maandag 6 februari 2012

Maurice Maeterlinck: L'oiseau bleu

Maeterlincks 'Bulles bleues' had ik onlangs al gelezen, maar ik wilde toch ook wel eens iets substantieels van de man onder ogen nemen, iets waaraan hij zijn roem te danken had. Dat is 'L'Oiseau bleu' geworden, een 'sprookjestoneelstuk': een hoogst eigenaardig woord, maar het dekt de landing wel. In een Franse uitgave die voor me ligt noemt de schrijver het zelf een 'féerie en six actes et douze tableaux'. Aanvankelijk werd het stuk als onopvoerbaar beschouwd, en dat valt licht te begrijpen als je leest hoeveel personages er nodig zijn: talloze 'blauwe kinderen', een aantal soorten van geluk, grote en kleine, een aantal vreugdes, de 'uren', van veel boomsoorten een pratend exemplaar: er moeten best wel enige acteurs en acteurtjes voorhanden zijn. De twaalf taferelen hebben telkens een ander decor nodig, met veel veranderend licht en kleuren: dat allemaal voor elkaar krijgen moet een echte krachttoer geweest zijn, zeker in 1908, toen het stuk voor het eerst werd opgevoerd in het 'Théatre Artistique' van Moskou. Het wordt Maeterlincks beroemdste werk genoemd.


Maurice Maeterlinck

Het is een sprookje, bijgevolg zijn twee kinderen de hoofdpersonages: Tyltyl en zijn zusje Mytyl. Zij verdwijnen op een kerstavond uit het houthakkershuisje waar zij met hun ouders wonen, een fee geeft ze de opdracht op zoek te gaan naar de Blauwe Vogel, die zij dan weer nodig heeft om haar zieke dochtertje te genezen. De fee geeft Tyltyl nog een groen hoedje waarop een diamant zit: als hij daaraan draait, ziet hij meteen wat er in  de dingen zit: de ziel van het brood, van de wijn, van alle levenloze begippen, van deugden, waarden en gevoelens. Hij kan die diamant ook gebruiken als een soort 'deus ex machina': bij gevaar heeft hij de redding altijd op zijn hoofd.

Die Blauwe Vogel is natuurlijk niet makkelijk te vinden: het wordt een zoektocht van een jaar lang. Zo komen broer en zus in het 'Land van Herinnering', waar ze hun overleden grootouders en zeven dode broertjes en zusjes ontmoeten: die stellen het allemaal goed, ze leven echt - zeggen ze - als iemand aan hen denkt. In het 'Paleis van de Nacht' slagen ze erin een massa blauwe vogels te vangen, maar als ze het weer verlaten, zijn alle vogels zwart geworden, en dood.

 
In het Paleis van de Nacht fladderen de vogels rond de kinderen

Ze komen dan in 'Het woud', volgens mij het sterkste deel van het stuk. In dat bos zitten natuurlijk ook de niet-getemde dieren, met andere woorden we zitten in de echte natuur. De Eik, de koning van het woud, die overigens de Blauwe Vogel bezit, wil die niet zomaar geven, er ontstaat een strijd, waarbij de hond van Tyltyl door de bomen en de andere dieren beschuldigd wordt van verraad, de kat - een eigenzinnig en ontembaar dier - probeert de natuurwezens zo goed mogelijk te helpen. Fruitbomen worden door de natuur evenmin als echte bomen beschouwd, want die staan ten dienste van de mens, net zoals Tylô de hond. Het wordt hachelijk voor de kinderen, maar een draai aan de diamant, en de zaak is weer in orde. Het is ten slotte een sprookje. Het stuk in het bos lijkt wel de grondslag van het programma van een groene partij avant-la-lettre, en daardoor klinkt het ook vrij modern. De mens, die niets ontziet, wordt door de Eik raak getypeerd wanneer hij tegen Tyltyl zegt: 'Oui, je sais, tu cherches l'Oiseau-Bleu, c'est-à-dire le grand secret des choses et du bonheur pour que les Hommes rendent plus dur encore notre esclavage...'.


Tentoonstelling 'L'oiseau bleu', Gent. Decor van 'Het woud'

Mooi is ook nog het bezoek aan het 'Koninkrijk van de Toekomst' waar alle kinderen - dat zijn die blauwe kinderen - verblijven die nog geboren moeten worden, van nu tot op het einde der tijden. 

Het sprookje loopt uiteraard goed af, dat kan nu eenmaal niet anders. Het gaat hier natuurlijk om een symbolische vertelling, en Maeterlinck schrijft die met behoorlijk wat inzicht in de mens, met empathie met mens en natuur, en zeer zeker ook met veel humor. Ik zou het 'erg charmant' kunnen noemen, er zitten behoorlijk wat behartenswaardige lessen voor volwassenen in, maar het is jammer genoeg alleen maar een sprookje. Erg lezenswaard, vind ik toch. 

En in het begin van de vorige eeuw zeer populair: op die Franse uitgave lees ik 'soixante-dix-huitième mille'. 'Achtenzeventigste duizendtal' luidde dat toentertijd in het Nederlands. Hoewel: ik betwijfel of enig Nederlands boek dat cijfer ooit bereikt heeft.

Geen opmerkingen: