zondag 13 september 2009

Een foto van 11 september - Wislawa Szymborska


Richard Drewe: Falling Man

Een foto van 11 september


Ze sprongen uit de brandende etages naar beneden -
een, twee, nog een paas
hoger, lager.

Een foto hield ze levend tegen
en bewaart ze nu
boven de aarde naar de aarde toe.

Elk van hen is nog een geheel
met een persoonlijk gezicht
en bloed dat goed verborgen is.

Er is tijd genoeg,
voor het haar om los te waaien,
voor de sleutels en het kleingeld
om uit de zakken te vallen.

Ze zijn nog steeds in het bereik van de lucht,
binnen de kring van de plekken
die net zijn opengegaan.

Ik kan maar twee dingen voor hen doen -
die vlucht beschrijven
en geen laatste zin toevoegen.

(Uit 'Het Moment', mei 2006)


Gisteren, 12 september, is me iets zeer merkwaardigs overkomen: ik lees in een gezelschap mensen die elkaar genegen zijn, mezelf incluis, 'Een foto van 11 september' voor. 9.11 was de dag daarvoor 8 jaar geleden, het leek me meer dan passend. Ik lees voor en de ruimte vult zich met een soort van sacrale stilte: je kunt een speld horen vallen, heet het dan. Je voelt dat als voorlezer, en tezelfdertijd voel ik de tranen naar mijn stem stijgen, maar ik beheers me en breng het gedicht tot een goed einde.

Zelden heb ik de kracht van de poëzie zo lijfelijk in mezelf gevoeld. Ik vond het natuurlijk een goed gedicht, anders had ik het niet gekozen, maar ook de bijna beklemmende stilte gaf hetzelfde gevoel weer. Niet dat ik de meest bedreven voordrager ben, die kracht ligt in het gedicht zelf, als je het stil voor jezelf leest, maar veel meer als je het deelt met toehoorders. Met simpele middelen doet Szymborska dat: eenvoudige woorden, eenvoudige zinnen, eenvoudige beelden. Het zeer doeltreffende gebruik van 'nog' bijvoorbeeld: straks niet meer, klinkt het na. 'Nog' een persoonlijk gezicht en bloed dat goed verborgen is: de kracht van die beelden zit in wat ze niet zeggen, maar war ze hartverscheurend voorspellen. De onverschilligheid van de wereld: haar dat nog tijd genoeg heeft om los te waaien, kleingeld dat nog kan vallen. De verschrikkelijke gruwelijkheid: in de lucht, maar binnen de kring van net opengegane 'plekken', van snellere springers. En de empathie van Szymborska die de vlucht beschrijft en die weet dat zij en wij machteloos zijn, en daarom zwijgt, geen laatste zin toevoegt.

Magistraal hoe dit gedicht de essentie van deze tragedie vat: hoeveel inkt is er na 9.11 op alle mogelijke manieren over deze katastrofe gevloeid zonder dat die ooit de kern van de zaak raakte. Het verschil tussen journalistiek proza en poëzie kan niet duidelijker geïllustreerd worden: nieuws wordt oud, dit gedicht blijft leven, blijft gevoel oproepen.

Gelukkig de dichter die dit de mensheid kan geven. Hoewel, ik kan me voorstellen dat het bij tijden ook een zware last is.

zaterdag 5 september 2009

Expeditie Zandven


Het Zandven: enige open weidsheid


Kale berk in gevuld landschap



Kijk'plat'form aan het Koeven


De zon schijnt in het water van de Kleine Klotteraard

Het Koeven had ik dan wel gezien, het Zandven nog niet: de bosweg ernaartoe leek mij voor een paar weken te modderig, dus te gevaarlijk. Ik wilde niet moederziel alleen vastrijden in een gebied waar nauwelijks een levende ziel komt. Maar het weer bleef droog, het Zandven liet me niet los, en mijn kaartje liet toch wel duidelijk een weg zien. Bijgevolg: ik zou het Zandven ook als verovering aan mijn reeks 'bezochte vennen' toevoegen. Maar uitgestippelde wandelingen zijn natuurlijk geen rolstoelcircuits: voorzichtigheid bleef geboden.

Ik verlaat de brede bosweg, sla linksaf een pad in waar de laatste honderd jaar geen elektrische rolstoel meer gespot is - uitgestorven zijn die tuigen daar - en vervoer mezelf zeer behoedzaam naar het gezochte ven. Op een gegeven ogenblik vult een kennelijk redelijk diepe plas bijna de hele breedte van de weg, de vaste grond die nog berijdbaar is, helt echter te veel, ik stap uit en loop gewoon verder: zo ver kan het niet meer zijn. Nu is 'lopen' voor mij een eerder optimistisch werkwoord, maar het lukt me toch. Dicht bij de bestemming tiert het gras weelderig, en laag-bij-de-grondse braamstruiken prikken hartstochtelijk in mijn blote voeten in sandalen. Maar ik zie het Zandven dan toch, en het herstel van het oorspronkelijke heidegebied: er wordt vanuit het beleid echt aan natuurbehoud gedaan, en dat vind ik toch belangrijk. Ik neem een paar foto's en loop terug naar mijn rolstoel die in al zijn glorie staat te pronken waar ik hem achtergelaten heb: hier uitgestorven vervoermiddelen worden niet gewheelchairjackt.

Op de weg terug voorbij het Koeven: staan daar vlak naast toch ook geen ezels zeker? En ik ontdek het 'Kijkplatform', waarvan ik twee weken geleden dacht dat het er niet was. Jawel, meneer, jawel! Ik had in al mijn naïviteit een houten constructie verwacht, iets wat echt in de natuur daar past, maar nee, dat is er niet. Wel heeft 'men' een aarden verhoog georganiseerd, waarop behoorlijk wat plantengroei en ook weer bramen, en dat is het dan. Je staat wat hoger, en je kunt 'uitkijken', maar de naam 'platform' is een eerder leugenachtig eufemisme. Het staat vol bulten en kuilen en kuiltjes, gaten en 'kotters': erbovenop staan lijkt meer een evenwichtsoefening, maar mijn wandelstok houdt mij recht, behalve in twee verwaarloosbare gevallen. En je krijgt een beter zicht op het Koeven: wie zou zich nog beter kunnen wensen?

Langs het Bels Lijntje rijd ik terug, en beklauter eerst nog de Uitkijktoren: hier hebben ze kosten nog moeite gespaard, wat mij ook al niet verkeerd lijkt. En de zon schijnt er letterlijk in het water van de Kleine Klotteraard'. En van het hele gebied, wil ik hopen, wat ook zeker niet te versmaden is.