zaterdag 25 juni 2022

Het Vennengebied: een kleine ode (2022)

Het heeft dit jaar tot de 16de juni geduurd voor ik nog eens naar het Turnhoutse Vennengebied gereden ben, en dat is niet mijn gewoonte. Ik vond het weer niet goed genoeg, en als het dan wel warm en zonnig was, zat ik met corona thuis: in quarantaine en isolatie zoals mij opgedragen werd. Maar de 16de juni kon ik me eindelijk eens laten gaan. 

Je kunt het Vennengebied ook bereiken via het jaagpad van het Kempisch Kanaal, en dan kom je aan de Laguit voorbij Brug 8, die ik al ken vanaf mijn kinderjaren. Het is een voetgangersbrug, maar met enige inspanning kun je er ook met de fiets over: naast de treden is een niet zo brede goot uitgespaard, daar kun je je fiets in zetten - 'ne veelo' heette dat toentertijd nog - en het tuig naar boven duwen. Onder begeleiding van je ouders, want in de jaren 50 mocht ik alleen niet zo ver van huis, dat zou gevaarlijk kunnen zijn. Nu zie ik dat de brug een nieuw laagje verf heeft gekregen: fris blauw is ze na al die jaren weer geworden. Daarom: foto gemaakt van die jeugdherinnering.

Brugaacht

Via het Bels Lijntje kom je dan in het Vennengebied zelf. Ik rijd eerst voorbij het Haverven, en kom al vlug aan de Uitkijktoren bij de Grote Klotteraard, de Klottereer in Algemeen Turnhouts. Vanaf die toren kun  je foto's nemen van dit water: vanaf 10 of 12 meter hoogte heb je een panoramisch uitzicht over de omgeving. Die Grote Klotteraard is het grootste ven in het gebied: daarom is het voor mij het Lago Maggiore van de omtrek, maar zonder de storende toeristische infrastructuur. Als de zon schijnt, wordt de hemel weerspiegeld in het water: het doet me denken aan een gedicht van Gezelle, 't Er viel ne keer'. Daarin schrijft hij: 'en blauw was 't aan den Hemel end'/ in 't water/ En blauw en blank en groene blonk/ het water...' Ondertussen is het hier de Middellandse Zee niet, maar het ven heeft er de kleur wel van. En veel minder druk is het er ook: kennelijk is het allemaal niet sensationeel genoeg, en je mag er natuurlijk ook niet zwemmen. Het Haverven heeft ook een Italiaanse naam: Lago d'Avena. Het Vennengebied is van Europees belang: laten we de Italianen daar dan ook maar bewust van maken.

De Grote Klotteraard

Il Lago Maggiore Turnhoutese

En de roze waterlelies zijn er ook weer. Een aantal jaren geleden was dat een cirkeltje van een meter doormeter, ondertussen is dat cirkeltje gegroeid en heeft het een doormeter van makkelijk drie meter, en zie je veel meer waterlelies: in mijn flora lees ik: 'Vormt in gunstige omstandigheden grote bloemtapijten op het wateroppervlak.' Daarnaar evolueren ze in de Grote Klotteraard: mooi om zien is het.

Roze Waterlelies

Achter het Zwart Water (L'acqua nera) loopt een weg met mijn favoriete boom van heel het Vennengebied: 50 jaar geleden al, herinner ik mij, reed ik er met de fiets voorbij en werd toen al getroffen door zijn eigenaardige vorm: vlak boven de weg lijkt het alsof de boom hoog opgeschoren is, boven het weiland hangen de takken dan weer zeer laag. Wat voor soort den is dit heb ik me laatst afgevraagd? Ik duik mijn flora in, en vind een bevredigend antwoord: het is een 'grove den'.  Dat meen ik te zien aan de dennenappels als ik de foto vergroot. Hier wordt hij aangeplant als sierboom, of naast wegen.

Grove den

En ik kom bij nog een ven: het zogenoemde Zandven (il Lago Sabbioso). Tijdens mijn tocht heb ik nauwelijks vogels gehoord, geen kieviten, geen grutto's, geen snippen: die lijken allemaal met vakantie te zijn. Maar op en boven het Zandven klinkt een lawaai dat horen en zien vergaat: meeuwen en nog eens meeuwen schreeuwen en  krijsen afgrijselijk, of tenminste niet aangenaam om naar te luisteren. Rocco Granata heeft ooit gezongen 'waar de meeuwen schreeuwen': overschot van gelijk had ie, maar niet alleen aan zee: 'i gabbiani gridano anche nella Campina'. Een onlust om te horen!

 Het Zandven met zijn meeuwen

Voor de Italiaanse vrienden: we hebben ook nog een Koeven (Lago delle Vacche) en een Peerdsven (Lago dei Cavalli) en het Venneke zonder meer (il Laghetto). Maar kom nu niet stormenderhand met legioenen en horden naar ons Vennengebied: we willen de rust bewaren. Maar als jullie Florence of Venetië te druk vinden, dan kunnen we wel over tijdelijke paspoorten onderhandelen. De Venetianen hoeven zelfs hun gondel niet mee te brengen: daar zijn jullie hier niets mee. Een verrekijker en een fototoestel volstaan. Benvenuto!

donderdag 23 juni 2022

Wortel Kolonie: een rondritje

Vlakbij heb ik drie achtertuinen: nummer 1, en goud, is natuurlijk het Turnhoutse Vennengebied, want ik vind dat een scheut chauvinisme af en toe op zijn plaats is. Het zilver is voor Wortel Kolonie, het brons voor Merksplas Kolonie. In de 19de eeuw heetten die 'Colonies de Bienfaisance', in het Nederlands 'Koloniën van Weldadigheid': zoals het niet anders kan in 19de-eeuwse woordenschat. Paternalistisch komt het mij nogal over. Maar die tijden zijn voorbij.

In Wortel staat nog wel een gevangenis, maar het gebied van de vroegere kolonie bezoek je nu vooral voor de natuurbeleving. Prachtig is het daar, en dat weten heel veel mensen. En soms zie je er eens iets nieuws, zoals een bord met uitleg over een vleermuisverblijfplaats. Zo kom je te weten hoe die verblijfplaats gebouwd is: het betreft een slakkenhuisconstructie met betonnen snelbouwblokken. Daarop ligt minstens 1 meter aarde, zodat een stabiel binnenklimaat ontstaat. De constructie is ook nog eens waterdoorlatend om de luchtvochtigheid hoog genoeg te houden. Dat lees ik allemaal op dat bord: de mensen doen moeite voor de natuur. Die verblijfplaats staat er al veel langer dan van voor deze winter, dat zie je aan de begroeiing, maar als je er niet op gewezen wordt, rijd je er gewoon voorbij: nu weet je dat in dat kunstmatig heuveltje in het weiland vleermuizen huizen.

Hôtel Chauve-souris

Konikpaarden kom je wel vaker tegen in Wortel Kolonie: ik zie er drie in het weiland van de vleermuizen. Ze zijn kleiner dan de paarden die wij gewend zijn, en daar wijst de naam ook op: 'konik' betekent in het Pools 'paardje'. Letterlijk vertaald is een 'konikpaard' een 'paardjepaard'. Maar zo gek zullen we onze taal niet mishandelen: laten we het gewoon een 'klein paard' noemen. Een gewoon woord voor paard in het Pools is dan weer 'kon'. Zo hebben we een paar woorden Pools opgestoken, maar ik vrees dat je daar niet echt een conversatie mee kunt voeren. Ik bedenk meteen ook dat een Brabants trekpaard met een dik achterste in Polen misschien met 'kont' aangeduid wordt, maar zeker ben ik daar niet van. Konikpaarden worden gebruikt als wilde grazers in natuurgebieden, zoals hier in Wortel. De drie op de foto hebben nog wel wat weg te vreten, maar ze hebben tijd.

Drie konikpaarden aan het werk

En dan zet ik mijn tocht verder richting buitenland. Je zit hier vlak bij de grens, en je merkt dat aan subtiele merktekens. Ik kom aan een wildrooster, en dat staat aangeduid met een verkeersteken waarvan de belettering typisch Nederlands is: hier lopen de Lage Landen naadloos in elkaar over. Ik stel me zo voor dat een Nederlander die in deze kolonie rondloopt bij het zien van dat bord ontroerd het Wilhelmus aanheft, of het oudere Nederlandse volkslied: 'Wien Neêrlandsch bloed door d'aderen vloeit, Van vreemde smetten vrij,...' Deze hymne is ook nog ons volkslied geweest, toen wij samen deel uitmaakten van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830), maar bij ons is het nooit populair geweest, en ook niet bij onze Noorderburen: 'van vreemde smetten vrij' viel nogal slecht in de koloniën. De dichter ervan was Hendrik Tollens, een vergeten romantische Nederlands dichter (1780-1856). Waar een wildrooster toe kan leiden.

De bedoeling van zo'n rooster is te beletten dat wild of vee en kleinvee van een gebied naar een ander zou gaan, waar het niets te zoeken heeft: geen Keltische koeien in Nederland, geen Bataafse schapen en geiten in ons land. Het idee dat daaraan ten grondslag ligt is ongetwijfeld 'Eigen dieren eerst!' Tegen wilde of woeste inwoners van beide landen is het rooster niet effectief, ook niet tegen bandieten en drugsdealers: dat kan dus veel beter! Wat ook leuk is: je kunt je hier zonder schuld op je te laden aan grensoverschrijdend overgeven. O Wonne!

Verkeersteken op Nederlands grondgebied

En dan vervolg ik mijn weg langs de Grensdreef: die weg en nog een strookje bos en kreupelhout ten noorden ervan is nog van ons, tot aan een een prikkeldraad: daarachter begint Nederland. Niet dat het landschap verandert, helemaal niet, de twee landen zijn duidelijk familie van elkaar. In Nederland hoor ik de koekoek, in België een vink, type suskewiet, en een tjiftjaf: het klinkt alom in beide landen.

Nederlands ven: de koekoek moet je erbij denken

Een eind verder kom ik dan voor de zoveelste keer aan Bootjesven: een rustplaats par excellence. Ook daar is iets veranderd: een bord met foto's pronkt er nu, en de aandachtige lezer kan weer wat informatie tot zich nemen. Het ven is ontstaan door het winnen van turf: van het midden van de 13de tot de 18de eeuw gebeurde dat grootschalig. In dat Bootjesven kwamen vroeger de bewakers van de Kolonie zwemmen en bootje varen met hun gezin: dat mag nu niet meer, de natuur dient beschermd te worden! Maar je kunt wel een foto van een foto nemen die toont hoe in het begin van de 20ste eeuw (denk ik) volwassenen en kinderen zich kwamen ontspannen in hun geliefde ven.

Bewakers en hun familie rustend aan Bootjesven. De kinderen spelen natuurlijk in het water.

Wortel Kolonie probeert door kleine toetsen interessant te blijven: kleine vernieuwingen en aanvullingen helpen daarbij. Veel moeite kost het niet, maar deze burger vindt het toch wel goed. Weer een leuke namiddag doorgebracht in het grensgebied. 

dinsdag 14 juni 2022

Wortel Kolonie: de rommelmarkt

Op tweede pinksterdag ben ik nog eens naar Wortel Kolonie geweest, niet voor de natuur, de dreven, en de vogels die je er kunt horen, maar voor de rommelmarkt, al schrijf ik beter Rommelmarkt met een duidelijk grote 'r'. In Turnhout hebben we er ook een, wekelijks, aan de Warande en het Kasteel, maar dat is een eerder kleine bedoening. Wortel ligt op de grens, je gaat haast ongemerkt van het ene lage land het andere binnen, en omgekeerd: bijgevolg, er zijn waarschijnlijk evenveel Nederlandse verkopers als Belgische die hun waren aan de man of vrouw willen brengen. Die waren: echt rommel is dat, zoals de naam van de markt dat al aangeeft: stalen rommel, ijzeren rommel, loden rommel, aluminium rommel, zinken rommel, houten rommel, plastic rommel, crucifixen, Mariabeelden en -beeldjes, vogelkooien, speelgoed in alle maten en soorten. Alleen voor echte auto's en vliegtuigen moet je elders zijn, maar dat is dan ook weer geen rommel. Heel soms zie je een stuk edelkitsch, maar dat is zeldzaam. Toch wordt er veel gekocht: daarmee wordt de rommel thuis uitgebreid.

Maar Dieuwertjes schoonzus, Marie, staat er ook met een standje, en haar tante Hilde, een oud-collega van me, en Hans, mijn co-opa van Dieuwertjes kinderen: ik ben niet wild van dergelijke markten, maar voor familie doe je al eens wat, dus ik ben er ook. Cris, Dieuwertjes schoonmoeder, die helaas al anderhalf jaar geleden overleden is, was de drijvende kracht van de Firma Wouters - De Munnynck, en wat er nog over is trachten Marie en Hilde nu te verpatsen. Cris bracht uit Frankrijk, waar ze een vakantiehuis had, Franse rommel mee om hier te verkopen: een onderneming met Europese dimensies was het. Dat wordt nog interessant! Een uitzet voor een pas getrouwd paar kan het voor een prikje mee naar huis slepen: soepterrines ten overvloede, een leeg blik van Quality Street dat ze kunnen vullen voor de romantische avonden: wat voor een hemels geluk ligt hier niet in het verschiet!

Uitzet voor het pas getrouwde paar

Zelfs een immer doorlevend bruidsboeket ligt verliefden nederig te verleiden: het is in plastic, de kleuren zijn wat verschoten, maar een huwelijk is ook niet altijd een feest: realistische voorspelling van de toekomst is dit: wat je op een rommelmarkt niet kan leren! Tenzij je dat al wist natuurlijk.

Realistisch bruidsboeket, stijl niet echt bepaald

Ik sta tussen tekeningen en schilderijtjes te grasduinen en ik pak een etsje vast in een onooglijk lijstje, maar het heeft wel een titel: 'Vieux Paris - Rue St Julie-le-Pauvre', naam van de kunstenaar Desbois en twee voorletters. Het kostte € 4, maar ik kreeg het voor 2. De naam van de kunstenaar kun je opzoeken: Google is tot veel hulp bereid. En vrij snel heb ik resultaat: de man heette Pierre François Desbois (1873 - 1939), en dit kleine werkje hoort bij een reeks van 50 over 'Aspects du vieux Paris'. Desbois heeft die gemaakt in 1923, maar hij geeft daarmee het Parijs van de negentiende eeuw weer. De oorspronkelijke ets meet 32,5 bij 25 cm. Mijn prentje is een hand groot: volgens een schoonbroer van me, die van die zaken veel weet, is dat gewoon een print en waardeloos. Wat mij niet belet het lelijke lijstje dat er rond zat te vervangen door een nieuwe lijst, die meer dan 10 keer meer kostte dan wat ik voor mijn kunstwerk betaald heb. Maar dat deert mij niet: op de achtergrond zie je de twee torens van de Nôtre-Dame de Paris, met het spitse torentje op het midden van het schip, dat tijdens de brand van vier jaar geleden zo jammerlijk is ingestort.

Vieux Paris - Rue St Julien-le-Pauvre

Die 'Rue St Julien-le-Pauvre' ligt in het 5de arrondissement en heet zo omdat ze leidde naar de kerk van de heilige met die naam: de Heilige Arme Julianus in onze moerstaal. Ik zou er eens naartoe kunnen gaan, maar in de nabije toekomst zie ik dat nog niet gebeuren: Julien zal nog eventjes geduld moeten hebben. Maar voor een heilige kan dat geen buitenmaatse prestatie zijn. Enfin, dat denk ik dan over heiligen. Ondertussen heb ik toch een prentje van het Parijs dat er niet meer is.