zaterdag 31 juli 2010

Openbaring in de Sint-Katharinakerk van Hoogstraten (I)

Hoogstraten ligt me na aan het hart: in mijn kindertijd en jeugd ben ik er veel geweest want Nonkel Rik woonde daar, en we gingen er vaak naar toe: spelen met neven en nicht. Vriend Vic woont is Beerse, maar is van Hoogstraten en die heeft zijn dorp ('een stadje met smaak' noemt het zich tegenwoordig bescheiden) nooit losgelaten, en met zijn tweeën gaan we meer dan eens bekijken wat het stadje aan moois en interessants te bieden heeft.

Afgelopen week had Vic 'kerkwacht', dat wil zeggen drie uur in de kathedraal van de Kempen zorgen dat er een beetje orde en regelmaat in de kerk heerst, eventueel inlichtingen verschaffen en het aantal bezoekers turven, en dat zijn er toch nogal wat op doordeweekse dagen. Ik mee: kan ik eens op mijn gemakje en grondig het interieur van de kerk bekijken.

Waar ik eigenlijk geen weet van had, is van het koorgestoelte in het hoogkoor. Er staat eerst al een klein koorgestoelte in de noorderzijbeuk: dat komt nog uit de vroegere kerk, is 15de-eeuws en heeft  merkwaardigerwijs de beeldenstorm en andere latere calamiteiten overleefd. Maar het 'pièce de résistance' is ongetwijfeld het koorgestoelte in het hoofdkoor: als je dat nog nooit gezien had, een openbaring in de kerk! Het is er ook de plaats voor, denk ik dan. In de brochure 'De Sint-Katharinakerk van Hoogstraten' wordt het 'een laatgotisch beeldhouwkundig meesterwerk' genoemd, en dat is het ook, vind ik. Het is in de jaren 1532-1548 gemaakt door ene Albrecht Gelmers: over deze kunstenaar is weinig bekend, alleen zijn naam staat vermeld in oude kerkrekeningen. Volgens een andere brochure ('De koorbanken van de Sint-Catharinakerk in Hoogstraten') 'was hij nog tijdgenoot en een van de voorlopers van de grote meester-schilder van het Vlaamse volksleven, Pieter Breughel de Oudere'. Nu is een glasraam in de noorderkruisbeuk van de kerk ('Het Laatste Avondmaal' uit 1535, de tijd dat Gelmers met zijn koorbanken bezig was) ontworpen door Pieter Coecke van Aalst, en die man is dan weer de leermeester van Breughel de Oude. Dan wil ik natuurlijk weten of Gelmers niet meer was dan een voorloper, en of hij de schilder via Coecke onrechtstreeks beïnvloed heeft. Het lijkt me mogelijk, maar of dat werkelijk zo is, kan ik van hieruit natuurlijk niet uitmaken. Een bekwame kunsthistoricus zou dat eens kunnen onderzoeken, hoewel dat erg problematisch is, wetende dat over Gelmers zo goed als niets bekend is. Toch: Hoogstraten zou hier eens werk van kunnen makenwie weet...

Nu zijn die beeldhouwwerkjes echt de moeite waard, zeker de zogenaamde 'misericordes', de steuntjes of 'zitterkes' waarop de kanunniken of monniken konden rusten tijdens hun aanwezigheden op lange koorgebeden: ook voor die mensen was het vlees zwak. Die misericordes zitten dus onderaan een opklapbaar zitbankje. Een aantal van die zitterkes zijn echt religieus van aard en onderwerp, een nog groter aantal tonen scènes uit het volksleven van die tijd, die je ook vaak terugvindt op 'De spreekwoorden' van Breughel. Je kunt de uitbeelding zien van 'Als het bier is in de man/ Is de wijsheid in de kan': een man rijdt op een varken naar nog twee tonnen. Breugheliaanser  is moeilijk.


'Als het bier is in de man, ...'


'Rozen voor de varkens', nu 'parels voor de zwijnen': verloren, verspilde moeite

Breughel waarschuwde zijn tijdgenoten met volgend vers onder een soortgelijke afbeelding: 'Die lust heeft te doen verloren wercken, die stroyt die rosen voor die vercken'.



'Gevecht om de broek': huwelijksproblemen

Die misericordes illustreren het laatmiddeleeuwse volksleven, waarop de kanunniken net niet mochten steunen: homeopathische pedagogie is dat in feite.

Wat ik ook zeer interessant zou vinden is uitzoeken hoeveel onderwerpen van Gelmers in 'De Spreekwoorden' van Breughel voorkomen, hoe ver de verwantschap tussen de twee dus gaat. Anderzijds is het natuurlijk ook zo dat die onderwerpen en spreekwoorden en zegswijzen toentertijd gemeengoed waren: iedereen zal die gekend en gebruikt hebben. Maar ze in het hoogkoor van een eerbiedwaardige kerk terugvinden, is op zijn minst opmerkelijk. Er mag al eens gelachen worden, moeten de katholieken van die tijden gedacht hebben. Ongelijk kan ik ze niet geven.

zondag 11 juli 2010

Meerle - Sint-Salvator

Na 51 jaar kom ik op den duur nog eens in de Sint-Salvatorker in Meerle. Hoe ik dat zo, precies weet, dat dat 51 jaar geleden is? Nou, in 1959 - ik was toen 12 - heb ik in die kerk helemaal alleen een huwelijksmis gezongen, in het Latijn dan nog wel, zoals dat hoorde in preconciaire tijden. Hoe dat zo gekomen was? Ik was kerkzanger in het koor van de Bruine Paters  - de franciscanen - in Turnhout, en in dat koor zong ook broeder kok mee, Jos Jochems uit Meerle. Wij tweeën konden het nogal goed met elkaar vinden, en in de zomer van '59 fietsten we met zijn beiden naar Meerle, want zijn zuster - May geloof ik - ging trouwen, met iemand van over de grens, Frans Smeekens uit Chaam. Over zingen was mij niet gezegd, maar toen de mis begon, werd ik op het oksaal (doksaal, hoogzaal) geposteerd en toen heette het 'En avant la musique!' Ik herinner me nog dat  de kerkgangers behoorlijk verbaasd waren: zo'n snotterke, in 't Latijn, en dan nog alleen. Ik weet ook nog dat ik een keer verkeerd ingezet heb, dat ik er toen echt eventjes naast zat, maar voor de rest was het gewoon goed. Wat je nog niet durft als je je nog niet goed van jezelf bewust bent! Maar dat is dus 51 jaar geleden.


Daarboven stond ik dus, in de zomer van '59

Hoe die kerk er van binnen uitzag? Dat was toen natuurlijk niet belangrijk, en bovendien: wat kende ik daar toen van? Maar later, tijdens fietstochten, ben ik er vaak voorbijgekomen, en het gebouw had volgens mij wel iets: het is duidelijk meer dan een of ander kaduuk kapelletje. En je begint wat op te zoeken over die kerk, en je denkt aan je jeugdherinnering, en je gaat er weer heen. Rond Kerstmis '09 heb ik er ook al eens gestaan, naast een Kempische kerststal, maar kerk potdicht. Het valt niet mee hoor, tegenwoordig naar de kerk gaan. Maar krijg je het licht of het lichtje, je zoekt uit wanneer er missen zijn, en tegen het eind daarvan kun je toch nog binnen. Je laat de gelovigen naar buiten gaan, en dan kun je op 't gemakje rondkijken.


Sint-Salvator vanaf het zuidoosten

Het interieur van de kerk is behoorlijk barok: het hoogkoor uit 1748 toont de Heilige Drievuldigheid: een scheppende God de Vader helemaal boven, de Heilige Geest onder hem, en beneden een triomferende Christus: die eerder kleine dorpskerken hebben vaak schatten die het bekijken meer dan waard zijn: zo is er ook nog een Mariabeeld uit de 16de eeuw te zien, al vind ik het gezicht en de uitdrukking ervan eerder middeleeuws. Maar toch de moeite.


Het hoogkoor


De 16de-eeuwse Maria

Het gebouw zelf heeft een lager en een hoger deel. Het lagere, voorste deel komt uit het eerste kwart van de 15de eeuw, en een eeuw later heeft men de kerk gedeeltelijk verbouwd: de dwarsbeuk en het koor werden toen hoger. Bouwmeester was Rombout II Keldermans, die ook aan de Sint-Katharinakerk van Hoogstraten gewerkt heeft: een iets uitbundigere gotisch stijl is aan het hogere deel van de kerk zichtbaar.


Pinakel aan de zuidzijde: iets uitbundiger gotisch

Het gevolg van die verbouwing is dat je binnen  vooraan een lagere zoldering hebt dan in de dwarsbeuk en het koor. Buiten zijn het Koor en de dwarsbeuk gewoon schitterend.


De Sint-Salvator op zijn mooist: geen kathedraal, maar toch een meesterwerk

donderdag 8 juli 2010

Onze-Lieve-Vrouw van den Akker

Een twaalftal jaar geleden, toen ik tijdens de vakantie nog  graag fietstochten maakte, kwam ik in Minderhout uit aan een kapel die ik nog nooit gezien had. Ik vond ze meteen merkwaardig, want ik vond het een redelijk stijlvol gebouwtje. Hoewel, gebouwtje: zo klein is het nu ook weer niet. Ik ben er nog wel eens terug geweest, maar pas afgelopen zondag en dinsdag heb ik de kapel eens grondig bekeken.



De kapel vanaf het zuiden

Officieel heet ze 'De kapel van Onze-Lieve-Vrouw van de Zeven Weeën', maar de volksmond, de gewone mens, iedereen dus heeft over 'Onze-Lieve-Vrouw van den Akker'. Die naam gaat terug op een legende die vertelt over een meisje dat op een akker een vreemde pop had gevonden, die ze thuis niet kon bewaren, maar die ze nog eens terugvond op de akker, net bij dezelfde struik. De pastoor bracht dan de pop drie keer naar zijn kerk, en drie keer werd ze weer teruggevonden bij dezelfde struik op de akker. Natuurlijk ging het hier over een miraculeus beeld, een Marialegende was geboren en in 1650 spreken officiële documenten over een 'miraculeus beildeken' in een 'oud capelleke'. Dat oude kapelletje was in 1650 kennelijk danig in verval geraakt, want in dat jaar wordt de stenen kapel die, er nu nog stat, gebouwd. De eerste steen werd gelegd door Waltman van Dyck, broer van de beroemde schilder Antoon van Dyck: wie je waar nog niet tegenkomt.

De kapel is opgetrokken in een zeer sobere barokstijl in de vorm van een Latijns kruis  met een duidelijker barok portaal voor het schip. Dat is er in 1663 voor gezet, ten bewijze daarvan het houten bas-reliëf boven de deur. In dat portaal kom je meteen voorbij een klein glas-in-loodraam dat meteen zegt wat je hier kan komen doen.


Bas-reliëf in het westportaal: 1663


Mariakapel, maar 'Ere zij de zoon'

Rechts bij het binnenkomen van de kapel zie je een behoorlijk aantal ex-voto's die getuigen van dank voor bewezen gunsten: na 1650 werd het heiligdommetje druk bezocht want er gebeurden veel mirakels en wonderen.

Het mooiste dat de kapel te bieden heeft is zonder twijfel het altaarstuk, en dat is volop barok. Een Mariabeeld staat op een besterde hemelglobe - Maria als Regina Caeli. Boven haar zweeft de Heilige Geest, die natuurlijk in de gedaante van een duif uit een wolk tevoorschijn komt, wolk die dan weer omringd wordt door vier engelenhoofdjes en een aantal kleinere wolkjes, en achter dat alles zie je gouden stralen zich in de vier windrichtingen uitspreiden: het hemelse, het bovennatuurlijke efficiënt verbeeld.
Onder Maria bevindt zich natuurlijk het aardse, maar de contrareformatorische theologen en hun kunstenaars waren natuurlijk niet dom. Bijgevolg: dat aardse is toch nog hemels, want onder de voeten van Maria zie je de tetramorf, in een overtuigende barokke uitvoering. Links boven zit de adelaar van Johannes, onder hem de stier als symbool van Lucas, rechts onder de leeuw van Marcus die met zijn linkerklauw het Boek der Boeken vasthoudt en het de gelovigen toont, en daarboven zit de engel van Mattheüs. Die engel is maar een engeltje geworden: een volwassen engel van normale lengte zou heel het beeld uit zijn evenwicht getrokken hebben, en geef toe, een engeltje is ook bovennatuurlijk: wat is er dan mis? Tussen stier en leeuw staat nog een koperen kruisbeeld, zo eentje dat je op rommelmarkten in heel de Kempen overal op de kop kunt tikken.

Heel het altaarstuk is in feite een synthese van de katholieke leer: de gelovigen konden niet lezen, maar kijken wel, en met de passende uitleg zullen ze meer dan nodig was onder de indruk zijn geweest. Dezelfde procedure heb in verleden jaar ook toegepast gezien in de belangrijkste kerk van San Gimignano (Toscane). Veertiende-eeuws was dat daar. Deze truc is overigens van overal en van alle tijden: tegenwoordig noemt men dat perceptie.


Altaarstuk met de Regina Caeli en de tetramorf

De bloemstukken naast de stier en de leeuw, en die op het altaar zelf zijn kunstbloemen, zoals dat dan heet. Plastic, in gewone taal. En zo zie je maar: de moderne tijd is ook in de Kempen in het religieuze leven doorgedrongen.


De kapel (noordkant) met westportaal

Addendum


Bewening van Christus, Antoon van Dyck, kopie in spiegelbeeld

Dit werk hing oorspronkelijk in de kapel, maar is nu te vinden in de grafkapel van de Sint-Katharinakerk in Hoogstraten.  Daar, in het noorderzijkoor,  hangt nog een kopie uit de 17de-18de eeuw naar Antoon van Dyck, een 'Piëta'. Het zou interessant zijn te onderzoeken hoe de relatie was tussen de broers Waltmann, pastoor van Minderhout (1640-1668) en bouwer van de kapel, en Antoon, de niet zo volkse schilder. Heeft Waltmann hem hier 'gepromoot' bij wijze van spreken, is Antoon hier misschien ooit geweest? Natuurlijk kan een gek meer vragen stellen dan een wijze kan beantwoorden.



Bron:  passim geraadpleegd:
Leslie Brosens, Piet Van Deun, De Historie van Hoogstraten - Een stadje met smaak!, 2010

maandag 5 juli 2010

Water - Szymborska

Schrijvend over de Mark dacht ik aan een gedicht van Wislawa Szymborska: 'Water' heet het gewoon. En dat zegt ze daarin:



Water

Er is een regendruppel op mijn hand gevallen,
gegoten uit de Ganges en de Nijl,

uit de ten hemel gevaren rijp op een zeehondensnor,
uit het water in de gebroken potten uit Issos en Tyros.

Op mijn wijsvinger
is de Kaspische Zee een open zee

en mondt de Stille Oceaan kalmpjes uit in de Rudawa,
dezelfde die als wolkje dreef boven Parijs

op zeven mei om drie uur 's morgens
in het jaar zeventienhonderdvierenzestig.

Er zijn te weinig monden, water
om je vluchtige namen uit te spreken.

Ik zou je in alle talen moeten noemen,
alle klinkers in een keer articulerend,

en tegelijkertijd zwijgen - voor het meer
dat geen enkele naam mocht ontvangen

en niet op aarde bestaat - als ook aan de hemel
geen ster is die erin weerspiegeld wordt.

Iemand verdronk, iemand riep stervend om jou.
Dat was lang geleden, dat was gisteren.

Je hebt huizen geblust, en huizen meegesleurd
als bomen, en bossen meegesleurd als steden.

Je was in doopvonten, in baden van courtisanes.
In kussen en lijkwaden.

Stenen bijtend, regenbogen voedend.
In zweet en dauw van piramiden, van seringen.

Hoe licht is het in een druppel regen te zijn.
Hoe teer raakt de wereld me aan.

Wat ook maar waar en wanneer is gebeurd,
staat geschreven in het water van babel.


De Stille Oceaan

Dit gedicht: grenzeloos.
Het komt uit de bundel 'Zout' (1962), een vroeg gedicht van Szymborska is het dus.

De Mark

hEventjes ten westen van het Zwart Water zit je al op de Zandvenheide, het bronnengebied van de Mark, en je bent meteen ook in Merksplas. Hier moet ergens ook de prille hoofdader van de Mark te vinden zijn, maar de Mark is de Schelde niet, dus geen monumentje bij de bron. Maar hier vertrekt hij dus, stiekem aan de uiterste oostrand van Merksplas: hij loopt verder over Wortel, Minderhout en Meer naar Breda, de grens over. Ik kom hem verder nog wel eens tegen. Wat ook opmerkelijk is: hier is ook de waterscheidingsrug tussen Schelde- en Maasbekken. Het water van twee Turnhoutse vennen (Zwart Water en Zandven) vloeit, als het water hoog staat, voor een deel af naar de vallei van de Aa en zo naar de Schelde, voor een ander deel naar de vallei van de Mark, en zo naar de Maas. Af en toe begint de Mark dus in Turnhout: maar beweren dat de rivier er ontspringt, is een beetje kort door de meander, zullen we maar stellen.


Het Zandven: af en toe toeleverancier van de Mark

In Merksplas zijn ook wandelingen te doen, des promenades en fauteuil roulant électronique om het pseudo-plechtstatig te zeggen, en als je de Mark echt wil zien, dan toch uitgerekend in Merksplas? En je komt er na enig zoeken via de Vondelweg: ongetwijfeld is Joost hier ooit ook gepasseerd. Op die weg ligt een klein, smal bruggetje, het Vonderke, waaronder de Mark stroomt. Eigenlijk is hij dan nog maar een beek. Ik citeer even uit mijn gidsje: 'Het smalle bruggetje en de uitbundige oeverbegroeiing hebben al menig landschapsschilder geïnspireerd'. Vertaald naar mijn bescheiden, edoch bourgondische mogelijkheden betekent dat: fotootjes nemen!


Het smalle bruggetje


 De weelderige oeverbegroeiing

En je komt de Mark nog tegen, een eind verderop, aan de Pastorijbrug, die dateert uit 1948. Want: de terugtrekkende Duitsers hebben in 1944de vroegere brug gedynamiteerd. Naar alle waarschijnlijkheid hadden die nog wat kilo's liggen die ze voor de kerktoren van Hoogstraten niet gebruikt hadden. Gründlich alles sprengen und kaputtmachen, moeten die toen gedacht hebben. Om Obélix te parafraseren: 'Leuke jongens, die Duitsers!' De Mark is daar al een beetje breder, en de vindingrijkheid van de Kempenaar wordt er ook zichtbaar: een riool loost er vrolijk en ongestoord afvalwater. 'Slimme jongens, die Vlamingen!'


Zoals de Mark bij ons schuimt, zo schuimt hij nergens! Leve het riool!

In Minderhout, aan de Pekelbrug, kan dat echter niet meer zo euforisch gescandeerd worden: daar is de Mark al een heuse rivier, helaas lijkt hij mij zo dood als een pier. Je ziet weinig waterplanten, een olievlek drijft op het water: het hoeven niet altijd eendjes en meerkoeten te zijn. Kortzichtig gewin eerst! Zoals ik al zei: 'Slimme jongens, die Vlamingen'.


Meanderende Mark aan Hoogstraatse Pegelbrug: mooi landschap met dode rivier

Vic verzekert me dat in Meer en verder de rivier opnieuw zuiver is: als hij de grens over gaat, leveren  we Nederland schoon water. Zelf hebben we dat zo niet nodig: wij hebben liever bier dan Heineken!
' 's Lands wijs, 's lands eer,' heet dat.

Correctie

De brug waarvan ik dacht dat ze op Minderhout lag en 'Pekelbrug' heette, ligt op Hoogstraten en heet 'Pegelbrug'. Dat woord 'pegel' is volgens Van Dale een 'hoogtemerk van de waterstand'. Met andere woorden: aan de Pegelbrug werd de waterstand van de Mark gemeten. Het woordje 'pegel' is verwant met 'peil', zoals ons 'zeil' in het Duits 'Segel' is.