maandag 3 juni 2019

Aan een boom in het Te Boelaerpark

Ik was te vroeg op de afspraak met een van mijn dochters, en scootmobiel eventjes naar het Te Boelaerpark, Borgerhout, want dat is dichtbij en groen en de zon schijnt. Nog maar net ben ik de ingang voorbij of ik zie een majestatische eik uitgestrekt liggen, geveld als reusachtige held.  En M. Vasalis schiet me te binnen met haar 'Aan een boom in het Vondelpark'. De eerste strofe luidt zo:

'Aan een boom in het Vondelpark

Er is een boom geveld met lange groene lokken.
Hij zuchtte ruisend als een kind
terwijl hij viel, nog vol van zomerwind.
Ik heb de kar gezien die hem heeft weggetrokken.'

De lange stam die ik zie, heeft geen groene lokken meer, hij is allicht wel ruisend gevallen, daarna van zijn takken en bladeren ontdaan, en niet door een kar weggetrokken. Hij ligt daar gewoon te drogen, een hele tijd al, want daar duidt het groen bezijden de stam op. Maar imposant blijft hij ook hier: die eik moet zeer hoog geweest zijn. Geen wonder dat een goede dichter (en dat was Vasalis) daar verzen aan wijdt.


Verticaal is horizontaal geworden

Zoals Samson zijn haren verloor, zo is deze boom takken en blaren kwijtgespeeld:  krachteloos en naakt ligt hij erbij, omgezaagd, verslagen. Allicht was hij door een ziekte aangetast, want je zaagt tegenwoordig niet zomaar een
boom om, zeker niet in een stadspark.




Omgezaagd, krachtloos, verslagen (tweemaal)

In de eerste strofe wordt de boom verpersoonlijkt, in de tweede geïdentificeerd: het is Hector, voor Troje en in de Ilias verslagen door Achilles. En zo wordt de dode eik alsnog een held. Prachtig hoe Vasalis een natuurtafereel met het begin van de westerse literatuur verbindt, daarmee zo'n 2.800 jaar overspant, en de dode Hector eert. Daardoor heeft hij 'schone wonden', is hij of zijn hoofd 'ongeschonden', en is 'zijn trotse romp nog onverslagen'.


Dat zegt de dichteres in de tweede strofe:


'O, als een jonge man, als Hector aan de zegewagen,
met slepend haar en met de geur van jeugd
stromende uit zijn schone wonden,
het jonge hoofd nog ongeschonden,
de trotse romp nog onverslagen.'

Duidelijk zal zijn dat een en ander me raakt.

Geen opmerkingen: