dinsdag 31 maart 2015

Retrospectieve Marc Chagall in Brussel - II

Chagall had het niet alleen over zijn eigen grote geluk. Een interessant werk is 'Kruisiging in het geel' uit 1942. Als Jood had hij zeer veel belangstelling voor de bijbel: het Oude Testament schildert de geschiedenis van het Joodse volk en zijn verhouding tot Jahweh, en de man uit wie het christendom geboren is, Jezus Christus, is ook een Jood. In het schilderij zien we een gekruisigde Christus met en aantal Joodse attributen: in plaats van een traditionele lendendoek draagt hij een talliet, de gebedssjaal van de gelovigen in de synagoge. Voor zijn  rechterarm is de Thora te zien. Onderaan staat de wereld in brand: een groot schip gaat naar de haaien, drenkelingen proberen zich allicht vruchteloos te redden, centraal is er een soort vlucht naar Egypte: een moeder vlucht met haar kind weg uit het brandende dorp op de achtergrond. Een man probeert met een ladder de verbinding te maken tussen de lijdende wereld en de hemel, waar een engel de kaars van de verlichting vasthoudt en op de sjofar speelt, een Joods ritueel instrument. Het is duidelijk dat dit doek beladen is met een zware betekenis: Christus als verbinder tussen joden- en christendom, ook als symbool van het lijden van het hele Joodse volk. Het is een werk dat verdraagzaamheid en samenleven van verschillende geloofsopvattingen propageert, plus het geloof dat het wereldse lijden in de hemel, het paradijs opgelost zal worden in vrede en geluk. Tenslotte, ondanks alle verschrikkelijkheden en gruwel van de oorlog wint het optimisme het bij Chagall uiteindelijk toch.


De gele kruisiging, 1942, olieverf op linnen, 140 x101 cm

In 'De val van de engel', een werk waarChagall in verschillende perioden aan gewerkt heeft en dat ten slotte pas na de Tweede Wereldoorlog en de Shoah voltooid werd, zien we de ondergang van de wereld, weergegeven in een allegorie. De vallende engel in agressief rood staat voor het straffende vuur van God. Een aantal motieven uit de 'Kruisiging in het geel' gebruikt de schilder hier ook: de Joodse Christus, een moeder die haar kind beschermt, een rabbijn die de thora in veiligheid tracht te brengen, een geel dier dat als troost viool speelt, daarnaast een kleine wandelende Jood, de verlichtende kaars, een neerstortende klok (het einde der tijden), zon en maan die tezelfdertijd aan de bijna zwarte hemel staan: dit is de totale ondergang van de wereld, het definitieve vergaan in een beeld samengebald. Maar er blijft altijd de brandende kaars.


De val van de engel, 1923-33-47, olieverf op linnen, 147,5 x 188,5 cm

'De kruisiging in het geel' als 'De val van de engel' zijn twee indrukwekkende werken, met zeer veel inhoud, in de rijke vormen- en symbolentaal van Chagall, en met prachtige kleuren. Alleen van die twee al word je stil.

Wanneer de wereld weer rustiger geworden is, komt Chagall weer tot zijn  positieve en optimistische zelf. Voor de plafondschildering in de Opéra Garnier in Parijs maakt hij in 1963 een aantal studies, die ook op de tentoonstelling te zien zijn, zodat je de genese van dat het eindontwerp mooi kunt volgen en zien groeien. De schildering zelf is pas in 1964 aangebracht, op verzoek en in opdracht van de Franse minister van cultuur, André Malraux.In de grote cirkel zie je een aantal Parijse gebouwen: de Arc de Triomphe met daarachter de Place de la Concorde, het operagebouw, de Eiffeltoren en ernaast de kerk van de Madeleine: het is een verheerlijking van de stad die zijn echte thuis was geworden. Verder zijn er een aantal balletten, dansers en danseressen, Door de lucht zwevende engelen die bloemenruikers voor zich uitdragen, een verliefd paartje, weer een engel die blaast op de sjofar, een engel die een viool bespeelt, dieren die met kleinere instrumenten musiceren, het volledige idoom van de schilder passeert de revue, het is een uitbundige ode aan de muziek! vreugde en vrolijkheid alom: je kunt er niet onbewogen onder blijven: wat een kunstenaar!


Definitieve studie voor de plafondschildering van de Opéra Garnier in Parijs, 1963, gouache op papier, gekleefd op doek, 141 x 141 cm

Het jongste werk dat ik er gezien heb is de 'Don Quichot' uit 1974: Chagall is dan
87 jaar oud. Wat een energie moet die man tot op zeer hoge leeftijd gehad hebben. De Spaanse ridder zit te paard pal in het midden van het schilderij, rechts boven hem komen een aantal betogers aangerend, in het rood en met de obligate rode vlag, rechts onder hem, in het blauw zit een schilder (Chagall dus) een vrouwelijk naakt op het doek vast te leggen (dat zou dan Bella zijn, zijn eerste vrouw en liefde), er staan een aantal mensen toe te kijken, onder wie zijn ouders, net achter Bella, een vrouw lijkt hem een bloemenruiker aan te bieden, en dat tafereel speelt zich af boven een stadje dat niet anders kan zijn  dan Vitebsk. Eronder staat nog een verliefd paartje, en aan de linkerkant staat een geïmproviseerd orkest te spelen, er is ook een koor te herkennen, een moeder met kind: tussen twee groepen met tegengestelde levensopvatting staat dan Chagall te paard, alsof hij die twee in vrede met elkaar wil verbinden. Want die Don Quichot, dat is natuurlijk de schilder zelf, die zijn ideaal najaagt. En zo zag de kunstenaar zichzelf ook.

Bijna alle elementen uit zijn rijke oeuvre zijn in dit werk aanwezig: het lijkt op hoge leeftijd zijn testament geschilderd te hebben, zijn boodschap voor de mensheid een laatste keer duidelijk hebben willen maken, en daarbij ook nog een prachtige synthese van zijn werk en kunst afgeleverd te hebben. Een groot kunstenaar en een zeer lucide man was Chagall: ik kan er alleen maar veel bewondering voor hebben. Zijn vrolijkheid en optimisme hadden zeer zeker een vast en ernstig fundament.


Don Quichot, 1974, olieverf op doek, 195 x 130 cm

Ten slotte nog twee doeken waarin bloemen weer prominent aanwezig zijn: 'het rode circus' (1956-60) en 'Bloemenruiker en  geliefden' (1965). In 'Het rode circus' kijk je in het midden weer op een bonte ruiker, onderaan weer een verliefd paar, en voor de rest is het schilderij gevuld met circusartiesten allerhande en toeschouwers. Je ziet trapezekunstenaars, een ballerina, een violist, een fluit spelende clown, een blauwe vogel: heel de levendige wereld van het circus toont de schilder. Chagall zag het leven ook wel eens als een circus, in de goed en slechte betekenis.


Het rode circus, 1956-60, olieverf op doek, 130,5 x 97,5 cm

En om helemaal af te sluiten een gigantische, kleurrijke bloemenruiker met links onderaan twee geliefden, een fruitschaal op de tafel, en links een orkest dat vrolijk staat te musiceren ter ere van de twee geliefden, en onder weer een andere evocatie van Vitebsk, de geboortestad van Chagall. Het kan wel zijn dat hij Parijs als zijn thuis zag, en Frankrijk als zijn tweede vaderland, Rusland en zijn oorsprong is nooit ver weg.


De bloemenruiker en de geliefden, 1965, olieverf opdoek, 51 x 66 cm

'Marc Chagall Retrospectieve 1908-1985' is een prachtige, niet te missen tentoonstelling, waarin je heel de carrière van de man ziet voorbijtrekken, waarin je een vrij volledig beeld krijgt van deze kunstenaar, zijn taal, zijn vormen, zijn kleuren, zijn liefde voor zijn vrouwen, wat hem bezighield tijdens oorlog en Shoah. Maar vooral zie je een onverwoestbaar positief ingestelde mens, die veel vreugde gekend heeft (maar ook leed genoeg, als Jood en weduwnaar) en die die vreugde wist te delen met de mensen. Heel, heel goed!

maandag 30 maart 2015

Retrospectieve Marc Chagall in Brussel - I

In de 'Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België' is een zeer ambitieuze tentoonstelling opgezet: 'Marc Chagall Retrospectieve 1908-1985'. Dat gaat dus over een carrière van 78 jaar, op zichzelf al een tijd, langer dan menig mensenleven. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat er meer dan 200 werken van de schilder te zien zijn: een overvloed die bij wijze van spreken op de duur pijn aan de ogen begint te doen. Ik begin een beetje aan te voelen wat men bedoelt met 'het syndroom van Stendhal', maar dat ben ik wel voorgebleven: het is niet de bedoeling dat je verdrinkt in het bekijken en genieten van kunst.

De tentoonstelling gaat uit van de chronologie van Chagalls leven: de eerste werken in Rusland, dan Frankrijk, weer Rusland, daarna Berlijn, opnieuw Frankrijk, dan oorlog en Amerika. Hij heeft wat 'gewandert' in zijn lange leven en de voor Joden zeer onzalige twintigste eeuw. Haast vanzelfsprekend zie je dan ook zijn uitbeelding van de 'Wandelende Jood': een landman op zijn Russisch uitgedost, met plunjezak die aan zijn wandelstok hangt, en die zijn stadje Vitebsk verlaat. In 1922 heeft hij in ieder geval definitief Rusland verlaten. Vrolijk ziet die landverhuizer er niet echt uit: 'Das Wandern ist des Müllers Lust' bedoelt hij hier zeker niet. Hij zou nadien nog veel meer te verhapstukken krijgen, zoals alle Joden trouwens.


Onderweg, of De wandelde Jood, 1923-1925, olieverf op doek, 72 x 57 cm


Een zeer vroeg werk is 'Ik en het dorp', uit 1912. De oorspronkelijke titel van het werk was het Russische woord 'mir', en dat betekent zowel 'vrede' als 'wereld'. Het latere idioom van Chagall is hier al voor een deel aanwezig: de huisjes op de achtergrond, waarvan er twee ondersteboven staan, daaronder de boerin in eenzelfde positie, de boer met de zeis daarachter, een man (dat zou Chagall zelf zijn) en een koe (dat zou een verbeelding van zijn geliefde Bella kunnen zijn) die elkaar zeer open aankijken, een koe die gemolken wordt in de kop van de grote koe, die overigens een halssnoer draagt, de kunstenaar die zijn liefje een bloeiend takje lijkt aan te bieden: er wordt een soort van paradijs geëvoceerd, lijkt me. Chagall heeft zo te zien inderdaad 'vrede' met zijn 'wereld'. Een doek dat geluk uitstraalt is het: in 1915 trouwt hij met zijn eerste grote liefde Bella Rosenfeld, nadat hij van 1911 tot 1914 in Parijs geleefd en gewerkt had.


Ik en het dorp, 1912, potlood, aquarel en gouache op papier, 61,8 x 48,9 cm

Na hun huwelijk gaat Chagall verder met het uitbeelden van dat huwelijksgeluk. In 'De verjaardag' zweeft hij op zijn rug om met enige acrobatiek haar toch op de mond te kussen, en zij lijkt ook nauwelijks de grond te raken; haar boeketje dat ze voor haar verjaardag gekregen heeft (?) houdt ze nog in haar handen: overrompelende liefde wordt hier weergegeven. Met de wetten van de alledaagse werkelijkheid neemt de schilder een loopje, op poëtische wijze dan, zoals ook in 'De wandeling' trouwens.


De verjaardag, 1915, olieverf op karton, 80,6 x 99,7 cm

In 'De wandeling' is het zijn jonge vrouw die zweeft: in de wolken is zij,'over the moon', zoals de Engelsen zeggen. Die man is hier niet te zien, maar bevindt zich in ieder geval boven het aardse Vitebsk. Hij staat in de velden buiten de stad, links van hem een felrood kleed versierd met bloemenmotieven , en in het midden waarvan een fles rode wijn en een wijnglas. In zijn rechterhand houdt hij een vogel... Alle geneugten des levens verenigd in een schilderij: het geluk spat er gewoon af!


De wandeling, 1917-1918, olieverf op doek, 175,2 x 168,4 cm

donderdag 26 maart 2015

Frans Van Giel, schilder van de Kempen

In het Jakob Smits Museum loopt op dit ogenblik een tentoonstelling met werk van Frans Van Giel, de 'schilder van de Kempen', zoals hij genoemd wordt. De man werd in Oostmalle geboren in 1892, en stierf in 1975 in Welchelderzande, waar hij het grootste deel van zijn leven doorgebracht had. Zijn vruchtbaarste jaren zijn te situeren in het interbellum, en het is ook de Kempen uit die periode die hij schilderde, die Kempen die ik als kleinsteedse 'post-war babyboomer' niet meegemaakt heb en waar ik bijgevolg geen echte voorstelling van heb. Hoewel: in het feestjaar 2012 'Turnhout 800 Jaar Stad' werden in het Taxandriamuseum foto's tentoongesteld over de omliggende dorpen tijdens de periode tussen de twee oorlogen en uit de tijd 1945-1960: daarvan herinner ik mij nog levendig hoe armoedig en ellendig het leven van de kleine man, de kleine landarbeider er uitzag. Daar waren toen beelden bij van huisvesting die alle verbeelding tartte: hutten, de 'betere koten', krotten en houten huisjes. Ik weet nog dat ik behoorlijk verbaasd, onthutst was omdat een en ander nog zo kort geleden werkelijkheid was. Het leek me toen of op veel plaatsen in de Kempen de middeleeuwen tot ver ik de jaren '50 geduurd hebben.

Die armoe zie je dus niet bij Frans Van Giel, wat dan ook weer niet wil zegen dat hij geen mooi werk geschilderd heeft. Een voorbeeld is de 'Sint-Antonius- begankenis', een stoet van mensen die naar een verkoop van varkenskoppen gaan: ze komen allemaal bijeen aan een kraam waar het te doen is. De 17de januari zijn we dan - dat is de feestdag van Sint-Antonius abt, of Sint-Antonius met zijn varken - en midden in de winter, wat het sneeuwlandschap verklaart. Tegelijkertijd doet het nogal idyllisch aan: het dorp ligt in een laagte, wat in de Kempen niet zo vanzelfsprekend is, maar het schilderij zelf krijgt er natuurlijk meer reliëf en diepte door. Er spreekt duidelijk enig metier uit dit werk, dat me ook aan twee voorgangers van Van Giel doet denken: Pieter Brueghel de Oude met zijn sneeuwlandschappen, en Valerius De Saedeleer door de grauwe lucht en de bomen.


Sint-Antoniusbegankenis, doek, 115 x 105 cm

In die Sint-Antoniusbegankenis gaat het om een vermenging van geloof en folklore, in 'Rozenkrans' gaat het duidelijk om vroomheid en geloof zonder meer. Dat doet me dan weer denken aan Jakob Smits bij wie je dergelijke taferelen ook meermaals aantreft, maar die werkt volgens mij veel krachtiger: bij Van Giel blijft het vooral nogal braaf. Ik vind wel dat de compositie van dit schilderij wel goed is: het hele gezelschap verzameld rond de tafel waarop twee kaarsen het licht verspreiden.


Rozenkrans, doek, 170 x 1007 cm

Een kleiner schilderij, 'Palmzondag', neigt dan weer naar het expressionisme: het toont invloed van Permeke, hoewel het niet zo donker is. Het is me niet helemaal duidelijk wat die boer daar aan het doen is: aan het planten, zou ik denken, maar wat dan? Zeker geen palmstruikjes. Het kan natuurlijk ook de bedoeling zijn dat Van Giel wilde laten zien dat de boer zelfs op een palmzondag moest werken.


Palmzondag, paneel, 45 x 40 cm

In 1935 kreeg Van Giel de opdracht een portret van Kardinaal Van Roey te schilderen, toen die al 9 jaar aartsbisschop was. Het lijkt me in ieder geval niet onlogisch dat juist hij die opdracht kreeg: schilderijen in de religieuze sfeer maken was hem, zoals gebleken is,niet vreemd, hij had zijn naam gevestigd, ook als portretschilder, en bovendien was Van Roey een Kempenaar, geboren in 1874 in Vorselaar. In 1935 was hij dus 61 jaar, en zoals hij op dit portret staat, heb ik hem nooit gekend: ik heb al gezegd dat ik tot de babyboomgeneratie behoor. In de kleine catalogus kun je lezen: 'Het (doek) werd met een kar naar het bisschoppelijk paleis in Mechelen gebracht'. Een soort van evenement moet het geweest zijn, vermoed ik. Overigens is Van Roey best lang aartsbisschop geweest: 26  jaar, tot aan zijn  dood in 1961. Hij was toen 87 jaar: een stap opzij zetten deden die mensen toen nog niet.


Kardinaal Van Roey, paneel, 115,5 x 109,5

Je bent natuurlijk niet alleen de 'schilder van de Kempen' omdat je geloof en kerkvorsten op het doek vastlegt. Ook het landschap en het boerenbedrijf kregen zijn  aandacht. Twee 'vennen' zijn zeker de moeite: 'Bergven I' geeft mooi weer hoe een ven er echt uitziet, 'Kempisch ven' toont even mooi de glinstering van de ondergaande zon boven een ven.


Bergven I, paneel, 44 x 26 cm



Kempisch ven, doek, 110 x100

De oogst vlak bij het centrum van Wechelderzande toont de kleine Kempische boer aan het werk zien: koren pikken doen de twee, een ambacht dat inmiddels ook al verdwenen is. Zoals het koren eigenlijk: als ik op 'den buiten' rondscooter zie ik vooral, om niet te zeggen bijna uitsluitend maïsvelden, op hier en daar een aardappelveld na. De schuine lichtstraal lag aan het zonnige weer tijdens mijn  bezoek: je zou willen dat heel het schilderij zo belicht was.


Binnenhalen van de oogst, doek, 133 x 103 cm

Totaal anders wordt Van Giel in 'Dansorgel': feestelijk, met veel beweging van mensen, slingers en kleuren. Verdwenen ook zijn de boerenplunjes en de vroomheid: heel het dorp lijkt te hoop gelopen om eens goed te vieren, zich eens goed te laten gaan in dansen en ander vertier. verdwenen ook de stilte die in zijn andere schilderijen zo prominent aanwezig is: erg uitbundig luidruchtig klinkt dit doek daarentegen.


Dansorgel, doek, 87 x108 cm (fragment)

In 'Suiker' (Nr. 60 - maart 2015) staat naar aanleiding van deze tentoonstelling een interview met Frans' zoon Jan. Of de 'schilder van de Kempen' ook vooral een 'Heimatschilder' was, wordt hem gevraagd. Die term heeft volgens Jan een te negatieve bijklank, en 'doet afbreuk aan zijn veelzijdig talent'. En dat de werken van zijn vader nu alleen nog documenten van een verdwenen wereld zijn: daarop zegt Jan dat bij zijn vader dat 'de artistieke waarde van het werk primeerde'. Dat ervaar ik toch ook zo: ik heb het gevoelen dat Frans Van Giel de Kempen met liefde en mededogen weergegeven heeft, soms eerder idyllisch, niet het verzet prekend, maar hij was een te goed schilder (metier en aanvoelen) om hem zo maar te klasseren als documentaire Heimatkunstenaar.

Hij was geen hemelbestormer, wel integendeel, geen Picasso of Matisse, en hij heeft zich beperkt tot een streek, maar wat hij daarover gemaakt heeft, leeft tenminste. De tentoonstelling is een bezoek meer dan waard.

vrijdag 20 maart 2015

Koenraad Tinel, Silent Navigations II

Eindelijk bevrijd

Eindelijk bevrijd
geen schuld  geen slachtoffer
Simon Gronovski  Koenraad Tinel  David Van Reybrouck
Uitgeverij Hannibal, 2013

Een aanzienlijk deel van de tentoonstelling in Geel is gewijd aan Koenraad Tinels opmerkelijke vriendschap met Simon Gronovski, een Jood die aan de concentratiekampen is kunnen ontsnappen. Als elfjarige jongen zat hij op het twintigste konvooi dat hem en vele lotgenoten vanuit de Kazerne Dossin naar Auschwitz zou brengen. Het is de enige trein die door een drietal jonge mannen eventjes tegengehouden is, waardoor een aantal mensen is kunnen ontsnappen.   De jonge Simon wordt door zijn moeder in feite van die trein geduwd - opdat hij zou overleven! - terwijl zij bij aankomst in Auschwitz regelrecht naar de gaskamers wordt gebracht. Zijn zeventienjarige zuster gaat een halfjaar later dezelfde weg: eindstation de gaskamer, ook zij. Simon overleeft de oorlog, zijn moeder en zus ziet hij nooit meer terug.

Een Joodse jongen, Sacha Rangoni, woont een theatervoorstelling van Tinel bij over het  collaboratieverleden van zijn familie. Hij vertelt Koenraad over Simon Gronovski, en beide oude mannen (Simon nu 84, Koenraad 81) willen elkaar graag ontmoeten. Dat gebeurt in 2012, en er ontstaat een hechte vriendschap tussen de twee, Simon die in de oorlog zoveel verloren heeft, en Koenraad wiens familie aan de verkeerde kant stond, en die zich altijd afgevraagd heeft: 'Wat zou ik gedaan hebben als ik in 1940 ouder was geweest?' Simon leert Koenraad dat hij zich niet schuldig moet voelen voor het gedrag van zijn vader en twee broers. Van Koenraad leert Simon dan weer 'dat hij niet het eeuwige slachtoffer hoefde te blijven om zijn verloren geliefden te eren'. In het boek 'Eindelijk bevrijd' schrijft Simon: 'Ondanks de tragische gebeurtenissen van gisteren en vandaag ... bewaar ik mijn geloof in de toekomst, omdat ik geloof in de goedheid van de mens. Mijn ontmoeting met Koenraad heeft dat geloof nog versterkt.' En: 'In de plaats van tolerantie, dat zoveel wil zeggen als 'de ander tegen wil en dank aanvaarden' kies ik voor wederzijds respect'.

In 'Eindelijk bevrijd' vertelt Gronovski het verhaal van Tinel, en tekent Tinel dat van Gronovski: hoewel zij zoveel jaar geleden elk tot het andere kamp behoorden, leven zij zich perfect in elkaar in: een ontroerend voorbeeld van empathie! Simon verliest zijn zus in de kampen, een zeer begaafde leerling en pianiste. Koenraad raakt zijn pianolerares, van Russische afkomst en Joodse, kwijt, ook in de gasovens van Auschwitz. Dat levert een pakkende tekening op, met een onderschrift van Gronovski. De pianiste lijkt naakt aan het instrument te zitten: dat kan alleen haar onschuld en kwetsbaarheid symboliseren.



Betty Galinsky, Ita Gronovski...
'Mijn zus was een briljante leerling aan het Lyceum van Elsene: ze was de beste in Grieks, Latijn en literatuur, maar ze was vooral een uitstekende klassieke pianiste.'

Het tegendeel zie je in een beeld van een SS-er, die met een vervaarlijke hond in Kazerne Dossin op wacht staat.


'Mechelen was de wachtkamer van de dood, maar dat wisten we niet'.

Eén tekening laat de verzoening en het naar elkaar groeien van twee mensen uit vijandige kampen zien, twee mensen die elkaar voordien niet kenden en blinde vlekken voor elkaar waren, maar nu als het ware een Siamese tweeling geworden zijn, en die hoeven niet enkel Tinel en Gronovski te heten.


De vriendschap tussen twee mensen




Koenraad Tinel en Simon Gronovski

Charon

In de eerste zaal van de tentoonstelling staat een beeld dat niet echt iets met Tinels oorlogsverleden te maken heeft: het heet 'Silent Navigations, 2014'. In eerste instantie deed het me denken aan 'Melopee' van Paul van Ostayen, maar die associatie klopt niet echt helemaal: de kano van Van Ostayen 'schuift onder de maan met de man gedwee naar de zee', en Tinels scheepje wordt door een vaarman met een lange stevige stok voortbewogen: 'bomen' noemt men dat. En hij heeft een passagier: niet veel meer dan een wit hoofd zonder ogen, de uitbeelding van een schim die in de onderwereld door Charon de Styx overgevaren wordt. Het beeld is uit 2014, Tinel is dan 80, een leeftijd waarop men meer dan voordien met zijn eigen eindigheid en vergankelijkheid bezig is. De echte 'Silent Navigation' 'stille zeereis, overtocht) is dit, voorgesteld met de mythologische figuur van Charon: een zeer sterk beeld.


Silent Navigation, 2014'

In deze tentoonstelling gaat het vooral over Tinels erfenis van het oorlogsverleden van zijn familie, en over verzoening en vriendschap, over de werken uit 'Scheisseimer' en 'Eindelijk bevrijd'. En dat zijn ook twee 'silent navigations': de eerste over de vlucht van een collaborerende familie naar Duitsland, waar ze beschouwd worden als 'Ausländer', en bijgevolg naar België terugkeren, in alle stilte, want aan de verkeerde kant gestaan; de tweede is een nog veel stillere zeereis of overtocht, want die heeft plaats in de harten en geesten van Tinel en Gronovski, met een pakkend, ontroerend resultaat.
Hun getuigenis is onvergetelijk: beide heren hebben zichzelf overstegen.

'Silent Navigations' bezoeken is een must. De twee boeken lezen, 'Scheisseimer' en 'Eindelijk bevrijd', net zo goed.

zondag 15 maart 2015

Koenraad Tinel: Silent Navigations

In 'De Halle' in Geel loopt een zeer interessante tentoonstelling van Koenraad Tinel, nog tot 31 mei. De kunstenaar is niet echt wat je een jonge wolf kunt noemen: hij is geboren in 1934, en was dus 6 jaar toen de Tweede Wereldoorlog begon. Toch heeft die oorlog in zijn leven een zeer belangrijke rol gespeeld, beladen als Tinel was met een zwaar schuldgevoel omdat zijn vader een 'zwarte' was en zijn twee oudere broers dienst genomen hadden bij de SS.

Een beeld als 'Haft' (hechtenis), uit 2011, verwijst naar die periode: je ziet een vrouwenfiguur die volledig ingepakt is met touw en textiel, bovendien geblinddoekt, en waarvan de voeten de grond niet meer raken: ze is het contact met de grond, de realiteit compleet verloren. Ik krijg dan het gevoelen dat deze figuur geen aangehouden verzetsvrouw is, maar een 'zwarte' die in haar ideologie gevangen zit. De vader van Koenraad Tinel heeft overigens ook na de oorlog zijn vergissing nooit in willen zien.


Haft,2011

Scheisseimer

Na de lading in Normandië vindt vader Tinel het raadzaam met zijn vrouw en twee kleine kinderen (de tienjarige Koenraad en een nog jonger zusje) naar Duitsland te vluchten: in het oosten hadden de Duitsers de Slag om Stalingrad al verloren, en ze werden steeds westwaarts gedreven. Hij dacht dus eieren voor zijn geld te kiezen. Voor het jongetje van 10 wordt dat een vrij gelukkige periode met allerlei avonturen, maar dat blijft natuurlijk niet duren, en in 1946 komt zijn moeder met hem in Gent aan: huis grondig geplunderd en voor de rest compleet berooid. In 2009 publiceert Tinel 'Scheisseimer', getekende jeugdherinneringen over die tijd.

Met de dreigende nederlaag voor ogen probeerden de Duitsers het moreel hoog te houden, de kinderen bezig te houden en ze toch nog te indoctrineren. Voor de iets oudere kinderen bestonden de Pimpfe (kleine jongens): die mochten dan zoveel mogelijk schetterend lawaai maken, met toeters en bellen en trommels!


1945. Ik werd ingelijfd bij de 'Pfimpfe. Voor de 'Hitlerjugend'
was ik nog te jong. We moesten zingen en marcheren.
'Vorwärts! Vorwärts! Schmettern die hellen Fanfaren,
Vorwärts! Vorwärts! Jungend kennt kleine Gefahren.'

Maar dat opgeklopt kindergeluk verandert snel, en de familie komt in hachelijke omstandigheden in het Thüringer Wald terecht, waar het echt overleven wordt.


En daar in dat bos vind ik die toiletemmer, die 'Scheisseimer. Hij was verlakt en had een vaalgele kleur. Met zo'n deksel erop, en een ijzeren handvat met een houten greep. Zo goed als nieuw. Ik toonde hem aan mijn vader. Hij zei: 'Potverdorie, die kunnen wij gebruiken!' We hebben hem uitgekuist.

En gaandeweg weg wordt ook de kleine Tinel getuige van de gruwelijkheden van de oorlog: soldaten die er niet meer uitzien, allerlei gewonden.


En kerels op krukken

Zo wordt 'Scheisseimer' een ontnuchterend boek: van onschuldige blijheid naar de grimmige werkelijkheid en gevolgen van een oorlog, waar je op je elfde nog niet al veel van begrijpt, maar waarvan het gevoelige jongetje de grimmige en gruwelijke beelden op zijn netvlies bewaard heeft, en die hij meer dan zestig jaar later tekent als vanzelfsprekend pleidooi tegen eender welke oorlog. Zeer pakkend is dat.

 Koenraad Tinel, Scheisseimer, Getekende herinneringen aan een oorlog. Met 'Een kerkhof voor lintwormen', essay door David Van Reybrouck, Lannoo, 2009

maandag 9 maart 2015

'Entartete Kunst' in Luik

Nog tot einde maart loopt in Luik, in 'La cité miroir' de tentoonstelling 'Entartete Kunst'. In 1939 slaagt de stad erin op een veiling in Lüzern negen van deze verwerpelijke schilderijen te verwerven. Die vormen de aanleiding om nu dit evenement op te zetten, met meer dan de negen in '39 aangekochte werken natuurlijk.

Dat 'entartete Kunst' die kunst is die Hitler en zijn getrouwen niet beviel, voor hen niet door de beugel kon, ook wel vernield werd, zal bekend zijn. Daartegenover stond de echte kunst, de 'Arische', de Duitse. De soldaat, kracht en heldenmoed moesten verheerlijkt worden, trouw aan de nazi-staat: die kunst werd een propagandamiddel, en Joseph Goebbels had dienaangaande dan ook een flinke vinger in de pap. De nazi's gingen heel ver in het verbieden van wat in hun ogen 'entartete kunst was. Alle Joodse kunstenaars vielen eronder, dus ook Marc Chagall. Wat naar decadentie of verwekelijking zweemde, werd evenmin gedoogd: Egon Schiele was dus ook niet oorbaar. De zaken niet 'realistisch' voorstellen was uit den boze: expressionisme werd in de ban geslagen, maar net zo goed impressionisme, fauvisme, kubisme en surrealisme. Alle avant-garde werd verketterd. Vele kunstenaars verlieten dan ook Duitsland, ook al omdat velen 'Berufsverbote' kregen opgelegd. Het spreekt vanzelf dat het landschap van de kunst en de kunstenaars  in het Derde Rijk zeer schraal en karig was. Net zo goed bestond er 'entartete Musik': jazz werd als 'negermuziek' bestempeld, Wagner daarentegen was het toppunt van cultuur.

In 'La citè miroir' worden toch heel wat zeer geslaagde voorbeelden van zogenaamde 'entartete Kunst' tentoongesteld. Van een Belg hangt er een mooi werk: 'De Dood en de maskers' uit 1897. De Dood, met zijn grimmige doodskop en in een witte kamerjas gekleed, bevindt zich pal in het midden van het voorplan: in zijn rechterhand houdt hij een blaker met net uitgedoofde kaars vast, de rook kringelt nog naar boven. Links en rechts van hem zes gemaskerde figuren, maar niet echt carnavalesk: het lijken mij mijn eerder idioten die hun lelijkheid naast de Dood afficheren. Boven hen zitten twee Magere Heins met de zeis in aanslag een montgolfière achterna: veel vreugde kan daar ook niet van komen, tenzij voor de Dood. Een opgewekt schilderij kun je dit niet noemen, maar toch zie je niets dan vrolijke kleuren: Ensor was een fantast, dat is genoegzaam bekend.


James Ensor, De Dood en de maskers

Zeer constrasterend daarmee is een werk van Erich Heckel: De ploeger. Het is een soort van bucolisch landschap, dat veel meer diepte krijgt als je er iets verder vandaan gaat staan. Twee ploegers aan het werk: wat kan daar entartet aan zijn? Het landschap is allicht niet Duits genoeg: mij doet het denken aan
Zuid-Amerika, en de rust die van die schilderij uitgaat was zeker niet energiek genoeg voor de Nazi's. Erich Heckel was stichtend lid van de kunstenaarsbeweging 'Die Brücke' die duidelijk nieuwe wegen zocht in de Duitse schilderkunst, maar expressionisme en hun vertegenwoordigers vielen natuurlijk niet in de gratie.


Erich Heckel, De ploeger

Van Carl Hofer, een andere nieuwe naam voor mij, is er 'Die Betrunkene' te zien, en die stelt voor wat een echte vrouw volgens de nazi's niet kon en mocht zijn. Ladderzat is ze, ze schijnt van haar liederlijkheid nog plezier te hebben ook, haar onderjurk - combinaison zeiden we vroeger - laat een borst al te prominent zien: natuurlijk vallen Hitler en Goebbels hier over. De vrouw in het Derde Rijk moest er heel anders uitzien: moeder van soldaten, dienstbaar, dapper en sterk.


Carl Hofer, Die Betrunkene

Een schoolvoorbeeld van 'enartete Kunst' vind ik op het internet, en het hangt dan ook niet in de Luikse tentoonstelling: dat is 'Dans rond het Gouden Kalf' van Erich Nolde, de zeer bekende Duitse expressionist. De scene komt uit het Oude testament, Joods dus. In een wilde dans hossen de figuren rond het Gouden Kalf, de vrouwen even onbeschaamd naakt als 'Die Betrunkene'. Daar hoeft verder geen uitleg meer bij.


Erich Nolde, Tanz um das Goldene Kalb

Een uitmundende Duitse expressionist was ook Franz Marc, De stichter van de beweging 'Der blaue Reiter'. Van hem is er 'Paarden in de wei', een eerder rustig, idyllisch werk. Maar daarop nog een blauw paard: dat is natuurlijk niet realistisch genoeg, dus, zoals alle expressionistische werken 'entartet.


Franz Marc, Paarden in de wei


Van andere bekende kunstenaars zie je hier dan weer werken: van Chagall, Picasso, Kokoschka, Gauguin om maar een paar grote namen te noemen. Van Chagall hangt er 'Het blauwe huis', dat op de achtergrond de stad Vitebsk toont, de geboortestad van de schilder in Wit-Rusland. Chagall was joods, en de Sovjet-Unie de baarlijke vijand die te allen prijze overwonnen moest worden. Niet dus.


Marc Chagall, Het blauwe huis

Gauguins 'De tovernaar van Hiva Oa' vond natuurlijk ook geen genade: dat is veel te exotisch, ver weg van het Arische ideaal. Dat kan natuurlijk evenmin.


Paul Gauguin, De tovenaar van Hiva Oa

Nu, zeventig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog laat deze tentoonstelling zien waartoe de verdwazing van een totalitair regime en het onderdrukken van vrijheid van scheppen en denken kunnen leiden: levensbedreigende geestelijke anorexia. Stel je voor dat wat in Luik te zien is, ook vernietigd zou zijn geweest: je mag er niet aan denken!

donderdag 5 maart 2015

Luik: het station Liège-Guillemins

Na een tentoonstelling 'Entartete Kunst' in 'La cité miroir' - overigens zeer de moeite waard, willen Vic en ik nog graag het station 'Liège-Guillemins' gaan bekijken: dat is een zeer modern gebouw van Santiago Calatrava, en de faam ervan is zelfs in Vlaanderen, dat stuk Belgisch buitenland doorgedrongen.


Zijaanzicht

Her vorige station voldeed niet meer, want Luik werd ook een tgv-station, en dan moest een en ander tot dringend geüpgraded worden. Er werd meteen maar voor een nieuw station gekozen, er kwam een internationale wedstrijd aan te pas, waarvan de winnaar de Spanjaard Santiago Calatrava werd: hij had zijn sporen (pun not intended) al op een aantal andere plaatsen met grote onderscheiding bewezen. Uiteindelijk werd heet nieuwe 'Liège-Guillemins' pas op 18 september 2009 feestelijk in gebruik genomen, drie en een half jaar later dan oorspronkelijk was voorzien. Daarbij zal  de originele begroting ook wel ruimschoots zijn overschreden, durf ik te denken.


Vooraanzicht

Maar het resultaat is meesterlijk, majestatisch zelfs. De constructie bestaat uit beton, staal en glas, en de overkapping aan de voorzijde is 200 meter lang en 35 meter hoog! Als als je binnenloopt, word je getroffen door het spel van het licht (de zon scheen), de sierlijke  en elegante lijnen die verscheidene richtingen uitlopen, het ritme dat daarin zit, en de schijnbare lichtheid van het gebouw: Calatrava is inderdaad een meester-architect!


Top van de overspanning


Het lijnenspel binnen

Het station past ook mooi in het heuvelachtige landschap waarin de Luik gelegen is: het lijkt een lange golf die zijn hoogste punt bereikt in de top van de overkapping. Dat ook geeft het gebouw zijn beweging, zijn elegantie, zijn lichtheid. En door die overkapping kijk je recht naar de steeds veranderende hemel.


Gezicht op de stad

Die transparantie ervaar je ook als je binnen op het derde en hoogste niveau staat: je ziet de stad voor je liggen.

Het station van Antwerpen heeft ook een mooie aanpassing ondergaan, met inderdaad een puik resultaat, ongetwijfeld. Maar ik ben in een station geweest waar ik zo enthousiast van geworden ben: Zo prachtig, wat een gebouw!

dinsdag 3 maart 2015

Turnhout, Begijnhofkerk - vier beelden

Vier van de beelden bij de biechtstoelen in de Begijnhofkerk.


De Heilige Petrus, met zijn omgekeerd kruis, zijn sleutel en een boek (de bijbel?)


Koning David met zijn harp



Veronica met het doek waarop de afdruk van Christus' gezicht



Maria Magdalena met haar symbool van de vergankelijkheid

Augustus 2016

Sint Pieter en Maria Magdalena zijn twee figuren die je zeer vaak bij biechtstoelen afgebeeld kan zien. Ik heb ondertussen ook gevonden waarom: zij zijn twee voorbeelden van de berouwvolle zondaar: Petrus die voor de haan driemaal had gekraaid Christus ook driemaal had verraden (wat hem nog voorspeld was ook!), en Maria Magdalena die haar lichtzinnige levenswandel krachtig de rug toekeerde. Daarom dus, ze moeten tijdens de biecht inspirerende voorbeelden zijn. De iconografie van de Kerk is zelden gratuit of dom, stel je dan weer eens vast.

Turnhout, Begijnhofkerk - biechtstoelen, preekstoel

De beeldenstorm in de zestiende eeuw liet vele kerken zwaar beschadigd en geplunderd achter: beelden en schilderijen vernietigd, kerkmeubilair grondig toegetakeld. Dat moest dus allemaal vervangen en vernieuwd worden, maar de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) was ook nog aan de gang: snel ging die restauratie niet. Na de Vrede van Westfalen schijnt dat proces dan echt van start gegaan te zijn, tenminste die indruk krijg ik als ik een aantal kerken in de buurt van Turnhout bekijk: allemaal heringericht in de zeventiende-eeuwse barokstijl: De Sint-Pieterskerk in Turnhout, de Sint-Katharinakerk in Hoogstraten, en ook de Begijnhofkerken van beide plaatsen.

In die van Hoogstraten ben ik veel vaker geweest dan in die van Turnhout: die eerste is namelijk altijd toegankelijk, in die van Turnhout kun je alleen in als er een dienst is, of een tentoonstelling, zoals 'De andere verbeeld/Verbeeld gevaar'. En dan merk je dat beide kerken in hun meubilair dezelfde taal spreken: de barok van de contrareformatie. Beide hebben een preekstoel met een 'Ecclesia Triumphans': in Turnhout is dat een vrouwelijke, prachtig uitgedoste figuur met het stralende kruis van de overwinning leunend tegen haar rechterarm, en een mooie ciborie in haar rechterhand. Op haar opgeheven linkerarm rust een pauselijke tiara, de driekroon die de drie functies van de pontifex maximus symboliseren: die van 'priester, leraar en koning'. Op de foto is de tiara niet echt  goed te zien, moet ik toegeven. De triomferende kerk lijkt wel weergegeven te zijn door een 'pausin'.


De Ecclesia triumphans' in Turnhout



De 'Ecclesia triumphans' in Hoogstraten, nog meer 'pausin'

Behalve die preekstoel bezit de kerk ook nog twee prachtige biechtstoelen, die door Harry de Kok al beschreven zijn in zijn 'Gids voor het Oude Turnhout en omgeving' uit 1980. Vooral de beelden die ervoor staan zijn indrukwekkend. Ze zijn door een bemiddelde begijn (zij legden geen belofte van armoede af) in 1667 aan de kerk geschonken: 'Ghegeven uyt liefde tot ciraet van het huys Gods'. Aan die aan de zuidkant zien we Petrus met een omgekeerd kruis (hij werd ondersteboven gekruisigd), Veronica met het doek waarmee ze Christus' gezicht afwreef en Koning David met zijn harp.



Biechtstoel aan de zuidkant

Aan de andere kant van de kerk de tweede biechtstoel: hier zien we Maria Magdalena met een doodhoofd in haar armen als symbool van de vergankelijkheid, twee engelen die het gebed voorstellen en de Heilige Barbara.
en ik moet zeggen: die beelden zijn echt wel fraai gemaakt.


Biechtstoel aan de noordkant

Helemaal in dezelfde taal en stijl zijn ook de biechtstoelen in de Begijnhofkerk van Hoogstraten, hoewel iets kleiner en soberder, met maar twee beelden in plaats van vier. Daar zie je bijvoorbeeld Petrus met zijn sleutels waarmee hij al dan niet de hemelpoort kan openen, en Maria Magdalena, opnieuw met haar doodshoofd: vergankelijkheid en verhoopte beloning naast elkaar.  


Biechtstoel in de Begijnhofkerk van Hoogsstraten

In de zeventiende eeuw werden de kerken vol nieuw meubilair gezet, en kosten noch moeite werden gespaard, naar me schijnt. Maar vooral werd er op gelet welke boodschap dat allemaal overbracht om de contrareformatie te doen zegevieren. En daar zijn ze in de Zuidelijke Nederlanden zoals we weten echt wel in geslaagd.