huwelijk gevraagd, ze vluchtte naar de Kempen, haar vader vond haar toch, en nadat ze ten tweede male een huwelijk met hem had geweigerd, onthoofdde hij zijn dochter met het zwaard. Dat is heel kort de legende; een en ander zou zich in de zesde of zevende eeuw afgespeeld hebben.

Nu bestaat (bestond) er van dit verhaal een altaarstuk uit 1505 dat zich oorspronkelijk in de abdijkerk van Tongerlo bevond, en dat in de 18de eeuw naar de bidkapel van de abt werd verplaatst. Dan kwam de Franse Revolutie, het altaarstuk begon als het ware aan een echte zwerftocht, tot het in 2010 terecht kwam in de collectie van The Phoebus Foundation. Het werk was echt niet meer toonbaar: een restauratie drong zich op. Die is nu voltooid, en het resultaat is te bewonderen in de Sint-Dimpnakerk in Geel. Het schilderwerk is in zijn oorspronkelijke schitterende glorie hersteld, het is weer het verbluffende werk geworden dat het ooit was! Overigens is dit de echte Van der Weyden die nu in Geel te zien is: niet van Rogier, maar van Goossen, de kleinzoon van de eerste!

In acht taferelen wordt het leven van Dimpna verteld: eigenlijk maar zeven, want de moord op Dimpna is helaas verloren gegaan. Het eerste tafereel stelt de doop van Dimpna voor: het is Gerebernus die het doopwater over haar hoofd laat lopen. Die priester zal haar overigens naar Geel vergezellen, waar hij samen met de jonge vrouw vermoord wordt. Aan de linkerkant zie je onder een boogconstructie de net gestorven moeder van Dimpna: een bisschop en een paar andere geestelijken hebben jaar bijgestaan. Aan de rechterkant staat de koning, de vader van Dimpna met twee raadslieden te praten: wat moet ik nu doen, de koningin is overleden!

De doop van Dimpna, met op de achtergrond de dood van Dimpna's moeder

De koning wil hertrouwen met een adellijke vrouw die zo mooi, lieftallig en goed van karakter is als zijn eerste vrouw: die vindt hij uiteraard niet. Dus vraagt hij zijn dochter, die wel al die eigenschappen heeft, met hem te trouwen. Dat weigert zij natuurlijk, zij wil geen incestueuze relatie met haar vader.

Dimpna wordt door haar vader ten huwelijk gevraagd

Goossen kon inderdaad wel met het penseel overweg: kijk maar eens hoe precies hij de koningskroon schildert, hoe realistisch ook 's konings hermelijnen kapmantel uit de verf komt. Zijn gezicht is aan de gebronsde kant, terwijl Dimpna echt blank is, zoals het hoorde in de middeleeuwen. Hij kijkt niet al te uitnodigend of vriendelijk, eerder streng, alsof zijn dochter zijn eigendom is. Zij glimlacht eerder verlegen, zou ik zeggen. Maar het verschil met Rogier is dat de gezichten veel minder expressief zijn: daarin was Rogier nu juist een grootmeester. Goossen is duidelijk vlakker dan zijn grootvader. Leuk ook is het schip dat zich tussen de hoofden van de twee protagonisten bevindt: dat kun je zien als een prospectief element, want daarmee zal zij proberen te ontsnappen en aan haar lot te ontkomen.

Detail van het vorige

In het volgende tableau is het dan zover: Gerebernus praat tegen haar, overtuigt haar ervan dat het beste wat ze kan doen vertrekken is; hij zal trouwens als haar steun en toeverlaat en biechtvader vergezellen. De plooienval van haar jurk is mooi uitgewerkt, Goossen gunt ons nog de blik op een aantrekkelijk landschap, en rechts van de linkerschouder van de jonge vrouw staat een middeleeuwse kraan, zoals je die in Brugge onlangs al wel eens kon zien.

Dimpna en haar gezellen staan op het punt in te schepen

Dimpna en haar gezelschap zijn foetsie, maar daar laat de verweduwde koning het niet bij zitten: hij stuurt spionnen op pad, en natuurlijk komen die in de Kempen aan, aan de kust of in de Ardennen hebben die in dit verhaal niets te zoeken! ze passeren langs Westerlo, en daar herkent een pientere cafébazin de Keltische munten dan de vreemde spion: natuurlijk vertelt die bazin dat verder in Geel, zodat Dimpna en Gerebernus weten dat er meer dan een spatje narigheid op handen kan zijn. De naam van van het etablissement is ook bekend: 'Dits inde ketel' staat er in mooie gotische letters geschreven, en voor de slechte verstaanders of de analfabeten is er ook een ketel op de gevel geschilderd. Wie het dan nog niet snapt, zal dorst moeten lijden!

De waardin van een herberg in Westerlo herkent de munten van de spionnen

De spionnen hebben hun werk goed gedaan: van Westerlo naar Geel is maar een boogscheut, allerlei geruchten deden allicht de ronde en zo moet het voor hen niet al te moeilijk geweest zijn te weten te komen waar de prinses verbleef. Bijgevolg: zij weer de Noordzee en de Ierse zee over, en verslag uitbrengen bij hun koning. Het verhaal en de schilderijen heeft ondertussen veel weg van en stripverhaal! Maar het is natuurlijk veel meer: Goossen vind ik uitmuntend in het gebruik van zijn kleuren. Toegegeven, het werk is pas gerestaureerd, maar het heeft zijn oorspronkelijke frisheid teruggekregen.

De spionnen brengen de koning het nieuws over Dimpna's schuiloord

Het volgende tafereel sla ik noodgedwongen over: dat bestaat niet meer, hoewel dat zeer belangrijk is in de vertelling: Dimpna's onthoofding door haar vader met het zwaard. Uitzinnig van woede, niet over al zijn geestelijke vermogens beschikkend moet die dolgedraaide koning geweest zijn: ligt daar de oorsprong van Dimpna's bescherming van de zwakken van geest? 

Na de dood volgt natuurlijk de begrafenis: een kist ligt al in het graf, een tweede nog niet en op de achtergrond wordt een derde weggedragen. Links en rechts bidden sierlijk uitgedoste geestelijken voor de overledene, vier burgers zijn ook getuigen, en links- en rechtsboven geven drie engelen de nodige heiligheid aan Dimpna en het gebeuren: het verhaal met al zijn wonderlijke boodschappen wordt door Goossen in niet mis te verstane beelden duidelijk gemaakt. Het doet me nog denken aan 'Santo subito' na het overlijden van Johannes Paulus II, maar dat was in een ander tijdperk.


De sarcofagen met de lichamen van Dimpna en Gerebernus worden begraven

Allerlei eigenaardige zaken gebeuren na de wrede dood van Dimpna: zij was haar geloof totterdood trouw gebleven, ze wilde onder geen beding met haar vader trouwen, het idee alleen al! Die rare gebeurtenissen worden al snel als mirakelen verklaard, en daar, dat kan niet anders, moet Dimpna voor iets tussen zitten. Dus wordt zij opgegraven, zodat ze op een fatsoenlijke manier vereerd kan worden, en pelgrims naar haar toe kunnen komen. En haar doodskist en die van Gerebernus worden naar Geel gebracht: een 'translatie' noemt men dat, een geleerd woord voor overbrenging. Met een ossenkar doen de middeleeuwers dat: zo krijg je ook scènes uit het dagelijkse leven van de late vijftiende en vroege zestiende eeuw te zien, zoals ook bij de herberg 'Dits inde ketel'. Goossen van der Weyden heeft ook voor de couleur locale gezorgd: hij plaatst daarmee ook het verhaal van Dimpna naar zijn tegenwoordige tijd, en dat maakt op zijn tijdgenoten natuurlijk veel meer indruk!

De translatie van het lichaam van Dimpna naar Geel

Toch kun je de dood van Dimpna in deze kerk zien: het is het onderwerp van een schilderij van ene Godfried Maes de Jonge (1649-1700), van die ik nog nooit gehoord had. Het werk heet gewoon en logisch 'De Marteldood van Sint-Dimpna': het is een barok werk met veel beweging, dramatiek, lijden en geweld. Van boven zie je de vader, die ineens in een Turk veranderd is: de islam werd eeuwenlang als een bedreiging voor het christendom gezien, en wat kon je beter doen dan de slechte door een moslim voor te stellen? Er is niets nieuws onder de zon, denken we dan maar. Met een brede zwaai haalt de koning uit, en over minder dan een seconde zal zijn dochters hoofd rollen! Onderaan ligt Gerebernus belaagd, gemarteld en al bijna doodgestoken door drie forse kerels. De man met helm, harnas en hellebaard zal Dimpna's steun en toeverlaat zo in zijn hart steken, de rechtse met blote rug voegt daar met een vlijmscherpe dolk de genadesteek aan toe, en de kerel achter hem knijpt Gerebernus met een allicht zeer hete tang in zijn hals. Godfried Maes de Jonge had wel een levendige fantasie moet ik zeggen, maar, godweet, wat had hij al zien gebeuren of horen vertellen. De mens kan een wreed beestje zijn, dat hebben we de laatste weken nog ten overvloede kunnen constateren.

Godfried Maes de Jonge, De Marteldood van Sint-Dimpna, 1688, olieverf op doek, 337 x 225,5 cm

Toch heb ik zo door de lotgevallen van de Ierse maagd weer wat interessante kunst gezien, vooral die van Goossen van der Weyden. Een aanrader is het, als je het mij vraagt.