maandag 29 september 2008

De Kempen beleefd



Geen Himalayatoppen



Geen machtige rivieren

Ik kan er intens van genieten, van rondscooteren in de Kempen, in de kleine driehoek gevormd door Turnhout, Merksplas en Weelde-Statie. Niets sensationeels is er te zien, geen Niagarawatervallen, geen Himalayatoppen, geen machtige rivieren, Tolstoi is hier niet geboren, ook geen vader des vaderlands, maar het gebiedje vind ik immens mooi, want 'het is waar ik geboren ben', zoals Wim Sonneveld in 'Het Dorp' zong, naar 'La montagne' van Jean Ferrat.


Maar het gevoel dat ik het sterkst aanvoel, zit niet zozeer in dat chanson/kleinkunstlied, wel in het gedicht 'Het moment' van Wislawa Szymborska. Dat gaat zo:


Ik loop over een lentegroene glooiing.
gras, bloemetjes in het gras
als op een platje voor kinderen.
De lucht, nog nevelig, begint al te blauwen.
In de stilte klinkt het uitzicht op de andere heuvels.

Alsof hier geen Cambrium en geen Siluur geweest zijn,
geen tegen elkaar grommende rotsen,
hoog opgestapelde afgronden,
geen nachten in vlammen,
dagen in donkere kluwens.

Alsof hier geen laagten voorbij zijn getrokken,
in een koortsachtig ijlen,
in ijzige huiveringen.

Alsof zeeën alleen ergens anders tekeergingen
en hier geen oevers van horizonten scheurden.

Het is negen uur dertig lokale tijd.
Alles is op zijn plaats, in voorbeeldige harmonie.
In het dal een kleine beek, die een kleine beek is.
Een paadje in de vorm van een paadje van altijd naar immer.
Een bos met de schijn van een bos tot in eeuwigheid amen,
boven mij vliegen vogels, in de rol van vliegende vogels.

Zover het oog reikt heerst hier het moment.
Een van die aardse momenten
die men vraagt: ga niet voorbij


Kun je het beleven van de wereld, van het zijn nog sterker uitdrukken? En schrijf eens een gedicht dat je 'Het moment' noemt, en waarmee je een eeuwigheid oproept. Ongelooflijk.

toertje maken 3 - denkend aan Van Gogh, Vermeer en Szymborska


Het Koeven: vol, maar leeg


Boerenwormkruid


Tegenlicht

Eind september is nog mild: de matige zomer heeft dan toch nog een paar mooie dagen in de aanbieding. En je trekt er weer op uit, de natuur in, en dan zie dat de herfst toch al steels begonnen is: de bomen en het licht worden magerder, de lucht voelt al wat killetjes aan, en het leven van mei-juni is weg. Dat voel en zie je vooral aan de vennen en plassen: vier maanden geleden blaakten die van leven van kieviten, snippen, ganzen, af en toe een reiger of een tureluur, maar nu is alles stil en rustig. Kievit en snip vallen nu vooral op door hun afwezigheid: dat blijken trekvogels te zijn, wat ik niet wist, shame on me! Af en toe zie je nog een spaarzame kievit in een wei hulpeloos staan gluren: die heeft dan kennelijk de bus gemist. Maar hij kan nauwelijks rust en stilte verstoren.

Naast de weg van Brug 4 naar Merksplas staat het vol eigenaardige gele bloemen (in een opstaande tros groeien ze): dat blijkt boerenwormkruid te zijn. Ria verzekert me dat, en de flora die ik ondertussen gekocht heb (Nieuwe Plantengids voor onderweg), bevestigt dat met afbeelding, beschrijving, Nederlandse en wetenschappelijke naam ten overvloede. Dat boek moet me iets meer inwijden in de plantengroei: je ziet zoveel verschillende bloemen staan, maar van hoeveel ken je de naam? Dan sleur je daar een betrouwbare bron van informatie bij, en zo kan je leren.

Maar vooral het licht fascineert me nu. Van Gogh heeft een paar keer de essentie van het licht, een essentie van ons leven toch, gevangen in een bloeiende boom of perzikboom, Vermeer, de prominente schilder van het licht, vangt die essentie in interieurs. Beiden geven er dan iets aan dat het pure materiële overstijgt, zij slagen erin het raadsel achter het licht te verbeelden. Kunst noemt men dat gemeenzaam. Het zijn doeken waar je stil van wordt, onovertroffen zijn ze. In 'Lof der dromen', een gedicht uit een bundel van 1972, schrijft Szymborska: 'In mijn dromen/schilder ik als Vermeer van Delft'. Daaraan moest ik onwillekeurig denken op mijn laat septembertoertje: het krimpende, tedere licht is best indrukwekkend, onvoorstelbaar mooi, tenzij je Van Gogh of Vermeer heet, die er dan nog meer dan licht van maken.

Zo te zien, nee, zo te kijken: er is wat te beleven in de 'Stille Kempen'. Toch?

vrijdag 19 september 2008

Rozemarijn wordt reuzebalsemien


Rozemarijn: de echte




Reuzebalsemien in duplo


Verleden maand in Malmédy, langs de Warche, was ik behoorlijk gebiologeerd door een plant die opvallend talrijk welig tierde aan de bosrand en de oevers van de rivier. Mooie grote plant, met talloze lichtpaarse bloempjes die aan orchideeën deden denken. Natuurlijk foto's genomen van zoveel pracht. Alleen, hoe heet die plant? Ik raadpleeg mijn 'Kleurrijke gids voor kamerplanten' - in dit geval niet meteen het echt passende naslagwerkje, dat geef ik toe - en toevallig, wat ik toen 'serendipity' noemde, stoot ik op de afbeelding van de Ardennenplant: rozemarijn is het. Een vriend merkt echter op dat het gewoon om springzaad gaat. Ik vind dat maar niks. De naam alleen al: koolzaad, raapzaad, springzaad! Dan is rozemarijn toch een veel poëtischer woord. Dus: rozemarijn, hoewel licht onzeker.

Die onzekerheid blijft een beetje knagen, en ik vraag aan Ria, collega ms'er die veel van flora afweet, of zij me uit mijn twijfels kan helpen. Ze geeft me de 'Nieuwe Plantengids voor onderweg', een boek propvol illustraties en begeleidende uitleg. Maar mijn plant vinden, nee dat zit er ook nu nog niet in. Dus print ik een paar foto's van mijn rozemarijn af, en laat die aan Ria zien, waarop zij spontaan en zelfverzekerd: 'O da's reuzebalsemien!' 'Reuzewat? Nooit van gehoord.' Maar het is duidelijk: reuzebalsemien, en niks anders. De naam stemt mij al zeer tevreden: veel sprookjesachtiger en raadselachtiger dan springzaad.

En ik duik weer in wat boekwerkje, en lees daar over de plant wat ik al vastgesteld had: hij bloeit in juli en augustus, wordt tussen 50 centimeter en twee meter groot, komt voor aan waterkanten en in vochtige bossen, en is van oorsprong een sierplant uit de Himalaya en India. Hij wordt in het Engels trouwens 'Himalayan balsam' genoemd. Zijn wetenschappelijk naam is dan weer 'Impatiens glandulifera Royle': wij kennen een 'impatiens' die 'vlijtig liesje' heet, een zeer ongeduldig plantje. En: impatiens valt onder het springzaad (jaja), en dat is een geslacht van de balsemienfamilie. Waar de naam 'springzaad' vandaan komt? Het zaad van de plant ontwikkelt zich in kokertje, die groeien tot ze barsten: dan vliegen de zaadjes in het rond. Niet voor niets stonden er op onze wandeling zo veel reuzebalsemienen! Bij een dergelijk voortplantingstempo zouden mensen aan geboortebeperking doen. Balsemien is dan weer een plantennaam, genoemd naar de welriekende balsemgeur. En voor de volledigheid: rozemarijn komt van het Latijn 'ros marinus', wat zeedauw betekent. Onder invloed van 'roos' onstond de vorm rozemarijn. Zo kunnen de etymologen onder ons ook tevreden zijn.

Slotsom 1: twee hadden er gelijk, de vriend van het springzaad, en Ria met haar reuzebalsemien. En eentje heeft vooral verkeerd opgezocht, en zijn wensen voor werkelijkheid genomen. Maar 'rozemarijn' en 'reuzebalsemien: wat een mooie woorden! En mooie planten bovendien.

Slotsom 2: je leert veel bij als je ergens niets van kent, en je wordt nederig in het gezelschap van kenners.

Hebben en zijn: een overweging

Afgelopen weekend was nogal prominent in het nieuws de grafschennis in Essene, aangericht door drie zo jonge kinderen dat ze waarschijnlijk niet eens de draagwijdte van hun vernielzucht konden inschatten. Op het journaal reageerde de waarnemend burgemeester van Affligem, waartoe Essene behoort, zeggende dat we wat minder aandacht aan Halloween zouden moeten besteden, en wat meer aan Allerheiligen en Allerzielen. Wat mij daarbij vooral trof was dat hij zich excuseerde voor het vermelden van die katholieke feestdagen. Dat die man dat een beetje bedremmeld zei, vind ik geen denderend resultaat van verdraagzaamheid, want hij had het in feite over oppervlakkige, opgedrongen politiek-correcte leukheid tegenover respect en ingetogenheid, over normen en waarden, over hebben en zijn, in zekere zin.

Hebben en zijn met elkaar in onevenwicht: daar gaat het ook al heel de week over in het proces van Adam G.: een mp3-speler die belangrijker is dan het leven van een jonge mens.

Hebben en zijn in de politiesoap van de voorbije dagen: secretaressen vallen omhoog en verdienen daardoor meer, en dat heet dan een verschoonbare inschattingsfout. Ik zou kunnen zeggen: 'Iedere berg koekelt niet op dezelfde melodie.'

'Zijn' moet geleerd worden, en dat proces heet dan opvoeding. In die zin begrijp ik de waarnemend burgemeester van Affligem zeer goed.

In dit gezelschap, in deze werkplaats kunnen we ons intensief bezighouden met 'zijn': wij zijn bevoorrecht. Ook al omdat we over het algemeen genoeg 'hebben', zodat we ons op 'zijn' kunnen concentreren. En we zouden erbij moeten denken: 'To be is rather hard when you're a have-not.'