zondag 9 augustus 2020

Renier Snieders

Soms ontdek je in eigen stad iets verrassends, maar dat je al lang had moeten kennen als je wat beter uitgekeken had. Dat overkwam mij eergisteren: ik spoed me met mijn scootmobiel dagelijks twee keren door de Otterstraat - heen en weer naar de 'Priba' - en vrijdag zag ik voor het eerst dat er in de gevel van nummer 26 een gedenksteen is gemetseld. Over Renier Snieders heeft de steen het: '1812-1912 / Hier / leefde en stierf / de Vlaamsche schrijver / D Jan Renier Snieders'. Die steen is daar duidelijk aangebracht ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van zijn geboortedag. En ja, hij was een Vlaamse schrijver, echter van Nederlandse afkomst: hij is geboren in Bladel, eventjes over de grens, studeerde geneeskunde in Leuven, en vestigde zich in 1838 als arts in de Otterstraat.

Otterstraat 26: de gedenkplaats voor Renier Snieders

In 1912 was de man al 24 jaar overleden: de herinnering aan hem was kennelijk nog lang niet dood. Zelfs niet in 1930: toen is op het Patersplein, in aanwezigheid van Stijn Streuvels nota bene, zijn standbeeld onthuld. Daar zit hij nu al 90 jaar, en dat is er helaas aan te zien: onze Renier mag best wel een fris bad krijgen, hij ziet er niet uit. Ik vraag me wel af of de voorbijgangers weten wie daar versteend zit te kijken. Hij heeft heel wat romans en vertellingen geschreven, naar ik lees in de stijl van Conscience, maar realistischer.  Dat zou ik eens moeten nagaan: de volgende keer dat ik in de bib kom, vraag ik een werk van hem, gesteld dat ze dat daar hebben. Want laten we eerlijk zijn, Renier Snieders als schrijver is vergeten: sic tansit gloria mundi. Toch ben ik benieuwd wat de lectuur van een paar van zijn werken zou opleveren. Blijf verwonderd, zegt Klara dan.

Het standbeeld uit 1930

Als arts was hij zeer verdienstelijk: volgens 'wikipedia' had hij een uitgebreide praktijk, was hij wetsdokter, hij zorgde voor de zieken van het bureau van weldadigheid, de zieken in de gevangenis, het gasthuis en het godshuis voor grijsaards en wezen'. Je vraagt je af hoe die man de tijd vond om te schrijven, tenzij de volksgezondheid toen fenomenaal goed was, wat ik dan weer betwijfel. Maar hijzelf was ongetwijfeld iemand, deze Renier Snieders. Niet voor niets is er in Turnhout een straat naar hem genoemd: die loopt van de Zeshoek tot aan de Hollandse Schuif.

De Renier Sniedersstraat.

De watertoren heeft Renier Snieders nooit zien staan: die is pas gebouwd na zijn overlijden

Overigens was August Snieders, de broer van Renier, ook bedrijvig als journalist en schrijver, maar dan in Borgerhout. 

Nu moet ik alleen nog maar op zoek gaan naar pennenvruchten van Renier: dan kan ik een negentiende-eeuwse Turnhoutse stem horen, wat zeer interessant kan zijn.

zaterdag 8 augustus 2020

De abdij van Tongerlo: opvallend

Ik heb niet alle gebouwen van de abdij van Tongerlo grondig bekeken, daar moet ik nog eens voor teruggaan. Maar er zijn wel zaken die opvallen. Een daarvan is de toegangspoort: die dateert al uit 14de-15 eeuw, en daarmee is ze het oudste gebouw van de abdij. Er moeten oudere geweest zijn, maar die zijn in de loop der tijden verdwenen. De abdij werd immers gesticht omstreeks 1130: een aantal norbertijnen van de Sint-Michielsabdij van Antwerpen vestigden zich toen hier. Merkwaardig zijn de bakstenen van de benedenverdieping: dat is ijzerzandsteen, die ooit in Noord-Hageland gewonnen werd, en dat is hier vlakbij. De Sint-Servaaskerk van Herselt, een buurdorp van Tongerlo, is ook met deze steen opgetrokken, en dat geeft het gebouw dezelfde roodachtige kleur.De toegangspoort van de abdij.

Natuurlijk staan er heiligenbeelden boven de poort, drie in getal, alle drie vrouwen. In het midden staat Onze-Lieve-Vrouw met het Christuskind op haar arm, en dat kind heeft dan weer een wereldbol met kruis erboven vast: dat symboliseert de kosmos. Aan de linkerkant staat de Heilige Katharina, met aan haar voeten het gebroken rad waarop ze gefolterd werd. Rechts staat de Heilige Barbara met haar symbool, de toren. Beide dames hebben ook een lelietak vast, het symbool bij uitstek voor zuiverheid en maagdelijkheid. Ik weet niet uit welke tijd deze beelden stammen, maar het lijken in ieder geval geen 19de-eeuwse neogotische producten: die zijn zo mooi niet. Opmerkelijk ook dat in dit mannenklooster alleen beelden van vrouwelijke heiligen te zien zijn: mannen hebben we hier al genoeg moeten de norbertijnen gedacht hebben. Katharina, Maria, Barbara

Je komt dan op het binnenplein dat omringd is door gebouwen: een ervan is het abtshuis uit 1728. In het timpaan ervan een versiering: boven een bisschopsmijter (in de hiërarchie van de katholieke kerk is een abt gelijkwaardig aan een bisschop), in het midden een wapenschild, en daaronder de tekst 'Festina lente', met andere woorden 'haast u langzaam'. Dat 'festina lente' is de wapenspreuk van de norbertijnen, en dat wordt in het wapen ook duidelijk gemaakt: je ziet twee springende herten die staan voor de haast, maar ook twee schildpadden, die staan voor het langzame, waarmee in dit geval bedoeld wordt bedachtzaamheid. Met andere worden: doe wat gedaan moet worden, wat beslist is, maar pas als er eerst goed over nagedacht is. Je mag niet halsoverkop ergens aan beginnen: die norbertijnen waren, of zijn, wel slimmer.Festina lente

De abdij van Averbode, hier niet zo veraf, is ook een norbertijnenadbij, en die werd gesticht in 1134-35, en die van Postel, ook niet zo ver, ontstond rond 1140; de Sint-Michielsabdij van Antwerpen zond haar zonen uit in die tijd. De paters maakten onder andere het land vruchtbaar, en natuurlijk verspreidden zij het geloof: het waren ten slotte geestelijken. Die abdijen waren ook intellectuele centra: de bibliotheek van Postel is nu nog belangrijk: ze omvat onder andere 50 incunabelen en 140 postincunabelen. 

De bloeitijd van die abdijen is lang geleden nu, maar ooit waren zijn centra van beschaving en brachten ze die ook onder de mensen: ze hebben hun betekenis zeker gehad. Maar 'Panta rhei', en dat is goed zo   

donderdag 6 augustus 2020

Het Laatste Avondmaal in Tongerlo

Een zinvolle invulling van mijn namiddag vond ik gisteren 'Het Laatste Avondmaal' in Tongerlo eens te gaan bekijken. Het is niet ver en je ziet er de beste kopie van het oorspronkelijke fresco dat in Milaan in de refter van het klooster Santa Maria delle Grazie te zien is. Daar ga ik in coronatijden niet naartoe, zo'n fanatiek kunstliefhebber ben ik nu ook weer niet. Ondertussen hangt die beste kopie al sinds 1545 in de Onze-Lieve-Vrouwabdij in Tongerlo, in een eerder klein dorp in de Kempen.

De kopie waar ik het over heb is in de jaren 1507-1509 geschilderd in het atelier van Leonardo, waarschijnlijk door Andrea Solari, een van Da Vinci's meest begaafde leerlingen. Het werk is natuurlijk geconcipieerd door Leonardo zelf, en dat is niet onbelangrijk: dertien mensen, Jezus en zijn twaalf apostelen, zitten aan een lange tafel te eten en te praten, krijg daar maar eens leven in! Maar Leonardo, niet dom, verbeeldt dat gezelschap net nadat Christus gezegd heeft dat een van hen hem zal verraden! Ontzetting alom, iedere apostel reageert met afgrijzen op de boodschap: hoe kan dat nu, wie van ons mag dat dan wel zijn? Christus blijft stoïcijns centraal iets apart zitten, maar Leonardo vormt met de twaalf anderen vier groepjes van drie die elk anders reageren.
Leonardo da Vinci, Het Laatste Avondmaal, kopie

Het groepje aan Christus' rechterhand is het cruciaalst: dat zijn van links naar rechts Judas, Petrus, en Johannes. Tegen Petrus zegt Christus dat hij op die steenrots zijn kerk zal bouwen, Johannes is de lievelingsleerling, en Judas, tja, het contrast kan niet groter zijn. Petrus uit zijn  ontzetting tegen Johannes, die er zelf zeer sereen bij zit. Judas luistert naar wat Petrus te zeggen heeft, en wil tezelfdertijd een broodje grijpen. In zijn rechterhand heeft hij een beurs vast: daar moeten na het verraad de dertig zilverlingen in terechtkomen. Wat me ook opvalt: Judas heeft een donkerdere huidskleur! Alle anderen zijn blanken, behalve Thomas, maar dat is dan ook de zogenaamd ongelovige. De boosdoeners zijn zo makkelijk te herkennen.
Judas, Petrus en Johannes

Aan Jezus' linkerhand zien we Thomas, Jacobus de Oudere en Filippus. Thomas steekt verwijtend zijn wijsvinger op ten teken dat hij niet kan geloven wat zijn Heer zegt: 'Hoe zou dat nu kunnen dat een van ons U verraadt, wij zijn zulke trouwe leerlingen!' Jacobus maakt zijn ontzetting duidelijk door zijn armen te spreiden, en Filippus schijnt maar zijn hart te willen grijpen. Maar Christus blijft onverstoorbaar - natuurlijk, hij weet wat zijn zending inhoudt - en wijst naar het broodje dat voor hem ligt, alsof hij daar zou gezegd hebben: 'Neemt en eet hiervan, gij allen, want dit is mijn Lichaam, dat voor u gegeven wordt'. Psychologisch klopt dat wel niet, maar hij heeft het in ieder geval tijdens 'Het Laatste Avondmaal' gezegd, en zo wordt weer een geloofswaarheid in het schilderij gesmokkeld. (Dit is wat ik erin kan zien.)
Christus, Thomas, Jacobus de Oudere en Filippus

Ondertussen is dit schilderij een schoolvoorbeeld van een renaissance kunstwerk: evenwicht, symmetrie, en tezelfdertijd nogal wat beweging en inhoud. Het werk leeft!

Nu wil het geval dat een Amerikaanse kunsthistoricus, prof Jean-Pierre Isbouts, een onverdacht Vlaamse naam heeft die man, ervan overtuigd is dat Leonardo zelf aan dit schilderij meegewerkt heeft: de ondertekening - dat is de tekening onder de figuren, de schets van het werk in feite - is volgens hem zo goed dat alleen Leonardo himself die gemaakt kan hebben: zeker is het niet, maar wel hoogstwaarschijnlijk, zegt Isbouts. En dan is er nog de figuur van Johannes: die heeft eerder vrouwelijke gelaatstrekken die sterk gelijken op die van de Mona Lisa. Da Vinci zelf zou die Johannes geschilderd hebben. Onomstotelijk bewezen is het niet, maar Isbouts is overtuigd van zijn gelijk. Da Vinci zou in zijn landstaal gezegd kunnen hebben: 'Si non è vero, è ben trovato!' Het is in ieder geval een interessante theorie.

Klein detail: als je je toegangsticket betaalt en krijgt, wijst de pater-kassier je op de achterkant ervan. Daar staat het schilderij in het klein op, en alle apostelen worden met naam aangeduid: gemakkelijk bij de identiteitscontrole is dat. Echte Da Vinci of niet, ik heb ervan genoten: van het werk, en van de uitleg erbij. Zeer de moeite vond ik het!

Nog een detail: als het fresco in Milaan gerestaureerd wordt, komen de specialisten van daar naar Tongerlo om het werk in Italië zo correct en getrouw mogelijk te herstellen. De kopie is dus duidelijk meer dan een gecalqueerde tekening: dat vinden ze in Milaan kennelijk ook!

maandag 3 augustus 2020

Een echte Hopper in Turnhout?

In de Turnhoutse Warande loopt op dit ogenblik de tentoonstelling 'De nacht': schilderijen, etsen, foto's, als ze de nacht maar belichten, als ik het zo mag uitdrukken. Mijn kompaan had die al gezien, en 'totalement bouleversé' was hij niet echt. Ik ben toch maar gaan kijken: smaken verschillen, en bovendien had ik een foto van de tentoonstelling gezien die mij sterk aan Edward Hopper deed denken.

Dat Hopperse werk is geen schilderij, deze 'Summer Evening' uit 2012, wel een foto, gemaakt door de Nederlandse Laetitia Molenaar. Zij zegt zelf geïnspireerd te zijn door Hopper, en ze construeert dus foto's die zeer verwant zijn aan zijn werk. Uit de brochure leer ik dat ze eerst maquettes maakt van een omgeving, dan modellen in een studio fotografeert en ze ten slotte samenbrengt in een beeld. En dan krijg je wat een doek van Hopper zou kunnen zijn: de titel 'Summer Evening' suggereert ontspanning, genieten, een soort van geluk. Maar niets van dat alles in dit werk: het is donker natuurlijk, het licht komt van een 'peertje', en het koppel staat niet te daveren van geluk en vrolijkheid of harmonie: ze raken elkaar niet aan, hij kijkt naar haar, maar zij beantwoordt zijn blik niet. Een Hopperiaans thema is dit: mensen die geen contact kunnen maken, een soort van eenzaamheid laat Molenaar zien, net zoals Hopper. Wat hij geschilderd heeft, kan zij met fotografie ook bereiken, maar het is dus al gedaan.


Laetitia Molenaar, Summer Evening, 2012


Samen eenzaam zijn

Er hangt ook een houtsnede van Frans Masereel, 'L'aveugle' uit 1955. De blinde vrouw lijkt naar boven te kijken, naar de hemel, zeker niet naar de chaos die de stad onder haar is. Je ziet van alles: vuurwerk links, een vrouwenfiguur die zelfmoord pleegt door zich te pletter te storten, een naakte vrouw die de stad verlicht, een ironische variatie op het Vrijheidsbeeld kun je in haar zien, rechts vlucht een moeder met kind uit de stad weg, op de voorgrond unheimische figuren met zwart gezicht, schuin links daarboven een vrouw die een ruiker aangeboden krijgt, naast haar een alziend oog? Niet voor niets dat de vrouw op haar balkon naar boven kijkt, je zou haast zeggen dat ze zich gelukkig mag prijzen dat ze wat zich onder haar afspeelt niet kan zien.


Andere namen die ook vertegenwoordigd waren: Nel Aerts, Léon Spilliaert, zelfs Goya! Niet alles vond ik de moeite, de belichting was zeer spaarzaam - dat heb je met 'De nacht' - en hier en daar een stoel, dat zouden mensen die slecht ter been zijn ook wel appreciëren. Maar er was wel wat te zien, in deze nacht.