donderdag 20 september 2012

Emile Zola: Nana (1880)

Sinds januari van dit jaar, toen ik van Zola 'Germinal' (De mijn) gelezen heb, heeft de man me niet meer losgelaten: na 'L'assommoir' (De kroeg, ook 'De Nekslag') volgde 'Nana', allebei eerder lange romans over de zelfkant van de Parijse wereld. 'L'assommoir' behandelt de vloek van het alcoholisme en de wanbeschaving die daaruit voortvloeit, 'Nana' gaat over het milieu van de prostitutie. De jonge vrouw uit de titel - ze wordt overigens in 'L'assommoir' geboren als dochter van Gervaise Macquart en is bijgevolg een product uit de laagste klasse - is een gewetenloze intrigante die haar lichaam en charmes gebruikt om te allen koste hogerop te komen: ze wil zwelgen in een zee van materiële goederen - zee die overigens inhoudsloos is - en daarvoor zuigt zij haar minnaars finaal leeg. Dat zijn niet de eersten de besten: een prins, een graaf, een markies: de adel en de hogere bourgeoisie lusten er wel pap van, van deze 'femme fatale'. Hun moreel bewustzijn is even laag als dat van hun hoeren/maîtresses: daar laat Zola zeer nadrukkelijk geen twijfel over bestaan. Het zijn eigenlijk deerniswekkende figuren: Nana laat zich zonder scrupules door hen onderhouden, of profiteert schandelijk van hen, soms van meer tegelijkertijd. Ze belooft ze wel trouw, maar dat komt er uiteraard nooit van. Tenslotte hebben ze allemaal dit gemeen: ze gaan onverbiddelijk te gronde, verliezen hun sociale status, al hun rijkdommen, en/of laten het leven.


Het eerste hoofdstuk is een krachtige, epische schildering van de premiére van 'Blonde Venus', een soort van operette die in een derderangs varièté-theater opgevoerd wordt. De directeur van het theater noemt het meer dan eens een bordeel. Venus wordt gespeeld door de achttienjarige Nana: ze zingt behoorlijk vals, kan ook niet acteren, maar beleeft niettemin een ongelooflijk succes. Ze treedt namelijk op in een doorkijkjurk die zeer weinig aan de verbeelding overlaat: de toon is gezet, vanaf het begin zitten we in het midden van de actie.


Nana in haar doorkijkjurk.

De roman vertelt verder de op- en ondergang van Nana: ze profiteert ten volle van haar succes als 'Blonde Venus', nogal wat mannen zijn wild van haar. Die hebben meestal een groot maatschappelijk aanzien: Nana weet heel goed wie ze op moet geilen! Dat die daardoor in overkwikkelijk situaties verwikkeld geraken, tja, dat raakt haar koude kleren niet.

In het voorlaatste hoofdstuk, het dertiende, kent Nana haar culminatiepunt:

'In die periode van haar leven verlichtte Nana heel Parijs met een schittering die in felheid was verdubbeld. Ze groeide nog meer aan de horizon van het kwaad, ze overheerste de stad met de openlijke brutaliteit van haar rijkdom, met haar minachting voor geld waarmee ze ten overstaan van iedereen vermogens liet verdwijnen.'

Dat kan niet blijven duren: ook Zola kan het kwaad niet laten zegevieren. In het laatste hoofdstuk komt Nana ziek terug van een reis naar Egypte en Rusland en ze sterft aan de pokken. Zij die altijd geroemd werd om haar schoonheid, ligt afgrijselijk afzichtelijk op haar doodsbed. Net die dag hebben Frankrijk en Duitsland elkaar de oorlog verklaard, en een dolle menigte holt voor haar huis voorbij, roepend en tierend: 'Naar Berlijn! Naar Berlijn! Naar Berlijn!' Nana's rijk is uit, maar die oorlog betekent ook het einde van het Tweede Keizerrijk: prachtig hoe Zola die twee zaken laat samenvallen!

'Nana' maakt deel uit van de twintigdelige romancyclus over 'Les familles Rougon-Macquart': Zola wilde daarmee Balzac met zijn 'La Comédie Humaine' naar de kroon steken, maar vooral een 'Histoire naturelle et sociale du second empire' (1852-1870) schrijven. Dat zijn werken niet op alle banken met evenveel applaus verwelkomd werden, wist Zola natuurlijk ook wel. De conservatieve kritiek had het over 'geen realisme, maar smerigheid; geen rauwheid, maar pornografie'. In dit boek (hoodfstuk 12) reageert Zola daar in het volgende fragment erg ironisch op                       

'Nana praatte heel beminnelijk als vrouw des huizes met de vier mannen. Ze had die dag een roman gelezen die veel stof had doen opwaaien: de geschiedenis van een publieke vrouw. En ze werd verontwaardigd, zei dat alles gelogen was en liet daarbij de verontwaardigde afkeer voor deze schandalige literatuur blijken, die pretendeerde de werkelijkheid weer te geven. Net alsof men alles moest beschrijven! Alsof een roman niet geschreven moest zijn om een paar aangename uren door te brengen! Op het gebied van boeken en toneelstukken had Nana een uitgesproken vaststaande mening: ze wilde tedere en eerlijke werken, dingen waarvan ze ging dromen en die haar geestelijk ontwikkelden.'

Na drie Zola's weet ik het wel: de man is een zeer groot schrijver, van wie helaas op dit ogenblik maar weinig in het Nederlands te vinden is. 'Thérèse Raquin' (1867 - niet uit 'Rougon -Macquart') kun je met enige moeite in de boekhandel nog wel krijgen. Dat ben ik nu aan het lezen.



Edouard Manet: Nana (1877)

Manet schilderde dit doek drie jaar voor het verschijnen van 'Nana'. Er zou dus geen verband zijn. Maar Zola en Manet kenden elkaar zeer goed: de schrijver verdedigt de schilder in 1863 op het  'Salon des Refusés': in Manet ziet hij de grootste schilder van zijn tijd. Er wordt gesuggereerd dat Manet de titel 'Nana' zou gegeven hebben na het verschijnen en het succes van het boek. Si non è vero, è ben' trovato.

Geen opmerkingen: