maandag 28 maart 2011

Luc Tuymans in Bozar (III)

Het werk dat op mij de diepste indruk heeft gemaakt is ongetwijfeld 'The Nose' uit 2002. Niet voor niets staat het ook op het informatieve foldertje van de tentoonstelling. Nu is de titel van dit doek maar een titel: de neus is nu eenmaal het meest prominente deel van het gezicht - in alle betekenissen - en in dit geval is ze inderdaad best uitstekend. Maar daar gaat het natuurlijk niet om. Volgens de catalogus gaat het doek terug op een afbeelding die Tuymans licht gewijzigd heeft: een glimlach  heeft plaats gemaakt voor een raadselachtige gezichtsuitdrukking.  Tuymans zelf noemt het 'als het ware een Christuskop', omdat de stijl ervan herinnert aan de talloze 'Ecce Homo's' die de menselijkheid en het lijden van Christus moesten oproepen. Ik kan daar best inkomen: voor mij is de uitdrukking van het gezicht er een van immense, diepste droefheid (en ontgoocheling), waar woorden zonder  meer tekortschieten, de zaken nog erger zouden maken, waar alleen woordeloos respect en empathie passend zijn. Bij mij roept 'The Nose' dat gevoelen heel sterk op, en daarom vind ik het ook zo'n schitterend werk. Daarvoor alleen al had ik de retrospectieve willen zien.




The Nose, 2002

De Amerikaanse politiek wordt aangesneden in de min of meer reconstructie van de tentoonstelling 'Proper', in  New York, 2005. Boven het hoofdstuk dat over 'Proper' gaat, staat het antwoord van Condoleezza Rice op de vraag of ze na 9-11 geen problemen had om goed te slapen. Antwoordt Rice: 'De eerste nacht wel, ja, maar daarna hebben we een plan uitgewerkt, en sindsdien slaap ik als een roos'. Of die houding ook uit haar portret blijkt? Voor mij spreekt daar inderdaad hardheid uit, maar ook ongerustheid: zij lijkt met een priemende, onderzoekende blik de wereld in te kijken, ze lijkt duidelijk benomen en geraakt door haar functie in een US die plotseling niet meer zo kwetsbaar waren. Geeft ze vanuit haar positie dan toch blijk van enige menselijkheid?





The Secretary of State, 2005

 Ik had een beetje schrik toen ik naar de tentoonstelling van Tuymans ging: te weinig kleur vond ik van te voren, zeer ernstig ook, hij leek mij niet echt doeken te schilderen waar je je woonkamer mee wil opvrolijken. Maar toch: hij heeft me overtuigd. In kunst gaat het, zeker tegenwoordig, niet zozeer om 'het schone', dan wel om 'het goede' of 'het ware'. Alleen kunnen die twee categorieën voor iedereen andere dingen betekenen. Dat probleem zullen we wel nooit oplossen, vrees ik. Tuymans heeft dat voor zichzelf wel gedaan en er uiting aan gegeven op een manier die behoorlijk wat mensen aanspreekt. Geen geringe verdienste is dat.

zondag 27 maart 2011

Gent-Wevelgem? Meer lente!

Het was Gent-Wevelgem vandaag: vroeger zou je daar nog naar gekeken hebben, maar nu, met zo'n mooi weer? Geen denken aan! De natuur in is tegenwoordig het parool. En het is een prachtig voorjaar dit jaar. Veel zon gehad deze maand, maartse buien zijn uitgebleven. We rekenen natuurlijk nog op de aprilse grillen, maar echt nodig zijn ze niet: het land ligt er nog nat genoeg bij.

Het Vennengebied straalt weer een beetje meer, er steken al meer bloemetjes de kop op. Aan 'De Kasteeltjes' vind ik behoorlijk wat speenkruid. Dat is nieuw voor mij, want ik ben nog nooit zo vroeg in het voorjaar uitgereden, en dat speenkruid is een vroege lentebloeier: van maart tot mei kun je hem zien. Echt groot wordt het niet, tot 30 cm hoog, bescheiden zou je zeggen, maar met zijn gele bloempjes is het zeer opvallend en aantrekkelijk.


Speenkruid

Je kunt zo nog kleiner hebben, vooral als de plantjes nog maar net komen piepen. De 'kleine veldkers' heet niet voor niets zo: van 5 tot 20 cm hoog wordt hij. Zeer kleine bloempjes ook, nog bescheidener dan het speenkruid, maar wel zo opvallend wit dat je er niet naast kunt kijken..



Kleine veldkers

Prachtige bloemen in wording zie ik op de Klotteraard: vlak bij de uitkijktoren doen de waterlelies hun inspanningen om weer boven water te komen. Bloemen zijn er natuurlijk nog niet, maar de bladeren uit het donkere water naar het lichte oppervlak zien reiken: schitterend is het. Sommige hebben het al gehaald, andere zijn er bijna: nog eventjes en ze kunnen hun nog opgerolde bladeren ontplooien. En dan mogen de lelies zelf beginnen groeien, blauw geel of wit.


Waterlelie: van koele duisternis naar warm licht

De natuur zien groeien en openbloeien: een schitterende belevenis vind ik het. En ik hoop vast dat ik de enige niet ben.

En Gent-Wevelgem? Tom Boonen heeft gewonnen, wat meer is, hij heeft de bloemen gewonnen. Maar als je dat pas om zeven uur verneemt, vergaat de wereld toch niet. Waarom zou ie?




Luc Tuymans in Bozar (II)

'Mwana Kitoko' is natuurlijk lekker Belgisch, maar ander niet-vaderlands werk is even boeiend. Tuymans heeft het over onderwerpen als het nazisme, nine-eleven, de jezuïeten, de (Amerikaanse) politiek, thema's die maatschappelijk relevant zijn.

Nazisme

Treffend in al zijn naaktheid is het werk 'Our New Quarters' (1986). Het schilderij is de artistieke verwerking van een ansichtkaart uit Theresienstadt: toen tijdens de Tweede Wereldoorlog joden van het ene kamp naar het ander werden overgebracht, brachten velen van hen een tijd door in het kamp Theresienstadt, een aantal  gebouwen die de realiteit van de kampen des doods moesten verstoppen. De 'Häftlinge' kregen dergelijke kaarten die ze dan naar huis konden sturen: ze toondende grote binnenplaats van het kamp.  Je zou er de façade van een groot hotel in kunnen zien, ware het niet dat de boom, het enige leven op het doek, er onheilspellend dood bij staat. De eentonige, sombere kleur, de afwezigheid van zon, wolken en begroeiing doen overigens ook niets goeds vermoeden. Een onthutsende stomp in je maag is het, dit werk.


Our New Quarters

Nog zo'n Holocaustschilderij is 'Gaskamer', ook uit 1986. Het idee alleen al, een gaskamer schilderen: ik heb in elk geval nooit schilderij met dit onderwerp gezien. Weer krijg je kaalheid en naaktheid, nu in het centrum des doods zelve. Voor dit  werk heeft Tuymans als studie eerst een aquarel gemaakt, na een bezoek aan het concentratiekamp en de gaskamers van Dachau. In het midden zie je het deksel van een afvoerput voor de fecaliën van de vermoorden. Tuymans laat eerder lege beelden zien: hoe ontstellend ze zijn, moet je zelf in- of aanvullen: 'the content is in the eye of the beholder', elke toeschouwer maakt voor zichzelf het werk af.


Gaskamer

Intrigerend is ook 'Wandeling' (1933). Twee figuren staan in de verte, in het dal, de afgrond te staren. De rechtse is makkelijk te herkennen als Hitler, de linkse stelt Albert Speer voor, samen de bedenker en de architect van het geweld. Ze staan met hun rug naar de kijker, hun gezichten (de gezichten van het kwaad?) blijven onzichtbaar. Nogal wat schaduw en vaalgeel lichtschijnsel bepalen de sombere atmosfeer van het werk.


Merkwaardig genoeg lijkt dit werk een oerduitse, oerromantische inspiratiebron te hebben: 'Der Wanderer' van Caspar David Friedrich. Met dit schilderij in je achterhoofd wordt 'Wandeling' van Tuymans nog navranter, wranger, kouder en killer.


 Caspar David Friedrich: Der Wanderer

Een serie schilderijen van Tuymans staan bekend onder de naam 'Der diagnostische Blick'. Tuymans kijkt natuurlijk zelf met een diagnostische blik naar de wereld, zoveel is wel duidelijk. De diagnose moet je wel zelf uit het schilderij lezen.

vrijdag 25 maart 2011

Luc Tuymans: Retrospectieve in Bozar (I)

Zit ik vandaag te bladeren en te kijken in de catalogus die ik gisteren van Luc Tuymans' Retrospectieve in Bozar meegebracht heb. Ik bekijk de reproducties, en er schiet mij een vers van Lucebert te binnen: 'ik ben geen lieflijke dichter' (Uit school der poëzie). Evenmin is Tuymans een lieflijke schilder, maar zijn doeken verschillen wel aanzienlijk van het plastisch werk van de Nederlandse dichter. Hij is rustiger, schreeuwt niet om 'revolutie',  stelt zich zeer kritisch en onderzoekend op, stelt aan de kaak, geeft commentaar, klaagt - scherp - aan zonder emotioneel te worden, toont zijn kijk op de wereld van de macht en geweld, kolonialisatie en nationalisme. Je moet behoorlijk stilstaan bij en nadenken over wat je ziet. En echt vrolijk word je er niet van, levensvreugde wordt niet kunstmatig opgeklopt.

Een en ander blijkt uit Tuymans' kleurgebruik: de kleuren spatten niet van het doek, helle tinten zie je niet te veel, vooral grijzige, beige en bruinige, soms vervaalde kleuren gebruikt hij. Niet echt dodelijk somber is het, wel doodernstig. En je moet het verhaal, de context van het schilderij wel kennen, wil je er iets aan hebben. Dat was bij schilders uit vroegere tijden ook zo: als je het verhaal van de Toren van Babel niet kent, of dat van Icarus, zijn die werken van Breughel ook maar goed geschilderde plaatjes. Tuymans heeft het over de verhalen en de mythen van vandaag, hij zoekt voor macht en kolonisatie moderne, nieuwe metaforen. De juiste metafoor is niet tijdsgebonden, ze overstijgt de eigen, enge actualiteit. De toeschouwer moet wel mee willen werken en proberen de visie van de kunstenaar te verstaan.

Mwana Kitoko

De eerste zaal die we zien, is eigenlijk de laatste (dat lag aan rolstoel- en lifttechnische problemen, maar dat terzijde), en die zaal is meteen zeer indrukwekkend. Het is eigenlijk een herhaling van de tentoonstelling in Venetië, in 2001, van 'Mwana Kitoko, Beautiful White Man'. Die naam draagt ook een opvallend schilderij van Koning Boudewijn die in 1955 de kolonie bezoekt. Hij stapt uit het vliegtuig, daalt uit de hemelen neer, komt pontificaal de trap af, gekleed in een schitterend wit uniform, niet dadelijk de kleur die je meteen met Congo associeert: een vreemde is hij eigenlijk ('volksvreemd' had ik bijna geschreven), ook al door zijn lange sabel, het teken van zijn macht. Het kan om niemand anders dan Boudewijn gaan, maar een gezicht heeft hij niet echt: een zonnebril staat op een suggestie van een neus, maar verder heeft dat gezicht niet veel menselijks. Volgens de catalogus betekent 'Mwana Kitoko' 'mooie meester' of 'mooie nobele'. Maar de koloniale overheid hoorde als vertaling liever 'mooie blanke', zo het verschil in rang, stand en ras duidelijk beklemtonend, duidelijk makend ook hoe de zaken er voor de zwarte bij stonden. Zo vat Tuymans met een op het eerste gezicht eenvoudig schilderij de essentie van de kolonisatie.


Mwna Kitoko (Beautiful White Man)

Het portret van Lumumba heeft een totaal andere uitstraling: je krijgt een moderne jonge intellectueel uit 1960 te zien, bril, netjes in 't pak, snorretje, duidelijk herkenbaar. Hij ziet er niet al te blij uit, deze jonge Lumumba, deze jonge 'évolué' die zijn volk wilde emanciperen, maar die dat belet werd, en in verband daarmee waren alle berichten over het paleis niet denderend positief, zoals men zich zal herinneren.



Lumumba

In de zaal 'Mwana Kitoko' hangt ook 'The Mission', uitgerekend de missie waar Lumuba en zijn rivaal, de latere dictator Mobutu Sese Seko, studeerden. De kerk en de kolonisator ontmoeten elkaar: de eerste wilde bekeren en beschaven, de tweede wilde 'beschaven', eigen gewin maximaliseren en de macht in handen houden: meer dan évolués konden de Congolezen in die omstandigheden niet worden.


The Mission

Zo wordt deze afdeling van de retrospectieve een aanklacht tegen de kolonisatie, niet door er agressief op in te hakken, buitensporig geweld te tonen, maar door de hoofdrolspelers met elkaar te confronteren: de kerk, het paleis, het systeem, de koning als functie, en de mens Lumumba. Samen in een zaal versterken die schilderijen elkaar, en leggen ze bloot en maken ze mensen bewust. Het is Tuymans als geëngageerd deelnemer aan het maatschappelijke leven.





zondag 20 maart 2011

Snippen zoeken

Gisteren nog eens naar het vennengebied gereden: met de scootmobiel deze keer. Zulk stralend weer mag je niet aan je laten voorbijgaan: vlekkeloos blauwe hemel, lentezonnetje dat zijn best doet, temperatuur best te doen. 'De winter is vergangen, ik zie des meien schijn' leerden we vroeger zingen: zover is het nog niet, maar het gaat duidelijk in die richting. Vandaag toch.

Aan 'De Kasteeltjes' weer volop wakker wordend leven, en Canadese ganzen als een klein bezettingsleger. Maar ik wil weten of er al snippen te zien zijn: hier in ieder geval niet.


Kleine invasie

Maar het mooiste beleef ik aan het 'Ezelsven', aan de Geheulse Dijk. Een vader en zijn zoon van een jaar of zestien staan naast hun automet de verrekijker het drasland en de weilanden erachter af te speuren. Ik hou er ook halt, ze zien mij ook over het vennetje turen, foto's proberen te maken, en: 'Da's genieten, hé'  zegt de vader tegen me. Zeker weten is dat genieten, en ik zie dat ze zelfs een telescoop naast hun auto hebben staan: professionele bird watchers zijn het. Ze zien de grutto, de wulp, een roodborsttapuit, en laten me door hun telescoop meekijken. Die grutto en die wulp die gelijken echt op elkaar vind ik. 'Ja maar', zegt vader, 'de grutto heeft een lange rechte bek, die van de wulp buigt naar beneden'.

  

Grutto met de rechte bek


Wulp met gebogen bek

Gratis biologieles krijg ik, volkomen à l'improviste.  Thuis lees ik in een natuurgids dat de wulp in onze streken de grootste waadvogel is: hij kan 53-58 cm groot worden. Dat is al geen kolibrie meer, natuurlijk. De grutto is ook een vogel die voortdurend zijn naam roept, zoals de tureluur en de kievit. Mijn vogelgids omschrijft die naamroeping als 'kr-wie-toe'. Het lijkt inderdaad op 'grutto', maar de vogel schijn een klein spraakgebrek te hebben. Het Ezelsven en de weilanden erachter zitten in elk geval vol geluid: het zou de moeite lonen ze allemaal te kunnen identificeren

Op de afsluiting van een wei spotten vader en zoon nog een roodborsttapuit, en die laten ze me ook eens bekijken. Een leek als ik vindt dat hij wat op een mees gelijkt, een zwartkopmees dan, maar natuurlijk is dat ook weer niet helemaal zo: bij deze tapuit komt er natuurlijk veel meer rood aan te pas.


Roodborsttapuit

Vlak voor we vertrekken zien de 'real bird watchers' nog een boerenzwaluw, de eerste van het jaar. 'Een zwaluw maakt de lente niet', dat weten we allemaal, maar ze is er dan toch. En ik ging dus uitkijken naar snippen: die zijn er helemaal nog niet, maar de lente komt er langzamerhand aan, dat heb ik wel gezien. En heel wat opgestoken, dat heb ik ook.

vrijdag 11 maart 2011

Weer thuis

Weer thuis! Dat wil voor mij zeggen in het Vennengebied, na een sombere winter waarin mijn scootmobiel alleen dient om boodschappen mee te doen. Hoewel, de dertiende februari heb ik de protestwandeling meegereden: het was redelijk weer, maar na twee uur protesteren vanuit mijn rolstoel-met-batterij was ik verkleumd van de kou. Ik wist meteen weer waarom ik in de winter niet uitrijd, ook al had ik vanaf de uitkijktoren graag het besneeuwde landschap eens bekeken. Maar af en toe gebruik je beter je verstand.

Drie dagen geleden heb ik dat nog eens gedaan, de rede laten werken: de zon straalt met de volle kracht van de achtste maart, er is geen spatje wolk aan de hemel, stralend weer dus, maar toch een nijdige frisse wind. Lente is nog iets anders, hoewel, je voelt hem komen, of je hoopt hem komen. Ik dus naar de vennen, maar met de auto, want de accu van mijn Harley-Davidson voor gehandicapten loopt op zijn laatste benen - als ik dat zo mag uitdrukken - en ik dus autogewijs naar de natuur. Bijna een blasfemie is dat, ik weet het, maar nood breekt wet rationaliseer ik dan maar. En op de obligate maar geliefde plekken stap ik uit en maak een wandelingetje en wat kiekjes. Aan het Peerdsven bijvoorbeeld. Nooit zoveel water in het ven zien staan: het is door de restauratie (natuurherinrichting zeg maar) behoorlijk groter geworden, kan dus meer bevatten, en is inderdaad tot aan de randjes boordevol. Het moet toch een natte winter geweest zijn, denk je dan.


Het Peerdsven: vol blauw water en bomen die op herleven wachten (sommige tevergeefs)

De restaurateurs hebben het gebied ook netjes afgesloten: het ziet er pront en patent uit, het ven. Een eind verder kom ik aan het Ezelsven, dat al op Merksplas ligt, iets voorbij de Turnhoutse Nieuwe Bossen. 'Geheulse Dijk' heet de weg daar. Op een kaartje van Natuurpunt wordt die plek aangeduid als 'drasland', maar dat drasland wordt steeds groter, lijkt mij, en je kunt hier eigenlijk wel van een ven(netje) spreken. Ik kan mijn zin van net hierboven herhalen: nooit zoveel water in  het ven zien staan. En hier leeft de natuur al wat meer: de kieviten zijn terug, wat ik vroeg vind, achter het ven zie ik twee Canadese ganzen, en in het ven zijn drie eenden slobberend op zoek naar eten.


Het Ezelsven in  zijn volle uitgestrektheid


Zoektocht naar het dagelijks brood?

Eventjes verder, achter het Zwart Water maar nog op Merksplas, ligt een gebied dat 'De Kasteeltjes' heet: waar die naam vandaan komt, is me een raadsel, want al wat je er ziet zijn weilanden en rechts een populierenbos. Op De Kasteeltjes liggen ook twee plassen: ondergelopen weiland zou ik het noemen, maar waarschijnlijk is dat ook zogenaamd drasland. Op de linkse plas maken ganzen driftig gakkerend luidkeels ruzie om eten, zo vroeg op het seizoen dat nog moet beginnen, en kieviten roepen zoals voorgeschreven hun naam. Snippen zijn er nog niet te horen of te bespeuren, evenmin koeien in de wei: de lente is er nog niet echt. En veel water kun je zien, ook waar dat anders niet staat. En heel vroegwijze vroegrijpe madeliefjes: drieste bloempjes!


Onverwacht water


Drieste madelieven

Ten slotte: mijn auto geparkeerd aan het Bels Lijntje, achter de Grote Klotteraard, en  naar de uitkijktoren lopen. Het vertrouwde panorama, maar veel jong groen is er niet te merken. Boven op de toren kun je wel een foto nemen van 'Turnhouts Vennengebied: een toekomstimpressie'.  Dat is vandaag in alle betekenissen waar.


Toekomstimpressie van het Vennengebied

P.S.:

Op een weerwebsite van Zuid-Limburg (Netherlands) lees ik: 'Wat neerslag betreft was de winter opnieuw een vrij nat seizoen. (Wat een on-zin!) Er viel gemiddeld in onze provincie zo'n 210 mm neerslag, tegenover 180 mm neerslag normaal. Samen met het natte najaar zorgt dat er dus voor dat de bodem nog steeds helemaal verzadigd is van het vocht.'

Dat heb ik hier ook kunnen vaststellen.

P.S. 2: 

Wie ook al vaak te horen was: de tjiftjaf. Lees ik vandaag (17.03) in 'Natuur.blad', het driemaandelijkse tijdschrift van Natuurpunt in het artikel 'Lenteboodschappers' dat het vogeltje overwintert in de landen rond de Middellandse Zee, maar dat vanaf maart zijn roep weer volop in onze streken klinkt.
Een tjiftjaf heb ik nog nooit gezien (het is een klein, overwegend bruin vogeltje leert het artikel me), maar al zeer vaak waargenomen: je moet niet eens echt je oren spitsen. de tutreluur is ook zo'n vogel: die heb ik eens gehoord op de plaasen aan 'De Kasteeltjes', maar gezien? Ook nog nooit.


Zichtbare tjiftjaf

vrijdag 4 maart 2011

Anselm Kiefer in Antwerpen (II)

Het is niet allemaal oorlog wat Anselm Kiefer schildert. Met een aantal werken die refereren aan de bijbel plaatst hij zich in een eeuwenoude traditie: ik denk aan 'Jacobsleiter', 'Am Anfang' en 'Der Furchtbare Halbmond'.

Volgens Genesis 28:12 zag Jacob in een droom een ladder die de aarde met de hemel verbond toen hij op de vlucht was voor zijn tweelingbroer Esau. Op die ladder zag hij engelen naar de aarde dalen en weer ten hemel klimmen: boven aan de ladder zag Jacob Jahweh die zijn nageslacht het land Kanaän beloofde (tenminste, dat leer ik van Wikipedia). Rembrandt heeft een 'Jacosladder' geschilderd, ene Michael Willmann in 1691, in recentere tijden Marc Chagall: het thema schijnt in de westerse schilderkunst niet onbekend te zijn. En je ziet de engelen dalen en stijgen op die ladder, een verbinding, een verbond makend tussen hemel en aarde. Niet zo bij Kiefer: geen engelen te bespeuren, in het midden splitst de ladder, de weelderige plantengroei van bij Willmann is verdwenen: dode takken en twijgen zie je achter de ladder, die bovendien op dorre, uitgedroogde en gebarsten grond staat, en helemaal tot in de hemel reikt ze ook niet. In de begeleidende uitleg lees ik dat de Jacobsladder 'binnen de Joodse traditie staat voor een spirituele klim die leidt tot een beter begrip van de relatie tussen God en de mens'. Dat lijkt me hier echt niet mogelijk: al die dorheid, de ladder die twee richtingen heeft, naar twee vergeefse doelen leidt. Kiefer zegt mij dat in de wereld van vandaag de relatie tussen God en mens onbestaande is, dat contact van de mens met God een irrealistische wens is, een illusie, meer niet.


Jacobsladder: nutteloos middel tot contact

Een ander schilderij dat 's mensen machteloze eenzaamheid uitbeeldt is 'Am Anfang'.  De titel verwijst naar de eerste verzen van het boek Genesis: 'In den beginne schiep God de hemel en de aarde. De aarde nu was woest en ledig, en duisternis lag op de vloed, en de geest Gods zweefde over de wateren'. Aarde is er op dit schilderij niet al te veel: een klein strookje strand, dat is alles. Je ziet wel een zware, aanrollende, dreigende zee (dat is ook aarde, natuurlijk). De lucht boven die zee - de hemel dus - lijkt vol donderwolken en onweer te zitten. Tussen hemel en zee bevindt zich een neutrale strook: ze raken elkaar niet. Waar of hoe Gods geest over de wateren zweeft? Hij blijft afwezig in deze woestijn van zee en dreigende storm. Toch zoekt de mens in zijn wanhoop contact te leggen met die God: een ladder reikt in dit geval tot in de hemel. Tussen de sporten is een rol gevlochten, en rol die vol staat met foto's van torens, van hoge gebouwen die soms zeer wankel lijken. Een andere manier is het om het verhaal van de 'Toren van Babel', het failliet van de hubris, uit te beelden: het is weer mislukt. En wat meer is: die fotorol glijdt langzamerhand naar beneden. Op de grond ligt de rest van de rol letterlijk uitgezakt en in de war, terug op aarde. De boodschap is duidelijk, en consistent met die van de 'Jacobsladder'.


Am Anfang

Voor mij is het indrukwekkendste werk van de tentoonstelling 'Der Fruchtbare Halbmond', 'De vruchtbare halve maan'. Zo wordt ook het gebied genoemd waar zich de bakermat van de westerse beschaving bevond, het Tweestromenland tussen Tigris en Eufraat. Het is ook in dat gebied dat de bijbelse Toren van Babel te situeren is. Je moet al ziende blind zijn om bij die werk niet aan Breughels versie te denken, zijn uitbeelding van de menselijk hubris.Kiefer plaatst zich zo weer netjes in de westerse traditie, zij het dan dat zijn manier van schilderij heel anders is, en dat hij het verhaal weer andere accenten geeft. Bij Breughel wordt er over de bouw van de toren gepraat, steenhouwers zijn druk in de weer, schepen voeren materiaal aan, de bedrijvigheid is zich van haar illusoire onderneming nog niet bewust. Niet zo bij Kiefer: geen mensen te zien, geen bedrijvigheid, de toren is afgebrokkeld, niet volledig ingezakt dat niet,  maar van een project dat met suces bekroond is, kun je toch moeilijk spreken: je ziet het troosteloze resultaat van bovenmenselijke inspanningen. De tekst over dit schilderij zegt dan: 'Kiefer beschouwt de ruïne niet als het einde, maar als een nieuw begin. Kiefer wil bouwen aan eenheid in verscheidenheid'. Het ligt allicht aan mij, maar dat zie ik niet. Toch is volgens mij dit werk het 'pièce de résistance' van de tentoonstelling. Ik word er alweer niet vrolijk van,  maar ik werd naar dit werk toegezogen, ik wilde er per se een stiekeme foto van.Kiefer is kennelijk geen optimist, maar hij geeft oude verhalen een nieuwe inhoud, de inhoud van deze, zijn tijd, en hij doet dat met een zeer overtuigend métier. Moet je gezien hebben, vind ik dan.


Der Furchtbare Halbmond


Breughel: De toren van Babel, foto van de reproductie van de versie (1563) in het Kunsthistorisches Museum in Wenen