zaterdag 29 december 2012

De Fabiolazaal - Frans Masereel

Op de tentoonstelling 'Rondom Permeke' hangen ook twee houtsneden van Frans Masereel uit de jaren 30 van de vorige eeuw. Ze wijken nogal af van alle andere werken die je er ziet: het zijn zwart-wit werken, en ze zijn te situeren in de stad. De eerste heet 'Nocturne': een grote man met arbeiderspet kijkt uit de hoogte naar een vrouw met een witte schort, een meid allicht. Zij kijkt niet met erg veel vertrouwen naar hem op: de schrik is van haar gezicht af te lezen. Veel romantiek is er niet te verwachten van deze ontmoeting. 'Nocturne' is dan ook een wrange titel voor deze houtsnede: de vervreemding van de stad kun je erin voelen. Masereel sneed dan ook de moderne thema's aan, hij verschilt wel  wat van Permeke en andere Vlaamse kunstenaars uit zijn tijd.


Frans Masereel: Nocturne, 1932

De tweede houtsnede komt uit 1937 en draagt als 'Le Prophète', inderdaad in het Frans. Een of andere waanzinnige reus, een engel der wrake of een Magere Hein danst met ongelooflijke stappen boven en voorbij een stad die in complete vernieling en verwoesting ten onder gaat: er woedt een infernale brand, in het midden staan de lopen van kanonnen klaar, achter de engel des doods heeft een kruis geen enkele invloed, op de voorgrond lopen mensen verschrikt weg, een naakte danseres uit een cabaret van licht allooi ligt schijnt op de massa te liggen, de decadentie is compleet. De voorbijrazende reus is duidelijk een onheilsprofeet. Dit werk dateert van drie jaar voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog: visionair was Masereel alleszins. De verschrikkingen van de nakende oorlog - de wereldbrand - heeft hij zeer indrukwekkend weergegeven.


Frans Masereel: Le Prophète

Overigens bestaat er in de Vlaamse kunst nog zo'n werk: de 'Dulle Griet' van Pieter Bruegel. Dat schilderij uit de zestiende eeuw is geïnspireerd door de zegs- wijze 'een roof voor de hel doen'. Volgens de Wandelgids van het 'Museum Mayer Van Den Bergh' 'werd het in zijn tijd gezegd van iemand die voor niets of niemand terugschrok. Bruegel past het hier toe op een uitzinnige vrouwenfiguur die te vuur en te zwaard door een tumultueuze wereld trekt die zijn einde nabij is.' Het is niet al e moeilijk om ook hier een verbeelding van oorlog in te zien: de zestiende eeuw was bij wijze van spreken een militair conflict. Het werk is even pregnant als dat van Masereel.


Pieter Bruegel: Dulle Griet.

Wat mij aan de houtsneden van Masereel ook erg interesseerde, zijn de tekstjes die eronder staan. Op de tentoonstelling heet het werk wel 'De profeet', maar op de houtsnede zelf staat de Franse titel die de kunstenaar eraan gegeven heeft. En dan verder naar het midden 'A Cam. Huysmans, bien cordialement, Frans Masereel'. Op de 'Nocturne' staat 'A M. Huysmans, A Mme. Huysmans'. Dat verbaasde me  nogal: Frans Masereel is een Vlaming, net zo goed als Kamiel Huysmans, die vanaf 1910 samen met de liberaal Louis Franck en de katholiek Frans van Cauwelaert nog voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit gestreden heeft. 'De drie kraaiende hanen' werden zij genoemd. En dan titels en opdrachten in het Frans? Eigenaardig vond ik dat.

Blijkt uit een paar biografische feiten dat Masereel in 1889 in Blankenberge geboren is, uit welgestelde Gentse ouders, die er elk jaar twee maanden vakantie doorbrachten. Frans zal die mensen ook niet onbekend zijn geweest. In 1910 gaat Masereel in Parijs wonen, bij het uitbreken van de eerste Wereldoorlog vlucht hij naar Genève, later verblijft nog in Frankrijk (Parijs, en in de buurt van Boulogne), na de Tweede Wereldoorlog verblijft hij in Avignon en Nice. In Avignon sterft hij in 1972. Masereel moet zich in het Frans erg goed thuis gevoeld hebben, dat kan niet anders. Franse titels van zijn houtsneden en Franse opdrachten erop zijn dus echt niet zo vreemd.

Er bestaat een biografie van Masereel door Joris Van Parys: die zou ik eens moeten lezen, vele van mijn vragen zouden dan ongetwijfeld eens antwoord krijgen. Uitgebreid is mijn kennis van zijn leven en werk niet echt. Ik kan eens naar Kasterlee rijden, misschien hebben ze daar de biografie in het Masereel Centrum.

P.S.: ondertussen heb ik de biografie al besteld bij De Slegte. Dat wordt lectuur voor volgend jaar.

vrijdag 14 december 2012

Woning Jozef Schellekens: schilderijen

Als je over Jozef Schellekens hoort vertellen, kun je niet anders dan voelen dat hij een rusteloze man moet geweest zijn, iemand die niet stil kon zitten, die zichzelf weinig rust gunde. In het 'In memoriam Jozef Schellekens' schrijft Jan Veulemans: 'de bouwmeester, de kunstschilder, de hartstochtelijke levensminnaar, heeft het lot ondergaan van diegenen, wier rusteloze creativiteit onbarmhartig hun ziel en lichaam verteert'.

Dat hij enorm creatief was, zie je in zijn huis niet alleen aan zijn plannen en afdrukken van zijn projecten, maar net zo goed aan de vele tekeningen en schilderijen die er aan de muren hangen. In het begin laten die werken zien dat Schellekens de kunst van Albert van Dyck, die andere Turnhoutenaar, erg goed kende, maar hij vindt na een tijdje zijn eigen stijl: hij werkt met duidelijke kleurvlakken en zonder veel versiering en verfraaiing van zijn onderwerp. 'Meisje met rode trui' is daar een goed voorbeeld van.


Meisje met rode trui

Erg geslaagd zijn ook een paar zelfportretten waar dezelfde aanpak uit spreekt. In het eerste beeldt hij zichzelf af, staande voor een bakstenen muur, met rechts op de achtergrond een gebouw dat een kerk zou kunnen zijn, maar ik geloof eerder dat het een fabriek is met een grote, rokende schoorsteen. Hij heeft zichzelf geportretteerd als 'bouwmeester', zou je kunnen zeggen. Hij kijkt de toeschouwer recht in de ogen: zeker niet triomfantelijk van 'zover heb ik het gebracht', eerder vragend, teruggetrokken, timide.


Zelfportret

Op het tweede zelfportret krijg je dezelfde kleuren: jas en achtergrond zijn zonder meer identiek. Ik weet niet hoe groot Schellekens was, maar hier ziet hij zichzelf als een rijzige man: je moet naar zijn ogen opkijken, maar vrolijke vreugde spat niet echt van zijn gezicht. Hij was een man die nogal aan zichzelf twijfelde, zich eerder getormenteerd voelde, en in dat opzicht zijn die zelfportretten waarheidsgetrouw, zou je kunnen zeggen.


Zelfportret

In dat 'In memoriam', dat op de website www.jozef.schellekens.be te vinden is, vind je heel wat commentaar en bespreking van Schellekens' schilderkunst. Jan Veulemans: 'Na de kinderwereld en de portretten ging hij over naar de obsederende aanwezigheid van de vrouw in het bestaan. De aantrekking van het vrouwelijke heeft hem trouwens ... nooit meer verlaten.' En: ' .... in zijn vele vrouwenfiguren gaf hij in feite aan de schoonheid van het leven gestalte.' Getuige daarvan een vrouwelijk naakt.


Vrouwelijk naakt

Ondanks het feit dat zijn intimi en kenners zich erg lovend uitlieten over zijn werk, heeft Schellekens nauwelijks geëxposeerd: een eerste keer in Antwerpen in 1947, later nog in het 'Paleis voor Schone Kunsten', in Brussel dus, 'waaraan Jozef Muls ... niet weinig lof wijdde.' Een deel van zijn werk werd ook eenmaal in Parijs en in Milaan getoond, nog altijd volgens Jan Veulemans.

Ik wist dat allemaal niet, maar wie in Turnhout wel? Dankzij Turnhout 2012 is een en ander nu toch in een iets wijdere omgeving bekend geraakt. En dat is zeer goed: het is niet omdat Jozef Schellekens aan zichzelf twijfelde en zich onderschatte, dat wij dat moeten doen. Temeer omdat Turnhout zich dit jaar erg nadrukkelijk opengegooid heeft: eigen talenten moeten we dan zeker ook omarmen en koesteren. Zoals we dat met dr. Nand Peeters gelukkig ook gedaan hebben.

zondag 9 december 2012

Woning Jozef Schellekens

Een huis waar ik sinds mijn twaalfde geregeld ben voorbijgekomen, is dat aan de Steenweg op Mol 66, op de hoek met de Generaal van der Meerschstraat. Indertijd fietste ik naar school via de 'ringelaan', die toen - eind jaren 50, begin jaren 60 - nog niet meer dan een zavelbedding was. Je groeit op en merkt dat het een speciaal huis is, je wilt daar later toch wel eens binnengaan, en in 2012 leer je dat gaat om de woning van architect Jozef (Jef) Schellekens, die als provinciaal architect meer dan gewone verdienste heeft: hij ontwierp het strandpaviljoen van het Zilvermeer in Mol en het openluchttheater Rivierenhof in Deurne. Zijn huis is eigenlijk een dubbelwoning: het adres is Steenweg op Mol 64-66.


De huis van Jozef Schellekens

Van zolang ik het heb weten staan, was het huis begroeid met rijkelijk veel klimop; nu is die sinds een paar jaar helemaal verdwenen en is het gebouw zelf weer echt goed zichtbaar. En daar zit een verhaal achter, hoor je bij een bezoek. Je wordt rondgeleid door een van de kleinzonen van de architect - wie weet ik niet precies - en die deelt veel interessante informatie uit eerste hand mee. Het huis was af en bewoonbaar in 1936, maar de Turnhoutse goegemeente was er niet dadelijk kapot van: huis en architect werden zeer scheef bekeken, in zoverre dat de man nauwelijks opdrachten kreeg: 'van die boer geen eieren' werd 'van die architect geen huizen'. En er deden wonderlijke opvattingen de ronde: de lange raampartijen, soms van de grond tot boven aan de gevel, zouden ontucht uitlokken (!), en dat terwijl Jozef Schellekens een overtuigd katholiek was: sant in eigen stad was hij niet. Hij begon aan zichzelf te twijfelen, schaamde zich misschien zelfs een beetje, en liet het huis overgroeien met die klimop, om het aan het gezicht van zijn stadsgenoten te onttrekken en te verbergen, hoewel dat met een huis bijzonder moeilijk is. Maar de in deze brave stad afwijkende vormen waren niet meer te zien.

Je komt binnen in een grote, hoge hal: licht en ruimte in overvloed. En je voelt onmiddellijk: hier is ter dege over nagedacht. Aan de muren hangen tekeningen van projecten van Schellekens, maar net zo goed schilderijen, onder andere zelfportretten: hij beschikte over meer talenten. Toch schijnt hij een geboren twijfelaar te zijn geweest: in huis kon hij natuurlijk geen klimop laten groeien, maar hij bracht wel voortdurend veranderingen aan, zodat het steeds meer begon te verschillen van het oorspronkelijke plan. Zijn kleinzonen hebben het huis nu zo ver gerestaureerd, dat het voor 95% uit- en binnenzicht van 1936 heeft.


De hal: licht en ruimte in overvloed


De achtergevel

Ook de vensters in de achtergevel (op het zuiden) trekken het licht naar binnen, en ze geven tezelfdertijd ook uit op de tuin: de muur die hem in tweeën deelt, is pas later bijgebouwd, om de kinderen van de twee families (Schellekens en Op de Beeck) beter uit elkaar te houden, en zo voor meer rust voor de ouders te zorgen. Er staat overigens een redelijk grote treurwilg.


Tuin met later toegevoegde muur


Bas-reliëf in de scheidingsmuur

Maar al moest die muur er dan noodgedwongen komen, toch vond Schellekens dat ook daar 'schoonheid' belangrijk was: je ziet er inderdaad een bas-reliëf dat een boerengezin met hun twee kinderen en een oudere man uitbeeldt.
Tenminste, dat is wat ik erin zie. De rechtse man heeft een schop bij zich, en hij schijnt iets te zoeken in zijn broekzak: het loon van zijn graafwerk dat hij aan zijn vrouw geeft, of in de schaal van de jongen gaat leggen? De drie volwassenen lopen ook alle drie op klompen: helemaal duidelijk wordt het verhaal me niet, maar ruraal en Kempisch is het zeker.

Jozef Schellekens is eigenlijk een tragische figuur: onbegrepen en versmaad in  eigen stad, twijfelend aan zichzelf, getormenteerd volgens zijn kleinzoon-gids. Hij heeft bijvoorbeeld nooit een tentoonstelling van zijn schilderijen gehouden. Bovendien stierf zijn eerste vrouw zeer jong, en zelf werd hij ook niet oud: hij overleed op het Zilvermeer in 1963, in de buurt van zijn strandpaviljoen, 54 jaar oud.

Zeer benieuwd ben ik naar wat er met de 'Woning Schellekens' zal gebeuren na Turnhout 2012, want het is een pareltje van 'Nieuwe Zakelijkheid', en een van de mooiste en interessantste huizen van deze stad.

donderdag 6 december 2012

Meesterlijk vervallen - Brepols

Ik heb echt wel een band met wat nu heet de 'Turnovasite', waar nog altijd de oude gebouwen van Brepols staan. Mijn vader heeft er jarenlang gewerkt als monotypist, tot in 73-74, toen de activiteiten naar de Steenweg op Tielen werden verhuisd. Lang geleden placht ik hem op woensdag- en zaterdagmiddagen op te wachten als ik van school kwam: een van de voorbereidende afdelingen van het Atheneum huisde in wat naderhand de bowling is geworden. Ik moest dus maar langs de oostkant van de markt lopen om hem in de 'Papenstraat' aan de poort op te staan wachten: huppelen en popelen van plezier betekende dat, want 'ozze vô' kwam er alle momenten aan. En dan samen naar huis, ik met mijn grote held. Daar waren we zo: via de Patersstraat en de 'Liezebetlei' naar Beirenmolenstraat 29. In de jaren 53-55 van de vorige eeuw was dat: ik zat in de eerste en tweede klas, bij meneer Renaerts en meneer Cavens (2de studiejaar), die vlak voor zijn pensioen stond. Overigens had vader ook nog bij meneer Cavens gezeten, in het begin van diens carrière. Turnhout was nog heel klein toen, op vele gebieden.


De poort van Brepols in de Baron du Fourstraat

Op deze foto heeft het overigens modernistische gebouw toch wel iets: nog weinig ruiten zijn onder de tand van het vandalisme gesneuveld, maar in gebruik was het ook niet meer: een auto staat in het midden van de dag voor de gesloten poort, en de andere auto's lijken mij van recente datum. Achter die ramen zaten de bedienden in een grote zaal samen: ik mocht daar wel eens gaan kijken. Indrukwekkend vond ik dat toen: die grote mensen schreven in een heel  andere ruimte  dan wij in onze eerder krakkemikkige klassen in de Otterstraat. En een sfeer van streng sérieux die daar heerste: de wereld van de volwassenen boezemde een heel diep respect in, nou nou!


In mijn herinnering zaten daar beneden de bedienden, in nette rijen van bureaus. En vanaf de overloop werden ze natuurlijk gemakkelijk gesurveilleerd. Veel ruimte en licht had het gebouw, luchtig zag het eruit: er zijn werkvloeren denkbaar die meer deprimerend zijn. Overigens is dit - voor zover mij bekend - een tweede mooi voorbeeld van 'Nieuwe Zakelijkheid' in Turnhout.

Je kunt die Turnovasite tegenwoordig ook bereiken via de Otterstraat, via het parkeerterrein daar: 'Parking Turnova' heet dat ook al. Dan zie de achterkant van de negentiende- en twintigste- eeuwse gebouwen, waar het er niet zo op aankomt, want die staan niet in het zicht. Maar ze zien er niet echt uit: meesterlijk vervallen inderdaad. Het modernere deel staat er nog een beetje stoer, want daar zit veel beton in, maar het oudere, dat is reddeloos verloren!


800 jaar Turnhout: het moderne Brepolsgebouw


Het negentiende-eeuwse deel

Dat oudste gebouw zal natuurlijk wel verdwijnen: er is niets mee mee aan te vangen, het is uitgewoond, uitgeleefd, uitverkrot! Een beetje jammer toch: men had het kunnen fatsoeneren en bewaren als een stuk industriële papierindustrie vlak bij het centrum. Nu hoor je er op een zondagmiddag kinderen in spelen en roepen, en zie je dat de natuur de zaak ook aan het overnemen is.


Alsof er een kleine oorlog gepasseerd is


In bouwvakkerstaal: de 'mei' staat er al op

Veertig jaar is Brepols daar inmiddels weg. Ik kan me levendig indenken dat de site tijdens de jaren 70 niet opnieuw werd aangepast voor toekomstig en ander gebruik, maar in 2012, na  zo'n lange tijd, zou er op den duur toch wel iets van mogen komen. Er is zelfs hoop: in het boek 'Turnhout 1212-2012, 800 jaar stad maken in de Kempen' lees ik op pagina 134: 'Eind 2012 verwacht men dat alle nodige vergunningen en rapporten ingediend en afgerond zijn, zodat men begin 2013 kan starten met de ontwikkeling.' Over Turnova hebben ze het dan. Veel zekerheid straalt het citaat echter niet uit: 'men verwacht' en 'zodat men kan starten'!

Al jaren wordt dit gebied een stadskanker genoemd, en terecht. Te hopen is dat deze kanker nu in de ultiemste terminaalste fase mogelijk is geraakt, en dat torens, stoa's en winkelstrips meer dan woorden of ideeën op papier worden.
Megalopolis binnenkort in de steigers?

vrijdag 30 november 2012

Mechelen: Rik Wouters, hoogtepunten


Een tentoonstelling die al meer dan een jaar op mijn verlanglijstje stond, was 'Rik Wouters, hoogtepunten' in het Schepenhuis in Mechelen. Bijna heel de verzameling van het Koninklijk Museum van Antwerpen is er te zien, plus een aantal werken die in het bezit zijn van de Stedelijke Musea Mechelen: dat is heel wat moet ik zeggen, schilderijen vooral, maar ook beeldhouwwerken. Er was niet veel volk, die woensdagmiddag: Rik Wouters is Picasso wel niet, maar ik schat hem bijzonder hoog in. Hij heeft echt wel een oeuvre nagelaten om u tegen te zeggen. En als er dan weinig bezoekers zijn, kun je veel op je gemakje aandachtig bekijken.
Een niet zo groot werk uit 1907 is 'Terras, kruidtuin' dat zeer impressionistisch aandoet. Het hoogtepunt van die richting was toen al voorbij, maar Wouters geeft er zijn eigen toets aan: het is vager dan de negentiende-eeuwse werken, suggestiever ook vind ik, en je merkt meteen waar het de man om te doen is: kleuren en licht, licht en lichtheid die hij probeert te vangen.


Terras, kruidtuin, 1907

Rik Wouters is dan wel Mechelaar, hij heeft een groot deel van zijn korte leven in de omgeving van Brussel doorgebracht, in het dan nog landelijke Bosvoorde. In 1914 komt hij na het uitbreken van de oorlog ten slotte in Amsterdam terecht: hij sterft er in 1916, nog geen 34 jaar oud, aan de gevolgen van kanker aan het bovenkaakbeen. Zij vrouw Nel, die hem op haar zestiende verleidde, is hem steeds een belangrijke bron van inspiratie geweest.

Kinderen hadden de twee niet, maar toch lijkt het Nel te zijn die in 'De opvoeding' een jongetje leert lezen. Het ventje probeert geconcentreerd de regels te ontcijferen die de vrouw aanwijst, en zelf houdt hij zijn rechterhand vlakbij om het spoor toch maar niet bijster te geraken. Toch lijkt me dat niet het belangrijkste van dit doek: licht en kleur lijken me dat eerder te zijn. Op het bruine tafelblad staat een blauwe vaas met bloemen, een wit boek wordt weerspiegeld in het glimmende oppervlak: het schilderij leeft echt. De achtergrond links is zachtgeel, de kachel achter het jongetje grijzig zwart, en de kunstenaar schijnt een zeer lichte penseeltoets gebruikt te hebben, nergens ook is iets scherp afgelijnd. In de bezoekersgids lees je ergens: 'Ten gronde is en blijft Wouters een impressionist.' Dat blijkt wel uit dit werk.


De opvoeding, 1912

Een doek dat mij enorm aanspreekt is 'Herfst' uit 1913. Nel staat buiten voor het raam en zet net een schaal appels op de vensterbank. Maar wat een kleuren weer: geel jasje, blauwe sjaal die in het openstaande raam opnieuw weerspiegeld worden, gordijnen in tinten die de natuur dan weer niet laat zien, groenachtige plant midden op de voorgrond, op de achtergrond bomen die nog volop in blad staan, daar net onder de daken van Bosvoorde. Daarvoor een weiland waar was op ligt te bleken, een weg, en weipalen. Het dorp en het platteland lijken ingelijst door het raamkozijn en het gordijn rechts: wat een diepte dat het werk daardoor krijgt! je kunt je ogen echt de kost geven met dit schilderij. Zacht en licht en rijk is het, heel mooi vind ik het.


Herfst, 1913

Diezelfde diepte wordt opgeroepen in 'Het ravijn A': dat komt vooral door het witte vlekje iets uit het midden. Een ruiter op een wit paard rijdt over een bruggetje in het midden van een weelderig bos: dat kleine trucje maakt het helemaal af. Voor de rest is is het schilderij een samenscholing van allerlei 'groenen' en lichtinvallen op boomstammen: Wouters is een meester in suggereren: zo'n werk bekijken is vooral zintuiglijk genieten van de natuur.


Het ravijn A, 1913

Suggereren nogmaals: weer vanuit een openstaand venster in 'Open venster op Bosvoorde'. Het dorp is nu dichterbij dan in 'Herfst', weer ingelijst door het raam. Het mooie ervan is dat vooral de daken en de gevels van de huizen worden weergegeven: veel meer dan kleurvlakjes zijn het niet. Een en ander doet nogal denken aan Cézanne, voor wie Rik Wouters een sterke bewondering had. Hier wordt 'zijn' impressionisme meteen veel moderner. Ik moet zeggen: ik kan het wel appreciëren.


Open venster op Bosvoorde, 1914

Zolang de restauratie van het museum in Antwerpen duurt, zolang is deze tentoonstelling nog open, en die restauratie duurt ten minste tot 2017. Mensen hebben dus nog bijna vijf jaar om eens goed te gaan kijken: het loont de moeite.

Schepenhuis Mechelen: het offer van Abraham

Ik wilde per se naar de tentoonstelling 'Rik Wouters - Hoogtepunten' in het Schepenhuis in Mechelen. Maar dat gebouw op zichzelf is ook best interessant: de eerste vermelding dateert al van 1288, toen het werd opgericht als schepenbank, en in 1374-75 werd het uitgebreid. Het Parlement van Mechelen, het hoogste rechtscollege in de Nederlanden, werd er in 1473 door Karel de Stoute geïnstalleerd, Maria van Bourgondië schafte dat dan weer af, maar Filips de Schone richtte het weer op en noemde het de Grote Raad van Mechelen: het Schepenhuis heeft behoorlijk wat geschiedenis meegemaakt.

Op de gelijkvloerse verdieping, ongeveer twee meter boven het straatniveau, bevindt zich de kassa en de receptie van de Rik Wouterstentoonstelling. Tegelijk is dat ook een prachtige ruimte met een zwaar eikenhouten plafond. Dat wordt dan weer geschraagd door houten consoles, en vlak daaronder zie je gebeeldhouwde versieringen, van Romeinse of middeleeuwse soldaten: dat is niet altijd zeer duidelijk. Eentje vertelde al op het eerste gezicht waar het over ging: het offer van Abraham.


Het offer van Abraham

Aartsvader Abraham heeft zijn linkerhand op het hoofd van zijn enige zoon, 'Isaak, van wie je zoveel houdt, zoals God dat uitdrukt, en die moet hij dan offeren op een berg die Hij hem zal wijzen. Abraham heeft met zijn rechterarm het zwaard al geheven, is klaar voor de dodelijke slag, maar net op dat moment houdt een door God gezonden engel hem tegen. Hij spreekt met de stem van God (Genesis 22): 'Raak de jongen niet aan, die hem niets! Want nu weet ik dat je ontzag voor God hebt: je hebt mij je zoon, je enige, niet willen onthouden.' Linksonder is ook nog de ram te zien, die de aartsvader dan zal offeren.

Natuurlijk beloont God Abraham nog (Gen 22): '... zal ik je rijkelijk zegenen en je zoveel nakomelingen geven als er sterren aan de hemel zijn en zandkorrels op het strand langs de zee, en je nakomelingen zullen de steden van hun vijanden in bezit krijgen. En alle volken op aarde zullen wensen zo gezegend te worden als jouw nakomelingen. Want jij hebt naar mij geluisterd!

Godsdienst en macht: oeroud.

Mogelijk diende de uitbeelding van dit toch wrede verhaal de rechters te inspireren ook toch niet zo streng te zijn, als zelfs God op zijn voornemen terugkwam. Anderzijds vind ik dat de God uit het Oude Testament zich meer dan een en ander kon permitteren, en de trouw van zijn volgelingen onmenselijk zwaar beproefde. Het zal klaar zijn dat de oorsprong van het islamitische offerfeest ook in dit verhaal ligt.

Scheiding van kerk en staat? Nog niet in de middeleeuwen.


Het Schepenhuis vanaf de IJzeren Leen

dinsdag 27 november 2012

Mol: Alexey Charugin bis

Charugin probeert in zijn jongste werken de vormentaal van die Russische volkskunst ook uit op Afrika, hoewel hij daar naar eigen zeggen nooit geweest is. Hij schijnt zich te baseren op wat hij erover weet en ervan gezien heeft in de media. Dat levert dan een schilderij op dat nogal beantwoordt aan negentiende- en vroeg twintigste-eeuwse clichés, Russische volkstaal naar Afrikaanse omstandigheden vertaald, zou ik zeggen. Je ziet zijn vertrouwde procedé van de drie lagen, oever-rivier-oever. Onderaan links een zwarte die kennelijk met een jachtluipaard gaat wandelen, rechts een paar, van wie de man een lange pijp rookt, de vrouw haar kind de borst geeft, in het midden een schip dat aankomt, voortbewogen door schepraderen, twee aan elke kant, en krokodillen in de rivier: het beeld is duidelijk aan veel fantasie ontsproten. En bovenaan nog wat couleur locale: een giraf, palmbomen, een bereden olifant en nog een kleiner scheepje. Naïef en decoratief is het wel. De titel doet nogal sinterklaasachtig aan, maar die man kennen ze in Rusland niet zoals wij, neem ik aan.


Stoomboot komt aan in Afrika, 2012

Authentieker vind ik dan 'Geliefde koe' (2012), een schilderij waarop moeder en dochter een koe ergens heen voeren. Op de rug van het die zit een mythologische vogel met vrouwenhoofd. Overigens doen de vogels van Charugin mij aan die van Corneille denken: die beeldt die diertjes ook vaak af met pootjes met drie tenen. Eigenaardige combinaties bedenkt deze Rus, dat tenminste.


Geliefde koe, 2012

'Afspraak' herinnert me dan weer aan werken van Paul Klee, hoewel je menselijke figuren als het meisje en de jongen bij hem niet zult tegenkomen. Maar in de achtergrond kun je met enige goede wil wel iets 'klees' herkennen.


Afspraak, 2012

Een min of meer variatie op 'Zomerse avond' vind je in 'Wit meer' (2011): een zeemeermin zwemt in dat witte meer, terwijl aan de kant een boerin een vis die ze net gevangen heeft, binnenhaalt. Boven haar vliegt nog eens een CCCP-raket.
Die lettercombinatie gebruikt Charugin opvallend graag.


Wit meer, 2011

De meeste werken op deze tentoonstelling komen uit 2012, een paar uit 2010 en 2011. Recent werk, dat zeker, erg productief is Charugin de laatste tijd. Tezelfdertijd kan ik me niet van het gevoelen ontdoen dat de schilder het ijzer ijverig aan het smeden is terwijl het nog heet is: de werken waren namelijk ook te koop. En ik moet eerlijk zeggen: ze zijn aantrekkelijk.

maandag 26 november 2012

Mol: Alexey Charugin

Soms zie je op RTV een item dat meer dan regionaal belang heeft, of dat gaat over iemand die je niet meteen 'de ware Kempenaar' mag noemen. Zo had de zender het kort geleden over de tentoonstelling van een Russische kunstenaar, Alexey Charugin, in 't Kristallijn in Mol, Mol-Rauw wel te verstaan, Blauwe Keidreef 3, nog net niet in Lommel of in Nederland. Om maar te zeggen: 't Kristallijn ligt echt aan de rand van het koninkrijk. Maar die Charugin, van wie ik nog nooit gehoord had, leek mij wel iets, dus ik naar die Blauwe Keidreef.

Charugin schildert  in de traditie van de Russische volkskunst, en op het eerse gezicht lijkt het allemaal een beetje naïef. Je kunt niet anders dan denken aan Marc Chagall: vrouwen dragen dezelfde hoofddoeken als bij Chagall, maar Russische volkskunst was die man ook niet vreemd. Op het schilderij 'Dag' (2008) zie je allerlei activiteiten: een vrouw die een haan vasthoudt, eentje met een vis over haar schouder, nog een die een bloementuil aanreikt. En verder een 'bloem-huisje-boompje', een waterput, een poes, veel vogels en bloemen en centraal een grote, mooi ronde zon, alles tegen een bijna witte achtergrond. Het zou zonder meer een erg verdienstelijke kindertekening kunnen zijn, als er rechts boven geen helikopter zou vliegen die onbescheiden de letters 'CCCP' draagt: ironie van Charugin. De man is in 1965 geboren, afgestudeerd 20 jaar later: hij heeft nog wel iets meegemaakt. Maar het blijft een heel fris werk.


Dag, 2008

Uit 'Overal leven' (2010) blijkt zijn humor net zo goed. In vier lagen laat hij inderdaad zien dat er overal leven is: in het water, op het land - en daar lijkt het nog normaal - maar in de lucht worden een vogel, een vlinder en een libel gecombineerd met een helikopter - daar heb je die weer - en een engel! En helemaal van boven, in de echte ruimte, krijg je dan weer een maansikkel, een komeet, twee raketten en een straalvliegtuig, en helemaal links een zeppelin die ook weer met het waarmerk 'CCCP' getooid is. Als je zijn doeken zorgvuldig leest, heb je er wel wat plezier aan.


Overal leven, 2010

Het mag dan wel zijn dat Charugin de vormentaal van de Russische volkskunst gebruikt, in zijn onderwerpen wijkt hij daarvan toch af, zoals overigens al gebleken is. Heel duidelijk is dat bijvoorbeeld in 'Zomerse avond' (2012): een vrouw staat te hengelen, op de voorgrond speelt er een met een hond, het decor is ook traditioneel, hoewel, een fietser en een auto zijn dan weer nieuw, maar de naakte baadster midden in de rivier is heel wat anders dan de brave traditie. Maar de zon schijnt weer: Charugin schildert het kleine geluk, hij is niet dadelijk een verwant van zeg maar Luc Tuymans.


Zomerse avond, 2012

Een ander werk in lagen is 'Witte rivier' (2001). Op de linker- en rechteroever zie je min of meer gewone bezigheden, in het midden van het water hebben twee naakte vrouwen elk een bloem vast, net zoals de vrouw rechts onder, op het droge toch. En weer werkt de kunstenaar op een lichte achtergrond, wat het resultaat toch wel fris maakt, en je krijgt er een goed gevoel bij, een soort van blijdschap wat mij betreft.


Witte rivier, 2001

Of Charugin nu verbazingwekkende kunst produceert? Dat geloof ik niet echt, maar kijken naar die Russische traditie in een moderner jasje, dan ook nog vergezeld van enige ironie en humor vind ik toch wel erg aantrekkelijk. En hij is niet zwaar op de hand, deze Charugin: hij laat de zon schijnen.

vrijdag 16 november 2012

Kauwen

Sta ik op het parkeerterrein van 'Van Roey Automation' en zie een overwegend blauwe hemel, en het is toch al 9 november: mooi toch, daar wil ik een foto van. Thuis op de computer blijken er ook nog vijftien kauwen in volle vlucht op te staan: verrassing, geluk en toevalstreffer. Vic vertelt me op gezag van zijn broer, die zulke zaken kent, dat kauwen meestal in paartjes vliegen, en inderdaad, vijftien is dan wel een onpaar getal, maar met enige goede wil kan ik toch zeven paartjes thuisbrengen: je zou ze kunnen herkennen dat ze met zijn tweeën in dezelfde richting vliegen. Merkwaardig, daar had ik nog niet van gehoord, maar ik ben dan ook een stadsmus.


Kauwen: toeval

En als ik de foto nog eens bekijk, doet hij me denken aan een schilderij van Van
Gogh, 'Korenveld met kraaien'. Uit 1890 blijkt dat te zijn, uit de laatste weken van 's mans leven. Maar dat is een uitermate pretentieuze associatie, laat dat duidelijk zijn. Het 'Korenveld' is een dramatisch, dreigend schilderij, en de kraaien staan daar niet zomaar op. Aan zijn broer Theo schreef Vincent dat hij werkte aan 'uitgestrekte korenvelden onder woeste luchten en ik heb welbewust geprobeerd er triestheid, extreme eenzaamheid in uit te drukken'.

Mijn foto van die kauwen in de blauwe hemel laat ook een paar bomen aan de Antwerpse Steenweg richting Vosselaar zien: misschien decoratief, niks meer.


Van Gogh, Korenveld met kraaien: kunst

donderdag 15 november 2012

De Modernen - Rondom Permeke II

Van Gust de Smet is er heel wat werk aanwezig, onder andere een reeks houtsneden uit 1920, maar ook een aantal schilderijen. Opmerkelijk is de 'Vrouw van Spakenburg' uit 1917, toen de kunstenaar op de vlucht voor de eerste wereldoorlog in Nederland verbleef en daar modernere invloeden onderging. Zelf zegt hij over zijn kunst in 1921:

 'Wat mijn  werk in het algemeen aangaat is mijn betrachten om alles zo sterk mogelijk uit te drukken, niet een stukje natuur nabootsen, maar van ieder schilderij bijna een synthese te geven. Daarvoor is in de eerste plaats nodig een sterke bouw te bekomen, simpel en constructief, geen kleine details, van alles het essentiële over te houden. Op die manier krijgt het werk meer diepte en kracht dan dat van gelijk welke andere richting.'

Dat maakt hij in de 'Vrouw van Spakenburg' inderdaad wel waar: de achtergrond is zeer bijkomstig, alleen een bruggetje is herkenbaar, de vrouw vult nadrukkelijk heel het doek. Daarbij gaat het niet om haar portret - haar gezicht doet er ook niet zo veel toe - maar om de kracht van die vrouw: ze lijkt een soort van reuzin in een grote blauwe rok. Het maakt wel indruk.

Gust de Smet, Vrouw van Spakenburg, 1917

Een schilderij dat ik al lang kende, is de 'Boom in bloei' van Frits van den Berghe: een reproductie hing in mijn middelbareschooltijd in een gang van het Atheneum, vlak bij het tekenlokaal. Maar hoe gaat dat als je leerling bent, je weet het wel hangen, maar je bekijkt het nooit grondig, want je moet voor de volgende lees weer naar een andere klas, en op die leeftijd zijn er veel andere interessante dingen. Een ruiker bloemen, dat is het, meen je. Nu, in de Fabiolazaal herkende ik het meteen, hoewel ik aanvankelijk dacht dat het om een Ensor ging. Niet natuurlijk, maar het heeft toch veel ensoriaans: uit een dikke stam komen op het eerste gezicht bloemen tevoorschijn, maar als je dan echt eens goed kijkt, zie je totaal iets anders. Het blijken allerlei figuren te zijn, lelijke tronies, een harlekijn, een hologig spook, niet echt aantrekkelijke vrouwen, een eenoog, een baardmens die je 's nachts ook liever niet tegenkomt: Ensor is niet ver uit de buurt. Volgens de bezoekersgids krijgt Van den Berghe  vanaf 1928 veel belangstelling voor de psychoanalyse, hij schildert voorstellingen van obsessies en angstpsychoses en 'dat mondt uit in een persoonlijk surrealisme'. Nauwkeurig dit raadselachtige doek bestuderen is zeer de moeite waard.


 

Frits van den Berghe, Boom in bloei, 1930

Nog zo iets bevreemdends is een werk van Edard Tytgat: 'De beeldhouwer vereeuwigt zijn liefdes'. Het zijn er nogal wat, en het eigenaardige is dat al die liefdes standbeelden zijn geworden: dat is inderdaad ook een vorm van eeuwigheid. De bezoekersgids weet weer raad: het schilderij verwijst naar de antieke beeldhouwer Pygmalion die een zo mooi vrouwenbeeld maakte dat hij er verliefd op werd. De godin Venus, door medelijden bewogen, maakte het beeld levend. Tytgat doet hier het omgekeerde: die stenen beelden mogen dan wel eeuwig zijn, echt leven doen ze niet meer. Tytgat speelde wel eens meer met mythen uit de Oudheid: het zeilscheepje rechts boven verwijst ook naar die tijd.


Edgard Tytgat, De beeldhouwer vereeuwigt zijn liefdes, 1951

Als je de 'Noordzee' van Jean Brusselmans vergelijkt met de marines van Permeke, dan lijkt het over twee totaal verschillende zaken te gaan. De voorgrond doet zelfs aan een veld denken, maar de zwarte rook van een stoomboot vertelt iets anders; je kunt overigens nog twee scheepjes op het doek herkennen. Ik vind het wel een goed werk: een derde zee, twee derden, de zee verticaal, de wolken eerder horizontaal. Brusselmans suggereert rechts een regenbui, witte wolken contrasteren met plukken grijze hemel, en de zee zelf schemert nogal groen door: zoals het hoort bij de Noordzee. Ik hou er wel van, van dit werk.


Jean Brusselmans, Noordzee, 1939

Die 'Rondom Permeke' in Antwerpen laat zien dat Permeke misschien de onbetwiste meester was, maar dat anderen het expressionisme op hun eigen manier waarmaakten, of ervan weg evolueerden. En die tijd heeft veel schilderijen opgeleverd die echt wel de moeite waard zijn en blijven.

'Rondom Permeke': 'vaut le détour' zegt de Michelingids in dat geval. Zelfs meer: 'vaut le voyage', ten minste, als je de trip naar Antwerpen een reis mag noemen.

dinsdag 13 november 2012

De Modernen - Rondom Permeke I

In de reeks 'De Modernen' loopt in de Fabiolazaal in Antwerpen toevallig of niet, maar waarschijnlijk niet, de tentoonstelling 'Rondom Permeke': ze valt samen met de grote retrospectieve over de schilder in het Brusselse 'Bozar'. Het gaat in Antwerpen niet in hoofdzaak over Permeke, wel over schilders uit zijn omgeving, tijdgenoten die misschien minder bekend zijn, maar toch ook met het expressionisme te maken hadden. Maar van hemzelf hangen er toch zes werken, al dan niet erg typisch voor hem.

Als je binnenkomt, zie je meteen een 'Winterlandschap' uit 1912, een zeer vroeg doek, dat nog niet zijn krachtige vormgeving van de jaren 20 heeft. Ik had het dit jaar al eens gezien in Lier, op de tentoonstelling 'Bruegelland, vertier en trammelant': het werd daar beschreven als '... daardoor lijkt het sneeuwlandschap heel weids, net zoals Bruegel I het ooit bedacht.' Zelf dacht ik eerst dat het om een schilderij van Valerius de Saedeleer ging: die heeft ook dergelijke landschappen geschilderd. Maar neen dus, een jonge Permeke die zijn echte weg nog aan het zoeken is, die zie je hier. Stilte en rust roept dit werk op, bijna idyllisch vind ik het. Bij de latere Permeke vind je dat niet meer zo veel.


Constant Permeke, Winterlandschap, 1912

Uit de periode van na de Eerste Wereldoorlog, toen zijn scheppingskracht op haar hoogtepunt was, zie je dan weer de vertrouwde taal van Permeke, in 'Het gebakkraam' (1922) en 'Drie figuren'.


Het gebakkraam, 1922

De zachte sfeer uit het 'Winterlandschap' is helemaal verdwenen: op de voorgrond een beetje hoekige vormen van wat rond hoort te zijn, daarachter de bakker/verkoper die niets anders omhanden heeft dan een pijp te roken: de klanten staan niet in dubbele rijen aan te schuiven. Permekes mensen zijn niet rijk en superactief: ze wachten, gelaten. Zo heb ik ze voor een paar weken in Brussel ook leren kennen.

Drie figuren

Deze 'Drie figuren' verbeelden de werkende mens: de boeren zijn een korenveld aan het maaien: op de achtergrond zie je een molen, rechts daarvan twee korenschoven, op de voorgrond twee landbouwers die even lijken te pauzeren. De rechtse neemt met zijn rechterhand een volgende schoof vast, de linkse heeft de zeis nog in zijn handen. De figuur voor hen lijkt mij een jongeman die nog niet zo lang meewerkt: de zoon leert nog. Stoere mensen zijn het weer, niet echt stralend van geluk, maar koppig en gelaten voortwerkend.

Een totaal andere stijl laat Gustaaf van de Woestijne zien in 'De likeurdrinksters': als contrast kan het er mee door. Erg burgerlijk is dit werk: de schilder portretteert zichzelf terwijl hij de twee verfijnde dames aan het afbeelden is. Mooie jurken dragen zijn, de ene heeft een verzorgd kapsel, de andere een hoofddoek versierd met bloemen, en ze lijken geïnteresseerd naar de kunstenaar aan het werk te kijken. Eigenaardig effect heeft dat tot gevolg: de aandacht van de toeschouwer gaat als vanzelfsprekend naar de twee vrouwen in het volle licht, de schilder dan weer trekt heel sterk de aandacht van die vrouwen. Die schilder is bezig met zichzelf, zou ik zeggen: niet echt expressionistisch. Op de tafel staat dan weer een volle rode roos, rechtsonder liggen twee boeken: tekenen van beschaving die je bij Permeke nergens tegenkomt. Zoals 'De gebakkraam' komen 'De likeurdrinksters' uit 1922, maar meer verschillend kunnen twee schilderijen niet zijn.


Gustave van de Woestijne, De likeurdrinksters, 1922

Van een tederheid, onschuld en intimiteit die je bij Permeke vergeefs zult zoeken zijn een paar werken van Hippolyte Daeye: twee kinderportretten uit 1933: het ene is  donkerder, wat grover aangezet, een streepje licht boven het hoofdje van het kind maken het schilderij echt compleet. Verwonderd kijkt het jonge kind.


Hippolyte Daeye, Kind, 1933

Het tweede heeft veel meer licht door  de kleur van het jurkje en is ook minder ruw en veel zorgvuldiger gemaakt dan het eerste. Het meisje hier schijnt zich af te vragen wat er hier gebeurt, heeft een onderzoekende blik. Ze is meer een individuutje dan het 'Kind'.


Hippolyte Daeye, Meisje, 1933

Beide portretten hangen in de afdeling van de tentoonstelling die heet 'Huisje, boompje, beestje': niet dadelijk onderwerpen waartoe Permeke zich aangetrokken voelde. Uit 'Rondom Permeke' blijkt dat er in zijn omgeving nogal wat vogels zaten die verschillend gebekt waren, hun eigen lied zongen en hun eigen wereld uitbeeldden. En dat levert interessant kijkwerk op.

vrijdag 9 november 2012

Kraanvogels

We zullen het geweten hebben: vandaag staat de Grote Markt vol kraanvogels, 5.000 exemplaren asjeblief! je kon dat 's ochtends al merken op facebook, op de site van de 'Gazet van Turnhout', filmpje incluis: hoe vrijwilligers 's nachts deze vogels hebben doen landen, zodat ze bij het krieken van de dag plots voor iedereen te bewonderen zouden zijn. Met de uitvoering van het plan van creatief bureau 'Mooz' werd het 'Festival van de Creativiteit' aangekondigd, dat op 10 en 11 november in Turnhout zijn topdagen moet beleven. Kraanvogels als lokvogels, zeg maar: uitstekende, verfrissende vondst vind ik het.


Die kraanvogels zijn geen levende dieren: het zijn origamivogeltjes - er is enig papier vouwen aan vooraf gegaan, zoveel is zeker - en ze staan er in drie kleuren: wit, lichtgroen en roze, de kleuren van het geluk zoals een jongeman, een van de vrijwilligers, me vertelde, en hij gaf me meteen een flyer over het festival mee. Waarop ik hem dan weer meedeelde dat ik het echt mooi vond, fris, en natuurlijk en vanzelfsprekend uitnodigend door schoonheid en zachtheid.


Kraanvogels in de kleuren van het geluk

En meer mensen vonden dat kennelijk: ik was zeker niet de enige die foto's nam: drie of vier andere amateurfotografen wilden dit evenmin zomaar voorbij laten gaan, eentje wilde de kraanvogeltjes echt van heel dichtbij en tot in het detail hebben.


Intense belangstelling

Of je wordt aangesproken door een toevallige passant die vraagt wat dat allemaal te betekenen heeft, en ik geef hem de uitleg die ik een half uur eerder had gekregen. De kraanvogels veroorzaakten zoiets als 'spread the word'. Het was alleszins wel duidelijk dat er iets stond te gebeuren in Turnhout.

Als ik iets later de Gasthuisstraat insla, merk ik dat 's mensen aandacht daar al naar de markt wordt geleid: boven het laatste deel van de straat hangen aan geïmproviseerde waslijnen behoorlijk wat roze t-shirts of onderhemdjes: je kon er niet naast kijken.


Lingerie van van hoog niveau, en inderdaad, 'for men'

Als er de volgende twee dagen zoveel creativiteit aan bod komt als met deze kraanvogels, zal het festival schitterend geslaagd zijn, zonder twijfel. En wat ook zeker zo is: eens te meer bewijst onze nieuw aangelegde markt haar mogelijkheden. We hebben tegenwoordig ruimte voor veel nieuwe dingen, in Turnhout!

dinsdag 30 oktober 2012

Constant Permeke in Bozar - II

Het eerste werk waarmee je op deze Permeke Retrospectieve geconfronteerd wordt, is de 'Grote Marine' uit 1935: hij schilderde het voor het Maritiem Paviljoen van de wereldtentoonstelling van 1935 in Brussel. Het is meteen een indrukwekkend en monumentaal doek: het meet bijna 1.98 bij 4,25 meter. Zeer dreigend ziet de wolkenhemel eruit, de zee is even donker. Maar toch schijnt er licht aan de horizon, en witte schuimkoppen hier en daar maken het geheel geheel iets beter verteerbaar. Toch beheerst een onmiskenbare zwaarmoedigheid deze 'Grote marine'. Het bevestigde mijn onvoldragen oordeel over Permeke: te donker en te zwaar.  Tezelfdertijd: niet alles is zwarte duisternis. In feite schildert hij zijn gevoel: een van zijn uitspraken, die bij de eerste afdeling van de tentoonstelling te zien is, luidt: 'Ik schilder niet wat ik zie, maar wat ik meen gezien te hebben.'


Grote Marine, 1935

Maar zo duister ziet Permeke de wereld niet altijd: in zijn 'Heldere marine' zitten heel wat licht en kleur, en je kunt er zijn temperament zelfs uit afleiden: de penseelstreken lijken mij erg spontaan, en de verf is op plaatsen zeer dik aangebracht. Je leest er zo de hevigheid en de kracht van af waarmee dit werk gemaakt is: een echt gedreven kunstenaar heeft dit geschilderd.
 

Heldere marine, 1928

Die marines zijn best groots en indrukwekkend, maar de zee was lang niet het enige onderwerp dat Permeke boeide. Toen hij nog in Oostende woonde, trok hij vaak op met de vissers: je kunt daarover lezen dat hij met hen op zee ging, en zich aan de wal met hen ontspande: op café zat, versta ik daaronder. Uit die tijd komt een van de bekendste en meest gewaardeerde schilderijen, de 'Vissersvrouw'. Bruin is de overwegende kleur; de vrouw heeft een mand bij zich: misschien heeft ze net vis gekocht of is ze er gaan verkopen. Het vissersbedrijf is in ieder geval op de achtergrond duidelijk aanwezig. De vrouw heeft haar gezicht afgewend: heel vrolijk ziet ze er niet uit, en glimlachen doet ze helemaal niet. Vooral dat valt op op deze retrospectieve: Permekes figuren lachen niet, ze schijnen de omstandigheden te ondergaan, op een gelaten manier, verzet is nergens te bespeuren. Zelfs de vier mannen op 'Kermis' (jaren '20) zijn allesbehalve voorbeelden van gezelligheid en plezier: het leven in die tijd en die milieus gaf er dan ook weinig reden toe.


Vissersvrouw, 1920


Kermis

Vanaf 1930 woont Permeke in Jabbeke, waar hij een grote woning op laat trekken, die nu overigens het 'Permeke Museum' is geworden. De vissers ruimen plaats voor de boeren, die in een even armoedige toestand woorden weergegeven. Soms doet hij dan duidelijk aan Jakob Smits denken, van wie hij het werk zeker gekend heeft. Smits schilderde natuurlijk veel zachter, maar het contrast tussen de witte achterwand en de donkerdere voorgrond was hem ook niet vreemd. Dit werk wordt beschouwd als een ultiem hoogtepunt uit Permeke oeuvre: dit onderwerp en deze manier van uitbeelding zie je vaker op zijn schilderijen. Het etende kind op de voorgrond is overigens een citaat uit de 'Boerenbruiloft' van Pieter Brueghel.


Het dagelijks brood, 1950

'De papeter' is van 1922: als je dat naast 'Het dagelijks Brood' ziet, stel je vast dat Permeke zichzelf trouw is gebleven, ofwel dat hij niet echt mee geëvolueerd is. Na Wereldoorlog II was er een ander soort van kunst aan de orde: het eigenzinnige expressionisme van Permeke had afgedaan, hij was niet langer in de mode. Veel van zijn tanende roem heeft hij niet mee mee moeten maken: hij stierf al op 4 januari 1952, vier jaar na zijn  vrouw.


De papeter, 1922

Maar je kunt wel zeggen, nu de omstandigheden weer anders zijn, het stof van extreme gebeurtenissen is gaan liggen en we vanaf grotere afstand terug kunnen kijken, dat deze 'Must-see Retrospective' een uitermate terechte rehabilitatie van de kunstenaar is. Ergo, voor de liefhebbers: bezoek aan de tentoonstelling  ten zeerste aan te raden.