dinsdag 29 mei 2018

Bruidstaart: lekker of mooi?

Ik ga in mijn wereldstad Turnhout geregeld in de Priba winkelen: ik mag die winkel zo noemen, want ik heb er de leeftijd voor. Jongeren en anderen mensen die hier nog niet zo lang wonen, weten dan niet waar je het over hebt: voor hen is het de kleine Carrefour in de Korte Gasthuisstraat; zo is die nu bekend.

Het gebeurt dat twee caissières, terwijl ze afrekenen met rijen klanten, toch een gesprek voeren, een klein gesprekje dan. Vraagt de ene, aan kassa 2, aan haar buurvrouw aan kassa1, of zij een goede bakker weet. Ik zal de dames Denise en Marina noemen, want zo heten ze. Die goede bakker moet voor een heuse bruidstaart zorgen. Waarop een wedervraag komt: 'Moet die taart lekker of mooi zijn?' Waarop ik in een spontane, verlossende lach schiet. Maar het schijnt echt waar te zijn: ofwel koop je in Turnhout en omgeving een lekkere taart of een mooie. De twee kwalificaties tegelijkertijd schijnen hier onmogelijk te zijn: Een en ander heeft natuurlijk wel het voordeel van de duidelijkheid. Over de prijs heb ik de dames niet horen palaveren, maar ik vrees zelf dat de mooie duurder zal zijn. De schone schijn mag wat kosten, zullen dergelijke bakkers denken. 'Keeping up appearances' in volle glorie.

Het ware te hopen dat de trouwlustigen van andere waarden uitgaan: dan kunnen we ze meteen van harte gelukwensen, deze mij onbekende twee mensen.

Foto's van bruidstaarten zijn er niet bij vandaag: op het net zijn die tegenwoordig allemaal beveiligd. Maar iedereen kan zich wel een succulente taart (lekker of mooi) voor de geest halen. Smakelijk!

vrijdag 25 mei 2018

Het Prinsenpark (Retie): de vijvers

Een interessant gebied niet ver van Turnhout is zeker het 'Prinsenpark' in Retie. Vroeger was het een koninklijk domein, maar in 1972 heeft de provincie Antwerpen het verworven, en nu is het toegankelijk van zonsopgang tot -ondergang. Bos, bomen en bloemen alom, maar ook vijf vijvers, waarvan er vier een naam hebben. En die wil ik eens gaan bekijken: waar water is, is leven: ik ben dus benieuwd. Maar voor ik water zie, merk ik eerst een prachtige wilde akelei. Volgens mijn 'Plantengids' is deze plant zeldzaam in Nederland, en minder zeldzaam in België. Hier staat in ieder geval een prachtig exemplaar. Ik heb hem nog wel eens gespot, maar niet zo vaak. Dit geeft me dus een goed gevoel.


Wilde akelei

De eerste vijver die ik tegenkom heet de Grétryvijver, naar de Luikse componist André Modeste Grétry (1741-1813). Hoe deze" grote plas aan zijn naam komt is mij een raadsel, maar ook een verrassing: misschien ligt het aan koning Leopold I, die vanaf 1840 eigenaar was van het Prinsenpark, en die de Belgische mythe ook met Waalse landgenoten wilde uitbouwen, ook in het toen arme Kempenland. Vanaf een kijkplatform heb je een mooi gezicht op de grootste vijver in het Prinsenpark, waarop twee knobbelzwanen statig voorbijglijden. Het koppeltje beweegt zich voort op een tempo dat bij  mensen 'schrijden' zou heten.


De Grétryvijver


Glijden: de zwaanse manier van schrijden

De volgende vijver is veel kleiner, en draagt de eigenaardige naam 'Merpikdel'. 'Del' is het woord voor een vrouw van lager allooi, maar daar kan hier geen sprake van zijn. Dit 'del' is verwant met 'dal', en hier betekent het een komvormige laagte. Als die dan vol water loopt, heb je natuurlijk en vijver. En die ziet er heel anders uit dan de Grétryvijver: een bosje riet niet ver van de oever, en iets verder weg een eilandje vol struikgewas.


Het (de?) Merpikdel

Uitgebloeid riet van verleden jaar vind je ook nog bij de oever: voor dat ranke riet weer ruist, heeft de natuur nog wel wat werk.


Niks ruisen van het ranke riet

De volgende is de 'Kleine Hooibeekvijver', die voor het grote deel droog staat. Ook hier weer natuur van verleden jaar: uitgebloeide lisdodde laat de vergankelijkheid zien.


Wijlen Jan en Jeanne Lisdodde

In het droge deel blijkt toch leven te merken: twee rijen gele lissen laten zien dat de natuur niet zomaar klein te krijgen is.


Twee rijen gele lissen

In in het natte gedeelte zwemt er wat: een meerkoet met een paar jongen: en zoals dat bij kleine wezentjes gaat, de kindertjes blijven dicht bij de moeder.


Meerkoet met jongen


de laatste is de 'Kattensteertvijver'. Daar is een groot kijkplatform geconstrueerd, en dat heeft behoorlijk wat succes. Vogelspotters zitten daar met met verrekijkers die aan lopen van kanonnen doen denken: zo groot zijn ze natuurlijk niet, maar zeer indrukwekkend in alleszins. Daar zie ik nog een scholekster; de eend links kan ik jammer genoeg niet thuiswijzen.


Rechts: een scholekster

Een mooie tocht was het, daar in het Prinsenpark: je kunt er volop van de natuur genieten.

dinsdag 22 mei 2018

Bokrijk: fietsen door het water

En dan wil een mens ook nog eens naar Limburg: door het water fietsen wil ik, vlak bij Bokrijk. Maar ik lees dat het aangeraden vertrekpunt 'Herkenrodeabdij 4' is. Als ik daar aankom, mag ik voor € 3 op een grote parkeerplaats gaan staan. Of dat hier altijd zo druk is, vraag ik. 'Neen, meneer, vandaag is het 'De Sage van de Eenhoorn. Een middeleeuws spektakel, zeer interessant'. Heel veel mensen lijken dat te vinden, mogelijk in het belang van Limburg. Die krant is in ieder geval nadrukkelijk aanwezig: je leest de naam overal. Hoe dan ook, 5.500 mensen zijn naar de abdij van Herkenrode afgezakt om dit feest met 'middeleeuws activiteiten' en op maat van gezinnen mee te maken. Maar daar ben ik niet voor gekomen, ik wil door het water scootmobielen. 'Dat is in Bokrijk, meneer', en ik daarheen. Ondertussen heb ik wel gezien dat de abdij zelf best indrukkend is, de gebouwen althans: dat vraagt om een uitgebreider bezoek. Ik heb daar trouwens al een hele tijd heen gewild.


De abdij van Herkenrode

Maar ik dus naar 'Bokrijklaan 1, Genk': vlak voor het Openluchtmuseum is dat. En je bent er zo, aan de 'wijer' waar je door kunt scooteren, fietsen of wandelen.

Voor wie zich een beetje voor taal interesseert: een 'wijer' is gewoon een 'vijver'. Het woord werd al in het Middelnederlands ontleend aan het Latijnse 'vivarium', een plaats waar levende dieren werden gehouden, een visvijver in dit geval. De eigennamen 'Van de Vijver, Van de Weyer en Van de Wouwer' betekenen dus gewoon hetzelfde'. Einde van de les. 'Moeten we dit kennen voor het examen, meneer?' 'Neen, knuffels en knuffelina's, dat krijgen jullie er gewoon gratis en extra bij!'

En best wat volk wil hetzelfde ervaren: op een andere manier aan de andere oever van een vijver komen. Niet door over het water te lopen, dat zou te riskant zijn, en niemand van de toeristen wil de verantwoordelijkheid op zich nog eens een nieuwe godsdienst te stichten. Maar, eerlijk gezegd, mij doet het toch aan een ander bijbels verhaal denken: het splijten door God van de Rode Zee, zodat Mozes en de Israëlieten uit Egypte konden wegkomen. Voordeel is hier wel dat de gesplitste wateren zich na een doortocht niet opnieuw verenigen, zodat niemand verdrinkt. Geen doden zullen hier vallen, weer geen alternatieve godsdienst zal ontstaan. Ik geef toe, soms heb ik niet echt een schrijnend tekort aan fantasie.


Mozes achterna?


Met moeder de vrouw naar eendjes kijken



Hier zijn ze dan!

De wandelaars, fietsers, zelfs rolstoelgebruikers zijn op deze lage brug legio: de eigenaardige sensatie verlokt velen. En je kunt er leuke foto's nemen, dat zeker.


De veilige doortocht


Wateroppervlakkige foto

Een andere vijver is begroeid met heel wat waterplanten, vooral de gele lis, of 'iris pseudacorus. schitterend geel is die inderdaad, en die kleur brengt meteen veel kleur en licht in het landschap. En bronsgroen eikenhout is er natuurlijk ook te bezichtigen. Mooi is de natuur, vind ik dan maar, mooi is de streek rond Bokrijk. Voor wandelaars en natuurliefhebbers: niet te missen.


Gele lis, of Iris pseudacorus

zondag 13 mei 2018

In het Vennengebied: het Schaddenkot

Als je geregeld in het Vennengebied rondscootmobielt, zie je dat natuurlijk niet drastisch veranderen. Maar toch, maar toch. In de beginjaren (vanaf 2003) dat ik de wegen en paden daar onveilig maakte, was er best wat activiteit: het gebied werd als het ware gerestaureerd, met Europese steun nog wel, want het is een echt uniek stukje natuur. Het Haverven werd schoongemaakt, een uitkijktoren werd gebouwd, exoten zoals de Amerikaanse eik gerooid. Make America great again: daar doen wij niet aan! En zo kom ik tot de vaststelling dat het Vennengebied er de laatste 15 jaar echt wel op vooruitgegaan is.

Maar dat gaat maar over een kort bestek van tijd. Als je het over een periode van 100 of 150 jaar bekijkt, 'is alles zoveel lelijker geworden'! Dat is de titel van een krantenartikel dat aan de deur van het 'schaddenkot' hangt, vlak bij de Klein Engelandhoeve. Dat artikel heeft het over de conservator van het Vennengebied, Marc Smets, die lezingen houdt over de geschiedenis van het gebied. De mens heeft het landschap gaandeweg omgevormd, met natuurlijk ook diepgaande gevolgen voor fauna en flora. Hij krijgt 'een wrang gevoel bij de manier waarop in Vlaanderen met de natuur omgesprongen wordt'. In Nederland is het helemaal anders: in Noord-Brabant liggen nog duizenden hectaren heide, bij ons blijft er alleen de Kalmthoutse over. Overigens: als je Marc Smets zijn verhaal wil horen vertellen: op woensdag 13 maart 2019 doet hij het in Beerse uit de doeken. Dat is nog een eindje weg, maar ik zal er zeker zijn.


Marc Smets: hoe we bijna alles verknoeid hebben

Dat 'schaddenkot' dan: dat is een beschermde lemen woning uit 1771 die in Retie stond. Schoonfamilie van me woont in Zoersel in de 'Schaddenstraat': het woord was me niet helemaal onbekend. Een 'schadde' is een gedroogde veenachtige zode die als brandstof werd gebruikt, zoiets als turf van mindere kwaliteit zou ik denken. En in zo'n schaddenkot werden die dus bewaard of opgestapeld. Heel veel woning kon zoiets dus niet zijn. Maar ja, wie woonde daarin: arme heikneuters die in de Kempen trachtten te overleven. Het schaddenkot bij Klein Engelandhoeve wacht nog op zijn voltooiing: de lemen voorgevel ontbreekt nog. Wel hebben pannen het rieten dak van vroeger vervangen: dat zal de reconstructor steviger en veiliger geleken hebben. En zo is weer een stuk erfgoed bewaard.

Het schaddenkot uit Retie, oorspronkelijk uit 1771

 Het schaddenkot in een prinsheerlijke staat (17.02.2019)

 

Alles mag in het Vennengebied dan weel veel lelijker geworden: bloemen blijven het mooi een aantrekkelijk maken. Margrieten vind je op diverse plaatsen, zoals bij de fietsbrug, waar je het Bels Lijntje op kan.

donderdag 10 mei 2018

Landschap De Liereman

Het hoeft niet altijd het Vennengebied te zijn als je uit gaat rijden: de Liereman is bijna even dichtbij. Ik daar dus nog eens heen: je kunt een uitkijktoren opklimmen, watervogels spotten aan de Brakeleer, en om te eindigen stap je het goede gedocumenteerde bezoekerscentrum, waar ze met nijvere ijver een goede Gageleer schenken.

In het Vennengebied ken ik de weg veel beter, dat is als het ware mijn achtertuin. In de Liereman wandel je van knooppunt naar knooppunt, maar je moet goed uitkijken: de verkeerde kant uit scootmobielen is echt niet onmogelijk. Of op een karspoor terechtkomen, waarvan de rechterkant lager ligt dan de linker, ik vertraag helaas te laat, zodat ik naar rechts omflikker, maar met enige moeite red ik mezelf. Wel met een gevolg: bloed aan mijn rechteroorschelp, maar niet  overvloedig. Onversaagd verder, tot ik aan een hek op het midden van het wegeltje kom: een wandelaar kan er makkelijk voorbij, een buggy kun je er zonder moeite overheen tillen, maar voor mijn voertuig betekent het 'stop, en niet verder'. Ik begrijp dergelijke obstakels wel: tegen brommers en lichte motoren, tegen joyriders staan die daar, maar ik vind het eerder sneu dat een autonome mens met een beperking er het slachtoffer van is. Anderzijds: dat probleem is moeilijk op te lossen natuurlijk.

De Uitkijktoren is mijn eerste stop: van boven heb je een gezicht op de vennen eronder: maar geen enkele watervogel laat zich spotten. Wel vogelgeluiden alom: vinken, tjiftjafs, en een koekoek, maar die laat zich natuurlijk niet zien. De natuur leeft wel, stel ik vast.


De uitkijktoren in het groen


Het meertje onder de toren

Iets wat de Liereman graag onder de aandacht brengt, is de 'Kempische stal'. Op de website van de Liereman vind je er een goede uitleg over: 'het is een schuur zoals die eeuwenlang in onze streken gebouwd werd. Ze heeft een stevige eikenhouten structuur, de muren zijn gemaakt van gevlochten takken die ingestreken werden met een mengsel van klei, leem, kalk, stro en urine van koeien. (Afgezien van de eik lijkt het wel Afrika). Het dak bestaat uit riet en lisdodde.' Dat klopt hier duidelijk niet: riet zie je wel, maar ook gewone dakpannen. Dat komt doordat deze schuur pas in de jaren 90 van de vorige eeuw gebouwd is: ze komt van een boerderij uit Lichtaart, stond op het punt te verdwijnen, maar is naar Oud-Turnhout verhuisd, en zo gered.


Gered erfgoed: de Kempische stal

Zeer interessant is de Brakeleer: op dat gebied ligt een ven waar de watervogels zich wel laten zien, en die je via je foto's kunt identificeren of determineren: Canadese ganzen zijn er, maar die zitten zowat overal waar water te vinden is. Maar je ziet er ook scholeksters, die te herkennen zijn aan hun niet zo korte, rechte en rode snavel. Ook de slobeend geeft er present: met haar nogal lange snavel, voor een eend toch, slobbert zij voortdurend het ondiepe water naar voedsel. Aan haar kleuren kun je haar ook thuiswijzen. De grootste eend die ik daar gezien heb, is de bergeend: 61 cm kan zij worden.


Van links naar rechts: een scholekster, twee Canadese ganzen en een slobeend


De linkse zwemmer in het midden is een bergeend

En om af te sluiten: bloemen bloeien ook in mei. Wilde hyacinten staan zelfs in groepjes bij elkaar.


Wilde hyacinten

En toen was het tijd voor een Gageleer. Want van te veel natuurpracht dreigt het syndroom van Stendhal.