woensdag 28 oktober 2020

Paddenstoelenwandelingen - 3 - met ugo's

Mijn zoon, die in Antwerpen woont, in Berchem meer precies, wil nog wel eens in het Vennengebied komen wandelen, of in Ravels, in het 'Gewestbos'. De Kempen heeft meer natuur en bos dan de omgeving van de Koekenstad, dat is bekend. En zo trekken wij, Jasper, Lene, hun twee dochtertjes en ik de vroegere Staatsbossen in. Het motregent, maar daar word je niet echt nat van. En er is toch behoorlijk wat licht: donkergrijs is nog anders. We starten aan het Boshuis (Jachtweg 27), en alras lopen wij over een brede 'Avenue Campinoise: lekker breed is die, gemakkelijk berijdbaar met de scootmobiel en de buggy. En herfstig, dat is het daar ook.

Ravels, Avenue Campinoise

Paddenstoelen, die komen we ook hier tegen. Ik maak foto's, en probeer de groeisels naderhand te determineren met behulp van foto's op het internet. Maar dat lukt niet altijd. Ik maak een opname van een eerder kleine witte paddenstoel en zoek op Google naar 'witte paddenstoelen', maar niets, ik verfijn mijn zoekterm tot 'witte bospaddenstoelen', weer niets, nog een poging met 'witte bospaddenstoelen met hoed', helaas, het mag niet baten. Eventjes heb ik nog overwogen 'witte bospaddenstoelen hoed en smoking' in te tikken, maar toen vond ik dat ik beter niet vruchteloos onnozel deed. Het blijft dus een 'ugo': een unidentified growing object'. Wie tegen het woord object bezwaar maakt: alles wat niet subject is, is object; je moet dergelijke existentiële kwesties filosofisch benaderen, en dan vind je wel een bevredigende oplossing. Ik kan wel een foto van deze ugo laten zien:

 

Ugo 1 : witte bospaddenstoel met hoed

Een prachtig conglomeraat paddenstoelen merk ik 10 minuten later op: een stronk begroeid met immens veel paddenstoelen. Het lijkt wel een paddenstoelenwaterval! Fred zoekt en vindt in zijn app maar 38% zekerheid voor de naam, en dat is te weinig, maar Nicole, een goede vriendin, durft iets meer te zeggen: als het naaldhout is waar dat allemaal op groeit, kunnen het 'dennenzwavelkoppen' zijn. Maar is dat naaldhout? Dat is niet zeker. Dus hier hebben we ugo 2. Het is niet makkelijk paddenstoelen te determineren, zelfs voor mensen die er meer van weten, dat is wel duidelijk.

Ugo 2: mogelijk dennenzwavelkoppen?

In de greppel waar de paddenstoelenwaterval zich in stort, vlakbij dus, staat nog een verzameling: dat zijn gewone zwavelkoppen, die ken ik al een paar dagen. Victorie dus, een bekende gevonden!

 Gewone zwavelkoppen

En dan schakelen we over naar grijs en zwart: het loopt tegen Allerheiligen, nietwaar. Links van onderen op de foto is nog een geschubde inktzwam te herkennen, de andere zijn uitgebloeide exemplaren. Die met hun zwarte neeWat een wijsheWat een wijsherhangende 'blaadjes' zijn echt wel helemaal op: verval in volle glorie, als ik dat zo mag uitdrukken.

Uitgebloeide geschubde inktzwammen

Het gewestbos met nogal wat beuk

Tegen het einde van de wandeling is de motregen opgehouden: we hebben de zachte neerslag ook nog bezworen! Nu gaan we dat met covid-19 proberen, maar niet te snel ineens: vanaf vrijdagavond 18 uur beginnen we het te menen ordonneert 'Sterke Jan'. Niet overhaasten is de boodschap!

zondag 25 oktober 2020

Paddenstoelenwandelingen - 2

Mijn tweede paddenstoelenwandeling, die met Fred, was eigenlijk een werkbezoek. Laat ik me nu eens belangrijk maken, dacht ik, en ik formuleer dat zo. Alle gekheid op een stokje: Fred Geysels wilde met mij en mijn scootmobiel uittesten of een rolstoelwandeling die hij uitgetekend had voor rolstoelgebruikers - uiteraard - wel doenbaar en berijdbaar was. We vertrekken aan Klein Engelandhoeve, langs het Koeven komen we in de Langvenstraat, ronden Boones Blijk, en via de Elzenstraat bereiken we terug ons vertrekpunt. Een tocht van een achttal kilometer is dat al gauw. Moeilijkheden? Geen onoverkomelijke. Af en toe sta je wel eens voor een dubbele gesloten poort, maar bezijden hebben die een kleiner poortje dat wel opengaat. Heel breed zijn die doorgangen niet, maar een scootmobiel is geen quad of een Ligier, en met enige stuurmanskunst geraak je er wel voorbij. Voor een handrolstoel is dat geen probleem, en met een scootmobiel rijden is zoals met een auto: voorzichtig en traagjes bij die poortjes, kijken hoeveel ruimte je links en rechts hebt, en dan 'vooruit met de geit'! Maar wel behoedzaam. De zand- of landwegen zijn breed genoeg, over het algemeen hebben ze een redelijk glad wegdek, je hoeft niet het ene na het andere gat te vermijden: denderen, dokkeren en botteren is er niet bij.

De Langvenstraat: best berijdbaar, en verboden voor gemotoriseerd verkeer

De perfectie is niet van deze wereld, ook niet in ons Vennengebied. Een bruggetje dat al een paar jaren zijn eerste plank mist, maakt het moeilijk om daarop te rijden, zowel voor handrolstoelen als voor scootmobiels. Fred laat het de bevoegde diensten weten: de oplossing is nakend, hopen we dan

Slecht onderhouden bruggetje

Ondertussen genieten we van het zonnetje en de veranderende natuur: nog niet zoveel bladval, maar wel verkleuring: dat is wat de herfst zo aantrekkelijk maakt.

Eik in herfstkleuren

En alweer paddenstoelen, zoals maandag met Yves. Nu is Fred wat dat betreft niet de eerste de beste: als hij eender welk vogeltje hoort, kan hij zeggen welk merk daar fluit, paddenstoelen herkent hij zonder veel moeite of twijfel. Hij is niet voor niets natuurgids en een behoorlijk actief lid van Natuurpunt: hij kent er wat van. Ik fotografeer graag paddenstoelen, maar hun namen ken ik dan meestal niet, laat staan of ik weet of ze eetbaar zijn of niet: ik vind dat dan positief: leemten kunnen opgevuld worden, zeker als je een kenner bij je hebt.

Eerste les: de geschubde inktzwam. Hij  valt nogal op: door zijn kleur, zijn vorm, en petieterig klein is hij ook niet. Fred weet me te vertellen dat hij eetbaar is als hij nog jong is, maar als een beetje zwart begint te vertonen, dan wordt hij giftig en dan kan je er beter afblijven. 't Is maar dat de plukkers het weten!

Geschubde inktzwam die al begint te verkleuren

Vliegenzwammen komen we ook tegen: dat zijn die van 'Op een rode paddenstoel vol met witte stippen'. Volgens Fred vindt je hem vaak bij berken, en ook andere loofbomen: ze leven samen, en dat noemen we dan symbiose. Ik dacht eerst aan epifyt, - soms ken ook ik een geleerd woord - maar dat is nog iets anders. Eten van deze paddenstoel kan tot vergiftigingsverschijnselen leiden, maar die zijn meestal niet zo ernstig, vind ik op Wikipedia. Een pandemie komt daar niet van. Hoera!

Een mooie vliegenzwam: natuurlijk zijn kabouters klein!

Grote parasolzwammen zie je vaak: ze hebben een langere steel en een hoed die aan een parasol doet denken, vandaar de naam natuurlijk. Ze zijn eetbaar, maar hoofdzakelijk de hoed, de stelen zijn te taai. En rauw mag je ze ook niet naar binnen smikkelen. Het bovenzicht heeft wel iets, als je het mij vraagt.

Grote parasolzwam

De eerste soort die Fred me aanwees waren zwavelkopjes: de naam alleen al! Uiterst giftig zijn die, afblijven is de boodschap. Deze hier groeien op de boomstronk, een hele verzameling vol. Overigens heb je zwavelkoppen in variaties, naargelang van de kleur.

Die zwavelkopjes waren het begin van een onderhoudende wandeling: Fred heeft voor de rolstoelgebruikers gezorgd, en mij veel bijgebracht over de wereld van de paddenstoelen, waarvoor dus tweemaal dank!

 
 
Zwavelkopjes

De studie van paddenstoelen het mycologie, een mycoloog is een specialist in paddenstoelen. Ondertussen heb ik me beziggehouden met het determineren van nog andere zwammen en schimmels: op het internet vind je zoveel foto's dat het je duizelt! Inderdaad, duizelingwekkend is de wereld van de paddenstoelen:  de verscheidenheid van soorten neemt geen einde, voor mij toch niet. Een uitgestrektheid van ontbrekende kennis strekt zich voor mij uit. Daar zou ik me de volgende twintig jaar mee bezig kunnen houden, nu Fred me op weg gezet heeft. Je bent nooit te oud om te leren, zegt men dan.

Paddenstoelenwandelingen - 1

Laat de afgelopen week nu eens echt een wandelweek geweest zijn: maandag met Yves en met goed weer in het Vennengebied, vrijdag met Fred en weer met goed weer in het Vennengebied, en zaterdag met Jasper en Lene en mijn  twee kleindochters met motregen in het Gewestbos in Ravels. Vroeger heette het daar 'de Staatsbossen', maar we leven tegenwoordig niet meer in een staat, wel in een gewest. Dat is overzichtelijker voor kleine luiden die toch groot willen zijn, of denken te zijn.

Ik ging het over wandelen hebben - waar gaan we naartoe, zou je je retorisch kunnen afvragen? Naar de bossen, daar kunnen we hossen, zoals Jasperina de Jong ooit zong. En profiteren van de open lucht en de vrije natuur en de herfst, hoewel Erik er niet bij was. En de stilte, die is bij wijze van spreken geestesverruimend en geruststellend: we hoeven hier niet ongerust te zijn over covid-19 of welk nummer dan ook.

Yves te midden van berken en ander geboomt'

Bloemen bloeien nu niet meer, bladeren vallen een beetje langzamerhand, maar nog niet in massa's, maar paddenstoelen schieten spreekwoordelijk uit de grond. Natuurlijk zijn er ook dwarsliggers: elfenbankjes die het meer voor de hoogte hebben: ze groeien met hun berk naar boven, verheffen zich hoog boven hun laag-bij-de-grondse broeders en zusters. Elfenbankjes zijn er ook in soorten, de ene bank is de andere niet. Overigens worden ze ook berkenzwammen genoemd.

Semper excelsior: berkenzwammen, oftewel elfenbankjes

Die paddenstoelen die hun plaats kennen, plegen wel eens bijzondere namen te hebben: zo heet er eentje 'plooivoetstuifzwam', een samenstelling bestaande uit vier delen, terwijl het toch maar een bescheiden plantje is. Als hij nog jong en helemaal wit is, kun je hem eten, maar de hoofdhuid en de steel moeten dan wel verwijderd worden. Ik zou zeggen 'Vorsicht geboten', en je hebt er heel wat van nodig: groot zijn  ze niet.

Plooivoetstuifzwam

In de Langvenstraat slaan we ten slotte rechtsaf en komen aan het uitkijkpunt op het Koeven. Veel water staat daar niet in: het heeft lang nog niet genoeg geregend om de waterhuishouding weer op peil te brengen. Maar verrassing: aan het genoemde ven zien we geen runderen, maar in een wip dagen er zeker een dozijn  geiten en bokken op. Dat is natuurlijk nog geen reden om de naam van het ven te veranderen: het kan een verschijnsel zijn dat weer snel verdwijnt, een mild en onschuldig symptoom van Geit-19, of Geit-12, als je wil. Je hoeft er helemaal niet voor in quarantaine. En als om te bewijzen dat hij bestand is tegen en immuun voor Geit-19 of 12, laat Yves zich vereeuwigen met een aantal van de dieren, met een streepje Koeven op de achtergrond. En zoals te voorzien: hij heeft geen symptomen, hij mekkert niet, hij drukt zich meer dan vlot uit in het Nederlands en het Frans, de twee belangrijkste talen van onze staat.

Geiten aan het Koeven. Rechts: Yves

Besluit: voor een coronavrije wandeling, trek naar het Koeven. Paddenstoelen en een onverwachte diersoort krijg je er gratis bij. Zeer aan te raden, zoals altijd in het Vennengebied!

donderdag 22 oktober 2020

Taxandria Museum: rederijkers en een etser

Turnhout noemt zich wel 'wereldcentrum van de speelkaart', maar het is altijd een kleine stad geweest, nu nog, en zeker in de zestiende eeuw. Maar toen toch niet zo klein dat het geen rederijkerskamer had. Die heette 'Het Heybloemken', en het blazoen van de kamer staat ook in het Taxandria Museum. Centraal op het ruitvormige kunstwerk uit 1538 staat de Heilige Apollonia, de patrones van de rederijkerskamer. In haar rechterhand houdt zij een trektang vast, en tussen de greep prijkt een tand: ze is namelijk ook de heilige die bij voorkeur aangeroepen werd bij en tegen tandpijn. Rechts van haar een geit en twee schapen: we zijn in de Kempen! Aan haar rechterkant zie je een struikje erica, net zoals links aan haar voeten: dat zijn natuurlijk de heibloempjes! En in een banderol de spreuk van de kamer: 'Wij Heybloemkens bieën vrucht met bliscapen', wat je tegenwoordig zo zou kunnen uitdrukken: 'Blijgemoed bieden we u de vrucht van onze werken aan.' Overigens is er niet zo heel veel bekend over deze rederijkerskamer, en tot de toppen van de Nederlandse literatuur zijn de leden ervan niet doorgedrongen, maar de stad was tenminste mee met het literaire leven van die tijd, en, er werd aan cultuur gedaan. Helemaal een negorij was Turnhout dan ook weer niet, we waren niet allemaal 'boerkes uit de Kempen'.


Het blazoen van 'Het Heybloemken'

In de buurt van het blazoen ligt een interessante gravure van Jan Luyken uit 1681. Dat was nog eens een verrassing: die Jan Luyken herinner ik mij uit mijn retorica: hij was namelijk ook dichter. Ik herinner me dat we een stichtelijk gedicht van hem gelezen heb, een sonnet was het, geloof ik. In het octaaf had hij het over zijn over zijn frivole levenswijze in zijn jeugd, maar op zijn 26ste heeft hij een religieuze ervaring, komt tot inkeer, en schrijft nadien stichtelijke verzen. Maar hij was ook schilder en etser.  Zijn 'Slagh bij Turnhout' komt van bijna 100 jaar na dato, het is dus vooral inbeelding, van ooggetuigen zal hij het ook niet gehad hebben. Van onderen vechten de legers met zwaarden en sabels, en de rook verraadt het gebruik van schietgeweren in de stille Kempen. Het landschap daarboven tekent een min of meer heuvelachtige Kempen, een idyllisch, stom landschap dat neerkijkt op het geweld dat de Tachtigjarige Oorlog met zich meebracht. Tegenwoordig heet dit gevecht 'De slag op de Tielenheide', op 24 januari 1597. Toen waren er kennelijk ook al geen winters meer: je krijgt een groen landschap met bomen volop in blad. De klimaatcrisis moet hier al vroeg actief geweest zijn, maar betrouwbare cijfers of informatie daarover heb ik niet gevonden.

 Jan Luyken, De slagh bij Turnhout in den jaere MDXCVII (1597)

Tot slot: een kort gedicht van Jan Luyken, uit zijn 'lichtere' tijd. Het heet                                             

                            'Verrassing'

                Spijtig Klaartje zou zich baden

                Moedernaakt in ene beek,

                Die langs de klavere boorden streek,

                Overschaûwd van wilgenbladen;

                Grage Reinout zat en keek,

                Watertandend door de rietjes;

                En hij riep eens zoet met een:

                Nog wat dieper, tot de knietjes;

                Daar mee droop zij schaamrood heen. 


'Spijtig' betekent ongenaakbaar, onbenaderbaar; 'grage' begerig.

En zo ben ik deze tekst begonnen met literatuur, en ermee geëindigd. En eerst komt de Heilige Apollonia aan bod, en op het einde 'Spijtig Klaartje'. En zo is het evenwicht weer mooi hersteld!

woensdag 21 oktober 2020

Taxandria Museum: tijkweverij en een stuk familiegeschiedenis

Een paar dagen geleden heb ik nog eens een bezoek gebracht aan het Taxandria Museum: ik wilde de aanwinsten van de laatste 20 jaar eens gaan bekijken. Een makkelijke opdracht was dat niet: die recent verworven stukken staan over heel het museum verspreid, het wordt dus een zoektocht! En voor iemand die slecht ter been is, wordt dat een opgave: best wat trappen te doen, weinig of geen stoelen om eens eventjes te gaan zitten. Ik kreeg het gevoelen dat het museum te klein is voor alles dat er uitgestald is. Als het van mij afhangt: een grotere behuizing zou niet onwelkom zijn, en je zou een beter overzicht hebben.

Maar desondanks heb ik er wel wat gezien dat mijn interesse weggedragen heeft: onder andere, op de tweede verdieping, een weefgetouw: 'Van wol tot tijk' legt het informatiebordje uit. En dan gaat er bij mij een lichtje branden: een aantal van mijn voorvaders in  de rechte lijn waren tijkwevers. Die tijk diende onder meer als overtrek voor matrassen: in mijn kinderjaren heb ik nog op een matras geslapen die met tijk overtrokken was. Tijk is een grove, stevige en dicht geweven linnen stof: zeer sterk materiaal was het. In het midden van de achttiende eeuw verdienden 2.500 inwoners van onze stad met het spinnen en weven van tijk hun brood. Vrouwen (moeders en dochters) hielden zich bezig met spinnen en spoelen van het vlasgaren, mannen (vaders en zonen) met het weven. Tijk weven was toentertijd de plaatselijk industrie. Maar na 1850 gaat de tijkproductie langzaam maar zeker ten onder: dat lees ik op het verklarende bordje bij het weefgetouw, en dat leert mij ook mijn stamboom. Maar de tijknijverheid wordt vervangen door de papierindustrie.

Weefgetouw voor tijk

Mijn stamboom dus: Norbertus van Bourgognie (1758-1827) was tijkwever, en zo ook Martinus(1785-1827). Mijn betovergrootvader Joannes Baptista (1814-1883) was nog tijkwever toen hij trouwde in 1845, maar later verandert hij van beroep en wordt 'pakdrager', een soort van boodschappen- en leveringenbezorger. Deze drie mannen waren overigens alle drie analfabeet. Mijn  overgrootvader Andreas (1855-1897) was bij zijn huwelijk fabrieksarbeider, maar heeft het toch gebracht tot meestergast bij de Ets. Van Genechten: een meestergast in een drukkerij moet ongetwijfeld gelezen kunnen hebben; hij is de eerste geletterde in mijn voorgeslacht. Overigens ken ik nog zijn roepnaam: mijn grootvader noemde hem  'Vô  Drej', in het meest authentieke BT (Beschaafd Turnhouts). En zo zie je de sociale geschiedenis in je eigen stamboom weerspiegeld.

Tijkwevers, en andere kleine luiden in de negentiende en vroegere eeuwen, waren eerder eng behuisd. Op de foto: een tijkwevershuis in de Molenstraat. Je moet je daarbij voorstellen dat het weefgetouw gewoon in huis stond, wat de ruimte natuurlijk nog meer inperkte!

Op de schoorsteen van hetzelfde huisje: een heks op haar obligate bezemsteel. Maar dat zal wel een twintigste-eeuwse versiering zijn, denk ik. 

En zo ben ik eventjes op reis geweest in het verleden van mijn eigen familie en in de sociaal-industriële geschiedenis van Turnhout. En daardoor ben ik ook overtuigd van wat de goegemeente met veel nostalgie zegt: 'Vroeger was het beter!