dinsdag 28 januari 2020

Sint-Truiden: prof. Luc Snoeckx over 'Les Aquafortistes Belges'

Al bijna twee weken geleden hield mijn schoonbroer Luc Snoeckx een lezing over de 'Société des Aquafortistes Belges', een genootschap van etsers dat bestaan heeft van 1886 tot 1913. In Sint-Truiden had die voordracht plaats omdat zich daar, in het stadsarchief, een belangrijke verzameling van die etsen bevindt. Die komt van de Truienaar Jan Govaerts, een kanunnik aan de kathedraal van Luik, die zijn collectie etsen aan de vzw Vrienden van het St. Agnes Begijnhof heeft nagelaten. Daar diende enige orde in geschapen te worden en daar heeft Luc Snoeckx zich mee beziggehouden, zodat hij ondertussen ook een excellente kenner van die 'Belgische etsers' geworden is.


In 1888 werd een eerste map met 15 geselecteerde etsen uitgegeven - daar ging een wedstrijd aan vooraf -, en dat duurde zo, met een paar onderbrekingen tot 1913: in 1914 werd er geen map meer gepubliceerd, want de mensen, ook de kunstenaars, hadden toen andere besognes.


Prof. Luc Snoeckx

Voor de voordracht waren een aantal van die etsen te bekijken en te bewonderen, onder andere van James Ensor, Theo Van Rijsselberghe, Eugène Laermans, Fernand Knopff, zelfs Jakob Smits. Veel meer kunstenaars hebben voor die mappen werken geleverd, maar hun namen zijn vooral bij specialisten bekend: ik kende er in ieder geval weinig of geen van. Maar dat ligt natuurlijk aan mij, zoveel zal duidelijk zijn. Ik hoor niet bij die specialisten!


Henri Cassiers, L'église de Veere, Album 1902

De eerste ets die mij trof, is er een van Henri Cassiers, een Antwerpenaar: van hem verbeeldt een werk de grote kerk van Veere, en die herkende ik natuurlijk meteen: zo ziet dat gebouw er nu nog uit. De ets zelf komt uit het album van 1902. Die Henri Cassiers heeft veel in Zeeland gewerkt, en hij is ook de man die affiches voor de Red Star Line gemaakt heeft: in het gelijknamige museum in Antwerpen kun je ze zien, en worden ze in veel kleiner formaat als koelkastmagneten aan de man/vrouw gebracht.

Het volgende werk is van ene D. De Haene: 'periode niet gekend' staat achter zijn naam. Laten we maar denken dat deze raaf een tribuut is aan 'De onbekende Kunstenaar'. Raadselachtig vond mijn schoonbroer wat in de rechterbovenhoek van de ets stond: 'Never more'. Waarop de germanist in mezelf eventjes sprak: E.A Poe is de dichter van 'The raven', waarvan de strofen vanaf halfweg het gedicht eindigen op 'Never More'. Raadsel opgelost, ik heb hem nadien nog de tekst bezorgd. In dat gedicht heeft de ik-persoon zijn geliefde Lenore verloren, een raaf komt zijn kamer, of zijn dromen binnen, en herhaalt hem voortdurend dat zijn verlangen om haar terug te zien nooit vervuld kan worden: de zwarte raaf maakt de onverbiddelijke onomkeerbaarheid van de dood duidelijk! Laatste verzen van de voorlaatste strofe: 'Take thy beak from out my heart, and take thy form from off my door!' 'Quoth the raven, 'Nevermore.' Je kunt dit zien als een Orpheusverhaal, het gaat over het diepe verlangen naar de gestorven geliefde, en de raaf staat voor de dood zelf. Achttien strofen van vijf en een halve verzen besteedt Poe aan dit tragische gegeven, en wat mij betreft: zeer indringend is het. Na grondige lezing sta je niet op en huppel je monter en opgewekt weer de wereld in.


D. De Haene, levensdatums niet gekend, Le corbeau / Never more, Album 1893

In het Album van 1896 zit ook een Ensor: 'Le triomphe de la mort', en dat is ook niet dadelijk het vrolijkste tafereel denkbaar! Een stoet opeengepakte mensen komt uit een straat gedrumd - dat doet nog denken aan de 'Intocht van Christus in Brussel' - daarboven vliegt Magere Hein, Pietje de Dood of hoe zijn naam ook mag zijn: een afschrikwekkend geraamte is het, met een zeer grote zeis, niemand zal ontsnappen. De twee hoekhuizen staan in brand, rechts vliegt of valt iemand door het dak het huis in, op de benedenverdieping houdt een hoerenkast haar laatste 'voorstelling': Eros en Thanatos, waar hebben we het meer gehoord of gezien? Dit is een Ensor op zijn best: waanzinnige, macabere humor, even absurd als het leven zelf. Ik hou wel van deze Ensor.


James Ensor, Le triomphe de la mort, Album 1896

Het naturalisme is vertegenwoordigd met een ets van Eugène Laermans: La sieste, uit 1898. Op een uitgestrekt veld, dicht bij het dorp met kerktoren, wordt het koren gepikt: vader, met zijn zeis nog in de hand, komt vrouw en kinderen te drinken brengen. Het tafereel op de voorgrond is nogal duister, je zou nog kunnen zeggen dat dat past bij het 'Hard Labeur', zoals de titel van een roman van Reimond Stijns uit 1904 luidde. Beide gaan alleszins over dezelfde tijd, toen men sprak van 'Arm Vlaanderen'.


Eugène Laermas, La sieste, Album 1898

Van een totaal andere aard is een werk van Armand Rassenfosse uit 1894: Eva. Geen Eva uit het scheppingsverhaal is dit, voor mij is het meer en verbeelding van 'das ewig weibliche': deze vrouw zit daar vrank en vrij verleidelijk te wezen, met een blik van 'wie doet mij wat?' of 'wie durft, komt maar af!' Ze doet mij eerlijk gezegd ook aan de vrouwen van Paul Gauguin denken, en dat zal ook wel komen door de bloemen in haar haar. Aantrekkelijk ets van Rassenfosse, die overigens zeker niet zomaar een prutser was, wel integendeel. Menige naakte vrouw heeft hij weergegeven: voor hem scheen het vrouwenlichaam ook het mooiste dat er was.


Armand Rassenfosse, Eva, Album 1894

Ten slotte: een eigenaardige ets van Albert Delstanche, uit 1914. In dat jaar werd er geen album meer uitgegeven, maar de onvermoeibare zoeker die Luc Snoeckx is, heeft in Zulte nog 9 etsen gevonden van een nooit uitgegeven Album. Die exemplaren dragen niet de droogstempel met de tekst 'Sté/ACQVAF./BELGES.' (Société des Aquafortistes Belges). Delstanche noemt zijn ets 'Pâques': maar van lente is nog helemaal geen sprake. Een kale, knoestige winterboom op de voorgrond, links een groepje van vijf of misschien meer treurende vrouwen, nonnen, aan hun hoofddeksel te zien, en rechts nog twee vrouwen in dezelfde desolate kleine vlakte. Veel contact schijnt er tussen de menselijke figuren niet te bestaan. Van lente is nog geen sprake schreef ik al, maar de vraag is of er ooit nog lente zal komen, want we zijn in 1914! Mogelijk is dit Hineininterprätation, maar het lijk mij ook wel een plausibele verklaring voor de uitwerking van deze ets.


Albert Delstanche, Pâques, Album 1914

Deze lezing was heel interessant, en heeft het talrijk opgekomen publiek van begin tot einde geboeid. De mensen hebben er ongetwijfeld veel bijgeleerd over kunstenaars van wie de namen nu voor de meesten van ons onbekend zijn: onbekend is onbemind zeggen we dan, en voor deze artiesten is dat ten onrechte: Cassiers en Rassenfosse om er maar twee te noemen. Luc Snoeckx weze dus bedankt voor zijn exposé. Ingrid Desmedt, van wie de naam op de eerste foto staat, is kunsthistorica en heeft Luc wegwijs gemaakt en begeleid in zijn onderwerp, want zelf is hij niet in de kunsten opgeleid. De vrouw van Luc, Agnes Dierckx, heeft de tentoongestelde foto's gemaakt: de echte etsen zijn ietwat te precieus om zomaar aan het licht blootgesteld te worden. Het publiek keek terug op een welbestede avond, die nog afgerond werd met een kleine receptie in Museum De Mindere in Sint-Truiden. En zo was iedereen verguld en tevreden.

Geen opmerkingen: