donderdag 25 september 2014

Robert Bosisio bij Hugo Voeten

Tot de 30ste oktober loopt in 'Art Center Hugo Voeten' in Herentals een tentoonstelling van de Italiaanse kunstenaar Robert Bosisio: 'Vanishing Point' heet die, wat in het Nederlands 'verdwijnpunt' is. Dat is een term uit de tekenkunst, die zoveel  betekent als 'punt waarin de lijnen die in de werkelijkheid evenwijdig zijn, elkaar snijden in de tekening'. Het is dus een denkbeeldig punt, en die lijnen kunnen elkaar gemakkelijk een heel eind buiten de echte tekening snijden. Een heel technische uitleg is dat, maar hij is wel van toepassing op de schilderijen van Bosisio en de manier waarop je naar zijn werken dient te kijken.

Dat wordt meteen duidelijk als je met zijn doeken geconfronteerd wordt: we stonden met een drietal mensen vlak voor het schilderij 'Untitled 2014', waarover de kunstenaar de uitleg gaf. Wij bekijken een werk, zei hij, zoals een we een boek lezen, van links naar rechts gaan onze ogen, we lezen een schilderij op een heel traditionele manier. Terwijl ik juist wil dat je in het schilderij blijft: de golvende lijn van onderen volgt, waar ze ophoudt linksomkeert maakt en de donkere lijn van boven volgt: zo exploreer je het werk. En dan moet je dat loslaten, de afstand tot het werk groter maken, het loslaten, 'verdwijnen' als het ware, een 'vanishing point' zoeken, en dan pas geeft het zich vrij, zie je wat er staat: in dit geval was dat een mond'. En die sensatie is echt, zo gebeurt het ook. Dan kun je dat werk gaan invullen, interpreteren: een vrouwenmond allicht, eerder neutraal, maar toch mooi. Bosisio zegt: 'Ik lever juist genoeg informatie om mee aan het werk te gaan, maar ik dring niet op wat er staat. Dat moet je zelf vinden, en dat kan voor iedereen anders zijn. En dat neemt zijn tijd.' Hij leert mensen met andere woorden 'traag kijken', rond zijn werk vul je je eigen schepping in. Hij doet nogal denken aan wat de 'Vijftigers' of 'Experimentelen' in de vorige eeuw met hun poëzie wilden bereiken.


Robert Bosisio, Untitled 2014

'Head 2010' is een ander voorbeeld: het is geen echt protret, daarvoor is het te wazig, maar je ziet toch duidelijk een menselijk gezicht: ogen, neus en mond zijn te herkennen, maar je kunt niemand identificeren. Door het kapsel denk ik weer dat het om een vrouw gaat, maar dat is voor mijn rekening, zeker is dat niet. Wazig is het, spookachtig voor sommigen, mysterieus en raadselachtig, maar het ultieme weten, dat is er niet bij. Iemand in het gezelschap had het over 'platonisch kijken', met een verwijzing naar de grot van Plato, waarin de mensen maar de afschaduwing van de dingen, van het ideële, van het zijnde zien. Dat is de filosofische kijk op de zaak. Ik dacht in dezelfde richting: al deze werken tonen dat de ultieme waarheid niet kenbaar is, niet over mensen of dingen. Als iedereen zijn schilderijen mag aanvullen met zijn eigen waarheid, en die interpretaties zijn allemaal geldig, dan is er geen Grote Waarheid meer. Dat kan alleen maar tot nederigheid en verdraagzaamheid inspireren, denk ik dan.


 Head 2010

Ook twee interieurs zijn niet wat ze lijken: je kijkt telkens door een deur ergens naar binnen, je krijgt een dieptezicht, maar wat er zich in die ruimte bevindt, daar heb je het raden naar.


 Interior 2013


Nr 035 Interior 2012

Een vroeger interieur is wel duidelijk afgelijnd, het is ook leeg, maar het is helemaal niet suggestief, niet abstract en veel minder warm dan de twee eigenlijk uitnodigende beelden van later. Ik zie er het verschil in tussen een plaatje en een schilderij.


Interieur, 1998 - 1999

'Vanishing Points' is een zeer boeiende tentoonstelling: ze confronteert je met je eigen manier van kijken en zien, van zijn ook, ze doet je vragen stellen en nadenken. Een beetje uitleg is niet geheel onmisbaar, maar als je Bosisio doorhebt - tenminste als je meent hem door te hebben - is een bezoek een zeer intrigerende ervaring. Ga er naartoe met de houding die Radio Klara van zijn  luisteraars vraagt: 'Blijf verwonderd'.

Tot slot:

Bosisio is de lievelingsschilder van de Duitse cineast Wim Wenders, die in 2010 zijn tentoonstelling 'Seeing is believing' inleidde met onder andere de woorden:

'Like for Vermeer,
seeing is not only Robert's greatest pleasure,
and a sacred act;
it is also the very subject of his art.
(And not only when he is painting an eye...)

...

Every true painter
is also a teacher
to our eyes.

Ik kan me daar in ieder geval in vinden.

dinsdag 16 september 2014

De Wintertuin van het Instituut der Ursulinen in Onze-Lieve-Vrouw-Waver

Op Open Monumentendag kun je al eens een verplaatsing doen: niet dat er in Turnhout niets loos was - de Stadsboerderij werd officieel geopend, en daar kom ik zeker later nog - maar in Onze-Lieve-Vrouw-Waver was de 'Wintertuin' van het Instituut der Ursulinen open voor het publiek. Daar had ik al wel een paar aantrekkelijke foto's van gezien, er zelf echter nog nooit geweest.

Dat heb ik gisteren dus met bekwame spoed rechtgezet. Ik kom te weten dat deze Sint-Ursulaschool in de negentiende en een eind in de twintigste eeuw een zeer vooraanstaande katholieke meisjesschool is geweest die zich vooral richtte op de dochters van de gegoede klassen, op de aankomende freules van betere stand, zeg maar. Haar faam was wijdverspreid: ook meisjes uit het buitenland, tot Kenia toe, genoten er hun opvoeding.

Om de ouders van dat puikje van een aantal landen te ontvangen 'comme il faut' werd rond 1900 de wintertuin gebouwd: een prachtige, ontzag inboezemende ruimte, met de passende meubels, de juiste, uit de kluiten gewassen kamerplanten, en een versiering om u tegen te zeggen, of eerder 'Uedele': een illustratie van 'noblesse oblige' is het.

Die zaal wordt overspannen door wat je een Romaans tongewelf zou kunnen noemen: het is echter niet van steen, maar van glas-in-lood, en de nodige steun wordt verleend door ijzerwerk, staven e, latten, zoals dat op het einde van de negentiende eeuw mode was. En dat glas-in-lood staat niet vol heiligen en uitbeeldingen van stichtende verhalen, zoals het brave, vrome zusters zou passen, neen, ze hebben gekozen voor de moderne stijl van toen: art nouveau of Jugendstil. Gedurfd en leep van die nonnetjes!

Dat tongewelf moet natuurlijk op de een of andere manier afgesloten worden, wat dit is geen kerk met een hoogaltaar aan de ene, en een orgel en uitgang aan de andere zijde: de kunstenaar die tot op vandaag onbekend is, heeft gekozen voor twee halfroosvensters: 'De ochtend' aan de zuidkant, en 'De avond' in het noorden; het tongewelf daartussen beeldt dan 'De dag' uit. Zo behoort alles waarvoor je naar boven dient te kijken tot hetzelfde kunstwerk: een prachtige oplossing is dat. Bovendien, als de zon schijnt, verlicht die 'De ochtend', wat gewoon schitterend is. 'De dag' baadt dan ook in het licht, en op een heldere dag is ook 'De avond' meer dan goed zichtbaar: een prachtig concept is dat geheel.

'De ochtend' toont een zonsopgang boven een meer, met bergen in de achtergrond, irissen in bloei van voren en een reiger centraal die in zijn bek een eerste vangst houdt: een palinkje of een slangetje. Aan de rand is alles versierd met bloemenmotieven: heel de beeldtaal van de Jugendstil komt aan bod.


De Wintertuin, De ochtend

'De avond' toont hetzelfde meer op het einde van de dag. Alleen de reiger is verdwenen en vervangen door een nachtvogel: een uil komt op de toeschouwer toegevlogen. De irissen hebben ondertussen natuurlijk hun bloemen gesloten.


De Wintertuin, De avond



De Wintertuin, De dag (het tongewelf)

Het tongewelf is versierd met Oost-Indische kerselaar, en zwaluwen in een onbewolkte hemel getuigen van het goede weer.


Zwaluwen in het tongewelf (De dag)

Kamerplanten maken duidelijk dat het hier echt om een wintertuin gaat: grote palmen en dito varens bepalen mee de sfeer van lichtheid.


Palm in de Wintertuin

Die negentiende-eeuwse ursulinen moeten heel goed in de slappe was gezeten hebben: zo'n Wintertuin aanleggen moet toch meer dan een flinke duit gekost hebben. Hij diende dan ook als ontvangstruimte voor vertegenwoordigers van de toplaag van de maatschappij. En om het niet al te benepen te laten overkomen, en ook omdat die lui ervan hielden, was Jugendstil uiterst geschikt: God en al zijn geboden en heiligen kon de joffers beter in de klassen bijgebracht worden. Hier werd een andere schijn hooggehouden, zou je als slecht karakter kunnen zeggen.
Wat niet wegneemt dat de 'Wintertuin' ongemeen mooi is.Dit is meer dan 'Vaut le détour'!

zaterdag 13 september 2014

James Ensor in Mu.Zee Oostende

Natuurlijk kan in een Oostends museum James Ensor nier ontbreken: hij is er niet zozeer met schilderijen, wel met etsen en tekeningen. Vaak laten die het anti-burgelijke, rebelse karakter van de kunstenaar zien, met sarcastische, soms niet altijd even subtiele humor. Voor de liefhebbers: om duimen en vingers van af te likken.

Fors antiklerikaal is 'Les infâmes vivisecteurs': die 'vivisecteurs' blijken geestelijken te zijn, de celebrant heeft daarbij een doodshoofd. Boven dat hoofd halen een dokter en een verpleegster de ingewanden van een Christus aan het kruis uit zijn lichaam: als blasfemie kan er dat al mee door! Uiterst rechts staan 'les bourgeois' het schouwspel gade te slaan. En of dat allemaal nog niet duidelijk genoeg is, schrijft Ensor zijn bedoeling er ook nog eens goed leesbaar bij: 'Imfâmes vivisecteurs / Je vous crache tout / mon mépris à la face'. Virulente godsdiensthaat noemen we dat.


Les infâmes vivisecteurs

Heel grof wordt hij in een ets uit 1889 die België en zijn 'doctrinaire voeding' typeert. De koning, een bisschop, leden van de hogere burgerij en een politieambtenaar of een militair zitten op de rand van een enorme ton gewoon op het onder hen verzamelde volk te schijten, en die drek en viezigheid heten dan 'Alimentation doctrinaire'. De politieman heeft een bordje vast waarop 'service personnel' te lezen is, een burger heeft 'instruction obligatoire' in zijn handen. Maar boven de 'schijters' schijnt de zon. Een overtuigd patriot is Ensor zeker niet geweest.


Belgique en 1889 - Alimentation doctrinaire

Dat ook het leven zoals het reilde en zeilde in zijn eigen omgeving hem niet koud liet, bewijst de ets 'Les gendarmes'. Toen de Engelsen hun vis tegen heel lage prijzen in Oostende probeerden te verkopen, werd de vangst van een Engelse boot door de Oostendse vissers overboord gegooid. Er kwamen rellen van, en de 'gendarmes' chargeerden en openden het vuur: drie doden en negen gewonden. 59 vissers werden door de rechtbank zeer streng gestraft. Dat greep Ensor zo aan dat hij er een ets over maakte: twee omgekomen vissers liggen in een bed bewaakt door gendarmes, de burgemeester houdt de huilende vrouwen buiten en een non bidt voor de zielenzaligheid van de twee mannen. Een illustratie van 'Alimentation doctrinaire', dat van zeven jaar later dateert, is het in feite.


Les gendarmes, 1892, olieverf op paneel

Een van de weinige echte schilderijen in Mu.ZEE Oostende is 'Ma mère morte' uit 1919, terwijl zijn moeder al in 1915 op tachtigjarige leeftijd overleden was. De vrouw is op de achtergrond van het werk te zien: op de voorgrond staan flessen en flacons medicijnen die haar niet hebben kunnen redden. Samen met het heiligenbeeldje rechts van achteren staan zij symbool voor het feit dat geneeskunde en godsdienst tenslotte machteloos zijn tegenover de dood. Tenminste, dat lees je op in de informatieve tekst naast het werk.


Ma mère morte, 1919, olieverf op doek

Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen bezit de grootste verzameling van de werken van Ensor, maar wat hier in Oostende getoond wordt, mag meer dan best wel gezien worden: het is een onvermoede schat, die de schilder duidelijk als rebel laat zien.

donderdag 11 september 2014

Leon Spilliaert in Mu.ZEE Oostende

In Mu.ZEE Oostende hangen naast heel wat Ensors ook een aantal interessante werken van Leon Spilliaert, de tweede grote schilder uit de kuststad. Zeer intrigerend is 'De blauwe teil', een werk uit 1907. Die teil staat op een donkere achtergrond, een tafel allicht. Ze staat niet netjes in het midden ervan, maar op de bovenste helft: een beetje vreemd is dat. Volgens het verklarende bord naast het werk weerspiegelt ze het maanlicht: ze licht mooi en duidelijk op. Verder lees je dat Spilliaert wegens zijn toen fragiele gezondheid vaak in de kamers van zijn eigen huis ronddoolde, wat dan resulteerde in stillevens, waaronder 'De blauwe teil'. Het is een stil en prachtig werk: je kunt er moeilijk niet onder de indruk van zijn, van deze in de donkerte licht weerkaatsende waskom, ze is ook zo puur en precies weergegeven, teder zelfs, zou ik durven zeggen. Een schilderij is het niet: het informatiebordje deelt mee 'Gewassen Oost-Indische inkt, aquarel en kleurpotlood op papier'. Ik vind het echt een ongelooflijk mooi werk: het is maar een teil, maar o zo indrukwekkend weergegeven!


De blauwe teil, 1907, 63 bij 48 cm

Een ander, maar dan zeer bekend werk van Spilliaert is 'De duizeling' dat in de tekst ernaast ook de eigenaardige titel 'Tovertrap' heeft. Het is ook getekend met gewassen Oost-Indische inkt en kleurpotlood op papier. ('Gewassen' betekent aangelengd met water, zodat er meer grijs mogelijk wordt.) Een vrouw tracht zich staande te houden op een zeer steile trap met hoge treden en zonder leuning: het lijkt meer op een toren, die geen houvast biedt. Er staat heel veel wind: zij probeert wijdbeens staande op twee treden de kracht van de wind te trotseren, haar bovenlichaam neigt naar achteren, haar sjaal wappert daarbij met volle kracht van haar weg.


De duizeling -Tovertrap, 1908

Je kunt de vrouw ook in detail bekijken en fotograferen: het is wel klein, maar dan zie je de angst in haar ogen, en een open gillende mond: ik had deze tekening nog nooit van zo dichtbij bekeken, maar nu heeft ze voor mij haar volle betekenis. De vrouw bevindt zich in een hachelijke situatie, en zich is zich daar heel goed bewust van.


De angstige vrouw in de strakke wind

Wat ook opmerkelijk is: zij staat bijna helemaal naar boven, maar waar die trap naartoe leidt, of wat er op de top van de toren te vinden is, dat blijft allemaal in het ongewisse. Je zou antwoorden: nergens naartoe, of niets. Een optimistisch werk is het alleszins niet. Spilliaert was dan ook eerder een zwaarmoedig mens. Maar hij kon het wel doeltreffend verbeelden, dat zeker.

donderdag 4 september 2014

't Is nazomer

Na een natte augustus, waarvan Frank De Boosere steevast wist te melden 'te fris voor de tijd van het jaar', begint september met de zon in de lucht: kindertjes alom en scholieren kunnen hun pret niet op. En ik ook niet: na een behoorlijk lange tijd kan ik weer eens naar het Vennnengebied scooteren, want ik wil natuurlijk weten hoe er dat na deze onzomer bij ligt. Voornoemde weerman heeft het over deze periode met de term 'nazomer', terwijl ik altijd geweten heb dat de eigenlijke zomer tot 21 september duurt, en nazomer iets voor oktober is, als de  herfst al echt bezig is.


De weidsheid van de Kempen: begin van de Geheulse Dijk, Merksplas

Maar als ik door veld en weiland dokker, moet ik toegeven dat Frank gelijk heeft: het hoogseizoen is duidelijk al voorbij. Je merkt dat aan alles: je ziet of hoort nauwelijks vogels. Geen kieviten, geen snippen, geen grutto's, geen tjiftjafs, geen merels: die lijken allemaal met vakantie. Een kraai hier en daar, en een zeldzame meeuw, dat is alles. Kwakende kikkers die overtuigend laten horen dat ze willen paren, zijn ook verdwenen: dat alles maakt de natuur bevreemdend stil. Ik merk dat tal van bomen al bladeren hebben losgelaten, en een keer hoor ik een eikel op de weg vallen: dat is al meer herfst dan nazomer. En een schuwe eekhoorn glipt vliegensvlug weg, ergens naast het Bels lijntje: die is mogelijk zijn wintervoorraad aan aan 't leggen. Het jaar is nog niet doodziek, maar het loopt op zijn einde.

Bloemen zijn er evenmin veel: hier en daar wat boerenwormkruid, en een klein bloempje dat ik nog niet kende: vijfvingerkruid, dat 10 tot 20 cm hoog kan worden en bloeit van juni tot augustus. Op 2 september staat het er toch ook nog.


Bescheiden, maar heel geel: vijfvingerkruid

Ik zie dat de maïs al goed van hoogte is - dat is bijna rijp - en rijd voorbij een dode boom die me met zijn skelettige takken doet denken aan David Caspar Friedrich: alleen is de achtergrond mooi blauw, een unheimische sfeer van verval of dreiging is er niet bij.


Maïs, dode boom en blauwe lucht

En dat het bijna herfst is, bewijzen ook de paddestoelen die ik op vele plaatsen tegenkom. Je hebt ze in allerlei soorten: jammer dat ik ze niet kan benoemen. Daar zou je kenner of 'fungioloog' moeten zijn, maar in die richting beperkt mijn ervaring zich tot 'pizza ai funghi', en dat zijn niet de funghi die ik hier in het Vennengebied zie. Wat wel een voordeel is: als je al een aantal jaren geregeld in dit gebied rondrijdt, weet je ze wel staan, dat wel.



Niet-gedetermineerde paddenstoelen.

Aan de uitkijktoren op het Bels Lijntje heb je een prachtig gezicht op de Grote en Kleine Klotteraard. Een kleine deeltje van dat ven ligt aan de andere kant van het Lijntje: dat lag er altijd een beetje vergeten of verwaarloosd bij, het stelde eigenlijk ook niet zoveel voor. Maar nu is de Vlaamse Overheid dat kleine stukje ven ook aan het fatsoeneren: natuurinrichting ook voor de minste plassen, zullen we dat maar noemen. Het zal meer leven de kans geven zich ook daar te ontwikkelen. Wat te waarderen is, natuurlijk.


Het kleinste deel van de Kleine Klotteraard in 'restauratie'

De volgende dag (3 september) blijkt dat niet alle vogels verdwenen zijn. In het Ezelsven aan de Geheulse Dijk - officieel heet dat ven niet zo, dat is eigen naamgeving - zie ik een reiger op zoek naar voedsel: zo'n vogel spotten is altijd een belevenis waar deze burger blij van wordt.


Reiger op zoek naar voedsel in het Ezelsven

Die reiger is het mooie slot van twee dagen genieten van de nazomer in ons eigen Vennengebied. Mooi toch? Meer moet dat niet zijn.