zondag 29 januari 2012

In het MAS: SAS - stad aan de stroom

Ik mag zeggen dat ik een trouwe bezoeker van het MAS ben:  al een keer of zes heb ik rolstoelgewijs van de derde tot de achtste verdieping onder mijn loep gehad. En ik moet zeggen: het is me nog nooit tegengevallen, wel integendeel. Vlak na de opening van het museum was de kritiek dat er geen grote visie achter zat, dat een aantal Antwerpse musea 'zomaar op een hoopje gegooid waren', om het eerder oneerbiedig uit te drukken. Maar op elke verdieping is het verband met Antwerpen duidelijk - behalve bij 'Leven en Dood', maar de achtste verdieping toont dan weer de fabelachtige collectie pre-columbiaanse kunst van Paul en Dora Janssen-Arts.

Gisteren ben ik nog eens op de vijfde etage geweest: 'Wereldstad, Over hier en elders'. Je krijgt er een overzicht van hoe de stad gegroeid is, je ziet een paar beelden van legendarische figuren, een prachtige Minerva uit het interbellum, schilderijen, stadsgezichten en zelfs een stadsplan. Dat laatste dateert uit 1565, dat is het toppunt van de Antwerpse zestiende-eeuwse roem, toen de stad zo'n 100.000 inwoners telde. In 1576 kwam daar de Spaanse Furie overheen, in 1585 deed Farnese Antwerpen vallen en de Schelde sluiten, de welvaart verplaatste zich naar de Noordelijke Nederlanden, de Zuidelijke Nederlanden werden langzamerhand meer zeker 'Arm Vlaanderen'.

Je mag in het Mas ongestoord foto's maken, zolang je maar geen flits gebruikt, en zo kun je dat stadsplan mee naar huis nemen. Het is van een cartograaf met de naam Virgilius Bononiensis: niet het originele plan is te zien, wel een echt goede reproductie die aantoont dat Antwerpen inderdaad een stad met enige allure was. 'De Metropool' voeren ze er nog graag als erenaam en compliment aan zichzelf, en toentertijd was dat zeker zo.


Virgilius Bononiensis, Plan van Antwerpen in vogelperspectief, 1565 (reproductie)


Detail van het plan: de kathedraal, de markt en het stadhuis

Die Bononiensis werkte zeer precies en secuur: als je een beetje inzoomt, herken je moeiteloos de kathedraal en het stadhuis: meer nog de de grote kerk zal dat stadhuis toen de trots van Antwerpen geweest zijn, want het was pas af: het is gebouwd van 1561 tot '64. En natuurlijk was het een pronkstuk: het eerste burgerlijk gebouw in de Nederlanden in renaissancestijl.

Dat de 'stroom' voor de Antwerpenaar een soort van godsgeschenk was, daarvan is hij zich kennelijk altijd bewust geweest: de rivier en de rede waren altijd een geliefkoosd onderwerp van schilderijen. Vroeger was er natuurlijk nog veel meer natuur in de buurt van haven en stad: zo hangt er van ene Abel Grimmer een doek uit 1604 met de titel 'De Antwerpse polder en de palinghuizen buiten de Slijk- of Lillopoort'. Van dat landschap schiet natuurlijk niets meer over, maar in het MAS kun je nog zien hoe het vroeger geweest is.


Abel Grimmer, De Antwerpse polder, 1604

De Rede werd bij voorkeur geschilderd vanaf Linkeroever, die kennelijk toen bekend stond als het 'Vlaams hoofd', want daar begon allicht wat nu Oost-Vlaanderen is. Je ziet natuurlijk heel de stad, de Onze-Lieve-Vrouwetoren, de toch nog druk bevaren Schelde en een prachtig licht daarboven.


Jean-Baptiste Bonnecroy, De rede van Antwerpen vanaf het Vlaams hoofd (1658)

Het jongste werk komt uit 1878 en stelt de rede in 1870 voor; het is van de hand van Robert Mols. Het panorama is bekend, de schepen op de rivier zijn het bewijs van een bedrijvige havenstad: zo zien de Antwerpenaar en de stad zichzelve kennelijk het liefst. Bovendien is het een zeer groot schilderij: het meet zowat 9 bij 3 meter: dat is natuurlijk ook mooi meegenomen!


Robert Mols, De rede van Antwerpen in  1870 (uit 1878)

Als je dat zo allemaal bekijkt, begin je te begrijpen hoe komt dat - of waarom - de Antwerpenaar zo trots is op zijn stad: over chauvinisme zullen we het hier niet hebben. Maar dat het verleden jaar nog het MAS geopend heeft - iets om heel trots op te zijn - lijkt me toch iets te zeggen over de stad. Ik wil er graag komen, in het MAS en in de stad. Het heeft iets, meer dan Turnhout. Maar wij hebben eindelijk bijna ook een fatsoenlijke Grote Markt, al is die van Antwerpen mooier.

Addendum

Lees ik vandaag (4 februari) in mijn krant dat het schilderij van Robert Mols uit zijn ophanging losgeraakt is en daarbij naar voren is gevallen. Daardoor raakte het een fiets, een authentieke velocipède uit 1870, en dat veroorzaakte dan weer een scheur van 75 cm in het doek. Grootsheid in verval: tragisch, zeer tragisch.

vrijdag 27 januari 2012

Emile Zola: Germinal - een belevenis

Stap ik nog eens 'De Boekuil' binnen, vind ik daar voor € 10 'De mijn' van Emile Zola: 'De mijn', want dat is de Nederlandse titel van het meesterwerk 'Germinal'. Voor zo weinig geld kun je niet sukkelen, en het boek wordt het mijne. Jammer van de titel in onze taal: alles speelt zich natuurlijk in en rond een mijn af, maar de Nederlandse uitgeverij van deze 'Rainbow Pocket' is er zich waarschijnlijk bewust van dat 'Germinal' in Nederland niet veel betekent, terwijl in Vlaanderen 'Germinal' toch duidelijk met het socialisme verbonden is. Bovendien is de Franse titel ook duidelijk programmatorisch: 'Germinal' was in de Franse republikeinse kalender de kiemmaand, en dat wil natuurlijk iets zeggen. Het is een klein voorbeeldje van 'traduttore traditore', maar het is nu eenmaal zo. Na 'germinal' volgt overigens 'floréal', de bloeimaand, maar niet in het boek helaas. Op de kaft staat ook nog een leuke vondst: volgens een wervend tekstje gaat het om 'een vlijmscherpe schets van het kapitalisme aan het einde van de twintigste eeuw'. Honderd jaar te laat, maar voor 10 euro kun je niet alles hebben. En hoe je een roman van 550 pagina's een schets kunt noemen, is mij ook niet zo duidelijk. Amsterdam en Rotterdam zijn ook niet op een dag gebouwd natuurlijk.


Emile Zola

Het gaat in het werk over de strijd op leven en dood tussen kapitaal en arbeid, waarbij de arbeiders ten slotte weer eens - voor de laatste maal suggereert en hoopt Zola - verslagen worden, maar het zaad van het klassenbewustzijn, verzet tegen onrechtvaardigheid en uitbuiting, opkomen en vechten voor eigen recht is gezaaid, en volgens de laatste zin:

'Mensen groeiden daar, (in de mijnen van Noord-Frankrijk) een zwart leger van wrekers, dat langzaam ontkiemde in de voren en opgroeide voor de oogst van de toekomstige eeuw. en weldra zou dit kiemen de aarde opensplijten.'

Het Frans voor 'kiemen' is 'germer', en door dat woord hier nogal nadrukkelijk te gebruiken kan Zola helemaal op het einde van zijn roman zijn titel nog eens duidelijk kracht bijzetten.

Het verhaal is in de grond van de zaak redelijk eenvoudig: een jongeman komt uit de Provence in het noorden van Frankrijk werk zoeken: Etienne Lantier heet hij. Als nauwelijks geschoolde arbeider komt hij in een mijn terecht - Le Voreux, wat 'de vraatzuchtige' betekent - leert er vrij snel de uitbuiting, de lage lonen en de afschuwelijke arbeidsomstandigheden kennen, ontdekt gaandeweg het socialisme, studeert op eigen houtje bij, wordt leider van de arbeiders. Na een onaanvaardbare loonsverlaging wordt hij de aanvoerder van een staking, die na twee en een halve maand mislukt: de mijnwerkers zijn uitgehongerd, het leger heeft op ze geschoten - Fransen schieten op Fransen! - een Russische gevluchte anarchist veroorzaakt nog een catastrofale mijnramp waarbij 'Le Voreux' compleet door de aarde wordt verzwolgen. Etienne gaat ten slotte naar Parijs om vandaar uit de strijd voor de arbeiders voort te zetten.



Een uitgave van 'Livres de Poches'

Natuurlijk gebeurt er veel meer in dit boek: de kapitalisten - les bourgeois - die de zaken in handen hebben, spelen vanzelfsprekend ook een prominente rol, zoals het monster 'kapitalisme' dat in Parijs zit en aller levens bepaalt. Ces bourgeois zijn niet allemaal door en door slecht, evenmin als de mijnwerkers een voor een heiligenbeeldjes zijn. Hun enige plezier is woest en gevoelloos promiscue gedrag, jonge meisjes worden zonder pardon genomen en bezwangerd, wat weer tot meer armoede en honger leidt: de vicieuze cirkel is rond. De bourgeoisie heeft al niet veel meer moraal, maar hun façade is sterker: minnaressen en ontrouw zijn legio, machtsmisbruik tegenover en chantage van jonge arbeidsters zijn alles behalve uitzonderlijk. En honger dat de werkende klasse leidt: om het vege lijf te redden gaan ze ten slotte tegen hun zin weer aan het werk. Staking mislukt! En daar komt dan de geprovoceerde ramp nog bovenop.


Beeld van de werkende klasse

Wat onder andere het 'mooie' van dit boek, is: de miserabelste ellende en de ellendigste miserabiliteit springen voortdurend van de bladzijden, maar de mensen vechten er tegen, en ondanks alle falen blijft er hoop: er is iets ontkiemd.
Voor de spanning moet je dit boek niet echt lezen: wel voor de vaart die erin zit, het tempo, de bezieling van de auteur, de verpletterende indruk die het maakt. Op mij tenminste. Op een bepaald ogenblik, en heleboel pagina's, trekt een stoet van zo'n drieduizend stakende mijnwerkers van mijn tot mijn in de buurt, en Zola verhaalt dat zo meeslepend en indringend dat ik na die betoging zelf moeë benen  had, ik leek het fysiek gewaar te worden. Het boek kruipt letterlijk onder je huid, zijn uitwerking liet mij niet met rust. Zelden zo'n gevoel gehad na een boek, en ik heb toch al wel eens iets gelezen, al zeg ik het zelf.

'Germinal' is het heroïsche epos van de arbeidersstrijd mythisch: heel erg aards en geloofwaardig. En zoals in de oude epen de goden op wraak zonnen en straften, zijn het hier vooral de werkers die die rol over nemen, of tenminste dat met de inzet van al hun krachten proberen. En mythisch: als de mijn 'le Voreux', de vraatzuchtige dus, door de aarde opgeslokt wordt is dat tezelfdertijd een voorbeeld van tragische ironie en immanente rechtvaardigheid: het lijkt wel of Moedergodin Aarde - Gaia - terecht wraak neemt: een mythische dimensie is dat.

In 2012 is er natuurlijk heel veel veranderd, en gelukkig maar. Toch denk ik dat het kapitalisme en het globalisme van vandaag nog altijd dezelfde mentaliteit 'des bourgeois' probeert te handhaven. Of leven wij niet in Europa, in de EU, heden ten dage?

Zola's Germinal verscheen voor het eerst in 1885: einde van de twintigste eeuw, zoals 'Rainbow Pockets' zegt. Ten zeerste en uiterst aanbevelenswaardig. Vind ik. Voor mij was het een uitzonderlijke belevenis, heel zeker weten.

dinsdag 17 januari 2012

Winter: levende vennen

'Prachtig winterweer vandaag': zo opende olijke Frank de Boosere zijn weerpraatje, en hij hoopte dat 'u ervan genoten hebt', want de volgende dagen zou het weer een andere richting uitgaan. En natuurlijk heb ik ervan genoten: ik ben nog eens in  het Vennengebied gaan kijken, wat dacht je? De vorige keer zal eind oktober 2011 geweest zijn, maar als de zon zo klaar in de lucht staat, trekken de vennen me weer naar buiten, ook al is het dan eerder fris. Maar er zijn  oplossingen: ik rijd met de auto tot aan de vennen, laat daar mijn scootmobiel te land tussen nogal wat water, en dan is er best een fris tochtje te maken.


In tegenlicht: op de voorgrond de 'Kleine Klotteraard', op de achtergrond het 'Haverven', ertussen watervlakjes die ook 'ven' kunnen worden

Er is flink gewerkt in het Vennengebied, de laatste twee maanden van het vorige jaar. Heel wat bordjes zijn er bijgeplaatst, met uitleg over wat er in het gebied allemaal gebeurt: de teksten hebben dan titels als 'Van akker tot heide', 'Levende vennen', 'Meer leven in het ven', en die titels maken meteen duidelijk wat de bedoeling van de werken is: de natuurrestauratie moet voor meer leven zorgen, en wie kan daar tegen zijn?


Dit bordje staat eigenlijk op Merksplas, tegenover de twee plassen die bekend staan als 'De Kasteeltjes'. De graafmachine op de foto is bezig het grotere deel van de Kleine Klotteraard uit te baggeren, en dat ligt dan weer op Turnhout, dicht in de buurt, aan de andere kant van het Zwart Water. Door die baggerwerken heeft dat ven de laatste maanden van 2011 droog gestaan, maar nu is er weer helder water, zij het vandaag onder een dun laagje ijs.


De 'Kleine Klotteraard': opnieuw vol

Ook aan natuurreservaat Zwart Water is gewerkt: de wandeling door het gebied is toegankelijker gemaakt - hoewel met een scootmobiel kom je er niet door - hier en daar is een poortje getimmerd, en aan een hoek van reservaat - vlakbij het bordje 'Laat u niet beetnemen' (door teken wordt bedoeld) - is een kijkplatform gebouwd, zo'n 1,75 m hoog, zou ik denken. Zo kun je het gebied eens vanaf een ander standpunt bekijken: mooi vind ik dat.


Het nieuwe kijkplatform


En wat je dan kan zien: ezels en plas in Merksplas

Welke instanties voor deze natuurinrichting zorgen, weet ik niet zo precies. Natuurpunt is er mee gemoeid, allicht het Agentschap voor Natuur en Bos, en het project krijgt steun van het 'Life+ fonds van de Europese Unie': dat het zeer zinvol is, en dat je de vooruitgang ziet, dat weet ik wel zeker.

Ik ben nog nooit zo vroeg op het jaar in het Vennengebied geweest, maar Frank de Boosere kan gerust zijn: ik heb vandaag genoten, van het weer en de natuur. Meer moet dat niet zijn.

zondag 8 januari 2012

Herman Melville: Moby Dick

Af en toe moet je toch eens een iets ouder boek lezen dat bekend staat als een meesterwerk van de literatuur, de westerse of de Amerikaanse in dit geval. Herman, vriend en bekwaam zeiler, raadde me 'Moby Dick' van Herman Melville aan: die schreef het werk in anderhalf jaar tijd, in 1850-51, en hoewel het aanvankelijk niet erg succesrijk was, bleek het vanaf 1920 onbetwistbaar tot de Amerikaanse literaire canon te behoren, en wordt het erkend als een van de hoogtepunten van de literatuur.

Lees ik vlak voor Kerstmis in de boekenbijlage van NRC Handelsblad een artikel onder de titel 'Beroemd om het verkeerde boek' waarin de auteur, Pieter Steinz, stelt  dat 'Moby Dick' niet Melvilles beste werk is: tal van hoofdstukken zijn overbodig, zegt hij - die gaan dan over de walvisvaart en het zeemansleven in het midden van de negentiende eeuw. En ik moet toegeven: ze maken de lectuur niet echt makkelijker, op momenten is het best wel een taai boek. En zo geeft Steinz misschien ook de reden waarom het werk lang op zijn erkenning heeft moeten wachten. Maar hij zegt er meteen ook bij dat het om een zeer rijk boek gaat, dat je het op tal van manieren kan lezen, dat er met andere woorden veel lagen in te ontdekken zijn, en voor mij wordt het daardoor al boeiend.


Herman Melville, 1819 - 1891

Het verhaal gaat over de jacht op de 'Witte Walvis', Moby Dick: die heeft kapitein Achab van de walvisvaarder Pequod, tijdens een vergeefse en hevige strijd om het dier te vangen en te doden, een been afgebeten. Achab is belust op wrede wraak, geobsedeerd door wraakgevoelens en wil Moby op een volgende tocht te allen prijze toch vernietigen: we zullen eens zien wie hier de sterktste is! De bemanning slaagt erin een aantal walvissen te doden: de reis is zeker niet vruchteloos geweest. Maar Achab vindt dat in feite zo belangrijk niet: hij wil Moby Dick, koste wat kost. Het gevecht vindt dan plaats op het einde van het boek, op de laatste 30 bladzijden, en de vier uitgezette sloepen en de Pequod zelf worden door de Witte Walvis vernietigd, alles zinkt, het schip en de expeditie gaan met man en muis naar de haaien. Een man overleeft: Ismaël, de aanvankelijke verteller van het verhaal.

Moby Dick is een uitzonderlijk dier: niet alleen is hij wit, maar buitenmatig groot en zwaar, en hij heeft de daarbij horende kolossale kracht. Hij wordt geregeld de 'Leviathan' genoemd, de duivel, hij is de sterkste zeebewoner, baas van de wereldzeeën of van de Natuur met hoofdletter, en die natuurlijke orde laat hij zomaar niet verstoren. En wie het toch waagt, gaat - letterlijk hier - ten onder. Of hij werkelijk de duivel is, is nog maar de vraag. Hij houdt de wereld - de schepping - in stand zoals hij is: hij lijkt me meer op een wrekende god. Daarom kun je dit boek een mythologisch verhaal noemen: het deed me nogal denken aan 'De Toren van Babel', waarin net zoals hier de menselijke hubris wordt afgestraft.


Hollandse walvisvaarders van voor Melvilles tijd (17de eeuw?)

Van epische - en daardoor van mythologische - proporties is ook de beschrijving van het finale gevecht, het doet aan Homerus denken. Op de lange reis - drie of vier jaren is de bemanning op zee - bevaart de Pequod alle wereldzeeën: het lijkt een lange odyssee, die dan nog fataal afloopt. Erg episch is ook de stijl: Melville heeft geen schrik van lange volzinnen: soms had ik het gevoelen dat ik vertaald Latijn zat te lezen. Hoofdstuk 42 ('Het witte van de walvis') bevat zo'n periode van meer dan één bladzijde: Moby Dick vraagt zowel van walvisvaarders als van lezers enige concentratie. Epische of homerische vergelijkingen gebruikt Melville ook geregeld. En wat me nogal opviel: om zijn lezers een en ander duidelijk te maken grijpt hij geregeld terug naar Europese gebouwen en fenomenen, kennelijk omdat er toen in Amerika nog niets voorhanden was dat zijn bedoelingen kon verklaren.

Tezelfdertijd is het boek wat anderen genoemd hebben 'een encyclopedie' van de walvisvaart en de potvis. Melville beschrijft in extenso de walvisvaart: hoe een dier gevangen wordt, wat er op het schip gebeurt als het gevangen is, wie er van de bemanning welke taken heeft, welke vaklui er aan boord zijn: het beeld lijkt me zeer volledig. En zeer belangrijk: hij beschrijft de potvis zeer nauwkeurig: al zijn lichaamsdelen, hoe zijn kop geconstrueerd is, hoe hij ziet, de kracht van zijn staart, alles zeer uitgebreid. Die dingen houden het verhaal wel op, en in het begin stoorde me dat wel, maar gaandeweg word je daardoor ook meegesleept, krijg je bewondering voor die walvisvaarders, en besef je dat Melville - die zelf op walvis gejaagd heeft - het dier een enorm respect en liefde toedraagt, wat hij dan weer op de lezer overdraagt. Na een tijdje wilde ik veel meer weten over de potvis, hoe het er nu mee staat, of de soort nog in goeden doen is. (De walvisvangst is in 1986 verboden; alleen Japan doet moeilijk: het wil de dieren blijven vangen voor wetenschappelijk onderzoek, maar kennelijk consumeren ze daar ook nog het vlees).


Oersterke potvisstaart

Moby Dick heeft me moeite gekost: het is niet het makkelijkste boek van zo'n 600 bladzijden. En ik ben blij dat ik het in het Nederlands gelezen heb: het bevat zo veel vaktermen over scheepvaart en de walvis, dat je ook in je moedertaal best wat oplet, wil je de draad en de draagwijdte niet kwijtraken. Maar je beleeft iets dat zeer de moeite waard is. Je moet ook wel wat tijd investeren, maar als dat geen probleem is: lezen, dat epos.


'Herman Melville, Moby Dick. Vertaling en nawoord: Barber van de Pol. Athenaeum - Polak en Van Gennep, Amsterdam, 2de druk 2009'

Ten overvloede: Barber van de Pol is een uitstekende vertaalster