zondag 8 januari 2012

Herman Melville: Moby Dick

Af en toe moet je toch eens een iets ouder boek lezen dat bekend staat als een meesterwerk van de literatuur, de westerse of de Amerikaanse in dit geval. Herman, vriend en bekwaam zeiler, raadde me 'Moby Dick' van Herman Melville aan: die schreef het werk in anderhalf jaar tijd, in 1850-51, en hoewel het aanvankelijk niet erg succesrijk was, bleek het vanaf 1920 onbetwistbaar tot de Amerikaanse literaire canon te behoren, en wordt het erkend als een van de hoogtepunten van de literatuur.

Lees ik vlak voor Kerstmis in de boekenbijlage van NRC Handelsblad een artikel onder de titel 'Beroemd om het verkeerde boek' waarin de auteur, Pieter Steinz, stelt  dat 'Moby Dick' niet Melvilles beste werk is: tal van hoofdstukken zijn overbodig, zegt hij - die gaan dan over de walvisvaart en het zeemansleven in het midden van de negentiende eeuw. En ik moet toegeven: ze maken de lectuur niet echt makkelijker, op momenten is het best wel een taai boek. En zo geeft Steinz misschien ook de reden waarom het werk lang op zijn erkenning heeft moeten wachten. Maar hij zegt er meteen ook bij dat het om een zeer rijk boek gaat, dat je het op tal van manieren kan lezen, dat er met andere woorden veel lagen in te ontdekken zijn, en voor mij wordt het daardoor al boeiend.


Herman Melville, 1819 - 1891

Het verhaal gaat over de jacht op de 'Witte Walvis', Moby Dick: die heeft kapitein Achab van de walvisvaarder Pequod, tijdens een vergeefse en hevige strijd om het dier te vangen en te doden, een been afgebeten. Achab is belust op wrede wraak, geobsedeerd door wraakgevoelens en wil Moby op een volgende tocht te allen prijze toch vernietigen: we zullen eens zien wie hier de sterktste is! De bemanning slaagt erin een aantal walvissen te doden: de reis is zeker niet vruchteloos geweest. Maar Achab vindt dat in feite zo belangrijk niet: hij wil Moby Dick, koste wat kost. Het gevecht vindt dan plaats op het einde van het boek, op de laatste 30 bladzijden, en de vier uitgezette sloepen en de Pequod zelf worden door de Witte Walvis vernietigd, alles zinkt, het schip en de expeditie gaan met man en muis naar de haaien. Een man overleeft: Ismaël, de aanvankelijke verteller van het verhaal.

Moby Dick is een uitzonderlijk dier: niet alleen is hij wit, maar buitenmatig groot en zwaar, en hij heeft de daarbij horende kolossale kracht. Hij wordt geregeld de 'Leviathan' genoemd, de duivel, hij is de sterkste zeebewoner, baas van de wereldzeeën of van de Natuur met hoofdletter, en die natuurlijke orde laat hij zomaar niet verstoren. En wie het toch waagt, gaat - letterlijk hier - ten onder. Of hij werkelijk de duivel is, is nog maar de vraag. Hij houdt de wereld - de schepping - in stand zoals hij is: hij lijkt me meer op een wrekende god. Daarom kun je dit boek een mythologisch verhaal noemen: het deed me nogal denken aan 'De Toren van Babel', waarin net zoals hier de menselijke hubris wordt afgestraft.


Hollandse walvisvaarders van voor Melvilles tijd (17de eeuw?)

Van epische - en daardoor van mythologische - proporties is ook de beschrijving van het finale gevecht, het doet aan Homerus denken. Op de lange reis - drie of vier jaren is de bemanning op zee - bevaart de Pequod alle wereldzeeën: het lijkt een lange odyssee, die dan nog fataal afloopt. Erg episch is ook de stijl: Melville heeft geen schrik van lange volzinnen: soms had ik het gevoelen dat ik vertaald Latijn zat te lezen. Hoofdstuk 42 ('Het witte van de walvis') bevat zo'n periode van meer dan één bladzijde: Moby Dick vraagt zowel van walvisvaarders als van lezers enige concentratie. Epische of homerische vergelijkingen gebruikt Melville ook geregeld. En wat me nogal opviel: om zijn lezers een en ander duidelijk te maken grijpt hij geregeld terug naar Europese gebouwen en fenomenen, kennelijk omdat er toen in Amerika nog niets voorhanden was dat zijn bedoelingen kon verklaren.

Tezelfdertijd is het boek wat anderen genoemd hebben 'een encyclopedie' van de walvisvaart en de potvis. Melville beschrijft in extenso de walvisvaart: hoe een dier gevangen wordt, wat er op het schip gebeurt als het gevangen is, wie er van de bemanning welke taken heeft, welke vaklui er aan boord zijn: het beeld lijkt me zeer volledig. En zeer belangrijk: hij beschrijft de potvis zeer nauwkeurig: al zijn lichaamsdelen, hoe zijn kop geconstrueerd is, hoe hij ziet, de kracht van zijn staart, alles zeer uitgebreid. Die dingen houden het verhaal wel op, en in het begin stoorde me dat wel, maar gaandeweg word je daardoor ook meegesleept, krijg je bewondering voor die walvisvaarders, en besef je dat Melville - die zelf op walvis gejaagd heeft - het dier een enorm respect en liefde toedraagt, wat hij dan weer op de lezer overdraagt. Na een tijdje wilde ik veel meer weten over de potvis, hoe het er nu mee staat, of de soort nog in goeden doen is. (De walvisvangst is in 1986 verboden; alleen Japan doet moeilijk: het wil de dieren blijven vangen voor wetenschappelijk onderzoek, maar kennelijk consumeren ze daar ook nog het vlees).


Oersterke potvisstaart

Moby Dick heeft me moeite gekost: het is niet het makkelijkste boek van zo'n 600 bladzijden. En ik ben blij dat ik het in het Nederlands gelezen heb: het bevat zo veel vaktermen over scheepvaart en de walvis, dat je ook in je moedertaal best wat oplet, wil je de draad en de draagwijdte niet kwijtraken. Maar je beleeft iets dat zeer de moeite waard is. Je moet ook wel wat tijd investeren, maar als dat geen probleem is: lezen, dat epos.


'Herman Melville, Moby Dick. Vertaling en nawoord: Barber van de Pol. Athenaeum - Polak en Van Gennep, Amsterdam, 2de druk 2009'

Ten overvloede: Barber van de Pol is een uitstekende vertaalster

Geen opmerkingen: