maandag 15 november 2010

Brugge: Van Eyck tot Dürer

De Vlaamse Primitieven liggen me na aan het hart, en als er dan weer een tentoonstelling over hen te bekijken is, dan wordt het ongeveer spoorslags ernaartoe rijden, zeker als het, zoals bijna altijd, in Brugge te doen is, want daar wil ik ook bijzonder graag komen. Als je dan een beeld kunt krijgen van Van Eyck tot Dürer, van de invloed van de Vlaamse schilders op de Duitstalige landen en verder op het oosten van Europa, dan wil je dat natuurlijk gezien hebben. Dat wil zeggen: ik toch.

Jan van Eyck stierf al in 1441, Hans Memling in 1494, maar dan een halve eeuw later dus. Maar de uitstraling van de Vlaamse Primitieven begint, volgens de naam van de tentoonstelling, al bij Van Eyck. Behoorlijk wat Duitse schilders hebben zich ingespannen om het niveau van hun Vlaamse vakgenoten te evenaren, zo van: dat moeten we ook kunnen. Onbekende namen blijken zeer verdienstelijke kunstenaars te zijn geweest. Een opsomming: Hans Multscher, Konrad Witz, Conrad Laib, Hans Pleydenwurff, Michael Wolgemut, Walter Schongauer. Van al die mensen is werk te zien, en dan stel je vast dat ze een grote inhaalbeweging gemaakt hebben, maar dat ze nog het laatste tikje talent of metier misten dat de Vlaamse Primitieven zo uitstekend maakte. Zo snel was het verschil (de achterstand?) niet helemaal te overbruggen. Tegen het eind van de vijftiende eeuw lijkt dat te veranderen: ik zie een prachtig 'Portret van een jonge vrouw' uit 1480 of daaromtrent. Zeer licht is dit vrouwenhoofd, tegen een donkere achtergrond, zeer fijn is ze geschilderd, helder en open kijkt zij, bescheiden glimlachend, zou ik zeggen: een beetje geïdealisereerd, foutloos, perfect. Een parel van een doek is het. Maar: schilder onbekend. Het schilderij komt uit Zwaben, misschien zelfs uit Ulm, maar dat laatste is niet zeker. Het belang van de kunstenaar als scheppend individu was kennelijk in die contreien nog niet doorgedrongen: in die zin is het echt middeleeuws. Maar daar komt verandering in.


Zwaben (Ulm): Portret van een jonge vrouw, ca. 1480

Want op het einde van de vijftiende eeuw komt Albrecht Dürer eraan, die moeiteloos het niveau van Van Eyck en andere Primitieven bereikt. En zijn realisme is nieuw: het is geen religieus realisme meer, geen godsdienstige taferelen naar de werkelijkheid geschilderd, maar eerder burgerlijk realisme: het 'Portret van een man' (1521 of 1524) is daar een prachtig voorbeeld van. Hier spreekt al een andere tijd: de renaissance heeft Duitsland al duidelijk bereikt. Hier is geen spoor van idealisme meer te bekennen, zoals in de tedere vrouw uit Zwaben: de man kijkt nors en vastberaden voor zich uit, kennelijk heeft iets of iemand hem best wel boos gemaakt of pijn gedaan. Gesloten, smalle mond heeft hij ook, en een beetje gefronste wenkbrauwen. Niet direct een schatje is hij, maar het doek wel een meesterwerk: hier spreekt een karakter, zonder twijfel. Maar die hand linksonder, die bijna rust op de lijst, dat deden de Primitieven ook al.


Albrecht Dürer, Portret van een man, 1521 (1524?)

Nog zo'n portret van een echt ernstige man is het 'Portret van een onbekende man', (ca. 1510-1515) van Michael Sittow. Die kunstenaar werd in 1469 geboren in Reval, wat toen de naam was van Tallinn, toen hanzestad en nu de hoofdstad van Estland. (Ik heb een bijzondere voorliefde voor al wat Ests is, maar dat terzijde.) Die Sittow komt in de loop van de jaren 80 naar Brugge (niet zo moeilijk, hij reist naar een andere hanzestad) en gaat vermoedelijk bij Memling in de leer. Met enig succes: hij wekte voor Isabella van Castilië en Margareta van Oostenrijk, hij was niet zomaar een verver zou je zeggen. Ook in dit schilderij gaat alle aandacht naar het gezicht van de man, dat het licht vangt op een donkere achtergrond. Ernstig kijkt hij, zich van zijn belang bewust. En zijn handen ook op de lijst van het doek: handtekeningetje van de Primitieven. Ik heb begrepen dat Sittow in feite als een Vlaamse Primitief wordt beschouwd: je kunt spreken van een succesvolle carrière voor de Est.



Michael Sittow, Portret van een onbekende man

Twee zeer mooie objecten zijn geen schilderijen, maar beeldhouwwerken. Van Conrad Meit is er een 'Adam en Eva', maar niet bepaald na de zondeval, tenminste, zo ziet het er toch niet uit. Geen oneindige droefenis om de verbanning uit de Hof van Eden, de twee lijken een eerder vriendelijke wandeling te maken. Beiden hebben wel een appel in de hand, maar daar lijken ze over te spreken, zo van: wat doen we hierrmee ? Gods toorn is niet echt te bespeuren. Die Conrad Meit is in 1480 in Worms geboren, maar werkte al vanaf 1514 als officiële beeldhouwer aan het hof van Margareta van Oostenrijk - weer zij! Met deze man zijn al wat verder opgeschoten in de renaissance, en de beeldjes van Adam en Eva uit 1520 lijken me eerder een alibi om de aardse en menselijke schoonheid gestalte te geven. Bloot mag, maar liever met min of meer religieuze figuren. De kunstenaar zelf is best succesvol geweest: Meit koopt in 1534 een huis in Antwerpen en wordt als beeldhouwer lid van de Sint-Lucasgilde. Hij is in 1550 in de Scheldestad gestorven. De Zuid-Nederlandse kunstscene was in die tijd behoorlijk aantrekkelijk, mag je wel zeggen.

Conrad Meit, Adam en Eva, 1520

Een laatste zeer opmerkelijk werk is het middenstuk van een altaarstuk, een houten beeldhouwwerk, nu in het Nationale Museum van Warschau, dat Sint-Lucas voorstelt terwijl hij de Maagd schildert. Dat was een geliefd onderwerp bij de Vlaamse Primitieven - ik heb het twee jaar geleden in Gent ook op een wandtapijt gezien - het was een soort van evergreen die iedereen die een beetje kunstenaar was probeerde te schilderen of uit te beelden. Natuurlijk deden de schilders dat met voorliefde: Sint-Lucas was immers hun patroonheilige, en zodoende konden zij zichzelf bij wijze van spreken afbeelden in het gezelschap van de Heilige Maagd. Maar dit tafereel is ook een scene uit het dagelijkse leven: Maria is met een hemd bezig en de kleine Jezus zit ongestoord en kinderlijk op de grond te spelen. Maria en de Heilige Lucas zorgen voor de nodige sacraliteit, en er is nog een leuk detail: onder de stoel van Lucas ligt een stier, het symbool van deze evangelist. Het algehele middeleeuws godsdienstige sérieux wordt zo langzamerhand doorbroken. Merkwaardig ook is dat dit altaarstuk al in het begin van de zestiende eeuw in een Poolse kerk te vinden was, toch een eind naar het oosten. Vlaanderen zond zijn zonen uit heet dat ouderwets, of tenminste de invloed van die zonen. Je staat te kijken van wat er hier 500 jaar geleefd heeft, je zou er vandaag nog een soort van vaderlandse fierheid aan overhouden.


Jacob Beinhart, De heilige Lucas schildert Maria, 1506

Voor een tentoonstelling van dit niveau zou ik elke jaar naar Brugge rijden: maar dat is wat hoog gegrepen, denk ik.

zondag 14 november 2010

Rik Poot: De vier ruiters van de Apocalyps

Soms loop je achteloos voorbij een kunstwerk, je besteedt er geen aandacht aan omdat je andere doelen voor ogen hebt, je kunt niet alles even geconcentreerd in je opnemen en je mist iets dat echt wel zeer belangrijk is. Later kom je op dezelfde plaats, en dan word je geraakt en getroffen door 'De vier ruiters van de Apocalyps' een beeldengroep van Rik Poot. De groep staat in Brugge in het Arentshof, tussen het Groeningemuseum en de achterzijde van de Onze-Lieve-Vrouwekerk, in een eerder besloten omgeving, in de luwte, zeg maar. Een uitstekende plaats, vind ik.


De hologige dood op zijn lijdend paard

In de Openbaring heeft God, zittend op zijn troon, een boekrol met zeven zegels vast die alleen kunnen gebroken worden door het Lam, dat wil zeggen Christus. Het Lam opent het eerste zegel en tevoorschijn komt een wit paard, 'en die erop zat, had een boog en hem werd een kroon gegeven, en hij trok uit, overwinnende en om te overwinnen' (Openbaring 6:2). Het paard staat voor de valse vrede, de ruiter zou de Antichrist zijn. Het tweede paard is rossig, 'en die erop zat werd gegeven de vrede van de aarde weg te nemen, en dat zijn elkander zouden slachten, en hem werd een groot zwaard gegeven' Openbaring 6:3). Het derde paard is zwart, de ruiter heeft een weegschaal, maar correct weegt hij niet: hij brengt honger en oneerlijke handel. Ten slotte volgt het vale paard, 'en die daarop zat, zijn naam was de dood, en het dodenrijk volgde achter hem' (Openbaring 6:8). Een werkelijk apocalyptisch beeld wordt in deze passage opgeroepen: algemene ondergang wordt opgeroepen: valse vrede met een overwinnende Antichrist, oorlog, honger en dood maken het plaatje compleet. Een bijbelse maar een veel wredere 'Doos van Pandora' is het: gelukkig zal het Lam ook het zevende zegel breken en zo verlossing brengen.


Een soevereine Antichrist

Die vier ruiters heeft Rik Poot gebeeldhouwd: het werk dateert uit de periode 19891-1987. Alle rampspoed die de wereld kan treffen heeft de kunstenaar op een bijzonder expressieve manier neergezet. Geen van de vier paarden staat er enigszins rustig bij, wel integendeel. Een stampt met het achterbeen, dat van de 'Honger' lijkt als een wanhopige wolf ten hemel te huilen, dat van de Antichrist (als hij het is) zet zijn achterbenen schrap en hinnikt ten strijde, dat van de dood lijkt stilstaand klaaglijk te huilen. De vier dieren bewegen, stellen net zo goed voor wat hun ruiter beweegt. Kleuren hebben de dieren niet: ze zijn in brons waarop alleen het weer natuurlijk nuances aanbrengt. Overigens: een kleurrijke kermis zou hier helemaal niet thuishoren.


De honger

Die ruiters hebben afstotelijke, grimmige en meedogenloze gezichten: zeer opvallend is dat bij de ruiter met de weegschaal. Bij de 'Honger' kun je de ribben tellen en zie je zijn moedeloze kop, de 'Dood' heeft een afschuwwekkend doodshoofd zonder meer. Zo krijg je een plastisch zeer indrukwekkende groep die huiveringwekkend het lijden, de gebreken en tekortkomingen van de 'condition humaine' duidelijk maakt. Een ongelooflijk en efficiënt kunstwerk is het: dat ik het voordien nooit zo gezien heb!


De bedriegende weger


Ets van Dürer over hetzelfde onderwerp, uit 1497-98

zondag 7 november 2010

125 jaar socialistische partij

De socialistische beweging in België bestaat in 2010 125 jaar. Je kunt niet zeggen de 'Socialistische Partij', want na de Belgische WerkliedenPartij, die tot 1940 bleef bestaan, kwam de Belgische Socialistische Partij (tot 1978, en beide unitair, zoals dat in het vaderlandse politieke jargon heet), dan de PS en aan Vlaamse kant de SP, die er ondertussen ook al een a'tje bijgekregen heeft: Sp.a heten we nu, vanaf 2001. Je kunt het jammer en betreurenswaardig vinden dat de Internationale, de socialistische beweging, in onze 'natie' alleen uit gewestelijke monden kan spreken, maar het is niet anders. En dat zal nog wel een hele tijd zo blijven, vrees ik. Solidariteit wel (dat is toch bij uitstek een socialistisch parool), maar eerst met het eigen volk. De mensen van het Charter van Quaregnon gaan in hun graf eventjes anders liggen, dat is het minste wat je zou kunnen veronderstellen.

Maar goed, het gaat hier over de tentoonstelling die '125 socialistische partij' heet, en een zeer treffende onder (of boven-) titel heeft: De droom van een betere wereld. Met foto's wordt een geschiedenis opgeroepen van die lange strijd: er zijn gravures te zien uit 1868 en 1886: twee keer gaat het over het leger dat ingezet werd tegen stakers en de orde herstelt. Uit die tijd (eind negentiende eeuw, aan de stijl te zien) komt ook een prachtige spotprent in het Frans; 'Pyramide à renverser' heet die (omvergooien het boeltje): helemaal boven zit de koning (duidelijk Leopold II) die heerst over u, daaronder twee geestelijken die bidden voor u, dan drie militairen die schieten op u, dan vier kapitalisten die eten voor u, en helemaal van onderen, aan de basis, staat het volk dat werkt voor u. Alleen is 'u' niet altijd dezelfde.


In een vitrine ligt 'De Beginselverklaring of Charter van Quaregnon' met het commentaar: 'De jonge Brusselse advocaat Emile Vandervelde schreef een ideologisch manifest dat zowel qua inhoud als qua werfkracht tot vandaag niet is overtroffen'. Het waren niet de minsten, de eerste dromers van een betere wereld. Belangrijke thema's uit de geschiedenis van de beweging komen op chronologische wijze aan bod: de strijd voor algemeen stemrecht, de strijd voor de achturendag, het Plan van de Arbeid van Hendrik de Man (die in de tweede wereldoorlog dan weer eerder donkerbruin dan rood was, heiligen zijn we niet), stemrecht voor vrouwen (affiche voor de wetgevende verkiezing van 1949, de eerste met stemrecht voor vrouwen - dat is dus nog maar pas geleden), de koningskwestie, de schoolstrijd, de eenheidswet uit 1960-61 met een affiche 'Eyskens buiten', die met een trap op diens achterste naar andere oorden wordt gelanceerd (overigens: in december 1960 trouwde Boudewijn met Fabiola, toen voor velen een lichtpuntje in donkere tijden). Uit recentere tijden zie je enkele jonge turken van de SP (Marcel Colla, Luc van den Bossche, Norbert de Batselier, en Freddy Willockx - ong. 1980), de teletubbies in 2003 (J. Vande  Lanotte, Frank Vandenbroucke, Steve Stevaert, Freya van den Bossche en Patrick Janssens). Caroline Gennez sluit het rijtje af met een foto van de 1-meiviering van 2008 in Antwerpen. Zo krijg je een goed overzicht van de strijdpunten, de kameraden van vroeger, toen de strijd nog om de echt fundamentele zaken ging en de aanhang groeiend was en zeer groot werd, en de kopstukken van nu, die de boodschap van 'niets is voor altijd verworven' moeten brengen, een boodschap die niet als 'sexy' wordt ervaren, want wij hebben het toch allemaal goed, meneer! Daarom:socialisme is altijd herbeginnen, zoals Caroline Jos van Eynde citeerde.

Zeer interessant op de tentoonstelling vond ik ook de grote panelen (helaas niet gedateerd) uit einde negentiende-begin twintigste eeuw, waarop duidelijk te zien is hoe de nieuwe beweging ook naar een nieuwe beeldtaal zocht, maar daarbij duidelijk onder invloed stond van laten we maar zeggen de katholieke traditie. Op een wijze die wij nu zouden ervaren als 'pathetisch' worden gevoelens van solidariteit, vooruitgang en verheffing uitgebeeld, zoals in een paneel (ik zou zeggen bijna een doek) voor 'De Werker, socialistisch dagblad'. Een engel zweeft boven de gewone mensen: een kunstschilder, een man van de wetenschap, een filosoof, en een metaalbewerker die eendrachtig elkaars handen verenigen,  terwijl de symbolen van hun emplooi net zo goed worden voorgesteld: lier en bazuin, palet en penseel, anker en wereldbol, aambeeld en tandrad. Links staat een jonge boom al flink in de blaren: maar hij zal nog groeien, daar mag je zeker van zijn. De engel laat ondertussen ook zien wat de werkers wensen: 'acht uren werk, acht uren uitspanning (sic) en acht uren rust'. Voor wie het dan nog niet begrepen zou hebben: van onderen op de sokkel staat 'De eerste mei is het wereldfeest van den arbeid'.


Socialistisch hoogaltaar

Dezelfde beeldtaal zie je in  een prent van Jacob Wahre uit Berlijn: een jonge, uitgeputte arbeider, een kind nog, wordt letterlijk uitgezogen door een meedogenloze vampier (je kunt er ook een verschrikkelijke duivel in zien) die 'capitalisme' heet. Maar een beeldschone vrouw komt hem troosten en helpen: bij zich heeft zij een boek dat 'science' en travail' aanprijst: daar zal de redding vandaan komen. Je moet niet echt een fantast zijn om in die schoonheid een engel te zien, hoewel zij het hoofddeksel van de Franse revolutionairen draagt; maar dat is natuurlijk ook een deel van de boodschap.


De duivelse vampier, de maagd van wetenschap en werk en het nog lijdende kind

In Jugendstil en iets optimistischer is de prent 'Solidarity of Labour'. Maar weer beginnen we met een engel: zij draagt de kroon van de vrijheid (Freedom), spreidt haar armen over heel de wereld en haar bevolking (alle continenten worden genoemd), en laat duidelijk zien dat het om 'Fraternity' en 'Equality' gaat. Onderaan is te lezzen dat 'Labour's May Day' is 'dedicated to the workers of the world'. Jugendstil is een soort 'l'art pour l'art' heb ik altijd geweten: ik had nog nooit gezien dat die stijl voor politieke doeleinden werd gebruikt. De tekenaar was natuurlijk ook een kind van zijn tijd.


Met Jugendstil naar het feest

Een affiche uit het begin van de jaren zestig is net zo goed tijdsgebonden: de overdreven boodschapperigheid is verdwenen, alleen de gelijkheid 'De Toekomst - Het Socialisme' blijft over. Begin jaren zestig zeg ik: dat zie je aan de kleren de kapsels van man en vrouw, het beetje stadsgezicht op de achtergrond lijkt mij ook naar die tijd te verwijzen. Maar de twee mensen lijken mij niet dadelijk dompelaars of sukkelaars te zijn: veel leek al verworven te zijn, we hadden 'Expo 58' al achter de rug, de tijden waren optimistisch en de eerste oliecrisis kon men nog niet vermoeden (1967). Toch blijft voor het paar naar de toekomst kijken omhoog kijken, nog altijd naar de hemel. Eigenaardig dat daar het heil toen nog altijd van verwacht scheen te worden. Nu nog?


Begin jaren 60: we hebben er vertrouwen in

Ik moet eerlijk zeggen: ik heb genoten van '125 jaar socialisme', van de historische hoogtepunten van de beweging, en van de affichekunst die er te zien was. En de tentoonstelling mag een bescheiden succes genoemd worden: de afwezigen hadden eens te meer ongelijk. Ze hadden kunnen zien dat wij allang ontwaakt zijn, veel verwezenlijkt hebben en nog altijd niet staan te slapen.

zondag 31 oktober 2010

Het meer van Roberville 2010

Ik in juli een week op vakantie in de buurt van Malmédy, een streek waaraan ik verhangen ben. Ik moest meer bepaald in Ovifat zijn, deelgemeentetje van Roberville, en bijgevolg zou ik langs het meer passeren. Maar verrassing: het meer was er niet meer, dat wil zeggen: het stond droog, er waren werken aan de gang. Ongewone landschappen kreeg ik te zien, grote kranen en bouwvakkersketen. En in der verte werkloze bootjes, kano's, een duiktoren die alleen nog een stalen geraamte is.


De duiktoren: 'We hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt om hem te demonteren voor onderhoud'

Krijg ik vanmiddag een telefoon van mijn dochter Noortje, die in De Standaard op pagina 32 een artikel gelezen had over of all places het meer van Robertville, en daardoor moest ze aan mij denken. 'Robertville bekomt van droge zomer' heet het stuk. Ik heb dezelfde krant, maar die tekst had ik nog niet gezien. Euvel meteen hersteld, en dan kom je, een half jaar later, te weten hoe de vork aan de steel zat. Electrabel - verwondert het ons dat die lui een dikke vinger in de pap hebben? - 'onderhoudswerken aan de dam moest uitvoeren'. Ik lees verder dat de dam gebouwd werd van 1926 tot 1929: een kunstwerk van 80 jaar oud heeft dan wel een restauratie verdiend.


De brug onder de hoede van een kraan

De toeristische sector, die in Robertville en omgeving hoofdzakelijk van het meer leeft, was echter niet zo denderend gelukkig: het verlies aan inkomsten zou zowat € 50.000 bedragen. De plaatselijke VVV trachtte dat tegen te gaan door allerlei alternatiefs en leuks te organiseren in en rond het droge meer: wandel- en autorally's, mountainbiken, een tirolerfeest. Meer dan een pleister op een droge plas is het niet geweest. Op de droge bodem verschenen wel allerlei planten: 'botanici ontdekten zelfs zeldzame veensoorten'.  'Ja', zegt de vice-president van de VVV, 'er is altijd een goeie kant aan'.


België plaatselijk gebarsten, het nieuwe zaad reeds ontkiemd


Het vaderland wordt grondig hervormd

Toch viel het voor mij toch tegen: zwemmen en een beetje voorzichtig duiken waren er niet bij, een terrasje doen vlak bij het water evenmin, maar het was eens iets anders. Een beetje vervreemding, en andere bezigheden zoeken, in Stavelot en op de Hoge Venen, bij het Signaal van Botrange. En daar kom je ook niet alle dagen.

vrijdag 15 oktober 2010

Sicilië: het eiland, de mensen


Sicilië in Italië, Italië in Europa

Deze twee vlaggen hangen broederlijk naast elkaar, rechts boven de deur van ons hotel, Le due Badie. De eerste dag dat je ze ziet, denk je: 'Leuk, dat geeft een gevoel van thuis zijn'. De vierde dag vraag je je af wat ze er hangen te doen, die vaandels. Want ik had na een paar dagen het gevoel dat ik niet echt in Europa was, raar maar waar.

Voor een groot deel ligt dat aan de eerder tumultueuze geschiedenis van het eiland. Het heeft een zeer strategische ligging en dat maakte de controle over handelsroutes in de Middellandse Zee bijzonder goed mogelijk. Gevolg was dat het door allerlei volkeren en passanten zeer gegeerd was. Een deel van de oorspronkelijke bewoners is waarschijnlijk van niet Indo-Europese oorsprong, Feniciërs hebben er de dienst uitgemaakt, natuurlijk de Grieken (in 734 v.C. stichten de Korinthiërs Syracuse, Agrigento gaat terug tot 580 v.C.), de Carthagers vallen op het einde van de vijfde eeuw v.C. het eiland binnen, na de Romeinen volgen de Arabieren, dan komen de Normandiërs, en naderhand vechten de Huizen van Anjou en Aragon, de Habsburgers en de Bourbons om het bezit van het eiland. Garibaldi landt in 1860 met zijn 'Expeditie van de duizend roodhemden' in Marsala (ook aan de westkust, zoals Trapani), de maffia wordt hier geboren: men zou voor minder weigeren te popelen van vreugde als er weer eens vreemd volk over de vloer komt, al zijn het dan ook goed bedoelende toeristen.

Daarenboven: Sicilië is een eiland, en een 'isola' heeft door zijn isolement haast per definitie een andere mentaliteit dan het vasteland. Bij een onderbreking van de telegraafverbindingen tussen Engeland en het Europese vasteland titelde een Engelse krant ooit: 'The continent had been cut off!'
Eilandbewoners staan kennelijk op hun eigenheid, ze voelen zich best goed met hun iets andere identiteit. De mensen spreken hier natuurlijk Italiaans, maar van de volkstaal versta je weinig, en in boekhandels kun je Italiaans-Siciliaanse woordenboeken vinden, niet direct Grote Van Dales, maar toch van het formaat van het gemiddelde Prismawoordenboek. Nederlands-Vlaamse woordenboeken ken ik niet.

De mensen zien er vaak ook anders uit: je kunt Siciliaanse mannen tegenkomen, netjes in het pak, wit hemd en bijpassende stropdas, op het eerste gezicht prima Italiaanse exemplaren, maar van gezicht zijn het net Noord-Afrikanen: de Arabische bezetting werkt misschien nog door, of is er mogelijk nieuwe invoer. Noord-Afrikanen zijn niet allemaal even honkvast, zoals we weten, en dan heb ik het niet over economische vluchtelingen: tussen Sicilië en Noord-Afrika zal altijd wel een levendig verkeer van mensen en goederen bestaan hebben.

Het eiland heeft voor mij meer dan een vleugje Afrika, meer dan eens heb ik aan mijn Egyptereis van drie jaar geleden gedacht. Afspraken bleken moeilijk te maken, en als ze dan gemaakt waren, hadden we het weer verkeerd begrepen. Je moet al eens betalen wat je niet besteld hebt, de ober bij het ontbijt vroeg elke ochtend naar ons kamernummer met het simpele, allenige en barse woord 'stanza?' en voor de rekening volstond hij met een enkel cijfertje: 'due'. Later hebben we vernomen dat hij niet echt super begaafd was. Op de luchthaven moest natuurlijk mijn rolstoel ook ingescheept worden, zoals duidelijk te lezen stond op mijn 'boarding pass'. De jonge incheckbaliebediende kijkt naar mijn rijtuichie alsof het een ding was dat in Sicilië nog niet uitgevonden was, begint verwoed te telefoneren, achter mij wordt de rij wachtenden steeds langer, ik word naar de controle van passagiers en bagage gebracht, mag daar twee uren zitten wachten (want dan pas vertrekt onze vlucht), praten helpt in eerste instantie niet, in tweede, en met dezelfde controleur, dan weer wel en ik kan de rest van het gezelschap gaan zoeken. Na een stortvloed van woorden, gepalaver 'al Siciliano' zou ik zeggen, maar 'eind goed, al goed'. Het heeft allemaal iets Afrikaans, ben ik dan geneigd te denken.

Rommel en vuilnis kun je een beetje overal vinden: kraaknet is het niet ten alle kant, Nederland is anders.


Afval overal: in de haven van Trapani

De mensen leven hier onder elkaar blijkbaar veel geruster, en als je ze stoort, wordt het onderhandelen en veel inefficiënt praten. Tenminste: dat is onze ervaring deze vijf dagen. Maar het is een mooi en interessant eiland, dat kleine deeltje dat we ervan gezien hebben heel zeker. De conclusie 'het is een mooi land, maar er zou een ander volk moeten wonen' is natuurlijk na vijf dagen wel heel kort door de bocht: ''s lands wijs, 's lands eer' en 'in Rome do as the Romans do' is allicht een betere houding, maar de aanpassing valt niet zo goed mee. Alle mensen zijn niet gelijk, natuurlijk. En ik heb echt wel genoten, zonder twijfel.


 Mooie, niet gedetermineerde bloem aan de tempel van Segesta: all's well that ends well

maandag 11 oktober 2010

Sicilië - dag 5: de poorten, de Apocalyps

Drie van de bas-reliëfs verwijzen naar de Apocalyps of Openbaring van Sint-Jan: visioenen zijn dat. In een eerste verbeelding van zo'n fragment gaat het over de verzen 3:7-8 en 4:3-7. In 3:7-8 zegt 'de Heilige, de Waarachtige' (Christus) tegen de 'mens': 'Ik weet uw werken: zie, Ik heb een geopende deur voor uw aangezicht gegeven, die niemand kan sluiten; want gij hebt kleine kracht, maar gij hebt mijn woord bewaard en, mijn niet verloochend'. De geopende deur is eigenlijk de hemelpoort, Christus belooft in dit visioen van Johannes in feite de hemel aan zijn trouwe volgelingen.

Johannes is zelf aan het woord in 4:3-7: hij beschrijft wat hij ziet rondom Gods troon. 4:6: 'En voor de troon was als een glazen zee, kristal gelijk. En midden in de troon en rondom de troon waren vier dieren, vol ogen van voren en van achteren. (7) En het eerste dier was een leeuw gelijk, en het tweede dier een rund gelijk, en het derde dier had een gelaat als van een mens, en het vierde dier was een vliegende arend gelijk. (8) En de vier dieren hadden elk voor zich zes vleugels en waren rondom en van binnen vol ogen en zij hadden dag noch nacht rust, zeggende: Heilig, heilig, heilig is de Here God, de Almachtige, die was en die is en die komt.' Dat het hier om een visioen gaat, mag zonder meer duidelijk zijn, en in bepaald opzicht doet het wat SF- of horrorachtig aan, met abnormaal uitziende dieren die je in films van tegenwoordig wel meer dan eens ziet. Maar Johannes heeft het dus over Gods troon.

Opmerkelijk vind ik dan weer dat die vier dieren later de symbolen van de vier evangelisten geworden zijn, en dat dit bas-reliëf een moderne versie is van de tetramorf, een gegeven dat je op of in veel Italiaanse kerken kunt zien, veel meer dan bij ons. De tetramorf symboliseert meteen ook de vier evangeliën, de grondvesten van het katholieke geloof. Niet te verwonderen dat dat beeld zo vaak duidelijk aanwezig is: het moet in vroegere tijden een uitstekend stuk didactisch materiaal geweest zijn.

In ons bas-reliëf zit Christus ten troon, oordelend over goeden en bozen, boven hem zweeft de Heilige Geest, aan zijn linkerschouder komt een engel met de sleutel van de hemelpoort aangevlogen, aan zijn  rechterschouder vliegt een andere engel de bijbel aan: in het geopende boek zijn de letters 'alpha' en 'omega' duidelijk leesbaar: ik ben het begin en het einde. Dit werk treft mij bijzonder omdat je het zeer vaak op of in Italiaanse kerken tegen kunt komen, maar dan is het werk van kunstenaars uit de veertiende en vijftiende eeuw, of uit de renaissance. Maar kennelijk is de traditie niet helemaal dood. Tesei (als hij het is) heeft ze met moderne vormen weer zichtbaar gemaakt. En nog iets: eigenlijk is het ongelooflijk, hoeveel informatie die man in een beeld kan stoppen.


Moderne tetramorf

Het tweede apocalyptische beeld heeft betrekking op hoofdstuk 21:1-27: 'De nieuwe hemel en de nieuwe aarde' en 'Het nieuwe Jeruzalem'. Hoofdstuk 20, dat er natuurlijk onmiddellijk aan voorafgaat, heeft twee delen: 'Het duizendjarige rijk' en 'Het laatste oordeel'. Ik zal heel die Openbaring eens gaan lezen, wie weet wat kom ik er nog in tegen? In 'De nieuwe hemel en de nieuwe aarde' vind ik de uitdrukkingen 'Zie, Ik maak alle dingen nieuw' - ooit door GB gebruikt als reclameslogan
 - en 'Ik ben de alfa en de omega, he begin en het einde'. In 'Het nieuwe Jeruzalem' ziet Johannes hoe God het nieuwe Jeruzalem uit de hemel neer laat dalen: een schitterende stad zal het zijn, versierd met allerhande edelstenen, er zal geen nacht meer zijn, zon en maan zijn niet meer nodig, ' want de heerlijkheid Gods verlicht haar en haar lamp is het Lam'.  Dat Lam is natuurlijk Christus. Vers 26-27: 'en de heerlijkheid en de eer der volken zullen in haar gebracht worden. En in haar zal niets onreins binnenkomen, en niemand, die gruwel en leugen doet, maar zij alleen die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam'. Voorwaar ik zeg u: als visioen kan het ermee door. De intocht van de 'volken in Jeruzalem' wordt hier uitgebeeld. van onderen zie je dan weer het moderne leven: een kleine stad met een haventje aan zee. En dan zijn we weer in Trapani.


De intocht der volken in het nieuwe Jeruzalem

Het laatste bas-reliëf toont dan de heerlijkheid van het Lam Gods zelf: centraal staat het Lam overwinnend met de vlag op het Boek der Boeken, het beeld maakt nog eens ten overvloede duidelijk dat Christus het begin en het einde is, een aantal Italiaanse heiligen, onder wie Padre Pio verband met onze tijd), staan vererend voor zijn troon waarvan de achtergrond de vorm van een kruis heeft: dit is de ultieme overwinning van het Goede op het Kwade, en de verheerlijking ervan. In de Openbaring staat dan dit (22:3-5): 'en de troon van god en van het Lam zal daarin zijn en zijn dienstknechten zullen hem vereren, (4) en zij zullen zijn aangezicht zien en zijn naam zal op hun voorhoofden zijn. (5) En er zal geen nacht meer zijn ...'.


Letterlijk: de apotheose

Deze zes bas-reliëfs zijn van het interessantste dat ik in Trapani gezien heb: het is alleen jammer dat ik van het zesde geen foto heb, en 'Terug naar Trapani' lijkt me eerder een te grote moeite. Maar over dit werk is nagedacht. Van wie de kunstenaar deze opdracht gekregen heeft, weet ik niet, misschien van de bisschop van Trapani, die zijn paleis heeft vlak naast de kathedraal? Links hangen de 'citaten' uit Matteus, die leren dat je de consequenties van je keuze moet nemen, dat je met enig overleg behoort te leven, in het midden en rechts komt de Apocalyps in beeld: de tetramorf, en ten slotte, aan de poorten die iedere gelovige moet passeren wil hij de kerk binnengaan, de intocht in het nieuwe Jeruzalem de finale apotheose. Zin voor symboliek kan men opdrachtgever en schepper niet ontzeggen. Een weloverwogen lering met beeldend materiaal is het geheel, waarbij de kunstenaar oude verhalen nieuw heeft gemaakt. Je moet je bijbel wel opslaan om te weten te komen wat er allemaal staat en hangt, maar je komt er wel achter.

Of je daar dan allemaal nog in moet geloven, dat is een kwestie van ieders godsvrucht en vermogen. Wat mezelf betreft: ik ben lang geleden van mijn geloof afgevallen, dat is iets uit een vroeger leven. Maar de verhalen die zoveel troost bieden en zaligheid beloven, boeien mijn nog steeds: het geheel van die verhalen is wat ik zou noemen een prachtig bouwwerk. Erin geloven dat is iets anders: ik denk dat la condition humaine accepteren zoals ze is, veel realistischer is. Met alle respect voor wie er anders over denkt.

zondag 10 oktober 2010

Sicilië - dag 5: de poorten van de kathedraal

De zeventiende-eeuwse San Lorenzokathedraal van Trapani heeft een barokke gevel uit 1740 met drie arcaden die het binnengaan (eerder: het betreden) van de kerk bij belangrijke gelegenheden meer plechtstatigheid verlenen: met pralerig vertoon bracht de kerk de gelovigen wel eens vaker in de juiste stemming van nietigheid en bereidheid tot overgave en  onderwerping. Terzijde: laat het woord 'islam' nu net, en niet toevallig, overgave en onderwerping betekenen: bien étonné de se trouver ensemble, denkt men dan.

Maar ik wilde het dus over de poorten van de San Lorenzo hebben: die drie arcaden hebben elk een dubbelzijdige, smeedijzeren poort, waardoor je zes moderne gebeeldhouwde bas-reliëfs te zien krijgt: opmerkelijke kunstwerken vind ik ze. De kunstenaar heeft er zijn naam op achtergelaten: E. Tesei. Als je die naam googelt kom je uit bij ene Ennio Tesei, en hij blijkt een belangrijk Italiaans beeldhouwer geweest te zijn (hij is gestorven in september 2009) die vooral religieuze werken maakte en daarbij met ijzer en metaal werkte. Of hij de man van de poorten van deze kathedraal is geweest, kan ik niet met zekerheid zeggen: in de lijst van zijn talrijke werken worden de poorten van de San Lorenzokathedraal niet vermeld, maar afbeeldingen van andere van zijn werken laten duidelijk een verwante taal en stijl zien. Ik zou zeggen: hij moet het haast wel zijn, maar ik steek er mijn hand niet voor in het vuur.

Twee van die bas-reliëfs zijn gebaseerd op het Evangelie van  Matteus, drie andere op de Apocalyps van Sint-Jan. Het eerste is de verbeelding van het verhaal van 'De rijke jongeling' : 'Matt 19:16-26' staat er als bronvermelding bij. In dat verhaal vraagt een deugdzame rijke jongeman wat hij nog meer kan doen. Om volmaakt te zijn, antwoordt Christus, moet je je bezit verkopen en aan de armen geven. Dat vindt de evangelische yup te veel gevraagd, en bedroefd gaat hij weg. Daarop is het besluit van Christus dat het voor een kameel makkelijker is door het oog van de naald (de naam van een poort in  Jeruzalem) te kruipen dan voor een rijke het Koninkrijk Gods binnen te gaan. Bekend verhaal, met tot slot een bekende Nederlandse zegswijze. De kunstenaar maakt van dit oude verhaal een moderne versie: je ziet een molen zoals die in de zoutwinningen van Trapani ook voorkomen, je ziet vissers, aan de rechterkant een modern schip, de 'Torre di Ligny' die op het uiterste einde van de Trapanese sikkel staat, je ziet arbeiders aan het werk (een man heeft zich doodgewerkt), een gezinnetje met een baby en hun schamele bezittingen (vluchtelingen allicht? - verwijzing naar 'De vlucht naar Egypte), de rijke yup op zijn 'sportpaard', Christus gewoon rechtop en zeer centraal. De kunstenaar heeft dat oude verhaal een andere tijd (die van ons) en locatie gegeven, maar de essentie blijft wel bewaard en dichter bij de moderne Trapanees gebracht.Merkwaardig vind ik ook dat de bron duidelijk leesbaar wordt vermeld: vroeger hadden de mensen genoeg aan de afbeelding, want zij kenden de verhalen, en bovendien konden ze niet lezen, tegenwoordig heb je de bronvermelding nodig om precies te kunnen begrijpen wat het werk uitbeeldt. We kunnen ondertussen wel lezen, maar van dergelijke verhalen zijn we de inhoud kwijt.


Christus met yup op zijn sportpaard

Het tweede Matteusverhaal is dat van 'De wijze en de dwaze maagden' (Matt 25:1-13). Die tien vrouwen verwachten de bruidegom, ze hebben en lamp bij zich, vijf van hen zijn zo vooruitziend geweest ook olie voor de lamp mee te nemen, de vijf andere natuurlijk niet. Midden in de nacht komt de bruidegom dan opdagen, de vijf dwaze meiden smeken om olie want ze zien niets, maar de vijf verstandigen willen natuurlijk niet ten koste van zichzelf delen, en de moraal is dan: 'Waakt dan, want gij kent noch de dag noch het uur.' Het zal duidelijk zijn dat de bruidegom Christus zelf is. Die leidt de vijf wijze, mooi uitgedoste maagden zijn huis binnen (boven de voordeur zweeft de Heilige Geest), terwijl hij zijn weigerende hand ophoudt naar de vijf domme meiden, die in een rotsachtige afgrond kermend en klagend om hulp schreeuwen. Boven hun hoofden staat de maansikkel boven een naakte, bladerloze boom, naast het huis van de bruidegom staat een levenskrachtige boom.Verhaal met een zware moraal alleszins. Maar in de taal van Tesei zeer erg het bekijken waard.


Je krijgt niets voor niets

vrijdag 8 oktober 2010

Dag 5: Trapani - Turnhout

En als ik het nu nog eens eventjes over Trapani zelf had? Want we zijnj hier ook nog maar eventjes: om twaalf uur worden we in ons hotel opgehaald, en vertrekken we naar de luchthaven. Dus: eerst nog voor de laatste keer de stad opsnuiven.

De naam van de stad verraadt haar zeer oude oorsprong: Trapani komt van het Griekse 'drepanon', dat 'zeis' betekent. Daar is dan ook een mooi verhaaltje aan verbonden: Demeter, de godin van het graan, liet haar zeis vallen toen ze wanhopig op zoek was naar Persephone, die ontvoerd was door Hades. De binnenkant van de zeis vormt nu nog de aanlegplaats van de vissersboten.

De stad zelf heeft een historisch centrum met smalle straatjes zoals het hoort in een oud Italiaans stadje, maar verder is daar niet veel opzienbarends te zien. De 'Corso Vittorio Emanuele' - vlak bij - is dan ineens veel breder en opener: het is de Gasthuisstraat van Trapani, maar langer en met iets meer allure. En je vindt er ook twee belangrijke kerken: de Jezuïetenkerk en de San Lorenzokathedraal. Die Jezuïetenkerk is een voorbeeld van overweldigende rococo: ik heb zelden in een gebouw zo veel krulletjes, fiorituurtjes en tierlantijntjes bij elkaar gezien. Horror vacui die er ver over is, naar mijn smaak.


De preekstoel in de Jezuïetenkerk

De kathedraal is veel rustiger: classicisme, maar dan ook niet al te streng en sober: we zijn tenslotte in Italiê. En met een koepel die adequaat voor invallend licht zorgt. Terzijde: het is ongelooflijk wat voor een invloed de koepel van de dom van Florence in dit land heeft gehad: elk kerkje heeft zijn koepeltje. De kathedraal is ook een paar schilderijen rijk van niet de eerste de beste meesters: een Caravaggio, waarvan de authenticiteit met documenten geattesteerd is, maar die helaas te donker hangt om er een foto van te maken. Een kapel verder hangt dan weer een authentieke Van Dijck, maar die wordt in de kerk niet geattesteerd, en een Italiaans gidsje heeft het over een doek met 'Vlaamse kenmerken'. In het beste geval is het een kopie naar Van Dijck, denk ik, of een werk van een kleinere meester duidelijk geïnspireerd door de Vlaming. Soortgelijke werken van hem zijn in ieder geval bekend.


Vermeende Van Dijck

Buiten vind ik de smeedijzeren poorten tussen de arcaden echt de moeite waard: dat wordt een aparte aflevering. 'Die Reise neigt sich dem Ende zu' zoals andere Germanen plegen te zeggen. Een Italiaanse koffie hebben we nog met smaak gedronken, nog eens uitgekeken over de Middellandse Zee aan de rand van Trapani, vastgesteld dat het weer hier overdag ook grijs kan zijn, gedacht dat de aanpassing thuis ons daardoor gemakkelijker zou vallen, en hoezee, op de rit van Eindhoven naar Turnhout regent het: home, sweet home!


In Italië, en al een beetje thuis

donderdag 7 oktober 2010

Sicilië - dag 4: Segesta en verder

We zijn al aan onze vierde dag, dat betekent morgen naar huis! Maar eerst gaan we met een beperkte groep eerst nog de antieke toer op. We huren in het hotel een auto, en met zijn vijven - Jan en Chris, Eva, Francine en ikzelf - richten we de steven naar Segesta, voor een Griekse tempel en een dito theater. Het zou de moeite moeten zijn.

Uit een garage in het historische centrum wegrijden is alles behalve simpel, maar een vriendelijke, oudere Siciliaan is ons behulpzaam en zonder butsen of builen geraken we toch op weg, over de autoweg naar ons doel . Onderweg valt het op hoe droog het land wel is, alle groen staat er vaaltjes bij, de bloemen verwelkt en uitgedroogd: een lange droge zomer hebben ze hier ongetwijfeld gehad. We komen na enig zoeken op onze bestemming, en nog een vriendelijke Siciliaan - ik zal mijn idee over dat volk moeten nuanceren - ziet Jan en mij met mijn rolstoel bezig, sommeert ons tot bij hem en zegt dat rolstoelgebruikers voorrechten hebben, dat zijn de eersten, stelt hij, en we mogen onze auto tot vlak bij de tempel rijden. Toegang tot het monument overigens gratis voor ons tweeën.

Het monument is een pracht van een voorbeeld van een Dorische tempel, eentje met een eigenaardige geschiedenis. Hij is gebouwd in de periode 430-420 v.C., toen de stad Segesta lucratieve betrekkingen met Athene onderhield. Voltooid is hij echter nooit: vanaf 409 v.C. nemen de Carthagers de heerschappij over, die interesseren zich niet bijzonder voor Griekse heiligdommen, en daardoor is het gebouw nooit verder geraakt dan de fase  'ruwbouw'. Maar die staat er dan toch nog.


Dorische tempel: goed geconserveerde ruwbouw

En dan mag het een onaf werk zijn, indrukwekkend is het alleszins. Het dak - dat er dus nooit gekomen is - moest rusten op 32 zuilen van meer dan negen meter hoog, en aan de basis meet de tempel 26 bij 61 meter. Hij ligt natuurlijk op een hoogte, en wel zo dat vanaf de achterzijde niets te vrezen was: achter de tempel begint een redelijke afgrond. Godsdienst met een strategie, zou ik zeggen, en dat komt wel meer voor.

Iets verder ligt het theater: het is later gebouwd - rond 300 v.C. - en omdat de tempel nooit in gebruik is geweest, heeft het daar in feite niet veel mee te maken. Dat theater is 12,50 meter hoog, de doormeter van het halfrond bedraagt 63 meter, en 4.000 toeschouwers konden de voorstellingen bijwonen. Het geeft een idee van de grootte van de bevolking van dat deel van Sicilië 200-300 jaar voor Christus.


Het theater van Segesta

Bij de ingang van het archeologische park wordt het eten en een wijntje drinken, en natuurlijk de 'museum shop' bezoeken, een dvd kopen over de Griekse tempels in Sicilië, plus een gidsje waar duidelijk 'Segesta' op staat, want ik wil een Italiaanse exemplaar. Maar in het Duits heet de plaats ook zo: bijgevolg heb ik een Teutoons boekje, maar met Italiaanse foto's, dat tenminste.

Zelf helemaal antiek worden willen we nu ook weer niet dadelijk: we vertrekken naar Castelammare del Golfo, een niet zo grote stad aan de kust. De golf waar ze aan ligt heet de 'Golf van Castellammare', en  het middeleeuwse kasteel in het centrum heeft 'Castelammare' zijn naam bezorgd. En zo kunnen we tot in der eeuwigheid origineel bezig blijven. In antieke tijden was het de haven en handelsplaats van Segesta en Erice. Nu is het een zeer mooie plaats, met veel herinneringen aan de nu nog redelijk belangrijketonijnvisserij - tonnara - met stranden en zeeblauw zoals je die bij uitstek en voorkeur in toeristische prospectussen ziet, het is een plaats waar je werkelijk onder de indruk komt van het cliché: het is inderdaad prachtig. Een eind verder, aan het keienstrand van Scopello voel ik hetzelfde: weer is het er machtig prachtig. Ik voel de charmes van Blankenberge in het groene Noordzeewater verdrinken.


Castellammare del Golfo met Francine


Hetzelfde met kasteel, maar zonder Francine


De Middellandse Zee bij Scopello

En dan wordt het naar huis rijden, dat wil zeggen naar Erice. We komen door een dorp dat Valderice heet, met de klemtoon op de eerste 'e': anders zou je nog van 'falderie, faldera' gaan zingen. Zo Vlaams is Sicilië echter niet: onze aanwezigheid is maar een miniem kiezeltje op de lange kustlijn hier.
Maar onze tocht met zijn vijven was meer dan één genoegen. En zoals Neerlands Hoop indertijd  zei: dat schept een band.

vrijdag 1 oktober 2010

Sicilië - dag 3: Favignana

Vandaag gaan we te water: we nemen de veerboot naar Favignana, een eilandje een uur uit de kust van Trapani. Op de Piazza Garibaldi kom je eerst nog wel voorbij zijn standbeeld: merkwaardig hoe je overal in Italië via's en piazza's Garibaldi en standbeelden van de man tegenkomt, terwijl de Italiaanse burgerij al kort na 1860 zijn revolutie toch maar mooi verraden heeft. Elk land heeft ongetwijfeld zijn mythes nodig, en de historische waarheid is natuurlijk al 150 jaar verleden.


Garibaldi op zijn piazza

Verder valt me op dat Trapani een soort van 'vergane glorie' is: de zeedijk - Lungomare Dante Alghieri - is niet al te druk, de haven net zo min, afgezien van de veerdienst.


Gezicht vanaf de 'lungomare': blits is nog anders



'Le grand hôtel', uit de tweede helft van de negentiende eeuw, nog zo'n voorbeeld van trots van weleer. Op de gelijkvloerse verdieping is nu een bank gevestigd.

Hoe verder we van Trapani wegvaren, hoe duidelijker het wordt dat Erice en 'La Montagna del Signore' een bijzondere en strategische plek moet geweest zijn voor zeevaarders uit de Oudheid en nog later. Al van ver moeten zij het brandende vuur bij de tempel opgemerkt hebben, en tempel en vuur gaven aan de berg natuurlijk een sacrale betekenis. Hij moet voor hen de redding, de veilige haven betekend hebben.


Erice: land in zicht!

Op het eiland komen we op een andere 'Piazza Matrice', maar behalve de restaurantjes is er tussen twaalf en vijf niets open: wat in Spanje 'siesta' heet, noemen ze hier 'sosta': het leven ligt stil. Ook de gelovigen moeten het die tijd zonder God stellen: in zijn kerk kun je hem niet gaan spreken.We wandelen rond het stadje, bekijken het visserijbedrijf en wat ervan overblijft, krijgen een overvloedige plensbui te verhapstukken, maar een bar is gelukkig dichtbij. Om half vier opnieuw de veerboot op, terug naar Trapani via een ommetje langs Levanzo, en tweede eilandje in de buurt.


Favignana: ankerplaats

Bijzonder mooi gelegen is Levanzo: het mag een beetje klef klinken, maar je beseft hier een beetje hoe mooi de wereld kan zijn. Hoe dan ook, onze boottocht was nog iets anders dan een havenrondvaart met de Flandriaboot.





Levanzo: ietwat idyllisch

maandag 27 september 2010

Sicilië - dag 2: Erice II

Naast die 'Matrice' staat natuurlijk ook een 'campanile', hoewel die op het eerste gezicht weinig van een kerktoren heeft: je zou denken dat het eerder om een donjon van een versterkt kasteel gaat, met kantelen incluis. Voor een kerktoren ziet hij er veel te massief en te stoer uit: aan de linkerkant zie je trouwens nog een schietgat. Van daaraf  Erice verdedigen moet zeer goed mogelijk geweest zijn. Het gedeelte met de klok lijkt mij een latere verbouwing. Ook die constructie is gotisch, hoewel niet fanatiek, als je het mij vraagt. In die toren zie je wel geen echte Romaanse bogen meer, die hebben een knik gehad, maar van echte spitsbogen kun je bezwaarlijk spreken.


Campanile, eerst uitkijktoren?

 De toren schijnt terug te gaan tot de Punische oorlogen, toen Romeinen en Carthagers vochten om de heerschappij en controle van de Middellandse Zee, die na de Romeinse overwinning bescheiden 'Mare Nostrum' werd genoemd, alsof het om een speelvijvertje ging.

Op de top van de berg stond al tijdens de Feniciërs een tempel waar zij de godin Astarte aanbaden, de Grieken namen de zaak over en zetten Aphrodite in de plaats, de Romeinen deden dat nog eens over met Venus. Zij was kennelijk de beschermgodin van de zeevaarders. 's Nachts werd in het heiligdom een vuur aangestoken zodat het ook dienst deed als vuurtoren. Militair, strategisch en ook religieus moeten de toren en het heiligdom echt wel belangrijk zijn geweest.


Ontzag inboezemend

De dorstige laven is een werk van barmhartigheid: gelukkig is er een bar annex terras vlak bij de 'Piazza Matrice' waar we na kunnen puffen en uithijgen. En een paar wijntjes drinken, dat ook. We zitten daar vlak tegenover een straatnaambordje dat mijn aandacht trekt:


Wie was die man die zo jong gestorven is, wat heeft die gedaan dat er in dit oude middeleeuwse stadje een straat naar hem genoemd is? Mijn verbeelding slaat een beetje op hol: heldhaftig maar tragisch gesneuveld in een gevecht met de georganiseerde misdaad, hier in deze plaats waar alles rust en stilte is? Dat ga je dan op Google zoeken, en dan ontdek je dat het allemaal niet zo heroïsch was - hoewel - maar  tragisch alleszins. Het verhaal dat zich afspeelt de 30ste mei 1992: hoewel  hij die dag geen dienst meer had, hielp esposito toch twee collega's die op zoek waren naar daders van autodiefstallen en -beschadigingen in de buurt van de Porta Trapani, bij het binnenkomen van het stadje.  toen die twee collega's om twee uur 's nachts niets meer van hem hoorden, gingen zij hem zoeken en vonden hem dood terug. Hij was van de hoge stadsomwalling gevallen, met fatale afloop.
Op dezelfde dag in 2009 is een straat naar hem genoemd en de burgemeester heeft hem postuum het ereburgerschap van Erice verleend. Het straatnaambord eert zo terecht de dienstbaarheid en hulpvaardigheid van de jonge Gennaro Esposito. Niemand reist voor hem naar Erice - laten we wel wezen - maar zijn verhaal raakt een mens wel.

Op het terrasje worden we ook vrolijk - krijgen we de slappe lach - door nieuws uit West-Europa: in Nederland heeft een of andere 'dissident' de Gouden Koets beschadigd door er een theelichtje tegenaan te keilen. Hij is aangehouden. Hij zou naar verluidt verklaard hebben dat hij zeer boos was, dat hij wel iets moest doen, maar dat hij Apeldoorn niet naar de kroon wou steken en vooral dat het niet teveel mocht kosten.

Raar volkje de Sicilianen, maar de Nederlanders doen in deze competitie ook hun best, denk je dan

Sicilë - dag 2: Erice

We proberen een zinvol programma samen te stellen, maar dat valt niet echt mee. Niet dat er geen mogelijkheden zijn, die zijn legio, maar onderhandelingen over de prijzen van het vervoer vallen niet echt mee: zo wordt een afgesproken bedrag voor heel de groep, met name € 28, bij ons mogelijk toehappen plots € 28 per persoon, en dat scheelt natuurlijk een slok op de borrel. In feite scheelt dat een hele fles borrels, en zoveel geestrijk vocht willen we niet investeren. Maar we slagen er toch in ons voor € 12 naar Erice te laten transporteren, inclusief de tocht met de kabelbaan. 'Funicolare' noemen ze dat hier. Helmut Lotti heeft daar ooit nog eens een liedje over gezongen, meen ik: de pret kan dus niet meer op.

Erice is een stadje - in vroegere tijden belangrijker dan Trapani - waarvan de oorsprongen teruggaan tot een eind in het eerste millennium voor Christus: Carthagers, Grieken, Romeinen en Normandiërs hebben hier de dienst uitgemaakt. Die Normandiërs heten hier 'Normanni', maar ze komen wel degelijk uit Normandië, waar ze in 911 als Noormannen binnengevallen waren, en niet uit Scandinavië. De plaats ligt als een arendsnest boven op de gelijknamige berg, die ook 'La Montagna del Signore' genoemd wordt. Verder dan 'il Duomo' (de dom) of 'la Matrice' (de moederkerk) ben ik niet geraakt: rolstoel duwen is daarboven geen sinecure, en zelf rondlopen lijkt toch ook te zwaar. Maar de Matrice heb ik met de nodige aandacht bekeken: ik kan geen fatsoenlijke kerk voorbijgaan zonder dat ik geprobeerd ze min of meer grondig in me op te nemen. Het is niet dadelijk een bedwelmend mooi gebouw, maar het wordt gotisch genoemd, en dat is in Italië zonder meer al een, merkwaardigheid. Italië lijkt mij vaak van de Romaanse stijl gelijk op die van de renaissance overgestapt te zijn. En het is ook geen gotisch gebouw zoals in Noord-Frankrijk of bij ons. Veel minder versiering en tierlantijntjes, het ziet er iets robuuster en simpeler uit. Toch is met de bouw van de kerk pas begonnen in 1314, toen de gotiek bij ons toch al verder stond: we zitten hier aan de uiterste rand van Europa, en de Normandiërs zullen mogelijk de nieuwe stijl hier geïntroduceerd hebben. Mogelijk zeg ik, want het was Federico II  van Aragon, een Spanjaard, die het gebouw deed oprichten. Hij was het ook die de ' torre di vendetta' al in 1312 liet bouwen, en deze 'toren van de wraak' was dus een soort van donjon.


Erice: la Matrice

Dat de bouwheren ook nog met de Romaanse stijl in hun hoofd zaten, kun je zien aan het portiek. Boven de kerkdeur is een abstracte, geometrische versiering aangebracht: beelden van heiligen of apostelen, taferelen uit het evangelie ter stichting van de gelovigen zijn er totaal niet. Die geometrische versiering wijst op de zeer hoge ouderdom van het kunstwerk, op de overgang van Romaans en gotiek in dit geval. Een gids noemt de bouwstijl 'gotico-chiaromontano', en daarmee wordt volgens mij de gotiek uit die streek bedoeld. Het moet zoiets zijn als bij ons de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Aarschot: dat is een voorbeeld van 'Demergotiek'.


Eerder eenvoudig portiek

In de kerk kun je je ogen volop de kost geven: na een instorting in het midden van de negentiende eeuw werd de kerk vrij snel gerestaureerd, maar een groot deel vann het oorspronkelijke interieur ging daarbij verloren. De versiering van de gewelven is op het eerste gezicht indrukwekkend, maar als je je foto's van dichterbij bekijkt, stel je vast dat het om een neo-gotiek gaat die niet helemaal voldoet.


Gotischer dan gotisch: te druk

In het hoogkoor is nog wel een origineel kunstwerk te bewonderen: een groot marmeren retabel dat de Heilige Maagd met Kind voorstelt, te midden van engelen en heiligen. Het werk komt uit 1531: houten retabels kun je genoeg zien, maar een marmeren is een zeldzaamheid.


Marmeren retabel uit 1531

Twee schilderijen trekken ook mijn aandacht: een 'Madonna met Kind' uit het einde van de vijftiende eeuw waarop de twee gouden kronen het geheel domineren en waar verder nogal opvallend met goud wordt omgesprongen. Het doet me - ten onrechte? - aan iconen denken, maar een bijna authentieke icoon zie ik aan de overzijde: veel nederiger is de voorstelling. De Moeder Gods houdt liefdevol haar kind in haar amen, maar kijkt de toeschouwer heel droevig aan, alsof ze wil zeggen: 'Ik ben wel de moeder van de Heiland, de redder van de wereld, maar ik weet ook dat ik hem op zijn 33ste af zal moeten geven.' Die uitdrukking vind je overigens op veel Griekse iconen terug. Mooi is ook dat je de Grieks-orthodoxe beeldtaal hier wel kunt zien, wat bij ons niet het geval is. Na het Oosters Schisma in 1054 zijn iconen bij ons compleet in onbruik geraakt, terwijl de traditie in Zuid-Europa langer heeft doorgewerkt.


Domenico Gagani (toegeschreven): Madonna met Kind


Icoon in authentieke Griekse traditie

Helaas is dit geen icoon uit lang verleden tijden: het is een werk uit 2008, van een kunstenaar die S. Messina heet, dat 'Madonna della Tenerezza' heet, 'De tedere Madonna' met andere woorden. Wat ik over beeldtaal en uitdrukking van gevoelens geschreven heb, blijft wel gelden, maar dit is geen spoor van een vroegere traditie, het is een opnieuw aanknopen ermee. En ik blijf het even mooi vinden.