donderdag 12 december 2019

Henri de Braekeleer bij Félicien Rops in Namen (2)

De Braekeleer schilderde ook interieurs pur sang, zonder dat hij de buitenwereld liet meespelen. Een daarvan is 'Het atelier', de omgeving die hij, zullen we maar veronderstellen, het best kende. Links zit een kunstenaar te schilderen - zelfportret vanop de rug gezien? - centraal het model dat vereeuwigd wordt: ze kijkt links naar beneden, zodat het voor de schilder iets kunstzinnigs heeft. En voor de rest staat het atelier vol kunst: een schildersezel, natuurlijk hoort die erbij, op de schouw een beeld, op de kast vazen in allerlei vorm, en aan de achterwand talloze schilderijen: als die allemaal van dezelfde schilderende man zijn, zou je zeggen dat hij niet goed in de markt ligt, de verkoop kan beter. Maar dat is allicht een slechte gedachte van mezelf. De Braekeleer lijkt te willen zeggen: dit ben ik in mijn wereld, en hier voel ik me goed. En wie zou hem dat misgunnen? Een mooi portret van de werkomgeving van de kunstenaar is dit.


Het atelier

'De man in de stoel' hangt ook op deze tentoonstelling. Misschien is dit het bekendste schilderij van De Braekeleer, voor mij is het in ieder geval 100 % jeugdsentiment. Toen ik mijn middelbare school deed (in het Atheneum van Turnhout) hingen in de gangen veel reproducties van Vlaamse en Belgische schilderijen: 'De man in de stoel' was er een van. Ik herinner me ook een ruiker van Frits van den Berghe, en 'De therapeut' van Magritte: die laatste is ook een zittende man, maar totaal anders van aard dan deze De Braekeleer. 'Humaniora' betekende toen meer mens worden, je werd naar een hoger peil getild:je wandelde dan ook voortdurend voorbij kunstreproducties.

Maar naar 'De man in de stoel' dus. Typisch De Braekeleer: de vensters staan open en laten het licht binnen (dat heeft hij bij de 17de-eeuwers gezien). Dat licht valt dan volop op de man in de stoel: een sukkelaar is dat niet. Hij is fatsoenlijk gekleed, een horlogeketting wijst op enige welstand, de hoed maakt hem tot een burger van stand. Maar hij is oud, hij zit te rusten en te mijmeren met de ogen open: hij denkt aan vroeger, overpeinst zijn leven? Boven hem hangt een schilderij met naakte, vechtende figuren (tenminste, dat maak ik ervan), en daarboven staat een gemijterde bisschop met staf in de hand. Ook zeer nauwkeurig uitgewerkt is het behang op de achterwand: geduld en uren werk moeten daarin zitten. En zo hangt er een zeer rustgevende sfeer over dit schilderij: ik vind het prachtig.

s

De man in de stoel, 1876

Een ander genrestuk is de maaltijd: aan een volle tafel zit een goed geklede dame uit de bourgeoisie te eten: je moet haar rok eens bekijken: krot en compagnie is nog wat anders! Het interieur en wat er allemaal in staat, getuigt niet direct van armoede: die is de betere klasse, ongetwijfeld!


De  maaltijd, 1885

Vlak bij deze twee De Braekeleers hangt een doek van de vroege Ensor, uit 1880.
'Le salon bourgeois' heet het, en het laat een totaal andere manier van schilderen zien: je ziet een vrouw, een tafel met wit tafelkleed, een raam met een wit gordijn, maar toch blijft het schilderij redelijk donker, en alles wat er te zien is, wordt allesbehalve nauwgezet weergegeven. Ensor lijkt een totaal andere houding tegenover de bourgeoisie te hebben dan de Braekeleer. Ensor was dan ook niet de brave burgerman. Leuk is het wel om het contrast tussen beide schilders te zien: niet iedere schilder gaat dezelfde richting uit. Ensor is meteen een heel stuk moderner.


James Ensor, Le salon bourgeois, 1880

zondag 8 december 2019

Henri De Braekeleer bij Félicien Rops in Namen

Nog tot 2 februari van volgend jaar kun je in Namen, in het Félicien Rops Museum, een mooie en interessante tentoonstelling bezoeken: 'Henri De Braekeleer' heet die, met de ondertitel 'Fenêtre ouverte sur la modernité'. Je zou nog denken: 'Tiens, De Braekeleer bij Félicien Rops, wat hebben die met elkaar gemeen?' Wel, meer dan op het eerste oppervlakkige zicht zou lijken. Rops is een iets oudere tijdgenoot, en ook een pleinairist, hoewel dat aspect van zijn werk weinig bekend is; het is er ook het grootste deel niet van. En van De Braekeleer is ook bekend dat hij naar zee ging: naar Heist (bij Knokke) om de duinen en de zee te schilderen. Rops had dat ook al gedaan, en hij apprecieerde De Braekeleer dan ook. En beiden waren ze modernisten: ze weken af van de begane paden, van het academisme, van de romantiek van Gustaaf Wappers bijvoorbeeld. Gustaaf wie?

De Braekeleer was ook gebiologeerd door het licht, en hoe hij dat kon weergeven: hij deed me denken aan Johannes Vermeer en Pieter de Hoogh, Nederlandse meesters uit de zeventiende eeuw. Vensters heeft hij nodig, zodat het licht naar binnen kan stromen, en kan contrasteren met het binnenhuis. Een prachtvoorbeeld vind ik 'De Teniersplaats'. De constructie van het werk bestaat uit twee hoofdletters 'L': eentje ondersteboven aan de rechterbovenhoek, en een gewone aan de linkerbenedenhoek: een chiasme is het doek eigenlijk. De vrouw zit voor het raam naar buiten te kijken, naar de Teniersplaats, en naar de kerk in de achtergrond: de Sint-Jacobskerk is dat, waar Rubens begraven ligt. Met liefde voor het detail is deze scène weergegeven, zeer echt doen de huizen en de kerk aan, net zoals de vrouw, die dromerig (verlangend) naar buiten zit te kijken. Rustig is het er, geen voertuigen of paarden te zien: Van de tegenwoordige drukte van de stad aan de Schelde had men toen nog geen benul. Rustig realisme vind ik dit, een doek om van te houden.


De Teniersplaats in Antwerpen (1878)

'Luisteren naar de beiaard' heet een werk uit 1874: Natuurlijk herkent iedereen de grote toren van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal in het grote venster, en het onafgewerkte torentje in het kleine venster rechts. De Braekeleer heeft er links nog een klein venster bijgeschilderd, zodat je een symmetrie krijgt: hij wist zijn schilderijen wel te construeren, De Braekeleer. De vrouw die in de stoel zit en naar de toren wijst, is zijn echtgenote: zij tweeën hielden veel van beiaardmuziek, en dit schilderij is er het bewijs van.


Luisteren naar de beiaard, 1874

Als het over licht en weerspiegelingen gaat, is 'De man aan het venster' een meesterwerk zonder meer. Je ziet de daken weerspiegeld in het open venster rechts, en - maar dat zie je niet zo goed op de foto - genuanceerd en veranderend licht in de verschillende ruitjes: zo echt en zo mooi en zo subtiel is dat, je zou er over willen wrijven. Hier geeft De Braekeleer de essentie van licht op glas weer, en dat alleen maar met verf! Een grootmeester was hij, laten we daar maar niet aan twijfelen. De man en zijn reflectie is een tweeling in het andere raam dat openstaat. Symmetrie is er ook weer: drie ramen, in het midden de man. En boven de man drie schouwpijpen die de eentonigheid wat breken: het moet niet altijd overal hetzelfde zijn!


De man aan het venster, ca. 1874-76

Ik vind deze intieme stadsgezichten zeer geslaagd, maar wat interieurs betreft had De Braekeleer ook best heel wat pijlen op zijn boog. Daarover heb ik het nog wel!

dinsdag 26 november 2019

Borman en zonen: gestolen goed gedijt niet

Kom ik de familie Borman in mijn krant van gisteren (25.11) tegen: twaalf in hout gesneden beeldjes uit de late middeleeuwen (eigenlijk uit de 16de eeuw) zijn in beslag genomen! De gemeente Boussu-lez-Mons heeft namelijk klacht ingediend: daar zijn de 12 beeldjes in 1914 gestolen! De dieven zijn al in 1915 veroordeeld , maar de buit van de diefstal is toen niet boven water gekomen. In de jaren 30 duiken ze in Zweden op, onze koningin Astrid heeft toen bemiddeld om ze terug te krijgen, zonder resultaat evenwel. Zijn dan via-via en te goeder trouw in het Rotterdamse Museum Boijmans van Beuningen terechtgekomen.

Boussu wil zijn beeldjes - de onderste laag van een retabel, schepping van Pasquier Borman - natuurlijk nog altijd terug, maar Rotterdam verklaart dat de dingen daar niet in gunstige klimatologische omstandigheden bewaard kunnen worden, en dat ze opnieuw kunnen gestolen worden. Eigenlijk bedoelen ze: zullen. Niet waar, zegt Boussu, die omstandigheden zijn nu perfect in orde, en de kapel waar ze bewaard zullen worden, heeft een antidiefstalsysteem! Ja maar, zegt Rotterdam, de diefstal is verjaard! (Hollands foefje?) Ha neen, zeg Boussu, het gaat over nationaal patrimonium, het is dus onvervreemdbaar en onverjaarbaar! Voorlopige uitslag: 0-0.

Het gelukkige toeval heeft ervoor gezorgd dat ik tijdens mijn bezoek aan de tentoonstelling ook een foto heb gemaakt van een van die beeldjes: Het heeft eigenlijk geen titel, want het was deel van een groter geheel, maar in het licht van het vorige heb ik het zelf een naam gegeven: De Discussiërende Schriftgeleerden. De Here kan het toch allemaal goed beschikken!



De Discussiërende Schriftgeleerden

maandag 25 november 2019

Jan II Borman (slot) - Museum M Leuven

Over Jan II Borman kun je bezig blijven, maar ik ga niet elk beeld prijzen en loven. Een speciaal kunstwerk is een zogenoemd 'Marianum': dat zijn  twee Mariabeelden die met de rug tegen elkaar staan. Gewoonlijk worden die dan nog omringd door een grote stralenkrans: in de kerk van Zoutleeuw is er zo een te zien. De twee beelden op  deze tentoonstelling zijn speciaal voor de gelegenheid weer bij elkaar gebracht: gewoonlijk staan ze op twee verschillende plaatsen. En hoewel ze echt wel bij elkaar horen, zijn het toch twee verschillende uitvoeringen van hetzelfde thema: Maria met kind. Dat kind is hier geen baby meer, maar een jongetje van een jaar of vijf dat het leven best vrolijk tegemoet ziet. Wist het ventje toen al veel!



Marianum

Wie werd er in die tijden al gebeeldhouwd? Koningen, keizers, hertogen, graven, en vooral heiligen van beider kunne, meer zal dat niet geweest zijn. Vrouwelijke heiligen moeten voor ambitieuze beeldhouwers echte uitdagingen geweest zijn: het meesterschap toonde zich vooral in de behandeling van de kleren, van de kapsels, van de uitdrukking van de gezichten. Je moest ze dus voortdurend goed geobserveerd hebben, die dames en heren van betere stand, maar als je een beetje beeldhouwer was, kan dat niet echt een probleem geweest zijn, denk ik dan maar.

Je ziet dat bij Maria Magdalena: over de plooival heb ik het al eens gehad, maar hier heeft Jan II voor een opmerkelijk realistisch detail gezorgd: de jurk van Maria Magdalena is te ruim voor haar, of zij is er te mager voor, en waar die jurk iets te losjes om haar middel zit, zie je dat aan de stof die wat invalt. Dat is van een superieur realisme, zou ik dan zeggen. Ik heb ook eens opgezocht waarom deze heilige zeer vaak met een pot in haar rechterhand wordt afgebeeld: daar zit de zalf in waarmee ze Christus' voeten tijdens het Laatste Avondmaal zou gezalfd hebben.


Maria Magdalena

Nog zo'n prachtbeeld geeft de Heilige Gertrudis van Nijvel weer.  Zij was de abdis van het klooster in Nijvel dat door haar moeder gesticht was, en daarom draagt zij een staf, als teken van haar waardigheid. Haar hemd zit iets te vast rond haar romp, en dat zie je aan de twee plooien in het middel. Jan II Borman moet dat ongetwijfeld bijzonder graag gedaan hebben, de juiste details weergeven: het toonde zijn meesterschap, maar ik kan me goed inbeelden dat hem dat amuseerde! Ik vind het fantastisch dat je in die beelden na 500 jaar de mentaliteit van de schepper kunt terugvinden. Ongelooflijk, toch!


De heilige Gertrudis van Nijvel, abdis

zondag 17 november 2019

Jan II Borman - Museum M Leuven

 In 'Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen', jaargang 57, aug/sept 2019 lees ik: '...ende dat hij die beste meester beeldesnijdere es...'. Zo wordt in een contract uit 1513 over Jan II Borman geschreven: als een kunstenaar van tweede garnituur wordt hij door zijn tijdgenoten helemaal niet beschouwd, wel integendeel. De zoon van Jan I Borman leefde van ca. 1460 tot ca. 1520. Hij hoort oorspronkelijk thuis in Leuven, waar hij zijn vak van zijn vader leerde, met wie hij later nog vaak samenwerkte. Leuven verlaat hij voor Brussel, waar hij in 1479 in het ambacht ingeschreven wordt, en hij is er zeker tot 1516 actief gebleven. (OKV, jaargang 57, nummer 4)

Zijn beelden zijn vaak groter dan die van zijn vader: hij heeft niet alleen retabels gemaakt (zijn vader trouwens ook niet).  Het eerste werk dat je van hem ziet is een 'Sint-Hubertus' uit circa 1483. Het is gewoon een prachtig beeld: zijn gezicht is echt naar het leven weergegeven, de plooival van mantel en kleed komt zeer natuurlijk over. Leuk is dat aan zijn voeten een kleine Hubertus geknield zit te bidden, terwijl aan de andere kant het hert zit met de gekruisigde Christus in zijn gewei: de legende moest er natuurlijk ook bij! De polychromie van het beeld is niet origineel: dat is allicht werk van een 19de-eeuwse neogoticus.


Sint-Hubertus, ca. 1483, eikenhout

Hij heeft ook een 'Madonna met kind' gebeeldhouwd, in witte kalksteen; die komt uit de jaren 1480-1490. De audio guide wist me te vertellen dat het beeld 600 kilogram weegt, en dat het waarschijnlijk buiten heeft gestaan. Het is meer dan levensgroot: 192 cm hoog is het. Ik heb best bewondering voor de manier waarop Jan II met zijn materiaal omgaat: de plooien in Maria's jurk zijn zonder meer virtuoos, haar gezicht is bijzonder sereen, en haar haar is met dezelfde virtuositeit zeer levend weergegeven. Aan dit beeld kun je zien dat Jan II Borman zijn métier meer dan grondig beheerste, hij had dat echt in de vingers, hij is een bijzonder kunstenaar. De Italianen waren destijds al volop met de renaissance bezig, die zijn  dus al veel moderner, maar dat wil niet zeggen dat de 'Bormannen' niet ook meer bekendheid en roem waard zijn.


Madonna met kind, witte kalksteen, 192 cm

In een houten 'Madonna met kind' laat Jan II de kleuter die Christus ondertussen geworden is spelen met de pagina's van een dik boek (bijbel, graduaal) waarin Maria probeert te lezen: en dat doen dergelijke ventjes ook wanneer ze voelen dat ze geen aandacht krijgen; psychologisch correct beeld is dit!


Maria met kind - (met Christus als gewone kleuter)

Jan II Borman kan het ook ingetogener: het gezicht van een staande 'Ecce homo) bewijst dat. Christus heeft zijn bespotting en geseling doorstaan, alleen de kruisdood wacht nog op hem. Hoe hij eraan toe is, blijkt wel duidelijk uit zijn gelaatsuitdrukking: aan het einde van zijn krachten is hij met zijn afgemagerd gezicht, open mond omdat hij zo moeilijk aan lucht kan komen, ogen nog nauwelijks open te houden, terwijl hij zijn vernederende doornenkroon nog draagt! Algehele verslagenheid en diepe tristesse spreken uit dit beeld, waaruit als het ware alle leven verdwenen is. Bijzonder expressief is dit beeld, een ander meesterwerk van Jan II Borman.


Ecce Homo

Deze goed gestoffeerde tentoonstelling biedt echter nog meer!

maandag 11 november 2019

Jan I Borman - Museum M Leuven

De stamvader van het beeldsnijdersgeslacht 'Borman' (je leest ook 'Borremans) is Jan I de Oude. Hij wordt geboren rond 1440 en hoort dus nog bij de middeleeuwse traditie. Het jaar van zijn overlijden is ook niet met zekerheid gekend: op 10 september wordt hij nog in het document vermeld, maar op 2 april wordt zijn vrouw weduwe genoemd: in de loop van dat halve jaar moet hij dus gestorven zijn. De streek rond Leuven en Leuven zelf was zijn thuis.

Op de tentoonstelling zijn vooral beelden van zijn zoon Jan II te bewonderen, maar je kunt toch ook een goed idee krijgen van het vakmanschap van Jan I. Van diens hand zijn drie fragmenten van een passieretabel bewaard: licht beschadigd zijn ze, kleine of grotere stukken ontbreken, maar je kunt heel goed herkennen wat weergegeven wordt. Het eerste fragment toont Christus die zijn kruis Golgotha op sleurt, Romeinse soldaten dwingen hem de juiste kant op te gaan, maar aan de voeten van Jezus knielt een vrouw met het doek waarmee ze het zweet van zijn gezicht wil wissen: Veronica. Dit beeld geeft best veel informatie: lijden, verlichting van dat lijden, dwingende macht van soldaten en het systeem: het zit er allemaal in.


Veronica wist het zweet van Christus' gezicht

In het tweede fragment is het onvoorstelbare al geschied: Christus is aan zijn kruis gestorven. Maar de gestorven Heiland en het kruis ontbreken, gesneuveld in de loop der tijden: de twee ruiters kijken wel omhoog, net als de soldaat die tussen hen beiden staat. En op de voorgrond valt een vrouw bewusteloos: dat is natuurlijk Maria. Zij wordt bijgestaan door Johannes, de lievelingsleerling van Jezus, en een vrouw van wie het hoofd ontbreekt, mogelijk Maria Magdalena. Een andere heilige vrouw, Martha (?), zit geknield te bidden. Ruiters en soldaat hebben geen oog voor dit leed: voor hen is het lijk van de gekruisigde het belangrijkst. Er zit best veel dramatiek en contrast in dit beeld: Jan I Bormans moet een empathische mens geweest zijn. Toch kon hij een grappige toets niet achterwege laten: op het achterste van het rechtse paard zit een aapje, en of dat een bijbelse betekenis heeft, durf ik te betwijfelen.


De kruisdood

Het derde tafereel is de kruisafneming. Het kruis zelf is terug, maar de rechterarm ontbreekt: die fragmenten hebben in de loop der tijden een en ander meegemaakt. De dode Christus wordt door twee mannen vastgehouden en zachtjes naar beneden gelaten, terwijl Maria haar armen uitstrekt naar haar dode zoon. Weer is het Johannes die Maria assisteert en probeert recht te houden. Van wanneer juist deze fragmenten dateren, weet ik niet, wel dat ze het grondig bekijken echt wel waard zijn.


De kruisafneming

Een 'Aanbidding der Koningen' is een ander beeld uit de laat-bourgondische periode: het is echter niet van Jan I Bormans, maar van een kunstenaar met een noodnaam, van de 'Meester van het Retabel van Rieden'. Rieden is een plaats in Duitsland, niet zo heel ver van Stuttgart. Het komt vermoedelijk uit de jaren 1440-1460. Zeer rustig is dit beeld: de Drie wijzen staan achter Maria, Jozef en het Christuskind. De ouders lijken elkaar teder aan te kijken; het kindje glimlacht voor zich uit. Zijn rechterarm ontbreekt, de linker is aan de elleboog zichtbaar gebroken. Sober is deze beeldengroep, en mooi afgewerkt. Maar geen Borman, hoewel het er zeer verwant mee is. Jan II Borman komt nog aan de beurt in de volgende aflevering.


Meester van het retabel van Rieden: Aanbidding der Koningen

maandag 4 november 2019

Museum M Leuven - De familie Borman, beeldsnijders

Van 'Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen' leer je vaak interessante dingen bij: onder andere dat er in de zestiende eeuw in Leuven en Brussel een beeldsnijdersfamilie actief was die werk van echte topkwaliteit leverde: Borman heette dat geslacht. Er was Jan I, die al op het einde van de 15de eeuw werkzaam was, zijn zoon Jan II die van Leuven naar Brussel verhuisde en die beschouwd wordt als 'de beste beeldsnijder', en zijn kinderen Pasquier (die ook 'Passier' genoemd wordt) en Maria. Van die mensen loopt in Museum M in Leuven op dit ogenblik een tentoonstelling die ik na mijn bezoek formidabel genoemd heb.

Herentals - het retabel van Crispinus en Crispinianus

Toch ga ik in Herentals beginnen, want in de Sint-Waldetrudiskerk aldaar bevindt zich een retabel van Pasquier; dat wil zeggen: meestal, nu staat het in Leuven op de tentoonstelling. 'Het retabel van Crispinus en Crispinianus' heet het. De vader van Pasquier wordt al de beste kunstenaar van zijn familie beschouwd, maar zijn zoon moet niet echt voor hem onderdoen, vind ik.

Crispinus en Crispinianus, zoals ze in het Latijn heten, waren twee broers uit een voornaam Romeins geslacht. Het waren ook christenen, en om aan de vervolging door keizer Diocletianus te ontsnappen vluchtten zij naar Gallië, naar Soissons (later nog bekend geworden door een vaas), waar zij hun geloof verkondigden en schoenen maakten voor de armen. Ze zijn dan ook de patroonheiligen van de schoenmakers, de leerlooiers en de orthopedisten. (Dat alles leert mij Wikipedia)


Passier Borman, Het retabel van Crispijn en Crispiniaan

Maar ze worden ook in Gallië opgespoord, gevangen en zwaar gefolterd. De eerste beproeving bestaat erin dat ze met schoenmakerspriemen onder hun nagels gestoken werden, zowel bij de vingers als de tenen, en dat doet zeer veel pijn: dat weet iedereen die ooit toevallig eens een splinter onder een vingernagel heeft gekregen! Dat wordt op het linkerluik van het retabel uitgebeeld: centraal de twee lijdende broers die gelaten hun foltering ondergaan, links de twee folteraars die meedogenloos en met onverdroten ijver hun taak verrichten, en rechts een aantal ramptoeristen. Links van achteren staat een soort magistraat toe te kijken of alles volgens de regels verloopt! Zeer levendig heeft Pasquier dat weergegeven: de wrede straf die uit een zieke Romeinse fantasie komt, hoeft verder geen tekening meer!


De eerste foltering: de schoenmakerspriemen

Dat doet allemaal best veel pijn, maar dood ga je daar nog niet van: dat kan dus beter. Ze worden vervolgens overgoten met kokend look - hoe overleef je dat? - en ze worden daarna in ijskoud water gegooid: Romeinen die een beetje sauna uitvinden. Die lui werd ongelooflijke wreedheid toegeschreven, maar de bedenker van dit verhaal had van verschrikkelijke verbeelding ook best veel pap gegeten. In deze scène giet een Romein een of andere vloeistof over de rechtse broer: ofwel is hij daar al verbrand van dat hete lood, ofwel krijgt het er nog een geut van het goedje wij.  Hij kan zijn armen en handen niet meer ten hemel heffen, maar onder deze marteling gedraagt hij zich best dapper: hij moet goddelijke krachten hebben, dat kan niet anders.                                                                                                                                         

De tweede foltering: een bad ijskoud water

Onthoofding betekent het einde van het lijden voor beide broers: de beul heft het zwaard dat hij met een krachtige zwaai op de nek van de laatste broer neer zal laten komen: er spreekt inderdaad nogal wat keihard geweld uit deze houwdegen! De eerste broer ligt daarnaast op de grond, helaas al onthoofd. De magistraat en de ramptoeristen zijn er ook weer: alles gebeeldhouwd zoals het hoort.


Finale foltering: de onthoofding

Natuurlijk gaat het altijd over stichtende onwaarschijnlijke verhalen die niet meer van deze tijd zijn, maar anderzijds is het wel zo dat Pasquier Borman ze met virtuositeit en bravoure vorm kon gegeven: juist daarom is al dat onwaarschijnlijks de moeite van het goed bekijken waard. Wat een kunstenaar moet die man geweest zijn! En al dat kunstigs hangt zomaar in Herentals!

dinsdag 29 oktober 2019

Jan Brueghel I, een uitmuntend tekenaar - III (slot)

Jan Brueghel hield zich niet al te vaak bezig met godsdienstige onderwerpen: ik heb het wel gehad over Christus die door Satan bekoord werd, maar talrijk zijn andere religieuze voorstellingen niet. Wel zijn er een paar over de stigmatisering van de Heilige Franciscus. Aegidius Sadeler II maakte de prent naar de tekening van Jan: hij heeft op het einde van de 16de eeuw ook in Rome verbleven, waar hij Jan Brueghel ontmoette en verder contact met hem had. In een imposant landschap kijkt het kleine figuurtje dat Franciscus is naar de zonnestralen die van achter een wolk tevoorschijn komen, en die de stigmata lijken te veroorzaken: God zelf schijnt die rechtstreeks te verlenen en aan te brengen. Geen wonder dat Franciscus in volle overgave zijn armen spreidt. In de linkerbenedenhoek zit een niet nader te omschrijven dikke man, maar duidelijk zal zijn dat de gewone weldoorvoede sterveling een hevig contrast vormt met de veel fijnere Franciscus.


Aegidius Sadeler II naar Jan Brueghel, De Stigmatisering van de Heilige Franciscus, ca. 1604

En laten we nu eventjes naar de Ardennen gaan, want daar heeft Jan ook gezeten, in Spa meer bepaald. Deze tekening is voor mij ook jeugdsentiment: in de jaren 60 brachten we een drietal jaren na elkaar de kermisweek door in Spa, in Spaloumont/Sol Cress, een huis van de katholieke ziekenkas of vakbond was dat. Spa voerde al vanaf de zestiende eeuw bronwater uit, maar daar is hiervan niets te merken. Maar mensen genoeg, daar op de Grote Markt, en huizen die in een stad passen: het zijn zeker geen nederige boerenstulpjes.


Jan Brueghel, Uitzicht op Spa in oostelijke richting vanaf de Grote Markt, 1612

Een van de mooiste tekeningen van deze tentoonstelling vind ik 'Brug over een rivier': je zou verleid worden om te denken dat dit tafereel ook in de Ardennen te situeren valt, maar dat hoeft natuurlijk niet zo te zijn. De ruiter die aan zijn overtocht begint, lijkt door een vrouw uitgewuifd te worden, en allicht wenst ze hem een voorspoedige reis. Onder de brug vaart een bootje naar een stad in de achtergrond, of vaart er net van weg. In een bootje aan de oever zitten twee mensen rustig te vissen: 'über alle Gipfeln ist Ruh' lijkt het wel, overdag dan, want de nacht is nog veraf. Heel fijn is het centrale deel van deze tekening uitgewerkt, en mooi ingelijst door de boompartijen links en rechts: evenwicht, rust en kalmte, zo komt dat bij mij over. Prachtig werk, vind ik het.


Jan Brueghel, Een houten brug over een rivier, ca. 1604-05

Wil je eens werk zien van topkwaliteit, van een Brueghel, maar niet van Pieter senior, Dan kun je het Snijders-Rockoxhuis niet links laten liggen, zou ik zeggen. Nog tot 26 januari 2020 is 'Jan Brueghel I, een uitmuntend tekenaar' open. Niet te missen, maar dat had je al begrepen.

maandag 28 oktober 2019

Jan Brueghel I - een uitmuntend tekenaar - II

Een afdeling van de tentoonstelling heeft de titel 'Rivier- en dorpsgezichten': daarmee gaf Jan Brueghel een deel van het dagelijkse leven in de 17de eeuw weer. Het eerste riviergezicht heet 'Kanaal met zeilboten en vee'; uit 1620 is het. Het zou kunnen dat deze waterweg het Willebroekkanaal is, tussen 1550 en 1561 gegraven om Brussel met Antwerpen en de Schelde te verbinden (dat lees ik in de gids). Als je goed kijkt, zie je in het kanaal drie boten varen, en aan de linkeroever zie je er nog eens drie aangemeerd liggen: de waterweg werd inderdaad goed gebruikt. Links onderaan gaat een kudde koeien te water: of die daar kunnen oversteken weet ik niet, misschien komen ze daar alleen maar drinken. Een beetje hoger dan de kudde kun je de eerste huizen van een dorp zien, en op de rechteroever lopen eerst twee mannen (de linkse draagt zelfs een zwaard), en een paar meter achter hen loopt een derde: alle drie dragen ze een fatsoenlijke hoed: van iets betere stand lijken zij te zijn.


Jan Brueghel, Kanaal met zeilboten en vee, 1620

In de vorige tekst (over Sint-Maarten) ging het over de schrijnende armoede van Jan Brueghels tijd. Natuurlijk hadden de meesten het toen niet breed, wel integendeel, maar 'Molen aan een drukke rivier' laat zien dat er toch economische activiteit was: die molen heeft pas gedraaid, want twee voerlieden staan met paard en kar te wachten om het meel te vervoeren: vraag is alleen wie kon zich dat meel, dat brood veroorloven. En die boten blijven daar natuurlijk ook niet de hele dag liggen. Naast een behoorlijk arme laag van de bevolking zullen er meer gefortuneerden geweest zijn, denken we maar aan Rubens.


Molen aan een drukke rivier, 1620 

De 'Dorpsstraat' uit het eerste decennium van de 17de eeuw vind ik echt een aantrekkelijke tekening: je ziet twee rijen huizen, zoals het een straat betaamt, je ziet volk lopen, boodschappen doen allicht, diverse rijtuigen, een dorpspomp: er is nogal wat leven in de 'dorpsstraat'. Maar het leukste van allemaal: in al die drukte heeft een kar zijn linkerwiel verloren: as gebroken naar alle waarschijnlijkheid. Het paard staat ernaar te kijken: veel meer kan het niet doen. Twee mannen doen hun best om te herstellen wat te herstellen valt: ze zitten in een precaire situatie: geen wegenwacht om naar te bellen, ook geen gsm om mee te bellen. Gelukkig was de tijd toen minder gehaast, maar vervelend was het alleszins. Maar kar of auto: er is niets nieuws onder de zon!


Jan Brueghel, Dorpsstraat, begin 17de eeuw

Door die tekeningen kom je langzamerhand de zeventiende eeuw binnen: voor een gratis tijdreis zorgt Jan Brueghel. Het is zonder meer leuk je voorouders op een zeer geslaagde tekening zo bezig te zien. Tenminste: dat vind ik.

zondag 27 oktober 2019

Jan Brueghel I - een uitmuntend tekenaar - I

De naam Brueghel is dit jaar meer dan eens in de aandacht geweest: Wenen, Bokrijk, de Koninklijke Bibliotheek/Bibliothèque Royale (afgekort KBR): er viel aan Brueghel niet te ontsnappen. Toch niet aan Pieter Brueghel de Oude; maar er is ook Pieter Brueghel de Jonge, en Jan Brueghel de Oude, zonen van de eerste. Pieter de Jonge heeft vooral werken van zijn vader gekopieerd, voor zover ik weet althans, Jan de Oude, ook bekend als de Fluwelen Brueghel, is een meer oorspronkelijke kunstenaar. Hij tekende, schilderde, was vaak medewerker van Rubens, en werd naast Pieter Pauwel beschouwd als een der beste kunstenaars van zijn tijd. Van die Jan loopt nu in het Snijders-Rockoxhuis tot 26 januari 2020 de tentoonstelling 'Jan Brueghel I, een uitmuntend tekenaar'. En er hangt wel wat op die expo: zo'n 70 werken: over de natuur, over rivieren, verkeer van die tijd, een paar religieuze werken (Sint-Franciscus die de stigmata ontvangt): je kunt je ogen er de kost geven, met nagerecht erbij.

Op een tekening uit 1595 tekent Jan een klein dierenparadijs: beren zijn er te zien, drie herten, vier konijnen en een leeuw. Op de kleine foto is het wel een beetje een zoekplaatje: de beren zitten links op de voorgrond, de herten tussen de twee bomen op de voorgrond, de konijnen tussen beren en herten, de leeuw links naast de linkse boom: hij loopt de helling op. Het is zo'n beetje 'Vrede op aarde aan de dieren van goede wil!' wat je hier ziet: de realiteit wil wel eens anders zijn, zoals ik al zei: een klein dierenparadijs. Het is overigens bekend dat Jan Brueghel op grote schilderijen van Rubens verantwoordelijk was voor 'alle dieren, groot en klein'. Hij schilderde graag dieren, zomaar, en hij kon dat. Opvallend is ook dat in deze tekening van bomen, die niet wandelen of kunnen gaan lopen, behoorlijk wat beweging en ritme zitten: levendig werk is het. Jan, die deze tekening gemaakt heeft op zijn Italiëreis, nam tekeningen van zijn  vader mee op die reis, en links onderaan staat te lezen: 'Bruegel inuen 1554 Roma': zo vader, zo zoon.


Jan Brueghel, Boslandschap met een familie van beren, herten en andere dieren, ca.1595

Nog een boslandschap, maar nu een met mensen in plaats van dieren. Hoewel, geen echte mensen: links zie je twee kleine figuurtjes. Dat is Christus, met aureool, die door Satan in bekoring gebracht wordt. Na zijn doop bracht Christus 40 dagen vastend in de woestijn door, waarop de duivel hem uitdaagde: als jij God bent, verander dan de stenen die hier liggen in brood, en je zult geen honger meer lijden. Satan is hier een oud mannetje met wandelstok en pinnemuts die Jezus gewoon een brood aanbiedt: hij heeft meer weg van een doorgeschoten kabouter dan van de baarlijke duivel. De figuren van Christus en Satan zijn door Cok aan de tekening toegevoegd. Onderaan staat nog een tekst in het Latijn, die in vertaling luidt: 'De mens zal niet alleen van brood leven, maar van elk woord dat uit Gods mond komt (Matt 4:4)'. Door dit werk is de stamvader van de Bruegheldynastie ook een beetje aanwezig op deze tentoonstelling.


Hiëronymus Cock (Antwerpen 1518-1570) naar Pieter Brueghel: Landschap met de verzoeking van Christus, ca. 1554, Ets en gravure

Veel volk op de voorgrond in de volgende tekening: Sint-Maarten is in het dorp aangekomen! Hij zit te paard natuurlijk: centraal in de linkse groep mensen bevindt hij zich. Uit zijn houding blijkt dat hij zijn mantel in tweeën aan het snijden is, om een deel aan een van de dorpelingen te geven. Maar kennelijk heeft niemand van hen het te breed: iedereen lijkt de gelukkige wel te willen zijn. Eigenaardig is wel dat Sint-Maarten door zoveel mensen omringd wordt: gewoonlijk zie je de Heilige met een arme dompelaar. Het huis met verdieping en zolderverdieping daar nog boven is een voorbeeld van vergane glorie: de bouwheer ervan moet ooit een  iemand geweest zijn die goed in de slappe was zat, maar dat is voorbij. Het huis is duidelijk op zijn  retour, om het zomaar te zeggen. Deze tekening zegt ook iets over het leven en de levensomstandigheden in het begin van de 17de eeuw.


Jan Brueghel, Dorpsstraat met Sint-Maarten, ca. 1603-1605

Een zeer verwant schilderij komt uit 1611: veel meer mensen zijn  te hoop gelopen, er staat een paard links en een centraal (dat is Sint-Maarten), het huis op de voorgrond is lager geworden, het is nu veel duidelijker een straat, een weg die naar de bossen toeloopt: verwant schilderij dat wel, maar toch erg verschillend. Dergelijke taferelen met Sint-Maarten waren in die tijd erg populair: 'omdat ze aandacht vroegen voor de grote armoede en ziekten die de maatschappij teisterden' zegt het gidsje dat de tentoonstelling verklaart.


Jan Brueghel, Sint-Maarten geeft een deel van zijn mantel weg,1611

Maar er was nog veel meer: zie volgende tekst!






dinsdag 22 oktober 2019

Hoogstraten, Sint-Katharinakerk, glas-in-loodramen

Gisteren had ik nog eens kerkwacht in de Sint-Katharinakerk van Hoogstraten: ons erfgoed mee bewaken noem ik dat. Nog nooit had ik al geprobeerd foto's te nemen van de gebrandschilderde ramen, denkend dat me dat toch nooit fatsoenlijk zou lukken. Tot gisteren: ik wilde het toch eens proberen, je weet maar nooit.

In het hoogkoor stellen zeven ramen de zeven sacramenten voor: zo hoort dat in een kerk. Die glas-in-loodramen komen al uit 1531-1533, en zijn het werk van Antonis Evertsoen van Culemborg ( de eerste gravin was overigens ook van Culemborg). Ze zijn zeer kunstig vervaardigd, duidelijk in de nieuwe renaissance stijl, al zijn de onderwerpen dan uiteraard religieus. Op de eerste foto zie je Christus aan het kruis, geflankeerd door Maria en Jezus' lievelingsleerling, Johannes. Boven het kruis is renaissance architectuur te zien. Onder de 'C' en de 'I' kun je merken in welk jaar dit raam gemaakt is: Anno 1531. Bijna 500 jaar oud, dus.


De kruisdood, 1531

Niet al deze ramen dateren uit de zestiende eeuw: in de loop der tijden hebben ze een en ander geleden, zodat een aantal in de negentiende eeuw gerestaureerd diende te worden. Een mooi voorbeeld daarvan is het raam met op het onderste deel het eerste grafelijke echtpaar: Antoon de Lalaing en zijn vrouw Elisabeth van Culemborg. Het is zeker dat zij dat zijn dat omdat onder de graaf zijn wapen prijkt (rood met witte ruiten), en achter hem staat zijn patroonheilige, Sint-Antonius. Wie de kerk bekostigd had, wilde natuurlijk voor eeuwig en drie dagen zichtbaar blijven: ze hadden ongetwijfeld hun trots en 'noblesse oblige' zullen ze ongetwijfeld gedacht hebben. Hoe zou je zelf zijn. Op de onderste rand van het raam staan de namen van de restaurateurs: ene Cauwenbergh en J.B. Capronnier. 1861 kun je rechts onderaan ook lezen: dat is natuurlijk het jaar van de restauratie.


Antoon de Lalaing en Elisabeth van Culemborg

Laten we er nu maar eens een sacrament bijhalen: het huwelijk. Een gemijterde bisschop met baard legt de handen van bruid en bruidegom in elkaar. Hij is in het blauw, zijn getuige staat achter hem; zij heeft een rijke bruidsjurk aan: groenig, met nogal wat versieringen. Ook achter haar staat en getuige, en dan nog een jonge vrouw die de sleep draagt. Het zijn duidelijk geen twee paupers die vanaf dat ogenblik hun leven samen willen leiden. En allicht hebben zij de bisschop horen zeggen: 'Wat God verbonden heeft, zal de mens niet scheiden.' (Marcus 10:9)


Het huwelijk

Velen van ons zijn in hun jonge jaren ooit wel eens te communie geweest, en dat sacrament staat er ook bij, alleen heet dat nu de eucharistie. De kerk heeft haar woordenschat opgefrist: een mis heet nu een viering. Het akeligste dat ik ooit gehoord een gelezen heb, was een 'begrafenisviering': om gillend de kerk uit te stormen, denk ik dan. Voor zo'n woord moet je geloof wel heel vast zijn! Weer een bisschop reikt een oudere man de hostie aan. De kunstenaar heeft achter het altaar zelfs een schilderij geconstrueerd: een Mariaboodschap zie je, de engel Gabriël komt haar zeggen dat zij Gods zoon zal baren.


 De communie

De kleuren in deze ramen zijn best geslaagd, vooral het blauw vind ik erg treffend. Het is jammer dat de taferelen zo hoog hangen, maar met een beetje verrekijker zou je kunnen zien dat op de achtergrond van de hoofdtaferelen delen van steden en gebouwen te zien zijn, dieren en voorbijtrekkende reizigers: er is bijzonder veel zorg besteed aan deze kunstwerken.

Als je de kerk verlaat, zie je een recent glas-in-loodraam: het Lam Gods staat op het boek met de zeven zegels, waarvan je er maar zes ziet: de steunbalk midden in het raam verbergt er een. Aan weerszijden van het Lam en eronder zie je de vier symbolen van de evangelisten: rechts de adelaar, links de engel, en eronder de stier en de leeuw. Uiterst links en rechts staan een man en een vrouw: zij stellen de mensheid voor. Helemaal van boven zijn de werktuigen van de kruisiging weergegeven: een ladder, een doornenkroon, een leeg kruis, hamer en trektang, de schandpaal waaraan Jezus gebonden was tijdens zijn bespotting.
Dit is werk van Jan Willemen, en het is geïnstalleerd in 1980, heel recent dus. In de maand juli heb ik in Limburg muurschilderingen gezien - als je de kerk verlaat - die steeds het Laatste Oordeel uitbeeldden: in Hoogstraten wordt niet met de eeuwige straf van brandende pek en verdoemenis gedreigd, maar we zijn hier ook een paar eeuwen later.


Jan Willemen, Het Lam Gods, 1979-80

Wil je nog dergelijke ramen zien in de kerk van Hoogstraten: in de noorder- en zuiderzijbeuk zijn er nog van die moderne, die best het bekijken waard zijn. Dat geldt trouwens voor heel de kerk van Hoogstraten, maar dat heb ik al meermaals gezegd.

donderdag 17 oktober 2019

Jakob Smitsmuseum: Stadsgezicht

Laten we het dan ook nog eens over Jakob Smits hebben: in het aan hem gewijde museum in Mol-Sluis loopt een kleine tentoonstelling onder de titel 'Stadsgezicht': tien aanwinsten van het museum worden getoond. Daar zijn  drie schilderijen bij, een tekening en zes etsplaten, door SD Worx, een sociaal secretariaat en hr-partner, in bruikleen gegeven. Mooi, zullen de conservator en haar medewerkers gedacht hebben.

Dit 'mooi' geldt niet alleen het gebaar, maar ook de werken, dat spreekt vanzelf. De naam van de tentoonstelling, Stadsgezicht' verwijst naar het schilderij 'Stadsplein naast de kerk', of 'Rue de ville en Flandre' in het Frans. Dit is het enige van de weinige stadsgezichten van Smits dat nu in het museum aanwezig is. Het werk is tegelijkertijd typisch en niet typisch voor Jakob Smits: typisch omdat de verf zoals bijna altijd zeer pasteus is aangebracht, niet typisch omdat het niet over de natuur gaat, een zeer geliefkoosd onderwerp van Smits. Dat het om een Vlaamse stad gaat, is wel heel duidelijk: de kerk op het (markt)plein, de huizen met trapgevels, en straat die van het plein wegvoert (met enige, of veel fantasie zou je nog aan de Turnhoutse Gasthuistraat kunnen denken). Maar natuurlijk is dit Turnhout niet, of Mol, het is een plaats die inderdaad Vlaams aandoet, maar het is niet te bepalen welke. De kerk en de herberg (?) rechts zijn behoorlijk donker gehouden, de huizen en de hemel erboven maken het schilderij dan weer licht. Het zou vlak na de eerste Wereldoorlog geschilderd zijn: het heeft wel wat, het is een verrijking voor het museum.


Stadsplein naast de kerk - Rue de ville en Flandre

Het 'Portret van Jef van Hoof' bulkt evenmin van Kempische kwaliteiten: een eerder bleke componist kijkt de toeschouwer aan, een eigenaardig rechteroog heeft hij van Smits gekregen, het wijkt af van het gewone, zijn kapsel met loshangend haar aan de linkerkant benadrukt het romantische aspect nog meer: dit is iemand speciaal. Het witte gezicht zuigt de aandacht wel naar zich toe, dat dient gezegd.


Portret van Jef van Hoof, 1908

En dan hangt er nog het 'Portret van Boby', een van de kinderen van de schilder. Een jaar of vijf zal de jongen zijn, schat ik, een jongen die ons vragend aankijkt, een beetje melancholisch, zou ik zeggen. Een zacht portret is het alleszins: de vader heeft dat zeer liefdevol geschilderd..


Portret van Boby, 1892

Zes etsplaten zijn er ook te zien, dat wil zeggen : een etsplaat en vijf afdrukken. De echte etsplaat heet 'De ossenkar', maar daar is moeilijk een foto van te nemen: te donker helaas. Maar dat wordt goedgemaakt door de afdrukken: 'De Kempen' van meer dan 100 jaar geleden: puur en zuiver platteland, boeren deden de mensen in huizen die geen echte luxepaleizen waren. 'Arm Vlaanderen' klonk het in de negentiende eeuw, en de Kempen was daarvan een van de armste streken.


De Kempen

De kost verdienen als varkenskoopman, dat hoorde er ook bij: een schuur, een kar, een koopman die een varken met een achterpoot omhoog houdt zodat de mogelijke kopers de kwaliteit van zijn waar kunnen vaststellen, een tiental toeschouwers, twee biggen die mogelijk ook van eigenaar kunnen veranderen. Dat was ook dagelijkse kost in die verdwenen wereld.


Varkenskooplieden

Een die mij echt bevalt, is ' De melkster': 6 bij 7 cm meet deze ets. Er staat veel minder op dan op de twee vorige, maar dat maakt ze ook rustiger. De compositie vind ik geslaagd: van de linkerbovenhoek kun je een diagonaal trekken naar de rechterbenedenhoek, links is de ets voller dan rechts: ik vind deze 'Melkster' echt een pareltje.


De melkster

Tien pas verworven werken van Jakob Smits heb ik gezien: Het was de verplaatsing naar Mol-Sluis meer dan waard. Voor het Jakob Smitsmuseum is dat wat mij betreft wel vaker het geval.

donderdag 19 september 2019

Geel Sint-Dimpnakerk - het geloof voor de ongeletterden: retabels

Zoals in de Sint-Leonarduskerk in Zoutleeuw maken in de Sint-Dimpnakerk in Geel retabels een belangrijk deel van het keukenmeubilair uit: de beeldenstorm heeft ook hier gewoed, zodat je je afvraagt of die retabels toen in veiligheid gebracht waren, of ze later in de kerk terechtgekomen zijn, of de beeldenstormers hier niet zo fanatiek waren. Wie zal het zeggen?

Brussel, Mechelen en Antwerpen waren in het hertogdom Brabant belangrijke steden waar retabels vervaardigd werden, en die waren toen voor de gelovigen ook echt nodig: de allermeesten waren ongeletterd, en die retabels vertelden verhalen uit het Oude of Nieuwe Testament, of ze beeldden de passie van Christus uit, zijn leven, of dat van Maria, of van een belangrijke heilige. Een belangrijk didactisch element waren die retabels, en vaak ook zeer kunstig gemaakt door bekwame 'beeldsnijders', zoals die mensen genoemd werden.

Een retabel dat van dat alles niet dadelijk blijk geeft, is het 'Apostelretabel': het is een witstenen kunstwerk uit de tweede helft van de 14de eeuw, en mogelijk het oudste artefact in deze kerk. Ik zou het nog een 'proto-retabel' willen noemen: door zijn vorm lijkt het aan het begin te staan van de retabelkunst, die haar hoogtepunt beleefde op het einde van de 15de en het begin van de 16de eeuw. Je ziet zeven gotische portalen, met in het midden natuurlijk Jezus aan zijn kruis, geflankeerd door zijn moeder en Johannes, zijn lievelingsleerling. Links en rechts telkens 6 apostelen met een kenmerkend attribuut. Links van Maria staat Petrus met de sleutel van de hemel in zijn handen, en naast hem Paulus met een zwaard. Nu is zoals wij weten Paulus nooit apostel geweest: hij was een felle bestrijder van het christendom - hij was een Farizeeër en heette Saulus - tot hij onderweg naar Damascus van zijn paard gebliksemd werd, tot andere inzichten kwam en een felle en fanatieke voorvechter en verspreider van dat nieuwe geloof werd. De term 'paulinische christendom' klinkt menigeen vertrouwd in de oren. Waarom is Paulus in deze groep dan binnengesmokkeld? Heel simpel: hij vervangt Judas, de verrader, want die mocht natuurlijk niet mee op de foto. Dit is een voorbeeld van herschrijving van de hier 'gewijde geschiedenis' zoals dat vroeger in de Sovjet Unie gebeurde, dit is geschiedschrijving op communistische wijze, veranderen als het de vertellende instantie beter uitkomt: 'niets nieuws onder de zon' ook niet als die zon nog rond de aarde draaide en de aarde het centrum van het heelal was. Galileo Galilei kan daar ook nog leuke verhalen over vertellen.


Het Apostelretabel (tweede helft 14de eeuw)

De uitwerking van de figuren is heel sober gehouden: in feite zijn het halfverheven beeldhouwwerkjes, en de attributen van de apostelen moeten erop wijzen dat zij maar zeer gewone mensen waren. De versiering is tot een minimum beperkt: roosjes boven de spitsbogen en onder de apostelen. We zijn hier nog ver van de retabels van rond het jaar 1500.


Van rechts naar links: Petrus, Paulus, Bartholomeus met mes, Thomas met winkelhaak, Matthias met bijl, Simon met zaag

De 'Vlaamse Meester in Situ' waarvoor je de kerk wordt binnengelokt, is de beeldhouwer van het Sint-Dimpnaretabel, maar helaas is die kunstenaar onbekend. We doen het dan maar met het kunstwerk zelf: zeker is wel dat het in de kerk geplaatst werd in 1556, dat is redelijk kort voor de beeldenstorm. Het werk is 6,50 meter breed, en tot aan de top van het kruis 7 meter hoog: dat is geen klein prutswerk! De  9 taferelen van onderen, samen dus die 6,5 meter, vertellen het hele verhaal van Dimpna, en daar net boven, in de gotische kapelletjes zie je minder belangrijke aanvullingen op het verhaal. Vlak onder het kruis wordt Dimpna door engelen naar de hemel gedragen.

Dit werk is een van de beste voorbeelden van retabelkunst op zijn best: drie lagen heeft het, het is bovendien voor een retabel zeer groot, de talrijke figuurtjes maken het zeer levendig, het is een lust voor het oog. De gelovigen van eeuwen geleden zullen er zeker ook door getroffen geweest zijn, kan ik me voorstellen!


Sint-Dimpnaretabel, 1556

Het verhaal vertelt dat Dimpna voor haar vader vlucht, van Ierland naar het continent: de man wou met haar trouwen na het overlijden van zijn vrouw, die natuurlijk haar moeder was: incest op niveau? Daar wil de gelovige niet van weten! Een schip komt aan in de haven van Antwerpen, Dimpna zit centraal. Rechts van die scène zie je hovelingen aan de koning mededelen dat ze Dimpna ontdekt hebben: in Westerlo hadden ze in een winkel betaald met dezelfde vreemde munt als de prinses, die daar eerder al was geweest! Die verhalen zijn soms zo vreselijk charmant! Maar dat blijft niet zo: een plaatje verder worden Dimpna en Gerebernus, haar biechtvader, onthoofd! Hier wordt het vreselijk verschrikkelijk, maar we weten al dat zij in de hemel zal worden opgenomen: eind goed, al goed!

Het is een sensationele vertelling, stichtend voor geest en hart en nieren, maar bijzonder levendig weergegeven. Een sprookje voor de 16de-eeuwse katholiek, zou ik nog zeggen.


Links aankomst in Antwerpen, rechts onthoofding van Dimpna en Gerebernus

Ten slotte nog een passieretabel uit de periode 1490-1500. Boven zie je geopende luiken: op het rechtse smeken Christus en Maria om erbarmen voor de zondige mensheid, op het linkerluik zie je (niet zeer duidelijk) God als Rechter. Gebeeldhouwd is links de geseling van Christus, en rechts wordt hij naar zijn graf gedragen.


Ten slotte: nog een passieretabel, uit de periode 1490-1500.

Het centrale tafereel is natuurlijk de kruisdood: Christus tussen de twee moordenaars. Met een lange lans steekt de Romeinse soldaat Longinus hem in zijn rechterzij. Er is heel wat volk te hoop gelopen, er is veel belangstelling, wat de dramatiek van het gebeuren alleen maar vergroot. Alleszins meester-beeldhouwers hebben hier aan gewerkt, maar psychologisch waren die ook een beetje daar, als je het mij vraagt.


De kruisdood en de ontzette toeschouwers

Leer ik een paar dagen geleden dat in de hoofdkerk van Herentals een retabel te bezichtigen is van Jan II Borman, de beste beeldsnijder van allemaal, zoals hij in zijn tijd genoemd werd. Daar trek ik voor 30 september ook nog naartoe, want daarna zijn 'Vlaamse Meesters in Situ' geschiedenis. En zoals men in het Duits zegt: 'Herentals ist immer eine Reise wert'. Welaan dan!