Posts tonen met het label turnhout. Alle posts tonen
Posts tonen met het label turnhout. Alle posts tonen

woensdag 9 april 2025

Grootjuffrouw Johanna de Boer

In de regel liggen mensen in België op een kerkhof begraven, tegenwoordig ook wel begraafplaats genoemd. Het nieuwe kerkhof van Turnhout, op de Steenweg op Merksplas, heet 'begraafpark'. Dit vind ik nu een niet echt passende naam voor zo'n plaats: 'park', alsof er ook een speeltuin bij hoort, en een zwembad natuurlijk, alsof, God verhoede, de overledenen 's nachts in alle sombere duisternis met elkaar spelletjes zouden spelen. Niets van dat alles is al vastgesteld: het is dan ook geen park, maar een begraafplaats. En dan doen we het dan ook mee.

Nu was ik in november op het begijnhof, ik rijd scootmobielgewijs rond de kerk, en achter die kerk kom ik bij een graf uit, niet zomaar een graf, maar dat van de laatste Grootjuffrouw van dit begijnhof. Dat staat trouwens op haar graf, waarop volgende tekst te lezen valt: 'Zuster Johanna de Boer / Grootjuffrouw / Laatste Begijn van Turnhout / Geboren Rotterdam 27 januari 1908 / Gestorven Turnhout 28 januari 2002. Ze is dus 94 jaar geworden, om heel precies te zijn 94 jaar en 1 dag. Ze was dus Nederlandse, en heeft ook eerst geprobeerd in te treden in het begijnhof van Breda, maar dat kostte haar te veel, en bijgevolg is ze naar Turnhout gekomen. In 1939 startte ze hier als kandidaat-begijn, en in 1941 werd ze officieel begijn. In 1953 werd ze grootjuffrouw, wat ze bleef tot haar dood. Als je van Rotterdam komt, in Breda niet in kunt treden, maar tenslotte in een ander land wel, dan kan je wel spreken van een echte roeping: ongetwijfeld vond zij dat zo haar levensweg moest lopen.

De tekst op Johanna de Boers graf

In 1999 verhuisde ze naar het rusthuis Sint-Lucia, ze was toen 91 jaar oud. Vanaf toen woonden er geen begijnen meer op het begijnhof van onze stad. In Sint-Lucia heeft ze nog 3 jaar geleefd. Ze overleed op 28 januari 2002, juist een dag na het 94ste verjaardag. Ze is meer dan 60 jaar begijn geweest. Toen ze stierf waren er in ons land nog vijf begijntjes. Nu is de beweging helemaal uitgestorven. 

Zo gaat het met ons: We moeten allemaal de weg van alle vlees gaan.

 

Haar graf, dat ook beschouwd kan worden als een monument voor grootjuffrouw Johanna de Boer.

vrijdag 4 april 2025

Zonnewijzers in Turhout


Om de precieze tijd aan te duiden zijn zonnewijzers al lang uit de mode: de juiste tijd wordt bekend gemaakt door atoomklokken tegenwoordig. Of er in onze stad een atoomklok actief is, weet ik niet, maar het zou me verbazen. Maar ik weet wel van twee zonnewijzers, een grote en een kleine. Die grote is te zien op de zuidgevel van de Sint-Pieterskerk, de kleine staat in de buurt van de kerk van het begijnhof.

Van die grote kun je bij zonnig weer een mooie duidelijke foto nemen, met de tekst in het Latijn en het Nederlands uit de zeventiende eeuw, schat ik. En je kunt zelfs lezen waar de tekst vandaan komt: uit Epheziërs IV 20, wat dus verwijst naar 'Brieven van Paulus aan de Epheziërs, hoofdstuk IV, vers 20'. Als je dat gaat zoeken, vind je wel Hoofdstuk IV, en dan moet je meer bepaald vers 26 hebben. Daar staat te lezen: 'Geraakt gij in toorn, zondigt dan niet: de zon mag niet over een opwelling van uw toorn ondergaan;' Op onze zonnewijzer wordt dat dan: 'de sonne die magh niet ondergaen over uwen thoren'. En zo heb je nog een woordspeling met toorn (woede, boosheid) en toren. Dat je in vrede met iedereen en jezelf in zou moeten slapen, ligt een beetje voor de hand: je ligt beter niet overhoop met je naasten, je familie of je geliefden, dat behoeft geen verder betoog. Ik vraag me af hoe Trump in slaap valt: die man is zijn  eigen zon, hij gaat nooit onder, bijgevolg geen probleem!

De sonne die magh niet ondergaen over uwen thoren (Ephes IV 26) 

Op het Begijnhof staat nog een zonnewijzer, een zonnewijzertje in feite. Hij is niet vergezeld van enige diepzinnige uitspraak, noch kun je erop zien hoe laat het toen was: de foto is genomen in de grijze novembermaand van vorig jaar. De zon kreeg toen wekenlang geen kans, en voor die zonnewijzer bestond de tijd toen in feite  niet. De zonnewijzer van de Sint-Pieterskerk duidt volgens mij de middag aan, 12 uur dus. Maar in september leefden we nog in de zomertijd, wij liepen dus twee uur voor op de zon, voor haar was het dus al twee uur in de middag. Einstein zei al de tijd relatief is: het heeft iets te maken met beweging en afstand tot een punt; maar vergeef me, meer uitleg heb ik niet, ik ben geen fysicus. Met onze zomer- en wintertijd hebben we het nog een beetje ingewikkelder gemaakt: waar de nietige mens groot in kan zijn!

 
 
Zonnewjjzer zonder tijd en boodschap
 
 
Ten slotte: ik ben alleen nog benieuwd waar in Turnhout de Kempische atoomklok staat. Waarschijnlijk op het kabinet van de burgemeester: ik zal Hannes Anaf eens bellen of mailen, dan kom ik er wel achter!

dinsdag 6 september 2022

Jugendstilwandeling in Turnhout

Een tweetal weken geleden (23 september) heb ik geleid door Raymond Hoste met nog eens een tiental mensen een Jugendstilwandeling gemaakt in ons eigen Turnhout. Ze wordt genoemd naar Paul Cauchie, niet de grootste Belgische kunstenaar, maar wel een echte vertegenwoordiger van de 'art nouveau'. De man leefde van 1875 tot 1952, heeft het grootste deel van zijn leven in Brussel doorgebracht, en daar bevinden zich de meeste van zijn werken. In België in totaal 800! Antwerpen heeft er ook best veel, maar onze eigen stad, in de periode rond 1900 niet veel meer dan een provincienest, heeft er toch ook dertig. Andere Jugendstilwerken vind je zowat over heel het centrum verspreid: dat provincienest, er woonden hier toen niet eens 21.000 mensen, telde aan de gevels van ettelijke huizen te zien toch ook een bezittende burgerij, voor wie de versiering van hun huizen best iets meer mocht kosten, en die daarvoor ook gebruik maakte van de nieuwe, moderne stijl. Achterlijk waren die lui natuurlijk ook niet.

Maar laten we het eerst hebben over de Heilig Hartkerk ingewijd op de 3de januari 1907: dat is duidelijk een neogotisch gebouw pur sang. Maar Raymond Hoste brengt ons naar het hoogkoor, waar je als gewone sterveling niet komt. En hij wijst naar boven: aan de twee zijden hangen daar de symbolische afbeeldingen van de evangelisten, de zogenaamde tetramorf: nooit geweten dat die in Turnhout ergens te vinden was. Dat is werk van Paul Cauchie, die dat uitgevoerd heeft in de sfraffiti methode. Er wordt in een laag verse mortel een lijntekening gekrast en ingebleurd volgens de frescotechniek. (Italiaans 'sgraffire: wegkrabben). Cauchie was daar een echte meester in, daarmee heeft hij naam gemaakt.

Zijn meesterschap is dus ook te bewonderen in het hoogkoor van de Heilig Hartkerk: als het je interesseert en je komt er ooit, geef je ogen de kost. De engel staat voor Mattheus, de stier voor Lucas, de adelaar voor Johannes en de leeuw voor Marcus. Die symbolen zijn op een of andere manier verbonden met hun evangeliën, maar daar ga ik hier niet op in.

De engel, Mattheus

De stier, Lucas

De adelaar, Johannes

De leeuw, Marcus

En andere versiering, maar dan gewoon een profane, kun je vinden op het 'Huis Hendrickx, Mermansstraat 23'. De architect is Jos Verschoren, die hier nog Jugendstilhuizen heeft gebouwd, maar de versiering onder de kroonlijst is van Paul Cauchie. Het is een werk in drie delen: links zie je een zwaan die omkijkt naar de opkomende zon, en het achterlijf van een soortgenoot die naar de zon toe zwemt: zijn borst, hals en snavel zie je in het middenpaneel terug. Rechts komt een meeuw aangevlogen, maar de zon beheerst dit deel van het werk. Rechts nog een zwaan met open vleugels, en nog een dalende meeuw. Onderaan, van links naar rechts niets anders dan florale motieven. Ik had dit werk nog nooit gezien, en het blijkt een mooie verrassing te zijn.

De opgaande zon boven een meer

In wat nu het Axakantoor op de markt is, naast café Sint Pieter, is een van de mooiste Jugendstilwerken in Turnhout te zien: het betreft een lichtkoepel boven wat ooit een kleine binnentuin geweest kan zijn, of een binnenkamer waar je gewoon ging zitten om te rusten of anderszins van het leven te genieten. Die koepel kijkt natuurlijk op de hemel uit, en natuurlijk zie je dan vogels en vlinders die de onbekende kunstenaar de gelegenheid gaven een afwisseling van kleuren en sierlijk vormen te gebruiken.

 

De binnenkoepel: vogels, vlinders en bloemen

Aan de zijkanten prijken twee paradijsvogels (tenminste: ik denk dat ze dat zijn).  Het mannetje is veel kleurrijker dan het vrouwtje, zoals dat gaat in de vogelwereld.

Paradijsvogel: het mannetje

Paradijsvogel: het vrouwtje

Als je ooit de gelegenheid hebt deze koepel te gaan bekijken: niet te missen. Ik had hem al eens gezien op een Open Monumentendag, en ik wist hoe mooi hij was, maar bij deze tweede visie was ik net zo onder de indruk: een regelrechte parel is het!

Ik voeg hier nog wat foto's bij, te beginnen met het waarmerk van Jos Verschoren:

Made by Jos Verschoren

Versieringen in de buurt van de Heilig Hartkerk:


of de lust van het mooier maken

Ik heb in ieder geval genoten van deze Paul Cauchiewandeling: als je de kans hebt, laat ze niet voorbijgaan. En met Raymond Hoste zul je een uitstekende gids hebben!

donderdag 25 augustus 2022

Turnhout Kermis en een sequoia

Wat is er leuker voor opa's dan de kleinkinderen op een kermistochtje trakteren? Je hebt het zelf als kind al gedaan, dan als papa met je eigen kinderen, dan als opa met je eigen kleinkinderen: in drie generaties beleef je dat, de laatste twee keren zonder dat je je moet generen om weer op die grote molen van Faes, aan het stadscafé, met dat volkse Decaporgel, rond te draaien: ik kan dat best smaken. Wat een vreugde is het!

Zoals we vroeger zegden: naar de 'pertjes' gaan

Of er wordt een rijtuig gesuggereerd: twee profane en bijna wulpse engelen steken hun bazuinen hemelwaarts. Feestelijk ziet die eruit,  deze edelkitsch. Ik vind het niet eens een 'gullty pleasure', ik vind het plezier zonder meer, en de kinderen ook.  Wat een pret hebben we daar ooit als kleine broekjes beleefd! Dat geluk valt nu de derde generatie toe: de molen staat niet stil, het leven evenmin!

Edelkitsch: profane bazuinende profane engelen

Han gaat op zo'n groot 'pertje', zij is al vier en een half, maar voor haar zusje, Elvis, bijna twee, is dat nog te hoog gegrepen. Alle twee leven ze zich eventjes verder en later uit met 'eendjes vissen'. Han is daar al best handig in, Elvis vangt er ook meer dan je van haar zou verwachten. Maar ze heeft het nog niet helemaal door: ze gooit haar vangsten geregeld terug. Wat haar ook erg interesseert, is hoe die eendjes weer tevoorschijn komen: de opening waardoor ze blijven komen aandrijven biologeert haar ten zeerste: ze snapt kennelijk nog niet hoe dat kan blijven duren en duren. Na afloop zijn ze natuurlijk blij met hun machtig prijsje, wat hadden we gedacht!


En dat blijft maar komen, denkt Elvis dan

Han de handige

Elvis leert geconcentreerd

Tenslotte moet er nog een kleinigheid genuttigd worden: een mens leeft niet van plezier alleen: in welk boek staat dat alweer? Dus wij laten ons neder op het terras van de Barzoen. Opa, pa Jasper en ma Lene maken hun keuze, de kinderen krijgen wat ze belieft, en algehele tevredenheid daalt over ons neder: ik was al wat met verheven bijbels taalgebruik bezig.

We moeten wel eventjes wachten voor we de tanden kunnen zetten in onze snack, want 'er zijn nog andere klanten', zeggen ze binnen. Alsof we dat niet zelf al gemerkt hadden. Maar: alternatief, we geven onze ogen dan maar de kost met de bomen die rond het terras staan. En daar prijkt zelfs een sequoia, niet echt een Kempische langlever. Dat die daar nog staat, is op zijn minst opmerkelijk: het betekent namelijk dat ze die boom met bijzondere zorg omringd hebben  bij de afbraak van het Oude Gasthuis, en bij de daarop volgende opbouw van de Warande. Zeg nu nog eens dat ze in Turnhout alleen kunnen afbreken. (Dat kunnen ze hier echt wel goed, hoor!) Zo'n boom hier wordt wel niet zo hoog en dik als in Californië, maar hij is zeker de koning van alles wat rond hem staat. In Chevetogne, in juli, hadden Dries, de vriend van Noortje, en ik er ook een gespot, maar door tegenvallend licht was daar geen behoorlijke foto van te nemen. Het Turnhoutse exemplaar echter verleent volgaarne zijn medewerking: in volle licht stil blijven staan voor het kiekje.

 

Onze sequoia, zoals hij zelf denkt, een vedette

Opmerkzaam zoals Dries en ik zijn, rapen we onder de boom in Chevetogne een 'vrucht' op: een dennenappel is dat niet, want een sequoia is geen den, 'ne maastentop' ook niet want hij is ook geen mast. Dus ga je zoeken hoe dat dan wel heet: een kegelvrucht zegt Wikipedia. Hij heeft inderdaad iets van een kegel weg. Een Turnhouts woord bestaat er niet voor: daarom is Turnhouts een dialect en geen taal. Niet dat ik op mijn dialect neerkijk, ook niet als leraar Nederlands: Turnhouts is mijn moedertaal, waarom zou ik daar beschaamd over zijn. Alleen kun je het niet overal gebruiken.

 

Kegelfrooët uit Wallonië

donderdag 4 augustus 2022

Gott mit uns - In God we trust

Ik kom in mijn eigen straat, de Molenbergstraat in Turnhout, mijn vriend Yves tegen: hij komt al van de winkel. De hemel hangt er nogal grijs bij, en ik opper de mogelijkheid dat het vandaag wel eens zou kunnen regenen. 'Nee', zegt hij 'vandaag niet en morgen ook niet'.

 

Yves: vaste lijn met God 

En weer mijn vraag: 'Heb jij met De Croo gebeld?'

'Nee, die weet daar niets van. Ik heb met God zelf gebeld, en die vroeg waar juist in Turnhout het al dan niet zou regenen, en ik kreeg het juiste antwoord'. 

Vraag ik weer:

'Doet Hij dat voor atheïsten?' 

'Juist voor ons', repliceert Yves, 'al die anderen noemt hij schijnheiligaards!'


Ikzelf, opgelucht door Yves' en Gods antwoord

Ondertussen is gebleken dat we ook niet meer op God kunnen vertrouwen: het heeft al geregend, spaarzaam geregend, gemotregend, gemiezerd, maar er zijn druppeltjes gevallen. Eine feste Burg ist unser Gott: helaas is ook dat niet meer waar!

Sic transit gloria Dei!

woensdag 6 juli 2022

Overmoedig mereltje

Gisterenmiddag hoor ik het duidelijke gepiep van een vogel achter mijn appartement: mijn achterdeuren staan open, dus dat is niet abnormaal. Maar ik ga niet kijken wat er gaande kan zijn: ik hou wel van de natuur, maar ik ben niet zo'n kenner dat ik dat gepiep onmiddellijk hoor als de schreeuw om van een jonge vogel. De alarmsignalen houden na een tijdje op, en een en ander verdwijnt uit mijn hoofd.

In de vooravond belt er iemand: of ik mijn auto iets rechter in mijn garage wil zetten, want er moet een brede auto binnen, die een deel van de plaats die ik bezet, nodig heeft. Geen probleem natuurlijk: 'we zijn op de wereld om mekaar te hellepe, niewaar'. Het manoeuvre slaagt naar aller tevredenheid en voldoening. Dan zie ik aan mijn achterdeur een zwarte vlek, en als ik dichterbij kom, blijkt dat een jonge merel te zijn: dat is die van dat gepiep in de namiddag. Mijn buurman Jef vertelt dat hij dat wezentje in de namiddag ook al gezien had. We vragen ons af hoe dat wezentje daar gekomen is: uit het nest gevallen? Dat vind ik onwaarschijnlijk want de jonge merel zit al vrij goed in de veren. Jef en ik overleggen: waarschijnlijk heeft het beestje een eerste vluchtpoging ondernomen, die echter niet gelukt is, en daardoor heeft hij tegen zijn zin een eerder onzachte landing gemaakt. Als ik het jonge ongevalletje wil oppakken, begint het paniekerig te piepen, en de moeder laat zich meteen ook horen. Zij kan dat echter niet in haar snavel pakken en naar haar nest brengen, zo werkt dat niet in Merelland. Jef, die beter op zijn benen staat dan ik, slaagt er wel in het jong op te pakken: en dan? Hoe brengen die vroege vogel, that early bird' weer naar zijn nest? Ik heb een trapladdertje, maar dat is niet hoog genoeg om Merellijn op het dak van de garage te zetten. Met de ladder van Jefs vriend lukt het wel, hèhè.

 

Het overmoedige mereltje

De jonge merel zit nu op het platte dak van onze garages: daar kan Moeder Merel hem bereiken en eten geven. Of Merellijn daarmee gered is, betwijfel ik: er lopen daar ook katten rond, en ik zou niet willen dat hij letterlijk een vogel voor de kat wordt. Als de poessies toe willen slaan, zal de moeder met veel lawaai toegevlogen komen om haar jong te verdedigen, maar of ze daarmee Merellijn redt, is nog maar de vraag. Hopen dat de natuur eens rechtvaardig wil zijn, helpt natuurlijk ook niet. Jef en ik hebben een jong vogelleventje proberen te redden: of het resultaat positief is, zullen we nooit weten. Een hart voor de natuur kunnen we onszelf wel toeschrijven, tenminste dat. Laten we ons daar maar mee troosten.

De boom waarin 's merels nest

woensdag 2 februari 2022

Weesgedicht

Tijdens de 'Week van de Poëzie' van dit jaar kwamen vooral de zogenaamde 'weesgedichten' onder de aandacht. De bibliotheek van Aalst is daar mee begonnen in 2020, en dit jaar hebben ettelijke steden en gemeenten zich bij dat initiatief aangesloten, waaronder ook Turnhout. In onze stad bood de bibliotheek 100 gedichten aan die een peter en een raam zochten. Bedoeling is immers dat de kandidaat-peters of -meters een raam op de gelijkvloerse verdieping ter beschikking stelden waarop dan in afwasbare verf een gedicht wordt geschilderd. Als gewezen leraar Nederlands voelde ik me ook geroepen, en ik was niet de enige: na drie dagen hadden alle gedichten al een adoptieraam gevonden. Verzen van bekende en minder bekende dichters waren bij die weesgedichten, en ook plaatselijke dichters kwamen aan bod. Het gedicht op mijn raam heet 'Lichtmatroos' en is van de Turnhoutse dichter André Sollie. Op mijn raam ziet het er zo uit:

Lichtmatroos, Molenbergstraat 62, Turnhout

 

Laat ik de tekst maar leesbaar maken:

 

Lichtmatroos

 

Ik herken je.

Je schip manoeuvreerde zich al eerder

door mijn straatje van Gibraltar.

Laag water. De wanden van het ruim

schuren langs de romp van mijn huis.

Wijdbeens op het achterplecht

gluur je me mijn bed uit.

De vlag van Elders

slaat een blos op je wangen.

Laat me je verstekeling zijn.

Bombay, Batavia, Montevideo.

Langs loodsen, sluizen en dokken.

Kijk, ik gooi mijn raam wijd open.

Vang me op.

Ik dicht je sterke arme toe.


Ik vind het ook een goed gedicht, moet ik zeggen. De Turnhoutse schilder die het op het raam geconterfeit heeft, schrijft in de plaats van 'langs' het dialectwoord 'langst': een beetje couleur locale kan nooit kwaad, moet die gedacht hebben.

André Sollie is geboren in Mechelen in 1947. Zijn 'Wachten op matroos' is een kinderboek over een vuurtorenwachter die verliefd wordt op een zeiler. Hij won er de 'Gouden Griffel' mee, in 2001 was dat. De Engelse vertaling van het boek zorgde voor heel wat ophef in het UK, toen het op de lijst voor het onderwijs terchtkwam: christelijke organisaties konden zich niet vinden in de homofiele personen in het boek; je kunt nooit voor iedereen goed doen, denken we dan maar. Morgen loopt de 'Week van de Poëzie' ten einde: ik zal het raam van de buurman overmorgen gaan lappen, dan is iedereen tevreden. Hoe de verzen daar zijn terechtgekomen, is een verhaal van balsturige huisnummers, mar voor de rest onbelangrijk: niet alles loopt perfect in ons Belgenland, zelfs niet in de deelstaat Vlaanderen!

zondag 11 juli 2021

In de Warande: Femmy Otten - III

Een beeldhouwwerk dat wel echt in het oog springt, heet 'Ontklede dagen II', in een materiaal dat Femmy Otten nog niet zo lang gebruikt: marmer. Wat moet je er van maken, van dit reliëf? Helemaal van boven zie ik een mannenhoofd, waarin ik Zeus zag, maar vraag me niet waarom. Omdat hij de oppergod is, en de rest van het beeld zich onder hem bevindt? Het kan natuurlijk ook gewoon een mannenhoofd zijn, maar Zeus kun je in dit geval een symbolische betekenis toeschrijven: hij is degene die bestuurt. En dan zie je zintuigen: veel neuzen en oren, ook ogen links en rechts van de neuzen. Monden zijn er ook voldoende, en penissen, en ook twee vagina's. In de gids lees ik dat Otten in haar werk ook deze lichaamsdelen wil 'normaliseren'. 'Vrouwelijke seksualiteit is ook 'gewoon'. Het is nog maar pas dat de clitoris volledig in kaart gebracht werd. Fascinerend en confronterend is het werk alleszins. Niets menselijks is ons vreemd, daar moeten we niet flauw over doen.

Ontklede dagen II, 2020, marmeren beeldhouwwerk

In lindehout is het beeld 'One Tear at a Time', uit 2020. Je kunt rond dit beeld lopen, maar het draait ook om zijn as, je hoeft niets te doen om voor- en achterkant te zien. Het rare is weer: ze draagt een mannenhoofd op haar rechtervoet. Hoewel, een gewoon hoofd is het niet: een lok haar aan de rechterslaap lijkt eerder een penis, een beetje verwant aan de 'Ontklede dagen II'. Het gezicht zelf doet mij aan de oude Grieken en Romeinen denken, ik ben geneigd er een sater in te zien, mythologie is niet veraf. De achterkant is helemaal niet normaal: hij heeft een oor voor zijn rechteroog, boven zijn linkeroog heb je die penis weer, en uit dat oog glijdt een grote traan: 'one tear at a time', zeker als ze zo groot is. En het verdriet: post coitum omne animal triste (sive gallus mulierque)? De vrouw die Femmy Otten in haar werk schildert en beeldhouwt is zijzelf: steeds zelfportretten dus.


One tear at a time, 2020, lindehout 

Een mooi zelfportret is dat uit 2018, een in olieverf en bladgoud: dat laatste zit aan het kraagje. Ze huilt, maar geen tranen, haar eigen haar komt uit haar ooghoeken. Wat ze daarmee bedoelt? Ze kijkt de toeschouwer wel ernstig aan, maar echt verdrietig ziet ze er toch niet uit.

Zonder titel (Zelfportret), 2018, olieverf en bladgoud op canvas

Ik vond dit een fantastische tentoonstelling, van dit niveau mogen er meer komen in de Warande. Van Femmy Otten had ik nog nooit gehoord, maar ik zal haar naam niet licht vergeten. Bovendien: het is een expo die je doet nadenken, het gaat hier niet zomaar over niets. Een aanrader!

dinsdag 29 juni 2021

In de Warande: Femmy Otten - I

Op, dit ogenblik, en nog tot 7 november, kun je in De Warande de tentoonstelling 'Rainbow Woman' van de Amsterdamse kunstenares Femmy Otten gaan bekijken.  Voor ik er al iets over gezegd heb: volgens mij niet te missen, ongelooflijk goed vond ik het. Op zondag zijn er gidsen die de bezoekers begeleiden, wat een heel goed idee is: zij introduceren je met kennis van zaken in de poetica van Femmy Otten. Mijn gids heette An, kwam uit Brussel, erg bekwaam was ze, en open voor gedachtewisselingen over wat ik en zij zagen: Zeker een meerwaarde!

Laat ik maar onmiddellijk met de deur in huis vallen, met het beeld 'Rainbow Woman II' uit 2021, heel recent dus. Een zwangere, naakte vrouw zit in zichzelf gekeerd en tezelfdertijd geconcentreerd na te denken over haar toestand en over haar toekomst en die van het kind dat over afzienbare tijd geboren zal worden. Ze lijkt me op een of andere manier opgenomen, niet meer van deze wereld, op een tijdloze manier schijnt zij ook te reflecteren over haar leven en dat van haar baby, over de essentie, het mysterie van het leven. Tegelijk toont deze vrouw in haar naaktheid en afgezonderde positie de kwetsbaarheid van het leven. Ik vind het een formidabel beeld, een waar ik stil van en ontroerd door word. Met An had ik het over het feit dat de vrouw dichter bij het leven staat dan de man, zij draagt het in zich, dat voorrecht heeft de man niet. Daarentegen: Mannen voeren oorlog, niet de vrouwen, en talloze van hen verliezen hun kinderen, zonen of dochters. Dan leeft het idee dat moeders meer en dieper lijden dan vaders. Daarover kan natuurlijk ook gediscussieerd worden. 

In een begeleidend foldertje lees ik: 'De kunstwerken van Otten getuigen van het verlangen om de vergankelijkheid te overstijgen. Ze is er zich ten volle van bewust dat dit bij voorbaat een verloren strijd is, maar streeft hier telkens opnieuw naar.' Die verloren strijd, dat mag wel zijn, maar ik heb het gevoelen dat Femmy Otten met dit beeld voor de eeuwigheid werkt.

Die amandelfiguren op haar buik, en hier ook op haar borsten, zijn een verwijzing naar andere figuren, onder andere naar het christendom, waar de amandel voor de onbevlekte ontvangenis staat. Zij zou voor die amandelfiguur geïnspireerd zijn door Piero della Francesca die in zijn 'Madonna del Parto' - letterlijk 'de madonna van de bevalling', beter 'Onze-Lieve-Vrouw zwanger' - het kleed van de zwangere Maria licht laat opengaan, waardoor een witte splitsing op haar buik ontstaat. Overigens: 'Bij Otten is de zwangerschap net wel gekoppeld aan seksualiteit en lichamelijkheid.' (uit de folder, daarover later)


Femmy Otten, Rainbow Woman II, 2021, bijenwas en pigment

 

Overigens doet dit werk me denken aan een gedicht van Ida Gerhardt: Wieg. Dat gaat zo:

                                    Wieg

                                     

                                    Geur van honing

                                    en jonge melk

                                    van een nestdiertje

                                    dat slaapt.

                                    Een ademhalen van dons

                                    En speurbaar

                                    aan de neusvleugels

                                    aan de neusvleugels

                                    de geur van wat gebeurd is:

                                    geboorte,

                                    geheim.

 

Dit gedicht staat in een andere toonaard, maar de inhoud is verwant.

 

Nog een citaat uit het foldertje: 

'De kunstenares wil het geluk - wanneer het zich aan haar voordoet - vasthouden. Immers, wanneer wij kijken en luisteren naar kunstwerken, uit welke periode ook, dan is het mogelijk om een moment van perfect geluk te herbeleven via het kunstwerk. Op de zeldzame momenten waarop dat gebeurt, raken we diep ontroerd door de verbinding die we op dat moment voelen met een groter geheel.'

Dat is exact wat mij eergisteren zondag is, overkomen. Dat kan ik zelf niet beter formuleren.

Meer Femmy Otten in volgende blogs: zij is meer dan een tekst waard.

maandag 24 mei 2021

Een Mariabeeld op de Grote Markt

Zowat alle dagen rijd ik al scootmobielend de Gasthuisstraat in. Op de hoek met de Grote Markt trekt al geruime tijd een Mariabeeld mijn aandacht. Maar daarover later. Ik heb nog foto's van die hoek, uit 'Turnhout in oude prentkaarten', door Raymond Peeters, stadsarchivaris van Turnhout. Het werk is uitgegeven in 1972. 

De eerste foto dateert van omstreeks 1880: een huisje met een trapgevel op de hoek, waar het vocht al duidelijk schijnt ingetrokken te zijn. Links aan de gevel van het hoekhuisje vermoed ik een beeld, maar wat het voorstelt, daar ben ik niet zeker van. Hetzelfde vocht en afbladderende verf zie je aan de pui van het oude stadhuis: die ziet er ook niet al te fris uit. Kasseien op de markt maken het plaatje compleet. De foto ademt de sfeer uit van een onbeduidend provinciestadje, zou ik zeggen. In het jonge koninkrijk België moest de Kempen nog bij de tijd gebracht worden, het was een ondergeschoven gebied, later nog romantisch bezongen als 'In de stille Kempen', een cliché dat tot op vandaag voortleeft. Maar zo zag het centrum van Turnhout eruit 140 jaar geleden: niet echt aantrekkelijk, als ik eerlijk ben.

Gedeeltelijk zicht op de Grote Markt, omstreeks 1880

Op de volgende foto (omstreeks 1900) is het huisje met de trapgevel verdwenen en vervangen door een gebouw met een verdieping: het wordt iets moderner. Onder de dakrand zijn de namen te lezen van het echtpaar dat er een boekhandel uitbaatte: Beersmans-Pleeck. Onder de vensters kun je lezen: 'Boek en Papier Handel'. Aan de hoek van het huis is een beeld te zien, en dat is mogelijk datgene dat er nu nog hangt, maar erg duidelijk is dat niet. Overigens is in mijn herinnering dat de plaats waar de 'Marvan' gevestigd was. Ondertussen is de bestrating kennelijk ook onder handen genomen: ze ziet er in ieder geval schoner uit dan 25 jaar eerder.

'Turnhout Grande Place' staat op de prentkaart - Boekhandel Beersmans-Pleeck

Tegenwoordig is het 'Stadscafé' er gevestigd, en het gebouw heeft na 1900 de nodige veranderingen ondergaan. Mooi wit is het nu, het raam dat uitgeeft op de markt vraagt al meer dan enkele weken een kelner - de vorige zal waarschijnlijk door de coronacrisis afgehaakt hebben - en op de hoek prijkt het Mariabeeld. Grappig is dat je twee meter boven haar 'Duvel' kunt lezen: dit is geen kerk, en de horeca moet ook leven!

Het stadscafé, met Mariabeeld en 'Duvel'

Het ging me dus over het beschilderde Mariabeeld: het is de Onze-Lieve-Vrouw van het Heilig Hart. In 1926 (95 jaar geleden!) werd het gewijd door kardinaal Van Roey; gewijd, niet ingewijd, het hing er waarschijnlijk al vroeger.

Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart

Het beeld zelf is niet eens lelijk: geen druipromantische bijna huilende Maria, wel iemand met een serene gezichtsuitdrukking die het kindeke Jezus op haar linkerarm houdt, en hem met haar linkerhand beschermt tegen een mogelijke val, zoals eender welke moeder zou doen, ze is ook maar een mens. Maar hier niet meer een moedermens zoals iedereen: ze draagt een kroon, en ze is rijkelijk gekleed, in het blauw natuurlijk. Het kind Jezus heeft in zijn linkerhandje een wereldbol met kruis, met zijn rechter geeft hij zijn zegen 'Urbi et orbi', voor Turnhout en de wereld in dit geval. Boven het 'afdakje' een  beeld van de sterrenhemel: God is zoals we weten overal, 'en op alle plaatsen', heette dat vroeger in de cathechismus.

Maria en het Kind: met de obligate christelijke symboliek

Maria staat op wat ik interpreteer als de wereldzeeën, de blauwe oceanen, die samengehouden worden door een grote schelp. God is alomtegenwoordig, niet alleen in de hoogste verten van het universum, maar ook in de meest onbereikbare diepten van de zeeën. Links zie je echter dat de verf al af begint te bladderen: enig onderhoud zal binnenkort nodig zijn.

De afbladderende wereldzeeën

Of de wereld beter wordt van zo'n beeld? Allicht niet. Maar mij intrigeerde het, en telkens als ik er voorbijreed, probeerde ik te weten te komen wat de voorstelling inhield; tot ik op een ochtend, wanneer het beeld de zon vangt, mijn fototoestel genomen heb, om Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart op de gevoelige plaat te leggen, en ze thuis eens goed te bekijken: voor mij is het beeld letterlijk een bezienswaardigheid. Het is geen topstuk van de Vlaamse Gemeenschap, maar ook met dergelijke artefacten dient met zorg omgegaan te worden.

Met dank aan Paul Thijs, die mij informatie bezorgde met een fragment 'uit een boekje over de lievevrouwkens in Turnhout', zoals hij dat noemde.

zondag 25 oktober 2020

Paddenstoelenwandelingen - 2

Mijn tweede paddenstoelenwandeling, die met Fred, was eigenlijk een werkbezoek. Laat ik me nu eens belangrijk maken, dacht ik, en ik formuleer dat zo. Alle gekheid op een stokje: Fred Geysels wilde met mij en mijn scootmobiel uittesten of een rolstoelwandeling die hij uitgetekend had voor rolstoelgebruikers - uiteraard - wel doenbaar en berijdbaar was. We vertrekken aan Klein Engelandhoeve, langs het Koeven komen we in de Langvenstraat, ronden Boones Blijk, en via de Elzenstraat bereiken we terug ons vertrekpunt. Een tocht van een achttal kilometer is dat al gauw. Moeilijkheden? Geen onoverkomelijke. Af en toe sta je wel eens voor een dubbele gesloten poort, maar bezijden hebben die een kleiner poortje dat wel opengaat. Heel breed zijn die doorgangen niet, maar een scootmobiel is geen quad of een Ligier, en met enige stuurmanskunst geraak je er wel voorbij. Voor een handrolstoel is dat geen probleem, en met een scootmobiel rijden is zoals met een auto: voorzichtig en traagjes bij die poortjes, kijken hoeveel ruimte je links en rechts hebt, en dan 'vooruit met de geit'! Maar wel behoedzaam. De zand- of landwegen zijn breed genoeg, over het algemeen hebben ze een redelijk glad wegdek, je hoeft niet het ene na het andere gat te vermijden: denderen, dokkeren en botteren is er niet bij.

De Langvenstraat: best berijdbaar, en verboden voor gemotoriseerd verkeer

De perfectie is niet van deze wereld, ook niet in ons Vennengebied. Een bruggetje dat al een paar jaren zijn eerste plank mist, maakt het moeilijk om daarop te rijden, zowel voor handrolstoelen als voor scootmobiels. Fred laat het de bevoegde diensten weten: de oplossing is nakend, hopen we dan

Slecht onderhouden bruggetje

Ondertussen genieten we van het zonnetje en de veranderende natuur: nog niet zoveel bladval, maar wel verkleuring: dat is wat de herfst zo aantrekkelijk maakt.

Eik in herfstkleuren

En alweer paddenstoelen, zoals maandag met Yves. Nu is Fred wat dat betreft niet de eerste de beste: als hij eender welk vogeltje hoort, kan hij zeggen welk merk daar fluit, paddenstoelen herkent hij zonder veel moeite of twijfel. Hij is niet voor niets natuurgids en een behoorlijk actief lid van Natuurpunt: hij kent er wat van. Ik fotografeer graag paddenstoelen, maar hun namen ken ik dan meestal niet, laat staan of ik weet of ze eetbaar zijn of niet: ik vind dat dan positief: leemten kunnen opgevuld worden, zeker als je een kenner bij je hebt.

Eerste les: de geschubde inktzwam. Hij  valt nogal op: door zijn kleur, zijn vorm, en petieterig klein is hij ook niet. Fred weet me te vertellen dat hij eetbaar is als hij nog jong is, maar als een beetje zwart begint te vertonen, dan wordt hij giftig en dan kan je er beter afblijven. 't Is maar dat de plukkers het weten!

Geschubde inktzwam die al begint te verkleuren

Vliegenzwammen komen we ook tegen: dat zijn die van 'Op een rode paddenstoel vol met witte stippen'. Volgens Fred vindt je hem vaak bij berken, en ook andere loofbomen: ze leven samen, en dat noemen we dan symbiose. Ik dacht eerst aan epifyt, - soms ken ook ik een geleerd woord - maar dat is nog iets anders. Eten van deze paddenstoel kan tot vergiftigingsverschijnselen leiden, maar die zijn meestal niet zo ernstig, vind ik op Wikipedia. Een pandemie komt daar niet van. Hoera!

Een mooie vliegenzwam: natuurlijk zijn kabouters klein!

Grote parasolzwammen zie je vaak: ze hebben een langere steel en een hoed die aan een parasol doet denken, vandaar de naam natuurlijk. Ze zijn eetbaar, maar hoofdzakelijk de hoed, de stelen zijn te taai. En rauw mag je ze ook niet naar binnen smikkelen. Het bovenzicht heeft wel iets, als je het mij vraagt.

Grote parasolzwam

De eerste soort die Fred me aanwees waren zwavelkopjes: de naam alleen al! Uiterst giftig zijn die, afblijven is de boodschap. Deze hier groeien op de boomstronk, een hele verzameling vol. Overigens heb je zwavelkoppen in variaties, naargelang van de kleur.

Die zwavelkopjes waren het begin van een onderhoudende wandeling: Fred heeft voor de rolstoelgebruikers gezorgd, en mij veel bijgebracht over de wereld van de paddenstoelen, waarvoor dus tweemaal dank!

 
 
Zwavelkopjes

De studie van paddenstoelen het mycologie, een mycoloog is een specialist in paddenstoelen. Ondertussen heb ik me beziggehouden met het determineren van nog andere zwammen en schimmels: op het internet vind je zoveel foto's dat het je duizelt! Inderdaad, duizelingwekkend is de wereld van de paddenstoelen:  de verscheidenheid van soorten neemt geen einde, voor mij toch niet. Een uitgestrektheid van ontbrekende kennis strekt zich voor mij uit. Daar zou ik me de volgende twintig jaar mee bezig kunnen houden, nu Fred me op weg gezet heeft. Je bent nooit te oud om te leren, zegt men dan.

Paddenstoelenwandelingen - 1

Laat de afgelopen week nu eens echt een wandelweek geweest zijn: maandag met Yves en met goed weer in het Vennengebied, vrijdag met Fred en weer met goed weer in het Vennengebied, en zaterdag met Jasper en Lene en mijn  twee kleindochters met motregen in het Gewestbos in Ravels. Vroeger heette het daar 'de Staatsbossen', maar we leven tegenwoordig niet meer in een staat, wel in een gewest. Dat is overzichtelijker voor kleine luiden die toch groot willen zijn, of denken te zijn.

Ik ging het over wandelen hebben - waar gaan we naartoe, zou je je retorisch kunnen afvragen? Naar de bossen, daar kunnen we hossen, zoals Jasperina de Jong ooit zong. En profiteren van de open lucht en de vrije natuur en de herfst, hoewel Erik er niet bij was. En de stilte, die is bij wijze van spreken geestesverruimend en geruststellend: we hoeven hier niet ongerust te zijn over covid-19 of welk nummer dan ook.

Yves te midden van berken en ander geboomt'

Bloemen bloeien nu niet meer, bladeren vallen een beetje langzamerhand, maar nog niet in massa's, maar paddenstoelen schieten spreekwoordelijk uit de grond. Natuurlijk zijn er ook dwarsliggers: elfenbankjes die het meer voor de hoogte hebben: ze groeien met hun berk naar boven, verheffen zich hoog boven hun laag-bij-de-grondse broeders en zusters. Elfenbankjes zijn er ook in soorten, de ene bank is de andere niet. Overigens worden ze ook berkenzwammen genoemd.

Semper excelsior: berkenzwammen, oftewel elfenbankjes

Die paddenstoelen die hun plaats kennen, plegen wel eens bijzondere namen te hebben: zo heet er eentje 'plooivoetstuifzwam', een samenstelling bestaande uit vier delen, terwijl het toch maar een bescheiden plantje is. Als hij nog jong en helemaal wit is, kun je hem eten, maar de hoofdhuid en de steel moeten dan wel verwijderd worden. Ik zou zeggen 'Vorsicht geboten', en je hebt er heel wat van nodig: groot zijn  ze niet.

Plooivoetstuifzwam

In de Langvenstraat slaan we ten slotte rechtsaf en komen aan het uitkijkpunt op het Koeven. Veel water staat daar niet in: het heeft lang nog niet genoeg geregend om de waterhuishouding weer op peil te brengen. Maar verrassing: aan het genoemde ven zien we geen runderen, maar in een wip dagen er zeker een dozijn  geiten en bokken op. Dat is natuurlijk nog geen reden om de naam van het ven te veranderen: het kan een verschijnsel zijn dat weer snel verdwijnt, een mild en onschuldig symptoom van Geit-19, of Geit-12, als je wil. Je hoeft er helemaal niet voor in quarantaine. En als om te bewijzen dat hij bestand is tegen en immuun voor Geit-19 of 12, laat Yves zich vereeuwigen met een aantal van de dieren, met een streepje Koeven op de achtergrond. En zoals te voorzien: hij heeft geen symptomen, hij mekkert niet, hij drukt zich meer dan vlot uit in het Nederlands en het Frans, de twee belangrijkste talen van onze staat.

Geiten aan het Koeven. Rechts: Yves

Besluit: voor een coronavrije wandeling, trek naar het Koeven. Paddenstoelen en een onverwachte diersoort krijg je er gratis bij. Zeer aan te raden, zoals altijd in het Vennengebied!