maandag 30 oktober 2023

In 'De Groenen Hoek': waterpolo

Je moet om te beginnen al weten wat 'De Groenen Hoek' is: dat is een wijk in Borgerhout, in de buurt van de Gitschotellaan. In die wijk bevindt zich een zwembad, ook met de originele naam 'De Groenen Hoek': het is een doordeweekse Antwerpse buurt, niets speciaals aan, en er groeit niet meer groen dan in andere gewone delen van de Koekenstad, zo goed als niets dus. Moeilijk te volgen is het allemaal niet.

In dat zwembad vinden waterpolomatches plaats, voor jongeren dan. In een van die wedstrijden speelt ook mijn oudste kleinzoon mee, Mil. Hij speelt bij Jespo, bedoeld wordt 'jeugd en sport': mijn kleinzoon maakt deel uit van de groep 9 tot 11-jarigen. Ze spelen 2 keer 5 minuten, wat voor die kinderen al best veel is: bij waterpolo ben je altijd in beweging: watertrappend; zwemmend, om de bal vechtend, het is een best intensieve sport. Ik heb de laatste wedstrijd gezien tegen KAZSc, dat wil zeggen 'Koninklijke Antwerpse Zwemclub Scaldis', wat een mondvol is.

 

De match tegen Scaldis in volle gang

Spelers en supporters van Jespo hopen deze wedstrijd te winnen: de twee vorige hadden ze met duidelijke cijfers verloren, eentje zelfs met 29-2. Maar dat was tegen Hasselt, en die meenden het echt zeer serieus en ernstig en oprecht, alsof die ploeg bij een nederlaag het zwembad leeg moest drinken, binnen de 5 minuten. Maar Scaldis was zo fanatiek niet, water is maar water dachten die, en een bal maar een bal. De supporters op de tribunes leven natuurlijk mee, juichen bij elke goal, maar schelden, roepen en tieren niet: het gaat er veel beschaafder aan toe dan bij jeugdvoetbal. Toch is er lawaai genoeg: de scheidsrechter heeft zo'n scherp en schril fluitje zoals bij voetbal, en in een niet zeer volle ruimte weerkaatst dat geblaas tegen alle wanden: in slaap vallen doe je niet!

 

De fluitist met dienst, zijn drie assistenten en bijna de eindstand

Ha ja, de eindstand die is ook nog van belang: 4-9 voor Jespo was die! Mijn kleinzoon heeft geen enkel doelpunt gescoord, 'Maar ik speelde dan ook van achteren, hé opa! En ik heb wel twee assists gegeven.' De terminologie heeft hij ook al onder de knie. Hij komt er wel, onze Mil, maar waar en wanneer, dat is nog niet duidelijk. Zoals alle kinderen draagt hij de hoop!


Mil, gever van twee assists, en een lucky shot voor mij

Met zijn tweeën zijn we in mijn auto naar hem thuis gereden: papa, mama en Vic waren met de fiets. Voor mij betekende dat opletten, voor hem patience spelen op mijn smart phone. De boog kan voor hem niet altijd gespannen staan, de jongen is nog maar 9 jaar. Hij kan nog volop van zijn kindertijd genieten. Gelijk heeft-ie.

donderdag 19 oktober 2023

Virginie Loveling: Erfelijk belast

Het gebeurt dat ik een boekhandel binnenloop om nog eens een boek te kopen, en dat mijn oog dan valt op een boek dat ik helemaal niet van plan was te kopen: dat overkwam mij onlangs in de Standaardboekhandel in Turnhout: lag daar een nieuw uitgegeven werk van Virginie Loveling, 'Erfelijk belast' heette het. Nooit gelezen, maar pas weer uitgegeven: dat prikkelt mijn nieuwsgierigheid en de kooplust. En kopen gebeurde dan ook.

Wie kent nog Virginie Loveling, wie heeft er ooit van haar gehoord, of van haar zuster, Rosalie. Vergeten, maar kennelijk toch nog niet helemaal. De zusters waren van Nevele, waar ook Cyriel Buysse vandaan kwam, en wat meer is: zij waren zijn tantes. (Buysses moeder heette Pauline). Schrijven zat daar kennelijk in de familie. Maar de tantes waren natuurlijk ouder dan hun neef: Rosalie leefde van 1834 tot 1875, Virginie van 1836 tot 1923. Virginie heeft dus veel meer geschreven, en is ook de belangrijkste van de twee. Ze heeft met Rosalie samen gedichten uitgegeven, maar ze is bekender om haar proza. Twee romans heb ik van haar gelezen: 'De twistappel' (1904) en 'Een revolverschot' (1911). En ook, tijdens een ziekenhuisverblijf in 2006 'Oorlogsdagboeken 1914-1918', wat ik zeer interessant vond. Geen fictie is dat, maar rauwe realiteit.

Virginie Loveling, Oorlogsdagboeken 1914-1918

Voor de kenners: kan een romantitel nog naturalistischer zijn dan 'Erfelijk belast?  Een fragment maakt duidelijk doe erg het voor velen was in het begin van de 20ste eeuw. De processie gaat uit in het dorp, met vooraan 'de weesmeisjes uit het gesticht, met asgrauw gekleed, ook als een symbool van hun kleurloze leven en hun vreugdeloze toekomst.' Loveling vindt echter dat het nog niet genoeg is en laat zich eens terdege gaan. Otto, de hoofdpersoon die huisarts zal worden, stelt zich allerlei onfraaie en miserabilistische taferelen voor: 

'Neen, dat was het niet wat zijn geest vervolgde: de verwaarloosde houding, het lompe van de gang, het onbeschaafde in de gebaren van al die deelnemers? Ja, wel iets daarvan: maar wat hem had getroffen, was het zwakke, ellendige, ongezonde in de groep van de weeskinderen. Wat een ras, wat een opvoeding: gebogen over 't kantwerkkussen heel de dag,  voor een karig loon, in bedompte, slecht geluchte zalen! Hoevelen groeiden er op? Hoevelen lagen niet onder de grond voordat ze volwassen waren! En was dit laatste niet het wenselijkste voor henzelf en voor het ras? Waarom moesten zulke zwakke schepsels bestaan, en zich voortplanten en hele geslachten van klierziekten en beenderziekten voortbrengen? Waarom geen wetten daartegen, waarom geen keuze, als bij de teelt van nuttige dierensoorten?

Otto voelt zich aan wie weeskinderen verwant, is daardoor behoorlijk pessimistisch geworden. Zijn zwakke gezondheid brengt hem tot het voornemen om nooit te trouwen, maar hij beleeft toch een romance met Berenice, de kleindochter die bij haar zieke grootmoeder komt inwonen. Hoe die romance afloopt?

 
 
Berenice, met de rode roos die Otto haar een tijd dagelijks bezorgt.

Heel vrolijk word je van deze roman niet, zeker niet. Maar als je wil weten hoe ellendig 'arm  Vlaanderen' op het einde van de negentiende eeuw was, dan is dit een aanrader. Het is een roman die dateert uit de belle époque, maar veel moois is er voor de gewone mens, of de arme dompelaar niet aan. Niet voor niks dat Henriette Roland-Holst ooit schreef: 'Ontwaakt verworpenen der aarde!...

Portret van Virginie Loveling

Virginie Loveling behoorde tot de betere burgerij, en was uitgesproken vrijzinnig. En dit boek is dan na zoveel tijd, meer dan 100 jaar, uitgegeven door het Davidsfonds! De tijden veranderen ...

woensdag 18 oktober 2023

Thuis in Turnhout - Het Dinamokoor

Vanaf dit 'schooljaar' ben ik ook zanger van het Dinamo Zangkoor: zingen is een van de activiteiten die Dinamo in De Warande organiseert. En dat blijkt een schot in de roos te zijn: met 62 of 63 leden zijn we, 8 mannen en dus 55 vrouwen, onder de leiding van Els Germonprez, die dat op een gedreven en bevlogen manier doet. Het is een plezier van haar les te krijgen. 

Nu vond verleden zondag 'Thuis in Turnhout' plaats: de nieuwe Turnhoutenaren werden door het stadsbestuur officieel verwelkomd. Die mensen zijn niet allemaal migranten, ook net zo goed Vlamingen die hier van elders, zeg maar van Erps-Kwerps of Lissewege komen aangewaaid. Ook Vlaams Minister van Binnenlands Bestuur was present: Bart Somers deelde onder andere oorkonden uit aan mensen die een geslaagd inburgeringstraject hadden afgelegd. Dat waren er in 2023 tot hier toe 248, en dat is best een mooi aantal. Hoewel: niet iedereen zal het met die opvatting niet eens zijn. De stad wil vooral wil inzetten op verbinden, en niet op verschillen benadrukken. Her en der in de stad hingen posters waarvan ik me eerst afvroeg wat daar de bedoeling van was, maar ik snapte het snel toen onze dirigente ons meedeelde dat de Stad ons uitgenodigd had om in de toegangshal van de Kuub een aantal liederen te zingen, een optreden te verzorgen met andere woorden.

Het stadhuis met posters van nieuwe Turnhoutenaren

Onderweg naar de Kuub kom ik op de markt een aantal reuzen tegen: het is de bedoeling dat de nieuwe inwoners, verdeeld in drie groepen, onder leiding van een bekwame gids, een oude Turnhoutenaar dus, een stadswandeling maken, waarop ze met een aantal bezienswaardigheden en eigenaardigheden van onze stad kennismaken.

De reuzen, vertrekkensklaar voor de wandeling

Nieuwe Turnhoutenaar: Waar mijn gezin is, is mijn thuis. Dat dat voor ieder van hen waar mag zijn.

Maar ik ging het over het Dinamokoor hebben. We begonnen met een lied uit Afrika 'Banuwa, banuwa, banuwa yo!' Of dit Swahili of Lingala is, of nog een andere Afrikaanse taal, weet ik niet. Het zou betekenen 'Huil niet, kleine mooie meid'. Bedoeling is kennelijk dat de mensen uit Afrika beseffen dat er hier moeite voor hen gedaan wordt - in de beste der mogelijke werelden dan toch. Engels komt ook aan bod, in de veronderstelling dat velen dat ook herkennen: 'Peace to the world' en voor de USA-citizens 'Down by the river!, dat best een lied met inhoud is. 'Catch a Falling Star' van de ouwe getrouwe Perry Como passeert eveneens de revue. En een Joodse evergreen, ook in deze tijden, want het is een vredeslied: 'Hewenu shalom alechem', in onze taal 'We wensen vrede voor iedereen', en daar kan niemand iets tegen hebben, zou ik zo denken. In het Nederlands zingen we 'Verdronken vlinder' van Boudewijn de Groot en Lennart Nijgh: dat was een hit toen ik 18 jaar was, bijna 60 jaar geleden. Het was in ieder geval een concert met liederen die het vooral over vrede hadden, en dat is in deze tijden een best goed idee: de wereld is er ooit al beter aan toe geweest, we zitten niet op meer geweld te wachten.

Het orkest dat ons feilloos begeleidde: de Warande Philharmoniker

Statische foto van een dynamisch koor

 

Deze mensen hebben het begrepen: verbindend domino spelen


Nog een van de posters die mijn aandacht trok

'Thuis in Turnhout': je kunt niet beweren dat onze stad haar best niet gedaan heeft.

vrijdag 6 oktober 2023

Jakob Smits en Sam Dillemans: Zandgrond 2

Jakob Smits had het nogal voor wolken en het spel van licht en donker daarvan, waarmee hij best dramatische effecten bereikte. Een voorbeeld is 'Niemandsland' uit ca. 1927.  Op de voorgrond een kale vlakte, links een dikke boomstam, rechts een kleinere stam, en in het midden een gebogen vorm: dat is een bruggetje over een beek. Op de horizon in de verte steekt een kleine vorm er iets hoger uit: als ik mijn foto vergroot, zie ik dat dat een molen is, ook al niet vreemd voor Smits. Maar het onderwerp van dit schilderij is natuurlijk de wolkenhemel: veel grijs zit erin, tot bijna zwart toe, maar boven als het ware afgeboord met lichtblauw, en onderaan schemert wat geel door. Als je van dramatiek spreekt: een onweer hangt boven de Kempen te dreigen. Een schilderij met veel leven en afwisseling vind ik het.

Jakob Smits, Niemandsland, ca. 1927

In de buurt daarvan zie je dan van Sam Dillemans 'Flanders Fields': de catalogus zegt me dat het hier gaat om 'één van de 150 schilderijen uit de reeks Goodye to All That die taferelen uit de Eerste Wereldoorlog afbeelden'. Hier is de dreiging effectief voorbijgekomen: het geweld heeft ook het landschap vernietigd, er ligt wel sneeuw, maar voor de rest staat alles schots en scheef, er heerst verwarring alom. Rust en iets als poëtische stilte zijn hier ver weg. Een oorlog kent geen winnaars heet het dan.


Sam Dillemans, Flanders Fields, 2016
 
Een andere Dillemans is nog donkerder: een 'Zelfportret' uit 1996. Ik had eerst het gevoelen dat het een dodenmasker was, maar je kunt moeilijk een dodenmasker van jezelf schilderen. De achtergrond is volledig zwart, en het portret zelf is overwegend grijs; de ogen zijn ronde zwarte vlekken. Je kunt oren, neus voorhoofd en mond wel herkennen, maar je moet wel goed kijken. Van het linkeroog is ook de zwarte oogappel zichtbaar: kleur komt er niet aan te pas. Zijn rechterwang is door een of andere oorzaak ook vervormd. Dillemans moet dit zelfportret  geschilderd hebben in een heel moeilijke periode, dat kan wel niet anders. Het is wel een werk dat tussen alle andere sterk opvalt, maar enige griezeligheid kun je het niet ontzeggen.
 

Sam Dillemans, Zelfportret, 1996

Een portret van Boby, de zoon van Jakob Smits, uit 1911, is van een heel andere aard. De vader schildert met liefde en zachtheid het portret van zijn zoon: een flauwe glimlach is te zien, hij kijkt open en vragend naar ons. Hoe oud zou hij geweest zijn? 16 jaar of iets jonger misschien? Groter contrast met het 'Zelfportret' van Dillemans is nauwelijks denkbaar.

Jakob Smits, Boby, 1911  dat tussen alle andere sterk opvalt.

Dat is een van de verdiensten van deze tentoonstelling: het werk van Smits wordt voortdurend gecontrasteerd met dat van kunstenaars van zo'n eeuw later. Dat is over het algemeen grondig verschillend: de moeite is het om dat zelf vast te gaan stellen.

Wat over de tentoonstellingsruimte van De Warande wel gezegd moet worden: voor gehandicapten is er van een totaal fout concept uitgegaan. Er zijn wat lapmiddeltjes, maar ik kan zonder meer zeggen: die ruimte is voor mensen met een beperking beneden peil, daar blijf ik bij, dat heb ik al meermaals ondervonden. Ik kan me niet voorstellen dat ze in Nederland zo'n tentoonstellingsruimte in elkaar zouden flansen. Maar daar kunnen Jakob Smits en de hedendaagse kunstenaars niets aan doen, helaas!               

dinsdag 3 oktober 2023

Jakob Smits en anderen: Zandgrond - I

In de Warande loopt tot 10 december de tentoonstelling 'Zandgrond', waar je nogal wat werken van Jakob Smits kunt gaan bekijken. Het Jacob Smits Museum in Mol-Sluis wordt op dit ogenblik gerestaureerd, dus was het nu de gelegenheid werken van de man ook eens naar Turnhout te brengen. Je ziet op deze expo niet alleen werken van Smits, ook doeken van modernere kunstenaars worden met die van de ingeweken Mollenaar geconfronteerd, wat geen slecht idee blijkt te zijn.

Het eerste wat je ziet, is een doek van Nils Verkaeren (°1980, Antwerpen): het heet 'Not in My Backyard'. 'Nou', dacht ik: 'Ik wou dat dat mijn backyard was!' Maar de catalogus - niet groot, maar gratis - maakt je wijzer: dat terrein was 30 jaar lang het gemeentelijke huisvuilstort. Het sloot in 1985, en is nu een glooiend heideterrein: het voormalige stort werd eerst afgedekt met een dikke zand- en kleilaag en werd dat ingezaaid met Limburgs heidemaaisel. Een stuk Kempische heide werd zo kunstmatig gerecreëerd, net zoals de bijhorende natuur. Wat je uit een catalogus allemaal niet opsteekt. De schilder maakte het doek in het Molse natuurgebied Buitengoor. Zo zijn we ook meteen beland in de Kempen die Jakob Smits min of meer gekend heeft (ongeveer honderd jaar vroeger), waar hij verliefd op was, en die hij meermaals op het doek gezet heeft. O ja, Nils Verkaeren is wat men noemt een 'plein airist'

Nils Verkaeren (°1980), Not in My Backyard

Smits had ook aandacht voor het leven van eenvoudige lieden: een oudere vrouw zit in de grote kamer van een boerderij aardappelen te schillen. Verder een houten zoldering, een mooi bewerkte kast rechts, ervoor een lagere kast met keukengerei erop, links naast de vrouw een best grote pot waar ik de functie niet van ken, daarboven een klein raampje, witte muur, rode vloer: alles in dit beeld ademt rust en vrede.

Jakob Smits, Binnengezicht, zonder datum 

Er hangt nog een ander binnenzicht, alleen heet het niet zo. Het is een werk van Fred Bervoets; uit 2011 is het, en het is getiteld 'Jeugdherinneringen: de windpokken'. Rust, kalmte en vrede zijn hier niet te vinden, wel integendeel. Het is een schoolvoorbeeld van wat men 'horror vacui' noemt: elke vierkante centimeter van deze bijgeschilderde ets is op een of andere manier wel bedekt. Centraal staat een klein jongetje, netjes een onderbroek aan, rode vlekjes over heel zijn lichaam, met een baard alsof je er Christus in kan zien. Zijn moeder verzorgt hem en zijn vader staat een pijl in een grote boog te laden. Op een stoel linksonder liggen nog twee pijlen klaar. Merkwaardig is wel dat stoel en pijlen geen perspectief hebben, zoals ook de Leuvense stoof niet: het lijkt wel een werk van de Vlaamse Primitieven denk ik dan.De jongen staat op een tafel, ook zonder perspectief, op de schouw staat een kruis, links en rechts daarvan een bord: kan het Vlaamser? Veel kleur is er in dit werk niet te bespeuren, tenzij rechts van het hoofd van de schutter: dat lijkt wel de hoofdvogel te zijn. Ik heb nog wel eens werken van Bervoets gezien, en dat zijn dan vaak bij wijze van spreken zoekplaatjes: je kunt er allerlei verhaaltjes in zoeken. Eer je het hele werk 'gelezen' hebt, is er ondertussen best wat tijd voorbijgegaan. Bezienswaardig, amusant en droefgeestig tegelijk is deze bijgeschilderde ets toch wel, en hemelsbreed verschillend van Smits' binnenzicht, maar dat komt dan ook uit een compleet andere tijd.

Fred Bervoets, Jeugdherinneringen: de windpokken, bijgeschilderde ets

In 'Sous-Bois' (kreupelhout dus) zie je een lichte voorgrond, tegen de bomen aan wordt die geler en geel, we zijn in de Kempen, de bomen maken het werk bruin, en achter die bomen zie je het kreupelhout, nog donkerder en bijna zwart. Tussen de stammen van de bomen en boven het kreupelhout zie je weer de klare lucht. Zo is 'Sous-Bois' wat kleuren betreft perfect in evenwicht: van licht over donkerder en helemaal donker weer naar licht. Mooi werk is dat toch.

Jakob Smits, Sous-Bois, zonder datum

Tegenwoordig geven kunstenaars bomen en bossen niet meer zo harmonieus weer: een voorbeeld daarvan is 'Kempen 5' van Tom Liekens. Het heet te zijn een 'collage van houtsnede en monotype op doek'. Alle werken die ik van Liekens gezien heb, zijn in zwart-wit, en 'Kempen 5' geeft de sfeer en de donkerte van een naaldbos goed weer. Vind ik toch.


 
Tom Liekens, Kempen 5, 2011, collage van houtsnede en monotype op doek

De 'Molen in de Kempen' van Smits is typisch voor hem: zo'n 85% is bestemd voor de luchtpartij, op de voorgrond zie je wat aarde, want ja, de molen moet toch ergens op staan. Smits kon zich inderdaad uitleven in zijn luchten: er zijn er met meer leven en drama dan dit, maar wolken en blauwe stukken wisselen elkaar mooi af.

 
Jakob Smits, Molen in de Kempen, olie op doek, 1923
 
Van dat leven en die afwisseling vind je niet terug in Luc Tuymans' 'Vlaams dorp'. Als je er meermaals geweest bent, herken je zonder meer Lissewege, het Vlaamse dorp dicht bij de kust. Alleen het is allemaal zo grijs, zelfs het wit van de geschilderde huizen is geen schitterend wit: eentonig komt het mij over. Natuurlijk is de kerktoren grijs, zo hoort dat tegenwoordig voor dergelijke gebouwen. De catalogus maakt je weer wat wijzer:  
 
'Flemish Village maakt deel uit van een reeks als reactie op de hoge scores van extreemrechts tijdens de verkiezingen van 1995. De toeschouwer moet voelen dat die dorpsidylle niets met  het echte leven te maken heeft. Het beeld is vals en onecht.' Als je dat allemaal weet, kun je daar wel in komen. Tuymans staat inderdaad niet bekend als een schilder van lieflijke beekjes met drinkende koeien en zwemmende eenden en meerkoeten: daarvoor moet je niet bij Tuymans zijn..


Luc Tuymans, Vlaams dorp (Flemish village), olie op doek, 1995

In die twee maal drie schilderijen zie je in ieder geval dat de wereld, zelfs de Kempen, op zo'n honderd jaar heel erg veranderd is. Problematischer is hij geworden, vind ik, tenminste dat.

vrijdag 8 september 2023

KaVaGe en WissArt: Schilderachtig in 't Kasteel de Renesse

Op facebook had ik al een hele tijd gemerkt dat twee van mijn oud-leerlingen hun tijd zinvol doorbrachten met schilderen: KaVaGe en WissArt zijn hun pseudoniemen. Omdat zij met een schuilnaam actief zijn, zal ik hun echte namen ook niet prijsgeven: je hoor respect te hebben voor de keuze van de kunstenaar. Wel kan ik zeggen dat de eerste een vrouw is, de tweede een man. Zij zijn op de middelbare school afgestudeerd in 1985: dat geeft je enig idee van hun leeftijd. 

Op facebook like ik hun werken meestal, en als er dan vlakbij een tentoonstelling van de twee is, ben je als oud-leraar zedelijk verplicht hun werken 'in het echt' te gaan bekijken. Bij het weerzien werden herinneringen op gehaald, bijvoorbeeld dat ik de man van de twee vaak aansprak met 'Double U Double U', omdat zijn voor- en achternaam met een 'w' beginnen. Schilderen hebben ze naderhand geleerd aan de Kunstacademie van Turnhout: een hobby erbij, maar ook een manier van zelfexpressie. Mooi is dat toch?

WissArt wil zich graag bezighouden met perspectief en verdwijnpunt: zoals in een vervallen gang van een verlaten fabriek; tenminste, ik denk dat het dat voorstelt. De zoldering ziet er best vuil uit, de vloer staat onder water, alle ruiten zijn ook niet meer in orde. Dit is een excellent voorbeeld van een 'Onder-gang'. Het doek heeft overigens geen titel.

Onder-gang?

Zelf noemde WissArt het volgende werk 'Beach Peer': weer zoeken naar perspectief, diepte en verdwijnpunt, maar in een zonnigere omgeving nu. Als je ooit onder de pier van Blankenberge hebt gestaan, dan krijg je min of meer hetzelfde gezicht. Dat hadden nog mensen tegen hem gezegd, zei de kunstenaar.

Zonder titel (mogelijk 'Beach Peer')

Perspectief boeit WissArt enorm: van een derde werk zou je nog denken dat het geïnspireerd is door de hoogbouw aan de Belgische kust, maar het zijn geen appartementen, het gaat om hogere en lagere blokken naast elkaar. Aan de linkerkant zijn ze rozerood, aan de rechterkant blauwgrijs. Ze lijken voor een watervlakte te staan, waarin, als je goed kijkt, ze weerspiegeld worden. Door die watervlakte is het natuurlijk ook makkelijk om aan de (een) zee te denken. WissArt speelt graag met vormen, probeert na te gaan wat het effect ervan is, en dat verschilt telkens. Ik hou er wel van, zeker ook van die gesuggereerde zeekust.

  

Zonder titel (rechthoekige vormen en hun weerspiegeling)

KaVaGe is geïnspireerd door andere vormen, door bloemen, bloemblaadjes en de natuur, maar dan niet op een realistische manier. Een werk deed mij onmiddellijk denken aan Georgia O'Keeffe: dat hadden nog mensen tegen haar gezegd. Maar de kunstenares stelde ook dat zij eerst het schilderij had gemaakt, en dan pas de Amerikaanse kunstenares had leren kennen. Rood en roze:het is bijna een roos, maar toch is het iets anders. Warme kleuren zijn het in ieder geval, mooi op het doek gezet. Aantrekkelijk toch? Vind ik dan.

Zonder titel

Wat ook aan bloemen doet denken, zijn de twee volgende werken. Centraal in het werk zie je een aantal bloemblaadjes, rood en bruinig, weer warm van kleur, zoals ze niet voorkomen in een boeket samengesteld door een bloemist. Hier is de fantasie van de schilderes aan het werk geweest. Aan de linkerkant boven zie je groene blaadjes, aan de linkerkant onder roze blaadjes. Rechts boven zie je een kleine bruine vlek, rechts onder iets wat op een grijze kastanje zou kunnen lijken, maar het waarschijnlijk niet is: ik zeg maar wat ik er in kan zien. Die vier punten, twee blaadjes en twee vlekken, lijsten de bloemblaadjes in, houden het werk in evenwicht. Zal ik maar zeggen dat ik dit een geslaagd werk vind? En dat ik daar een zekere mate van tederheid uit zie stralen? Mooi toch?

 Zonder titel

Zo is er nog een variatie op hetzelfde thema: rode bloemblaadjes, weer bruin erbij, en grijs volgens mij (mijn kleurenzicht wil nogal eens afwijken). Wat ik daar ook treffend in vind is het geraamte van een blad van een boom: je ziet alleen de nerven van een afzonderlijk blad. Vergankelijkheid kun je erin erin, fragiliteit van de natuur bijvoorbeeld. En die tederheid weer, vind ik.

Zonder titel

Zo is mijn bezoek aan de tentoonstelling van mijn twee oud-leerlingen echt de moeite gebleken. Je ziet ook duidelijk andere talenten van wie je vroeger voor je had: je onderwees ze Nederlands of Engels, maar 'there are more things in Heaven and Earth, Horatio, than are dreamt of in your education', om eens een vers van Shakespeare te parafraseren. En dat te zien stemt de burger zonder meer tevreden.  Wat moeten we nog meer hebben?

De uitsmijter kwam van KaVaGe: ze had eens een opstel van mij teruggekregen waarvan de eerste bladzijde vol rode strepen en doorhalingen stond. Ik verbaasd: zoiets was niet mijn gewoonte. Boven aan de bladzijde had ik mijn excuses neergepend, en daarbij de oorzaak van al dat rood bekend gemaakt: 'Sorry, Noortje heeft weer toegeslagen.' Mijn dochter Noortje moet toen zo'n twee en een half jaar geweest zijn: ik was dat alles glad vergeten. Maar mijn oud-leerling stond dat 'once in a lifetime' nog altijd bij. Tot vreugde van ons drieën natuurlijk!

zaterdag 2 september 2023

Koraalcactus

Laat ik het nu eens hebben over wat ik altijd een nederig plantje heb gevonden: ik had in de Priba ooit een vetplantje gekocht. Dat kost niet veel, en je hebt weer wat groen in huis. Het stond op mijn salontafel, bleef groen, maar groeien deed het niet: van weinig geld kun je niet veel verwachten. Tot ik het een paar maanden geleden, om welke reden weet ik niet meer, op de vensterbank zette, aan de noordkant van mijn appartement; direct zonlicht verdraagt het plantje niet. En wat gebeurt? Het plantje dat altijd zo zichzelf was gebleven, dat wil zeggen nooit tekenen van overvloedig leven en groeilust had vertoond, verandert van tactiek: van onopvallend bosje groen krijgt het scheuten in alle richtingen, het wordt  groter en groter, zodanig zelfs dat ik er duidelijke foto's van kan maken, en op de computer onder 'vetplanten' kan zoeken hoe dat vroegere onooglijke ding, dat nu duidelijk ooglijk is geworden, toch mag heten. Dingen benoemen is orde in de chaos brengen, dat is algemeen geweten. Met zijn wetenschappelijke naam heet dat vroegere bescheiden groentje 'Rhipsalis baccifera oasis', wat best een mondvol is voor het eens zo nietige ding.

Rhipsalis baccifera oasis

Nu weet ik dus nog niets, want zo grondig is de kennis van mijn klassieke talen ook niet meer. 'Oasis' is duidelijk: het plantje groeit niet op uiterst droge plaatsen. 'Baccifera' of 'bacciferus' betekent 'bessen dragend', maar het knolletje of bolletje dat iets van een bes weg heeft, moet ik nog zien. Geheimzinnig groene levensvorm is het wel. En dan hebben we nog ''rhipsalis': dat woord komt uit het Grieks en betekent 'vlechtwerk van twijgen'. Sommige planten uit dit geslacht doen daar inderdaad aan denken.

Hier zie je het duidelijk: vlechtwerk van twijgen (eerder twijgjes)

Een Nederlandse naam heeft deze rhipsalis ook: 'koraalcactus' is dat. Geen idee of hij in koraalriffen groeit, en voor een cactus heeft hij veel water nodig, en stekels heeft hij helemaal niet. De wonderen van de natuur zijn onbegrijpelijk, zal ik maar denken. En ik heb weer plezier beleefd aan het determineren van wat er in mijn woonkamer groeit. En dat geeft natuurlijk een positief gevoel.

Foto voor op de identiteitskaart

Kind met inktvlekken - Papierindustrie (Turnhout) - II

De arbeiders in de 19de eeuw kenden geen luxeleventje: lange werkdagen, kinderarbeid, slecht betaald, eenzijdig dieet (aardappelen en brood): de ontevredenheid van die mensen nam dan ook toe.

Café De Penge - Sennes vader is kennelijk de moed verloren

Ze kwamen samen in cafés, zoals in De Penge in de Lindekensstraat, vlak bij Brepols. Terzijde: het café bestaat nog altijd. Centraal voor de toog zie je drie mensen: een man met een witte boord, dat is deken Adams, voor hem de vader van Senne, en achter vaders rug Senne. Die deken Adams was niet zomaar de eerste de beste: hij trok zich het lot van het arbeidersvolk erg aan, troostte hen, spoorde hen aan, en ging samen met hen de strijd aan tegen het patronaat. Hij stierf in 1924 in Ravels, waarnaar hij in 1921 hij verplaatst was na een conflict met kardinaal Mercier, en omdat hij in Turnhout als een te lastige klant werd beschouwd. Eigenlijk was hij een geestelijke in de traditie van priester Adolf Daens uit Aalst. 'Dat hij de motor van de ontluikende christelijke sociale beweging was, werd hem kwalijk genomen'. (Turnhout in straatnamen, p. 96). Turnhout heeft een straat naar hem genoemd (waar ik nog 5 jaar gewoond heb) en een monument aan hem gewijd, maar dat stelt niet zo veel voor: dat is de man onwaardig.

Het werkvolk is niet meer te sussen of kalm te krijgen of met een kluitje in het riet te sturen, en in 1892 breekt een staking uit. Daar had deken Adams zijn aandeel in: als man van gezag en geloof gaat hij de stakers vooraf, metterdaad duidelijk makend wat christelijke naastenliefde betekent! De deken en zijn arbeiders kun je vinden in een van de smalste straatjes van Turnhout, in het Notenesgangeske, zoals mijn vader dat uitsprak, en hij was een Turnhoutenaar van 1914. Maar die plaats is goed gevonden van de tekenaar. Ik wil die man overigens complimenteren met al zijn muurschilderingen: puik werk vind ik dat.

 
 
Deken Adams gaat de stakers voorop...
 

..die in een lange rij volgen

Het belang van deken Adams wordt nog een beklemtoond wanneer hij tussen stakers en families zijn linkerarm omhoog steekt, het patronaat bedreigend en tezelfdertijd de verschoppelingen der aarde aanmoedigend. Als een volksleider is hij in deze vertellende tentoonstelling neergezet. Ik moet zeggen: ik kan dat best appreciëren.

 
Deken Adams blijft aansporen
 
Laatste muurschildering: vier glimlachende mensen: de deken, Sennes vader, Senne zelf en zijn moeder. De staking is de moeite waard geweest, de arbeiders hebben hun slag thuis gehaald. Maar dat is het eerste succes in een strijd die nog veel langer zal duren, en die nog altijd niet gedaan is, zeker in gebieden en landen ver van ons België, waar nu de 'verworpenen der aarde' proberen te ontwaken.


De staking is kennelijk goed afgelopen

En waarom het verhaal 'Kind met inktvlekken heet'? Wanneer Senne na een tijd met inkt mag beginnen te werken, morst hij natuurlijk op de vloer en op zijn kleren. Vandaar dus.

vrijdag 1 september 2023

Kind met inktvlekken - Papierindustrie (Turnhout) - I

Op dit ogenblik loopt in Turnhout de tentoonstelling, het verhaal 'Kind met inktvlekken': het is een evocatie van de papierindustrie in onze stad op het einde van de negentiende eeuw, met de miserabele werkomstandigheden, slechte lonen, kinderarbeid, de eerste pogingen tot verzet, met ook nog een pastoor die de  arbeiders metterdaad troost, maar zeker ook steunt en ze met raad en daad bijstaat. Samen met Yves heb ik die wandeling ook ondernomen: ik ben van Turnhout, mijn vader heeft ongeveer heel zijn leven bij Brepols gewerkt, en mijn broer kwam ook in drukkerijen aan de kost. Ik kan 'Kind met Inktvlekken' moeilijk overslaan alsof het mij niet aangaat.

Op die wandelingen kom je geregeld muurschilderingen tegen, van de hand van stripauteur Dido Drachman, en het verhaal achter dat alles is van schrijver Paul Govaerts, een oud-leerling zowaar! De vertelling wordt op je smart phone geladen, en als je dicht genoeg bij zo'n schildering bent, begint die phone te vertellen. (In de beste der werelden is dat; meestal moet je zelf ook nogal wat zoeken, maar daar gaan we niet over klagen). Vertrekken doe je aan het Museum van de Speelkaart, en algauw zie je de eerste muurschildering: een goed geklede dame die met harde hand de fabriek leidde. Mevrouw Dessauer is dat, door iedereen 'de patronne' genoemd. Door het raam waar ze voor zit, zie je de zuidkant van de Grote Markt, tenminste mij lijkt dat toch zo te zijn.

Mevr. Dessauer, genoemd de 'patronne'

In haar buurt krijg je dan het portret van Senne, het kind met de inktvlekken. Grote ogen heeft hij, hij kijkt vragend de wereld in, zo van 'moet dat zo voor de rest van mijn leven', zijn mond het tegendeel van een glimlach, zijn lange broek iets te kort, en op klompen: voor fatsoenlijke schoenen was er natuurlijk geen geld. Miserabilisme is hier geschilderd, een sterk contrast met mevrouw Dessauer. Variatie op 'meester en knecht' is het, hier 'patronne en kind van arme luizen.'. Het verhaal speelt zich af in 1892, zo verschrikkelijk lang is dat ook weer niet geleden.

Senne, het kind met de inktvlekken

In de Driezenstraat hangt het interieur van Sennes familie: vader en moeder, op de voorgrond Senne, allemaal rond de Leuvense stoof staand of zittend. Een stoel, voor de rest zie ik geen meubelen: armoe troef, dat is zeer duidelijk!

'Armoe troef' bij Senne thuis

Op een bepaald ogenblik is er brand bij Brepols, de kleine Senne redt daar iemand, maar raakt daarbij zelf gewond, zijn vader draagt hem naar het ziekenhuis (in de vlam links) waar hij naast het bed van zijn zoontje zit (vlam rechts). Voor de heldendaad van Senne krijgt de vader naderhand 1 frank, waarop de vader in woede ontsteekt zich roepend afvraagt of zijn zoon dan niet meer waard is. Je krijgt bij de wandeling ook een exemplaar van 'De Kempenaar' van 20 februari 1892: Daar kun je lezen over de 'Groote Brand bij Brepols': daarin leer je dat er geen dodelijke slachtoffers zijn gevallen, en dat het werk zo spoedig mogelijk hervat zal kunnen worden. De zorgen in 'De Kempenaar' zijn vooral materieel. Op dezelfde bladzijde staat een verslag over 'Mevrouw Dessauer in Levensgevaar'. Het paard dat haar koets trok is op hol geslagen, maar door enige moedige burgers tot staan gebracht, en mevr, Dessauer is gered. Die moedige burgers 'ontvingen eene goede beloning'. De mevrouw wordt 'de achtbare dame' genoemd. Merkwaardig dat deze bladzijde van het krantje zo correct de mentaliteit en de opvattingen van toen weergeeft.

Brepols brandt - links: vader draagt Senne naar het ziekenhuis, rechts: vader waakt bij het ziekbed van Senne

Een muurschildering bevindt zich in de Uitbreidingsstraat, dat is net over de vaart, in de nabijheid van Brug I. Ik heb het over dat werk al eens gehad, maar toen wist ik nog niet dat dat tot deze reeks behoorde. Ik heb er toen van gemaakt dat een meisje op de bagagedrager van een fiets zit, en dat de man aan het stuur met haar ergens naartoe rijdt. Nu blijken er volgens enige uitleg volgende thema's in verpakt te zijn: inspanning, opoffering, verbondenheid, kindsheid. En die zitten in de twee figuren. De schepper van dit beeld in de Spanjaard Zésar Bahamonte, en dat werk misstaat in de hele reeks helemaal niet, een beetje symbolischer is het, dat wel.

Zésar Bahamonte: Inspanning, verbondenheid

Het tweede deel van de wandeling, daarover vertel ik in een tweede tekst. Tot straks!

zondag 27 augustus 2023

Aan de rand van het land - Toen het nog geen zomer was / Wortel Kolonie

Verleden zondag - rond 20 mei was het toen - kregen we nog eens een dag die de mensen naar buiten lokte: zonnig, zo goed als geen verkillende wind en dus aangenaam van temperatuur. Nou, dan is het tijd om de scootmobiel in de auto te zetten, zachtjes, zeer zachtjes, en een stukje natuur op te gaan zoeken. Laat ik maar eens naar Wortel Kolonie rijden: verleden jaar ben ik daar door de lange hete zomer nauwelijks geweest, nu moet het er anders uitzien, want regen hebben we inmiddels in overvloed gehad. Dat is bijvoorbeeld te zien aan het eilandje in het midden van Bootjesven: 'lush' noemen ze dat in 't Engels, wij zeggen 'weelderig', 'welig tieren' doet het groen. En dat stuk natuur is ook zo prachtig, schoongewassen door de regen.

Het eilandje in Bootjesven 

Een door mij geliefkoosd pad in Wortel Kolonie is de Grensdreef: veel dichter kan een wandelweg niet tegen de grens liggen. Tot zo'n 10 meter ten noorden van de dreef ben je nog in België, dan stuit je op een draadafsluiting zoals bij weilanden, alleen is het geen prikkeldraad. Nederland wil kennelijk geen geblesseerde Belgen: in het grensgebied hoort het rustig te blijven, 1830 is over 7 jaar al tweehonderd jaar geleden, die strijd is gestreden. Overigens doet dat 'grensgebied' mij denken aan De Nieuwe Snaar die een lied hadden waarin onder andere voorkwamen 'Jappen uit het grensgebied' en 'Lappen uit het grensgebied'. Maar die twee nationaliteiten hebben met dit grensgebied niets te maken.

Natuurlijk zie je weer allerlei dieren: konikpaarden, maar daar heb ik het al eens over gehad, en 'grauwe ganzen'. Je hebt Canadese, Nijlganzen en nog wat variëteiten: ik heb vier grauwe ganzen op de gevoelige plaat gelegd, de soort die hier inheems is. Hun voedsel bestaat vooral uit gras: grazen is dan ook een van hun geliefkoosde bezigheden. Je hebt halftamme van die vogels, maar ook wilde. De halftamme blijven hier het hele jaar, de wilde zijn meestal maar wintergasten.

 

Vier grazende grauwe ganzen

Het is hier ook geen kunst een forse bremstruik te spotten: zijn bloeitijd is april-juni. Ik geloof dat brem de eerste grotere plant was die mijn vader me bij naam noemde:jeugdherinnering dus. Opvallend is hij natuurlijk ook, als hij in volle bloei staat en zoals hij op de foto staat te poseren: schitterend geel, en laat geel nu een van mijn lievelingskleuren zijn. (De andere is blauw: mogelijk ben ik een gereïncarneerde Zweed.) als er zo'n aantal struiken bij elkaar staan, lijkt de zon op aarde te schijnen: de kleur komt overeen, de hitte gelukkig niet. Een woord voor brem in het Latijn is 'genista', en uit L.P. Boon herinner ik me dat brem in het Aalsters 'ginst' is. Goed opgeleid dialect, dat Aalsters.

Voorspoedige bremstruik

Berken kom je natuurlijk ook tegen: die zie je overal, dat is pioniervegetatie, zoals dat heet. Maar in Wortel staan twee speciale naast elkaar, alsof ze proberen een tweeling te zijn: helemaal van boven hebben ze allebei een kruintje, maar daaronder een lange, naakte en natuurlijk witte stam.  Siamese berken zijn het niet, want ze staan apart, maar ze hebben wel iets, deze twee.

Witte, naakte berken

Naast de Grensdreef is na de voorbije regenperiode weer een flink drasland te zien: het lijkt op een ven, maar is het niet. Als een een tijd droog en warm is, trekt al dat water weg, en staat drasland droog. Maar wanneer het in het voorjaar nat genoeg is, dan klinkt die plas alsof alle kikkers van Wortel, Hoogstraten en Minderhout daar verzamelen hebben gekwaakt: vermenigvuldigen is daar dan aan de orde van de dag, de week en nog langer. Je hoort daar de natuur luidkeels ontwaken.

Drasland naast de Grensdreef

Naast de Grensdreef ligt tenslotte toch een ven, op de Nederlandse kant dan. Hoe het ven heet, weet ik niet, maar het ziet eruit zoals zijn Belgische of Vlaamse collega's: begroeiing langs de oevers, een leuke wateroppervlakte, en ven zoals een ven hoort te zijn.

Nederlands ven, vlak tegen de grens

Op een bord laat 'Staatsbosbeheer' weten dat dit 'Kwetsbaar gebied' is, en dat je er 'Geen toegang' hebt. Overtreders zullen voor hun straf of beloning met 'Art. 461 Wetboek van Strafrecht' te maken krijgen. Wie wil zwemmen, zal naar andere plassen moeten, die hebben ze in Nederland trouwens genoeg. Dergelijke borden heb ik in het Turnhoutse Vennengebied nog nergens zien staan: ons gebied is misschien niet kwetsbaar?


 Aan het lettertype zie je ook dat dit Nederlands is