zondag 22 december 2013

Markt RICHARD 5de editie

Markt RICHARD 5de editie afficheert zich als een 'markt/open atelier in ons huis: Richardstraat13, 2060 Antwerpen. We nodigen kunstenaars uit om een kunstmarkt te houden in een gezellige sfeer'. Geen elitair gedoe, kleinschalig, je kunt aan tafel koffie drinken, cake eten, praten met de kunstenaars. En je ziet allerlei kunstvormen: textielkunst, glasobjecten, pentekeningen, juwelen, keramiek en keramisch brons, poëzie en kijkdozen. Wie in deze caleidoscoop niets vindt dat hem treft, is echt wel een kieskeurig Kareltje.

Mooi vond ik twee glasobjecten (glazen schijven) van Irene van der Does de Bye. Erg Vlaams klinkt die naam niet: de kunstenares heeft een glasatelier in Den Haag, 'Vetro Colorito' heet dat op zijn Italiaans. Twee evocaties zijn het van nogal wat orthodoxe kerken bij elkaar; de tweede schijf met de eivormige koepels en een stadsmuur met twee poorten lijkt een gefantaseerde Russische stad.




Irene van der Does de Bye: Orthodoxe kerken

Wat me ook erg beviel was een doek van Chris Meynendonckx, die textielkunst beoefent. In dit geval was het een voorbeeld van wat ik dan maar 'viltkunst' zal nomen, want dat is het ook. Ze was tot alle uitleg over het tot stand komen van zo'n werk bereid, ze deed dat met zo'n enthousiasme - passie kan ik ook zeggen - dat het wel duidelijk is dat ze met dit medium de juiste weg heeft gekozen. Makkelijk is zoiets scheppen echt niet: het vraagt veel ervaring, en 'oefening baart kunst' is hier echt wel van toepassing. Haar 'Portret van een vrouw' kijkt ernstig en doelbewust kijkend de wereld in: haar ogen trekken meteen alle aandacht, ze vangen het licht en geven tegelijkertijd veel diepte aan het werk: prachtig vind ik het.


Chris Meynendonckx, Portret van een vrouw

Om eerlijk te zijn: ik had dit alles niet gezien als daar ook geen pentekeningen hadden gehangen van Dries van Doorn, de vriend van een van mijn dochters. Op facebook had ik al veel van zijn werken bekeken, maar nu zou het in het echt zijn: dan moet je daar natuurlijk naartoe. Groot zijn zijn tekeningen meestal niet, maar vaak met veel geduld en streepjes gemaakt, en even vaak met enigmatische titels die mij nog wel eens aan Magritte of Raveel doen denken. Of ze noemen exact wat er staat, zoals 'groot appartement/winkel/klein appartement', maar dan nog levert levert de tekening stof tot denken, en zoek je wat de man erin of erachter gestopt heeft. De winkel is nagenoeg leeg, het grote appartement staat vol, het kleine appartement is donker en eerder ontoegankelijk.


Dries van Doorn, groot appartement/winkel/klein appartement

Ook nogal bevreemdend is 'Extase op de eerste verdieping van residentie Tropical': de titel alleen al! Deze tekenaar beschikt in ieder geval over een rijke fantasie. Op het balkon van die eerste verdieping staan struiken in bloei, in het midden nogal overvloedig, maar meer is het niet. Je kunt er de kunstmatigheid van het stadsleven in zien, waar de natuur gereduceerd is tot al dan niet netjes getrimde struiken op een balkon. Extase!


Extase op de eerste verdieping van residentie Tropical

Groter van formaat is 'De dichtheid van de objecten is een illusie', een filosofische uitspraak, of een grap die enig overdenken vraagt.


De dichtheid van de objecten is een illusie

Een raadselachtige wereld vol zaken die niet evident zijn, lijkt Dries van Doorn wat mij betreft te scheppen. En wat op het eerste gezicht een grap of onzin schijnt, verbergt in feite veel ernst. Ik hou er wel van, van zijn tekeningen.

Ik ging voor Dries, maar ik heb ook heel wat gevonden waar ik niet naar op zoek was. 'Serendipiteit' heet dat tegenwoordig ook in het Nederlands, en dat ervaar je niet alle dagen. Speciaal was het dus.

zondag 15 december 2013

Michiel Coxcie in Leuven - II

Opmerkelijk: je kunt op de tentoonstelling over Michiel Coxcie ook 'Het Lam Gods' van de gebroeders Van Eyck zien. Niet het echte werk dat op dit ogenblik gerestaureerd wordt, maar een kopie ervan van de hand van Coxcie: die heeft hij in 1556-58 in de Sint-Baafskathedraal voor Filips II gemaakt. Hij was daar de juiste man voor: door Bernard van Orley opgeleid in de traditie van de Vlaamse primitieven. Het werk is lange tijd beschouwd als het belangrijkste dat hij ooit geschilderd had, en onder andere daardoor stond hij bekend als een weinig oorspronkelijk kunstenaar. In de loop van de negentiende eeuw zijn een aantal panelen over verscheidene musea verspreid geraakt: dit is sinds het begin van die eeuw de eerste keer dat het werk weer volledig samen is.

In 'Openbaar Kunstbezit Vlaanderen' lees je dat Coxcie voor 'zijn' Lam Gods 'het royale bedrag van 2.000 dukaten' ontvangen heeft, 'een fortuin in die dagen'. Hij was trouwens niet aan zijn proefstuk toe: voor Maria van Hongarije had hij al 'De kruisafneming' van Rogier van der Weyden gekopieerd. Die kopieën waren kennelijk de reproducties van hun tijd, en alleen de hoogste heren en dames konden ze zich permitteren, maar voor de kopiërende kunstenaar was het kennelijk een lucratieve bezigheid.


Michiel Coxcie naar Jan en Hubert van Eyck, De aanbidding van het Lam Gods, 1558


Coxcie hield zich ook bezig met het ontwerpen van glas-in-loodramen: in de Sint-Goedele-en-Michielskathedraal in Brussel zijn die nog te bewonderen. Of hij ontwierp wandtapijten: na een eerste versie volgde dan een tapijtkarton dat voor het eigenlijk weven moest nagevolgd worden. Zo'n tapijtkarton is in feite op zichzelf een best groot schilderij (248 x 257 cm): een prachtig voorbeeld daarvan is 'De landing van Scipio Africanus bij Carthago.


De landing van Scipio Africanus bij Carthago

Ook als etser was hij actief: hij heeft een reeks 'Amor en Psyche' gemaakt, en ook een over 'De liefdes van Zeus'; voor die laatste vond hij zijn  inspiratie bij Rafael.


De liefdes van Zeus, De ontvoering van Europa, ca. 1540, 17 x 13 cm

Een andere ets heeft als onderwerp een passage uit het Oude Testament, uit Exodus 7:6-10. Mozes moet van de Heer de farao dwingen de Israëlieten te laten vertrekken. Hij gaat met zijn broer Aäron naar de heerser, Aäron laat zijn staf op de grond vallen en die verandert terstond in een slang. De magiërs van de farao doen hetzelfde, ook nu  worden alle staven slangen, maar de slang van Aäron verslindt alle andere. Toch is de farao niet te vermurwen, waarop dan de tien plagen van Egypte volgen.


Mozes en de slang

Deze tentoonstelling laat zien dat Coxcie niet alleen een vernieuwend schilder was, maar net zo goed ontwerper, graficus en kopieerder. Het is een beetje onbegrijpelijk dat zo'n man, die in zijn tijd in Europa een van de grootsten was, helemaal in de coulissen van de kunstgeschiedenis verzeild is geraakt. M Museum Leuven heeft dat alleszins en terecht rechtgezet.

zaterdag 14 december 2013

Michiel Coxcie in Leuven - I


M Museum Leuven pakt te gelegener tijd uit met tentoonstellingen die de verplaatsing waard zijn. Die over Rogier van der Weyden in 2009 was tot nu wel de meest prestigieuze. Eind 2012, begin 2013 was er een over de vergeten en opnieuw ontdekte renaissanceschilder Jan Rombouts (1480-1535), en nu wordt een andere vergeten meester onder de aandacht gebracht: Michiel Coxcie. Ik  had voordien nog nooit van de man gehoord, maar ik was kennelijk niet de enige. Toch is die Coxcie in de zestiende eeuw een zeer belangrijk kunstenaar geweest. Hij was hoogstwaarschijnlijk van Mechelen, en daar geboren in 1499, maar ook dat staat niet 100 % vast. Zijn opleiding heeft hij gekregen van Bernard van Orley, een Brusselaar die nog in de traditie van de Vlaamse Primitieven werkte, en van wie overigens werk te zien was op 'de erfenis van Rogier van der Weyden'. Dat werk heeft ook al renaissancetrekken.

Aan het einde van de jaren 20 van de zestiende eeuw vertrekt Coxcie naar Italië, vanwaar hij in 1539 terugkeert als volleerd meester in de nieuwe vormentaal. Hij behoorde tot 'the inner circle' rond Michelangelo, kende Rafaël - hij kreeg trouwens het epitheton 'de Vlaamse Rafaël - en hij heeft in Italië ook voor kerken geschilderd: hij stond er in hoog aanzien. Op zijn 40ste keert hij met zijn nieuw verworven kennis en kunde terug naar Vlaanderen. En daar boert hij niet slecht. Hij viel zeer in de gratie van de Habsburgers, van Keizer Karel onder anderen, en van Filips II, die hem als hofschilder aanstelde.

Het eerste doek dat je op de tentoonstelling ziet is een 'David en Goliath': De reus is geveld en David maakt zijn werk af door hem de keel over te snijden. Direct staan we ver af van de vormentaal van de Vlaamse primitieven: detaillistisch realisme kun je dit echt niet noemen. En de twee mannen zijn echt wel kloeke vechtersbazen, het geweld is krachtig uitgebeeld: dat is de nieuwe artistieke geest die spreekt. Maar het blijft natuurlijk een onderwerp uit het Oude Testament.


Michiel  Coxcie: David en Goliath

Zeer belangrijk in zijn oeuvre is 'De Maagschap van de Heilige Anna' uit 1540, toen hij pas terug was uit Italië. Het is een groot altaarstuk (bijna 2 bij 2,5 meter), bestemd voor een kapel in de kathedraal van Antwerpen. Al in de zeventiende eeuw werd het opgenomen in de verzameling van Keizer Rudolf II van Oostenrijk, en nu bevindt het zich in dat land in het klooster van Kremsmunster.

Centraal op het doek zie je waar het Coxcie om gaat: Anna staat met gevouwen handen net boven Maria en het Christuskind, dat echt wel pal in het midden van het werk staat. Hij is het dan ook om wie in het katholieke geloof alles draait. Het kind wordt door een tweede vrouw aan Maria teruggegeven: dat moet dan nicht Elisabeth zijn, de moeder van Johannes de Doper, die onder haar zijn handen ook in aanbidding richting Christus vouwt. De schilder heeft dus de belangrijkste personen in een teder moment bij elkaar gebracht, het is letterlijk de kern van de 'maagschap' van de Heilige Anna. De zachtheid van het familiegebeuren wordt verder nog beklemtoond door nog een paar 'moeders-met-kind' op de voorgrond. Mannen zijn er ook in dit schilderij, maar die staan op de achtergrond, nemen niet zo actief deel aan de actie. Bij die figuren bevinden zich citaten uit werken van Leonardo da Vinci en Rafael: de twee mannen rechtsachter met elkaar in gesprek zijn Plato en Aristoteles uit 'De School van Athene' van Rafael. Hij kende zijn kunstenaars wel, Coxcie. De familiereünie speelt zich natuurlijk niet in de bescheiden stal af, we zijn al een aantal maanden verder: we bekijken een gebouw dat heel duidelijk de invloed van de klassieke oudheid heeft ondergaan. In de uitwerking van dit schilderij is alles nieuw: dat heeft Coxcie uit Italië meegebracht, dat was voordien in de Nederlanden nog niet te zien geweest. De toeschouwers moeten indertijd echt verrast geweest zijn, en je moet vaststellen: het meesterschap van de schilder straalt ervan af. Vol beweging en kleur zit die schilderij, en tegelijkertijd werkt hij bewust op het gevoel, maar goedkope sentimentaliteit is het zeker niet. Ik vind het wel geslaagd en mooi.


De Maagschap van Maria

Coxcies onderwerpen blijven wel traditioneel en religieus: in die zin breekt hij niet met wat er voor hem ook al was. Hij is altijd trouw gebleven aan de Spaanse Habsburgers: als hofschilder van Filips II is dat ook niet abnormaal. Hij had niets met de hervorming en het protestantisme, wel integendeel. De zestiende-eeuwse godsdiensttroebelen hier te lande en in het bijzonder de beeldenstorm zijn er de oorzaak van dat veel van zijn werk vernietigd werd, maar anderzijds heeft die beeldenstormer er ook voor gezorgd dat hij aan het werk bleef: die lege kerken moesten weer gevuld worden, en dat deed Cocxie dan en met graagte, mag ik aannemen.

In de tijd van de beeldenstorm (1566-67) maakte hij een 'Triptiek met de triomf van Christus en de schenkersfamilie Morillon, bestemd voor de Sint-Pieterskerk in Leuven, nu behorend tot de collectie van M Museum. De zijluiken zijn erder traditioneel: de geportretteerde schenkers wilden en moesten goed herkenbaar zijn. De triomferende Christus, geflankeerd door Petrus en Paulus, krijgt weer het volle licht, engelen kijken vanuit de hemel toe, een kruis herinnert aan zijn dood, die hij overwonnen heeft. Coxcie kan inderdaad wel een treffende synthese brengen, weer in dezelfde dynamische stijl met kleur en licht.


Triptiek met de triomf van Christus en de schenkersfamilie Morillon

Toen hij 72 was, schilderde Coxcie een 'Triptiek met de calvarie', waarvan alleen het centrale deel op de tentoonstelling te zien is. Dat doet me al een beetje barok aan: de gekruisigden zijn geen uitgemergelde lichamen meer, en onder het kruis speelt zich behoorlijk wat dramatiek af. Ik zou bijna durven stellen dat het Rubens een beetje aankondigt. De hemel is heel donkergrijs, maar aan de einder schijnt het licht: die tegenstelling is later, en bij anderen, echt een manier van schilderen geworden. De reacties van de vrouwen komt me anderzijds hier wel erg tranerig en sentimenteel over: ze verhogen de geloofwaardigheid van het werk niet echt, het is er een beetje over, lijkt mij.


Triptiek met de calvarie, centraal luik, 1571

Coxcie was opgeleid in de traditie van de Vlaamse Primitieven, maar eindigt als een volbloed renaissancekunstenaar. Toen hij in 1592 stierf, was Rubens  (°1574) achttien jaar en ongetwijfeld al aan zijn eigen opleiding bezig: hij had veel  waardering voor de zestiende-eeuwse meester, en heeft er ook de invloed van ondergaan. Dat die dan weer uit de vergetelheid getrokken wordt, vind ik helemaal terecht: Coxcie kon het echt wel, en hij heeft de toenmalige schilderkunst in de Nederlanden de nieuwe stijl gebracht, de moderniteit van de renaissance. Voor mij is de tentoonstelling in Leuven niet te missen.

maandag 2 december 2013

Jugendstil pur sang

Het Axa-kantoor op de Grote Markt, naast café Sint Pieter, is gevestigd in een huis dat al sinds 1510 'Het Groenhuis' heet. Of wat er nu staat, werkelijk zo oud is, weet ik niet, wel dat de kern van het gebouw teruggaat tot de 16de of 17de eeuw, en dat is ook al wat. In 1838 werd de trapgevel vervangen door de klokgevel van vandaag, de achterbouw heeft een Jugendstilinterieur uit het eerste kwart van de twintigste eeuw. Dat deel van het huis is niet toegankelijk voor het publiek, maar in 2008 was het open ter gelegenheid van Open Monumenten Dag. En toen ben ik er gaan kijken.


Het Groenhuis, met klokgevel uit 1838

En dat was een echte verrassing: een suite van twee tuinkamers heeft een glazen koepel - die heeft de vorm van een omgekeerde badkuip - in onvervalste Jugendstil. Nooit geweten dat iets dergelijks in Turnhout te zien was! Dit is art nouveau op zijn best: bloemenmotieven, jonge boompjes in blad, en natuurlijk afbeeldingen van dieren die voor dat soort van kunst heel bruikbaar zijn: een vlinder met mooie lijnen, vormen en kleuren, en naast hem komt in het westen de zon op. Dat is echt de authentieke sfeer.


Linkerdeel van de koepel

Met een pauw en een paradijsvogel kun je natuurlijk je kunstvaardigheid ook etaleren: een opgezette staart laat je als kunstenaar niet links liggen, en een vogel met legio gebogen en krullende veren evenmin.


De pauw


De paradijsvogel

Deze koepel is voor mij ongetwijfeld het mooiste en authentiekste voorbeeld van Jugendstil in Turnhout. Tenzij er nog van die huizen met onvermoede schatten zijn. Het ware te hopen.