zaterdag 14 november 2020

Ravels - Het grave ravenpad - II

Na de appelpartjes van de kleinkinderen snijden we het tweede deel van onze zoektocht naar de witte babyraaf aan. Ik blader eventjes in het gidsje en lees dat Ravels in de 12de eeuw al bekend was als Ravenslo, wat betekent bos (lo) met raven. Daar had ik nooit bij stilgestaan, moet ik eerlijk bekennen. Ooit, lang geleden, heb ik eens heel dom gereageerd op 'Ravels': in Humo stond dat een of ander tv-kanaal 'Ravels Bolero' uit zou zenden, waarop de grijze materie onder mijn schedel de vraag bedacht 'Tiens, hebben ze daar ook een bolero?', waarop ik snel snapte dat ik de klemtoon verkeerd had gelegd, waarop ik in een onbedaarlijke lach schoot om mijn eigen stommiteit, waarop moeder vroeg waarom ik plots in de stille kamer zomaar spontaan begon te lachen, waarop ik het verhaaltje vertelde, waarop we beiden mijn oorspronkelijke lach met tranen en tuiten verlengen. Ravels heeft mij toen zeer gelukkig gemaakt, meer dan 45 jaar geleden.

Maar we gingen onze wandeling dus voortzetten. En dan sta ik meteen voor een schilderij van Gustav Klimt: een deel van het bos staat vol berken, en nu wil het geval dat Klimt nogal wat 'berkenbossen' geschilderd heeft. Ravels weet waarschijnlijk niet hoezeer het met muziek en schilderkunst verbonden is! Er is meer tussen hemel en het dorp dan de Ravelse pier, Horatio! En gelukkig maar.


Naar Gustav Klimt: een berkenbos

't Is weer de beurt aan de kinderen: bij de volgende stop is er een soort van rustbank geconstrueerd in de vorm van een blad. Je kunt daar netjes op gaan zitten, maar kinderen begrijpen dat van de eerste keer veel beter: ze duiken daar meteen op, en nemen zo een groter deel van de oppervlakte in dan wanneer ze zich 'beschaafd' zouden gedragen. En waarom zouden ook, spelen is ook een essentieel onderdeel van beschaving. En het brengt veel meer plezier met zich.

 

Zoals kinderen spelen met een enkel blad (vrij naar Boudewijn de Groot)

We naderen ondertussen de geboorteplaats van Baby Raaf: ten bewijze daarvan hangt aan een paar bomen een witte pluim, die kinderen dan weer moeten zoeken. Tot hun eigen vreugde en competitie, van zo 'daar nog een!' en daar nog een!' Dat die pluimen meer gelijken op die van een volwassen albatros dan op die van een vogeltje dat pas uit het ei gekropen is, kan de pret niet drukken: pluim is pluim en wit is wit!

Een pluim van de Witte Babryraaf

Mil en Nona aandachtig naar het verhaal luisterend

Dan slaat het hongertje weer toe, of de zin in iets lekkers: drie potjes letterkoekjes en 'mopjes' worden gerekruteerd en meteen aangevallen. En dan krijg je 'drie kindertjes netjes op een rij', op gezaagde boomstammen die zich zonder morren als zitmeubeltjes laten gebruiken. En dat levert een ingebeelde driehoek op: ik maak een foto van mijn kleinkinderen,  en Noortje en Dieuwertje van hun kinderen, en terwijl ze dat doen, leg ik mijn twee kinderen op de gevoelige plaat: twee foto's van dezelfde dader, die echter onzichtbaar blijft.

 

Drie kleinkinderen

 

Twee kinderen, twee mama's

We zijn aan het einde: op het laatste bord zijn de drie IJle Prijen en een vijftal zwarte raven al aan het vieren, met vlag en wimpel en geschenken gehaald uit het bos, en ze richten zo een alternatieve babyborrel aan, zoals dat  de laatste jaren nieuwerwets heet: ze zijn bij de tijd, daar op het ravenpad.

Alternatieve babyborrel

Een foto van de Witte Babyraaf mag natuurlijk niet ontbreken: hij ziet eruit alsof hij uit een struisvogelei gekropen is, is bovendien al uitgevlogen, en de grote pluimen die we eventjes geleden zagen hangen, kunnen best van hem zijn. Het diertje moet nog een naam krijgen, want dat vragen de laatste borden ook. Albino ligt te zeer voor de hand, maar we kunnen de beginletters van de drie kleinkinderen nemen: MiNoVi.  Daar kun je toch het leven mee door, en hij suggereert bovendien dat je altijd jong blijft. Wie biedt iets  beters?


 Eind goed, al goed: de Witte Babyraaf, alias MiNoVi

Ravels: Het grave ravenpad - I

In deze periode wordt het ons sterk aangeraden, zijn we zedelijk  verplicht zo weinig mogelijk sociaal contact te hebben. Mijn kinderen, die in Antwerpen wonen, hebben daar iets op gevonden: af en toe komen ze in de Kempen wandelen, in de Ravelse Gewestbossen al twee keer, en dan vragen ze of ik zin heb om mee te komen. Dan vermengen we de generaties wel, maar dat doen we zeer behoedzaam: een opa, twee dochters en drie kleinkinderen vliegen elkaar niet in de armen, we raken elkaar niet aan. Ons devies is typisch Amerikaans: KKK, dat wil zeggen 'Karig Kussen en Knuffelen', waarbij 'karig' betekent 'helemaal niet'.

En we vertrekken voor een amusante wandeling van 2,5 kilometer: 'Het grave ravenpad', een titel à la Suske en Wiske. Alison Luyten heeft een verhaal op kindermaat bedacht: 'De ijle prijen en het witte raafje'. Een prij is in Kempische dialecten een boze of boosaardige vrouw, maar dat valt in dit verhaaltje nogal mee. Hugo de Raaf zal ze - ze zijn met zijn drieën - naar het bijzondere Witte Raafje leiden, maar dat gaat natuurlijk niet zonder slag of stoot. Ze kunnen ook veranderd worden in witte slierten nevel, zodat ze dan ook echt ijl zijn. Op tien haltes wordt het verhaal ontwikkeld, en kunnen de kinderen telkens opdrachten uitvoeren: pret voor het hele gezin: de mama's lezen voor, de kinderen doen wat het bord hen vraagt.

Hier begint de zoektocht: de IJle Prijen rijden op reeën

Een zwarte raaf wijst steeds de goede richting aan

In het verhaal komt ook een IJzeren Zeug voor: het moeten niet altijd vuurspuwende draken zijn; die zijn in een bos overigens te gevaarlijk: er is de laatste jaren al genoeg opgebrand! Die IJzeren Zeug wordt natuurlijk verslagen, en op haar resten mogen de kinderen zich uitleven door er met stokken lustig op los te meppen, onder het motto 'des te meer de 'kleimannen' zich moe maken, des te beter slapen ze, en ze vinden het nog leuk ook!

 

Nona, Vic en Mil geselen de resten van de IJzeren Zeug.

Maar de kindjes krijgen een hongertje: gelukkig weten de mama's dat en die hebben proviand voorzien. Geschilde en in partjes gesneden appels worden uitgedeeld, en de kleintjes beginnen aan een verdiende rustpauze. Dat wordt zitten geblazen: Vic nestelt zich comfortabel in de bolderkar, Mil en Nona hebben het op opa's scootmobiel voorzien. Het valt me steeds op dat ze daar graag in willen zitten: ik wil eventjes zoals opa zijn, verbondenheid met opa zoeken ze, denk ik dan.

Vic in de bolderkar, appels smikkelend

In opa's scootmobiel: Mil met gidsje, stuk appel en een rare snuit

Nona met dromerige blik in dezelfde scootmobiel

We zijn nu halfweg het ravenpad, en de drie scheidsrechtertjes fluiten half time. En ik ook: het vervolg lees je in het tweede deel. Want we zijn nog altijd op zoek naar die witte babyraaf. Het kan nog spannend worden!

woensdag 11 november 2020

Op paddenstoelenjacht - namen en foto's

Ik ben graag in open lucht en in de natuur: de zon mag niet aan de hemel staan of mijn scootmobiel is in het Vennengebied te vinden, en ik natuurlijk ook, wij vormen een paar dat daar samen de vrijheid zoekt. Een twaalftal jaar geleden  realiseerde ik mij dat ik van al de bloemen die ik er zag slechts van weinige de naam kende. Ik heb me toen een flora aangeschaft en ben begonnen die bloemen te determineren. Van zo'n 80 verschillende heb ik de foto en de naam in twee kaften zitten. Nu overkomt me dat weer met paddenstoelen: het is er het seizoen voor. En het zijn er weer veel verschillende, en weer blijven ze meestal anoniem of staan ze ergens incognito te pronken. Een uitgebreid boek over paddenstoelen heb ik niet, wel een kijkkaart van Natuurpunt: daarop zie je de tekeningen van meer dan 40 paddenstoelen, zwammen en schimmels, maar dat is behoorlijk ontoereikend. Soms kan je er wel een mee determineren, dat wel, en dan is deze burger gewoon blij.

Tijdens mijn eerste paddenstoelwandeling leert Fred Geyssels me de plooiteenstuifzwam kennen: wat een naam! De steel is aan de basis en van boven sterk geplooid, vandaar het eerste deel van de naam. 'Teen' verwijst naar de plooien onderaan de steel. Uit een opening in de hoed komen de sporen vrij, ze worden als het ware verstoven, en zo is heel de naam verklaard. De hoed is bedekt met wat men 'spitse schubjes' noemt. Een aangename kennismaking met een onbekende was dat.

 

Plooivoetstuifzwam

Hij heeft ook neefjes, bijvoorbeeld de 'parelstuifzwam': in plaats van de schubjes van de eerste heeft hij 'pareltjes' op zijn hoed: ze deden mij ook denken aan kleine doorntjes; het is maar wat je erin wil zien. Plooien heeft hij natuurlijk niet en hij is helemaal wit.

Parelstuifzwam

De nevelzwam is een vaak voorkomende soort: ze staan dikwijls in groepen of op een rij. Hij is grijs tot grijsbruin, maar lijkt er vaak eerder witachtig uit te zien. De steel kan van 5 tot 12 cm hoog zijn, de hoed van 5 tot 18 cm breed, en in het midden neigt die meer naar bruin. Onder de paddenstoelen zou ik hem Jan Modaal noemen; 'Jan met de pet' zou ook nog kunnen, ware het niet dat een paddenstoel een hoed draagt, hij is kennelijk van betere stand.

Nevelzwammen

In het begin van zijn ontwikkeling is de geschubde inktzwam echt wel mooi: stralend wit is hij dan. Maar de achteruitgang treedt op snel op: hij wordt hier en daar iets zwarter, te beginnen aan de schubben, tot hij helemaal verwelkt en zwart is, uit wat er rest van zijn hoed lijkt inkt te druppen. Een paddenstoelenleven duurt niet zo lang, vrees ik.

Geschubde inktzwammen: bijna of helemaal uitgebloeid

Als ik met Yves in Merksplas de snoekengracht voorbij ben, zien we ter hoogte van Villa Ter Borcht de stronk van een eik, een verzamelplaats van een boel paddenstoelen wij elkaar. Van een samenscholing kleine exemplaartjes ken ik de naam niet, maar het zijn er wel heel veel, dat ten minste.

Een samenscholing anonieme knikkers

Elfenbankjes groeien ook op die stronk: klein zijn ze, een beetje precieus, geschikt om elfjes te ontvangen en uit te laten rusten van hun vermoeiende sprookjesavonturen. Een 'elfentroon' bestaat bij mijn weten niet: waar moet Oberon zitten als hij het elfenparlement samenroept? Maar misschien is de natuur geen democratie...

Gewone elfenbankjes

Geen democratie, maar wel romantiek in de natuur. Twee al oudere grote parasolzwammen zijn elkaar nog altijd zeer genegen, zoeken contact en steun bij elkaar: ontroerend toch?

Parasolzwammen: nog verliefd op hun oude dag

Op een boomstam van een meter of drie groeit een paddenstoel die ik voor het eerst zie: een kastanjeboleet. Hij heet zo omdat zijn kleur kastanjebruin is. Zijn hoed, 6 tot 10 cm, is gewelfd of gespreid, dat wil zeggen eerder vlak en rond. Die op de foto schijnt een breuk of een deuk in zijn hoed te hebben, en ernaast groeit nog een kleiner exemplaar. Typisch is ook de witte vlek op zijn hoed.


Kastanjeboleet

Op diezelfde stam iets dat op een aardappel lijkt: het is dan ook een gele aardappelbovist. Hij heeft geen steel, en is bijzonder giftig: er bovistfrieten van maken is uit den boze.

 

Gele aardappelbovist

Als je paddenstoelen zoekt, kijk je bij voorkeur naar beneden: ze groeien niet in de lucht. Maar toch, bij het begin van de Bootjesvenwandeling in Wortel kijk ik toevallig hoog boven mij, en merk op een eik een grote plak paddenstoel, heel hoog voor zo'n groeisel vind ik. En die heeft een zeer passende naam: het is een biefstukzwam, officieel! Samen met die aardappelbovist van daarnet kan ik me een gerecht in een lockdown restaurant voor de geest halen! Het zou ons slecht bekomen, vrees ik. Maar wat een prachtige naam! Hij was overigens paddenstoel van het jaar 2017. Gewoonlijk groeien ze beneden op de stam van eiken, maar de vader van dit exemplaar was waarschijnlijk wereldrecordhouder polstokspringen voor paddenstoelen. Semper excelsior!' was het devies van deze familie, en dat heeft ze waargemaakt.

Biefstukzwam

De echte tonderzwam is voorlopig de laatste in de reeks. Hij groeit op bomen, eiken onder andere, en kan na een aantal jaren behoorlijk groot worden. Hij werd vroeger gebruikt voor het maken van tonder of tondel, een materiaal waarmee men gemakkelijk vuur kon maken. Je vindt het eerste deel van de naam nog terug in 'tondeldoos', de voorloper van het luciferdoosje; met een lucifer kan je veel makkelijker iets doen branden.

Echte tonderzwam: nog niet zo oud

Paddenstoelen vind ik behoorlijk interessant: zoveel soorten, zoveel vormen, zoveel variatie. En dan die namen: taalkundig zeer boeiend: ze brengen je naar de sprookjeswereld, naar een vroeger stadium van de beschaving, en doen je denken aan lockdown restaurants. Ze volgen de actualiteit, de paddenstoelen, ze zijn bij de tijd, nu zeker!