dinsdag 22 oktober 2013

'Over komen en gaan' in Plantijn-Moretus

In Museum Plantin-Moretus loopt nog tot 5 januari de tentoonstelling 'Over komen en gaan. Beschouwingen over migratie'. Sinds de opening van het Red Star Line Museum is dat thema niet meer uit de stad weg te branden, maar hier gaat het over immigratie in het algemeen, over de drijfveren die leiden tot 'landverhuizen': dat kan oorlog zijn, verlangen naar godsdienstvrijheid of vrijheid van denken, ontsnappen aan ellende of geweld, een nieuw leven zoeken, of gewoon het avontuur. Overigens was Christoffel Plantin zelf een immigrant: hij kwam uit Frankrijk omdat hij hier als drukker veel meer kansen zag. Hij is in elk geval een succesrijke migrant.

'L'aventure' uit 1953 van Frans Masereel is de blikvanger: een man staat op een steiger zijn toekomst in te kijken, aarzelend zo lijkt het wel. Aan zijn linkerhand speelt een zeemeermin de verleidelijke sirene, aan zijn rechterhand zitten twee gevaarlijke zeeslangen en steekt een drenkeling zijn hand naar het leven uit. Een walvis spuit zijn ademfontein naar buiten, daarachter roeien zwarten in een prauw naar een beter lot. Een stoomboot en een zeilschip flankeren een vuurtoren die volgens de commentariërende migrant in de audio guide meer in de bergen dan aan zee staat. In een zwaar bewolkte hemel schijnt toch nog een klein zonnetje boven de New Yorkse wolkenkrabbers: het beloofde land ligt nog zeer ver weg, talrijke moeilijkheden zal de emigrant nog moeten overwinnen. Het avontuur, de uitwijking lijkt geen pretje.


Frans Masereel: L'aventure

Een Ensor is er te zien, een Félicien Rops, nogal wat werk van Van Mieghem, maar ook van minder bekende kunstenaars hangen er etsen: zo bijvoorbeeld van Alfred Ost, een Antwerpse schilder en etser die nogal wat van zijn werk aan de stad Hoogstraten heeft nagelaten, waar zijn gedachtenis in ere gehouden wordt en waar ik dit jaar trouwens een tentoonstelling van hem heb gezien. Hier hangen twee etsen uit 1914, het begin van de eerste Wereldoorlog: 'Weg uit Antwerpen' en 'Waarheen?'.


Alfred Ost, Weg uit Antwerpen

In een dynamische ets toont Ost de haastige en verwarrende vlucht van de gewone man, dragend wat hij mee kon nemen, met op de achtergrond de toren van de kathedraal.

In 'Waarheen?' is geen locatie meer te herkennen: ergens in een bos op een aarden weg snellen verschrikte, radeloze mensen weg, kennelijk niet wetend waarheen. De vrouw centraal doet me nog denken aan 'De Dulle Griet' , maar deze vlucht voor de oorlog.


Alfred Ost, Waarheen?

Uiteraard is Eugène Van Mieghem goed vertegenwoordigd, deze Antwerpse schilder van de kleine, arme luiden in de haven, waar hij ook woonde, en van de Red Star Line-passagiers die vlak voor zijn neus kwamen inschepen. Een beeld van 'De emigrant' toont een eerder oude man die met pak en zak tot in Antwerpen is geraakt, maar die uitgeput wat voor zich uitstaart: moedeloosheid nog voor de afvaart?


Eugène van Mieghem, De emigrant

Vluchten voor de oorlog grijpt van Mieghem net zoals Ost aan in 'Oorlogsvluchtelingen': hier geen dynamiek in de tekening, ze straalt eerder gelatenheid en machteloosheid uit.


Eugène van Mieghem, Oorlogsvluchtelingen (rustend), okt. 1914

Een Nederlandse zeventiende-eeuwer is er ook: Boetius Adamszoon Bolswert, in zijn tijd een zeer bekend etser die ook in Antwerpen en Brussel gewerkt heeft. 'Boereverdriet' noemt hij zijn ets: Spaanse soldaten vallen een huis binnen, de deur wordt ingetrapt en de bewoners kunnen alleen maar machteloos toekijken.


Boetius Bolswert, Boereverdriet

Zo ging dat in de zeventiende eeuw, of in de twintigste, of in de eenentwintigste: hier en daar zal de mens wel veranderd en vooruitgegaan zijn, maar op de meeste plaatsen niet, vrees ik. Nederig word je van 'Overkomen en gaan.' Daarom ook, al kom je niet huppelend naar buiten: aan te bevelen, want zeer de moeite.

maandag 21 oktober 2013

In het Mas: de De Keyserlei

Naar aanleiding van het 350-jarig bestaan van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen (gesticht in 1663, als vierde in Europa) loopt in  het MAS een tentoonstelling met werken die tot in de middeleeuwen teruggaan: schilderijen, tekeningen, beeldhouwwerken, er is duidelijk een inspanning gedaan. Alleen de titel wringt wat: 'Happy Birthday, Dear Academie'. Als er dan toch voor het Engels moet gekozen worden, kan 'Academy' ook wel.

De schilderijententoonstelling heet weer in het Engels 'Golden Wall': er hangen bijna 140 doeken aan een lange wand en twee kortere, oud en nieuw, bekend en minder bekend, vernieuwend en behoudend, avant-garde en academisch werk bij elkaar, ' ein buntes Durcheinander' lijkt het wel. Een bont allegaartje lijkt mij eerder geringschattend, wat helemaal mij bedoeling niet is, maar het heeft die sfeer wel. Ook van: kijk eens wat wij allemaal hebben! Gaan kijken loont de moeite.


Van Nicaise De Keyser hangt er een doek uit 1842: 'Rafaël en de Fornarina'. Zij zou zijn minnares geweest zijn, maar helemaal zeker is dat niet. De kunstenaar heeft haar net getekend - - tussen de vingers van zijn rechterhand zit het potlood nog - en kijkt haar aan met een blik van 'wat vind je ervan', terwijl zij haar portret beoordeelt. Een braaf romantisch sentimenteel tête-à-tête is het eigenlijk, maar ze zijn met kunst bezig: de schilder en zijn model bekijken het resultaat. En de Keyser etaleert zijn kunnen.


Rafaël heeft 'la Fornarina' zelf ook geschilderd, rond 1518, in volle Italiaanse renaissance, en hij ziet haar totaal anders. Geen rijke, kuise kleren draagt ze zoals bij De Keyser: de vrouw zit daar duidelijk als vertegenwoordiger van de nieuwe ideeën: de mens centraal, ook de naakte vrouw. Echt beschroomd en schroomvallig lijkt zij niet: zij is zich bewust van zichzelf en van haar schoonheid, ze kijkt zeer open de wereld in. De burgerlijkheid van de negentiende eeuw en De Keyser wilde het toch een ietsje anders: al zeker niet choqueren! Overigens hangt dat werk van Rafaël niet in het MAS.


Rafael, La Fornarina, 1518

Een van de bekendste schilderijen van de Keyser blijkt 'De Slag der Gulden Sporen' van 1836 te zijn. De verslagen Robert II van Artesië biedt een Brugse beenhouwer -  dat zal Jan Breydel dan wel zijn - zijn zwaard aan ten teken van overgave. Het werk maakte veel  ophef op het Brusselse salon van 1836: de nieuwe natie zocht naar een nieuw glorierijk verleden en bijhorende mythes, en dit is daar een typische exponent van. De historische romantiek breekt los.


Nicaise De Keyser, De Slag der Gulden Sporen, 1836

Twee jaar later verschijnt 'De Leeuw van Vlaanderen' van Conscience : er wordt verteld dat hij door het zien van dit doek geïnspireerd werd om die roman te schrijven. Si non è vero, è ben trovato', denken we dan.

Ondertussen is De Keyser van zijn academisch voetstuk gevallen: ongetwijfeld was hij belangrijk in en voor zijn tijd, zo belangrijk dat hij een van de bekendste Antwerpse straten zijn naam draagt. Maar of er veel mensen bij het horen van 'De Keyserlei' aan een geroemd negentiende-eeuwse schilder denken, dat is maar de vraag. Sic transit gloria mundi.