zaterdag 29 december 2012

De Fabiolazaal - Frans Masereel

Op de tentoonstelling 'Rondom Permeke' hangen ook twee houtsneden van Frans Masereel uit de jaren 30 van de vorige eeuw. Ze wijken nogal af van alle andere werken die je er ziet: het zijn zwart-wit werken, en ze zijn te situeren in de stad. De eerste heet 'Nocturne': een grote man met arbeiderspet kijkt uit de hoogte naar een vrouw met een witte schort, een meid allicht. Zij kijkt niet met erg veel vertrouwen naar hem op: de schrik is van haar gezicht af te lezen. Veel romantiek is er niet te verwachten van deze ontmoeting. 'Nocturne' is dan ook een wrange titel voor deze houtsnede: de vervreemding van de stad kun je erin voelen. Masereel sneed dan ook de moderne thema's aan, hij verschilt wel  wat van Permeke en andere Vlaamse kunstenaars uit zijn tijd.


Frans Masereel: Nocturne, 1932

De tweede houtsnede komt uit 1937 en draagt als 'Le Prophète', inderdaad in het Frans. Een of andere waanzinnige reus, een engel der wrake of een Magere Hein danst met ongelooflijke stappen boven en voorbij een stad die in complete vernieling en verwoesting ten onder gaat: er woedt een infernale brand, in het midden staan de lopen van kanonnen klaar, achter de engel des doods heeft een kruis geen enkele invloed, op de voorgrond lopen mensen verschrikt weg, een naakte danseres uit een cabaret van licht allooi ligt schijnt op de massa te liggen, de decadentie is compleet. De voorbijrazende reus is duidelijk een onheilsprofeet. Dit werk dateert van drie jaar voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog: visionair was Masereel alleszins. De verschrikkingen van de nakende oorlog - de wereldbrand - heeft hij zeer indrukwekkend weergegeven.


Frans Masereel: Le Prophète

Overigens bestaat er in de Vlaamse kunst nog zo'n werk: de 'Dulle Griet' van Pieter Bruegel. Dat schilderij uit de zestiende eeuw is geïnspireerd door de zegs- wijze 'een roof voor de hel doen'. Volgens de Wandelgids van het 'Museum Mayer Van Den Bergh' 'werd het in zijn tijd gezegd van iemand die voor niets of niemand terugschrok. Bruegel past het hier toe op een uitzinnige vrouwenfiguur die te vuur en te zwaard door een tumultueuze wereld trekt die zijn einde nabij is.' Het is niet al e moeilijk om ook hier een verbeelding van oorlog in te zien: de zestiende eeuw was bij wijze van spreken een militair conflict. Het werk is even pregnant als dat van Masereel.


Pieter Bruegel: Dulle Griet.

Wat mij aan de houtsneden van Masereel ook erg interesseerde, zijn de tekstjes die eronder staan. Op de tentoonstelling heet het werk wel 'De profeet', maar op de houtsnede zelf staat de Franse titel die de kunstenaar eraan gegeven heeft. En dan verder naar het midden 'A Cam. Huysmans, bien cordialement, Frans Masereel'. Op de 'Nocturne' staat 'A M. Huysmans, A Mme. Huysmans'. Dat verbaasde me  nogal: Frans Masereel is een Vlaming, net zo goed als Kamiel Huysmans, die vanaf 1910 samen met de liberaal Louis Franck en de katholiek Frans van Cauwelaert nog voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit gestreden heeft. 'De drie kraaiende hanen' werden zij genoemd. En dan titels en opdrachten in het Frans? Eigenaardig vond ik dat.

Blijkt uit een paar biografische feiten dat Masereel in 1889 in Blankenberge geboren is, uit welgestelde Gentse ouders, die er elk jaar twee maanden vakantie doorbrachten. Frans zal die mensen ook niet onbekend zijn geweest. In 1910 gaat Masereel in Parijs wonen, bij het uitbreken van de eerste Wereldoorlog vlucht hij naar Genève, later verblijft nog in Frankrijk (Parijs, en in de buurt van Boulogne), na de Tweede Wereldoorlog verblijft hij in Avignon en Nice. In Avignon sterft hij in 1972. Masereel moet zich in het Frans erg goed thuis gevoeld hebben, dat kan niet anders. Franse titels van zijn houtsneden en Franse opdrachten erop zijn dus echt niet zo vreemd.

Er bestaat een biografie van Masereel door Joris Van Parys: die zou ik eens moeten lezen, vele van mijn vragen zouden dan ongetwijfeld eens antwoord krijgen. Uitgebreid is mijn kennis van zijn leven en werk niet echt. Ik kan eens naar Kasterlee rijden, misschien hebben ze daar de biografie in het Masereel Centrum.

P.S.: ondertussen heb ik de biografie al besteld bij De Slegte. Dat wordt lectuur voor volgend jaar.

vrijdag 14 december 2012

Woning Jozef Schellekens: schilderijen

Als je over Jozef Schellekens hoort vertellen, kun je niet anders dan voelen dat hij een rusteloze man moet geweest zijn, iemand die niet stil kon zitten, die zichzelf weinig rust gunde. In het 'In memoriam Jozef Schellekens' schrijft Jan Veulemans: 'de bouwmeester, de kunstschilder, de hartstochtelijke levensminnaar, heeft het lot ondergaan van diegenen, wier rusteloze creativiteit onbarmhartig hun ziel en lichaam verteert'.

Dat hij enorm creatief was, zie je in zijn huis niet alleen aan zijn plannen en afdrukken van zijn projecten, maar net zo goed aan de vele tekeningen en schilderijen die er aan de muren hangen. In het begin laten die werken zien dat Schellekens de kunst van Albert van Dyck, die andere Turnhoutenaar, erg goed kende, maar hij vindt na een tijdje zijn eigen stijl: hij werkt met duidelijke kleurvlakken en zonder veel versiering en verfraaiing van zijn onderwerp. 'Meisje met rode trui' is daar een goed voorbeeld van.


Meisje met rode trui

Erg geslaagd zijn ook een paar zelfportretten waar dezelfde aanpak uit spreekt. In het eerste beeldt hij zichzelf af, staande voor een bakstenen muur, met rechts op de achtergrond een gebouw dat een kerk zou kunnen zijn, maar ik geloof eerder dat het een fabriek is met een grote, rokende schoorsteen. Hij heeft zichzelf geportretteerd als 'bouwmeester', zou je kunnen zeggen. Hij kijkt de toeschouwer recht in de ogen: zeker niet triomfantelijk van 'zover heb ik het gebracht', eerder vragend, teruggetrokken, timide.


Zelfportret

Op het tweede zelfportret krijg je dezelfde kleuren: jas en achtergrond zijn zonder meer identiek. Ik weet niet hoe groot Schellekens was, maar hier ziet hij zichzelf als een rijzige man: je moet naar zijn ogen opkijken, maar vrolijke vreugde spat niet echt van zijn gezicht. Hij was een man die nogal aan zichzelf twijfelde, zich eerder getormenteerd voelde, en in dat opzicht zijn die zelfportretten waarheidsgetrouw, zou je kunnen zeggen.


Zelfportret

In dat 'In memoriam', dat op de website www.jozef.schellekens.be te vinden is, vind je heel wat commentaar en bespreking van Schellekens' schilderkunst. Jan Veulemans: 'Na de kinderwereld en de portretten ging hij over naar de obsederende aanwezigheid van de vrouw in het bestaan. De aantrekking van het vrouwelijke heeft hem trouwens ... nooit meer verlaten.' En: ' .... in zijn vele vrouwenfiguren gaf hij in feite aan de schoonheid van het leven gestalte.' Getuige daarvan een vrouwelijk naakt.


Vrouwelijk naakt

Ondanks het feit dat zijn intimi en kenners zich erg lovend uitlieten over zijn werk, heeft Schellekens nauwelijks geëxposeerd: een eerste keer in Antwerpen in 1947, later nog in het 'Paleis voor Schone Kunsten', in Brussel dus, 'waaraan Jozef Muls ... niet weinig lof wijdde.' Een deel van zijn werk werd ook eenmaal in Parijs en in Milaan getoond, nog altijd volgens Jan Veulemans.

Ik wist dat allemaal niet, maar wie in Turnhout wel? Dankzij Turnhout 2012 is een en ander nu toch in een iets wijdere omgeving bekend geraakt. En dat is zeer goed: het is niet omdat Jozef Schellekens aan zichzelf twijfelde en zich onderschatte, dat wij dat moeten doen. Temeer omdat Turnhout zich dit jaar erg nadrukkelijk opengegooid heeft: eigen talenten moeten we dan zeker ook omarmen en koesteren. Zoals we dat met dr. Nand Peeters gelukkig ook gedaan hebben.

zondag 9 december 2012

Woning Jozef Schellekens

Een huis waar ik sinds mijn twaalfde geregeld ben voorbijgekomen, is dat aan de Steenweg op Mol 66, op de hoek met de Generaal van der Meerschstraat. Indertijd fietste ik naar school via de 'ringelaan', die toen - eind jaren 50, begin jaren 60 - nog niet meer dan een zavelbedding was. Je groeit op en merkt dat het een speciaal huis is, je wilt daar later toch wel eens binnengaan, en in 2012 leer je dat gaat om de woning van architect Jozef (Jef) Schellekens, die als provinciaal architect meer dan gewone verdienste heeft: hij ontwierp het strandpaviljoen van het Zilvermeer in Mol en het openluchttheater Rivierenhof in Deurne. Zijn huis is eigenlijk een dubbelwoning: het adres is Steenweg op Mol 64-66.


De huis van Jozef Schellekens

Van zolang ik het heb weten staan, was het huis begroeid met rijkelijk veel klimop; nu is die sinds een paar jaar helemaal verdwenen en is het gebouw zelf weer echt goed zichtbaar. En daar zit een verhaal achter, hoor je bij een bezoek. Je wordt rondgeleid door een van de kleinzonen van de architect - wie weet ik niet precies - en die deelt veel interessante informatie uit eerste hand mee. Het huis was af en bewoonbaar in 1936, maar de Turnhoutse goegemeente was er niet dadelijk kapot van: huis en architect werden zeer scheef bekeken, in zoverre dat de man nauwelijks opdrachten kreeg: 'van die boer geen eieren' werd 'van die architect geen huizen'. En er deden wonderlijke opvattingen de ronde: de lange raampartijen, soms van de grond tot boven aan de gevel, zouden ontucht uitlokken (!), en dat terwijl Jozef Schellekens een overtuigd katholiek was: sant in eigen stad was hij niet. Hij begon aan zichzelf te twijfelen, schaamde zich misschien zelfs een beetje, en liet het huis overgroeien met die klimop, om het aan het gezicht van zijn stadsgenoten te onttrekken en te verbergen, hoewel dat met een huis bijzonder moeilijk is. Maar de in deze brave stad afwijkende vormen waren niet meer te zien.

Je komt binnen in een grote, hoge hal: licht en ruimte in overvloed. En je voelt onmiddellijk: hier is ter dege over nagedacht. Aan de muren hangen tekeningen van projecten van Schellekens, maar net zo goed schilderijen, onder andere zelfportretten: hij beschikte over meer talenten. Toch schijnt hij een geboren twijfelaar te zijn geweest: in huis kon hij natuurlijk geen klimop laten groeien, maar hij bracht wel voortdurend veranderingen aan, zodat het steeds meer begon te verschillen van het oorspronkelijke plan. Zijn kleinzonen hebben het huis nu zo ver gerestaureerd, dat het voor 95% uit- en binnenzicht van 1936 heeft.


De hal: licht en ruimte in overvloed


De achtergevel

Ook de vensters in de achtergevel (op het zuiden) trekken het licht naar binnen, en ze geven tezelfdertijd ook uit op de tuin: de muur die hem in tweeën deelt, is pas later bijgebouwd, om de kinderen van de twee families (Schellekens en Op de Beeck) beter uit elkaar te houden, en zo voor meer rust voor de ouders te zorgen. Er staat overigens een redelijk grote treurwilg.


Tuin met later toegevoegde muur


Bas-reliëf in de scheidingsmuur

Maar al moest die muur er dan noodgedwongen komen, toch vond Schellekens dat ook daar 'schoonheid' belangrijk was: je ziet er inderdaad een bas-reliëf dat een boerengezin met hun twee kinderen en een oudere man uitbeeldt.
Tenminste, dat is wat ik erin zie. De rechtse man heeft een schop bij zich, en hij schijnt iets te zoeken in zijn broekzak: het loon van zijn graafwerk dat hij aan zijn vrouw geeft, of in de schaal van de jongen gaat leggen? De drie volwassenen lopen ook alle drie op klompen: helemaal duidelijk wordt het verhaal me niet, maar ruraal en Kempisch is het zeker.

Jozef Schellekens is eigenlijk een tragische figuur: onbegrepen en versmaad in  eigen stad, twijfelend aan zichzelf, getormenteerd volgens zijn kleinzoon-gids. Hij heeft bijvoorbeeld nooit een tentoonstelling van zijn schilderijen gehouden. Bovendien stierf zijn eerste vrouw zeer jong, en zelf werd hij ook niet oud: hij overleed op het Zilvermeer in 1963, in de buurt van zijn strandpaviljoen, 54 jaar oud.

Zeer benieuwd ben ik naar wat er met de 'Woning Schellekens' zal gebeuren na Turnhout 2012, want het is een pareltje van 'Nieuwe Zakelijkheid', en een van de mooiste en interessantste huizen van deze stad.

donderdag 6 december 2012

Meesterlijk vervallen - Brepols

Ik heb echt wel een band met wat nu heet de 'Turnovasite', waar nog altijd de oude gebouwen van Brepols staan. Mijn vader heeft er jarenlang gewerkt als monotypist, tot in 73-74, toen de activiteiten naar de Steenweg op Tielen werden verhuisd. Lang geleden placht ik hem op woensdag- en zaterdagmiddagen op te wachten als ik van school kwam: een van de voorbereidende afdelingen van het Atheneum huisde in wat naderhand de bowling is geworden. Ik moest dus maar langs de oostkant van de markt lopen om hem in de 'Papenstraat' aan de poort op te staan wachten: huppelen en popelen van plezier betekende dat, want 'ozze vô' kwam er alle momenten aan. En dan samen naar huis, ik met mijn grote held. Daar waren we zo: via de Patersstraat en de 'Liezebetlei' naar Beirenmolenstraat 29. In de jaren 53-55 van de vorige eeuw was dat: ik zat in de eerste en tweede klas, bij meneer Renaerts en meneer Cavens (2de studiejaar), die vlak voor zijn pensioen stond. Overigens had vader ook nog bij meneer Cavens gezeten, in het begin van diens carrière. Turnhout was nog heel klein toen, op vele gebieden.


De poort van Brepols in de Baron du Fourstraat

Op deze foto heeft het overigens modernistische gebouw toch wel iets: nog weinig ruiten zijn onder de tand van het vandalisme gesneuveld, maar in gebruik was het ook niet meer: een auto staat in het midden van de dag voor de gesloten poort, en de andere auto's lijken mij van recente datum. Achter die ramen zaten de bedienden in een grote zaal samen: ik mocht daar wel eens gaan kijken. Indrukwekkend vond ik dat toen: die grote mensen schreven in een heel  andere ruimte  dan wij in onze eerder krakkemikkige klassen in de Otterstraat. En een sfeer van streng sérieux die daar heerste: de wereld van de volwassenen boezemde een heel diep respect in, nou nou!


In mijn herinnering zaten daar beneden de bedienden, in nette rijen van bureaus. En vanaf de overloop werden ze natuurlijk gemakkelijk gesurveilleerd. Veel ruimte en licht had het gebouw, luchtig zag het eruit: er zijn werkvloeren denkbaar die meer deprimerend zijn. Overigens is dit - voor zover mij bekend - een tweede mooi voorbeeld van 'Nieuwe Zakelijkheid' in Turnhout.

Je kunt die Turnovasite tegenwoordig ook bereiken via de Otterstraat, via het parkeerterrein daar: 'Parking Turnova' heet dat ook al. Dan zie de achterkant van de negentiende- en twintigste- eeuwse gebouwen, waar het er niet zo op aankomt, want die staan niet in het zicht. Maar ze zien er niet echt uit: meesterlijk vervallen inderdaad. Het modernere deel staat er nog een beetje stoer, want daar zit veel beton in, maar het oudere, dat is reddeloos verloren!


800 jaar Turnhout: het moderne Brepolsgebouw


Het negentiende-eeuwse deel

Dat oudste gebouw zal natuurlijk wel verdwijnen: er is niets mee mee aan te vangen, het is uitgewoond, uitgeleefd, uitverkrot! Een beetje jammer toch: men had het kunnen fatsoeneren en bewaren als een stuk industriële papierindustrie vlak bij het centrum. Nu hoor je er op een zondagmiddag kinderen in spelen en roepen, en zie je dat de natuur de zaak ook aan het overnemen is.


Alsof er een kleine oorlog gepasseerd is


In bouwvakkerstaal: de 'mei' staat er al op

Veertig jaar is Brepols daar inmiddels weg. Ik kan me levendig indenken dat de site tijdens de jaren 70 niet opnieuw werd aangepast voor toekomstig en ander gebruik, maar in 2012, na  zo'n lange tijd, zou er op den duur toch wel iets van mogen komen. Er is zelfs hoop: in het boek 'Turnhout 1212-2012, 800 jaar stad maken in de Kempen' lees ik op pagina 134: 'Eind 2012 verwacht men dat alle nodige vergunningen en rapporten ingediend en afgerond zijn, zodat men begin 2013 kan starten met de ontwikkeling.' Over Turnova hebben ze het dan. Veel zekerheid straalt het citaat echter niet uit: 'men verwacht' en 'zodat men kan starten'!

Al jaren wordt dit gebied een stadskanker genoemd, en terecht. Te hopen is dat deze kanker nu in de ultiemste terminaalste fase mogelijk is geraakt, en dat torens, stoa's en winkelstrips meer dan woorden of ideeën op papier worden.
Megalopolis binnenkort in de steigers?