vrijdag 17 januari 2014

muséefin-de-sièclemuseum - III

Het licht

Sociaal realisme was niet de enige stroming op het einde van de negentiende eeuw: impressionisme, neo-impressionisme of pointillisme waren net zo goed aan de orde van de dag. Ik zie een schilderij van iemand van wie in nog nooit gehoord had: Maximilien Luce, een Parijzenaar die kennelijk samen met Paul Signac de grondlegger is van dat neo-impressionisme. Later laat hij die stijl dan weer los en gaat meer op een impressionistische manier werken. Het doek dat mij opviel, en dat hier zijn enige is, heet 'De oevers van de Samber', uit 1896. Het laat ziet wat de industrialisatie met natuur en omgeving doet: van de rivier is weinig te zien, er liggen een aantal boten op, maar voor de rest zie je stoom en dampen en walmen en fabrieksgebouwen. De enige natuur is een kort grasveld, en frisgroen is nog anders. Je zou het als het ware een 'ecologisch' schilderij avant la lettre kunnen noemen -   het woord was toen nog niet eens uitgevonden. Dit is eigenlijk een voorbeeld van 'sociaal realisme' met andere middelen. Van die Luce kun je ook lezen dat hij anarchist was, en dat past wel in dit plaatje.


Maximilien Luce, De oevers van de Samber, 1896

Het pointillisme was een in Parijs ontstane richting die het impressionisme achterhaald vond, en ging uit van de wetenschappelijk theorie van ene Michel-Eugène Chevreul, maar de meeste kunstenaars die zo werkten, verlieten de stroming, en tegen 1914 was ze ook weer verdwenen en geschiedenis geworden. Dat neemt niet weg dat het 'oerwerk' van het pointillisme hier ook te zien is: 'De Seine bij la Grande-Jatte' van Georges Seurat, uit 1888; Het is een zeer licht en open werk, idyllisch ben je geneigd te zeggen, als je net voordien Meunier en anderen gezien hebt.


Georges Seurat, De Seine bij la Grande-Jatte, 1888

En Belg die ook pointillistisch schilderde was Theo van Rijsselberghe, een Gentenaar die in 1901 'De wandeling' maakte. Ook hij laat die manier van schilderen los, hoewel het in  'De wandeling' nog duidelijk aanwezig is, maar met een redelijk realistisch groepsportret van vier jonge vrouwen bij, telkens twee aan twee, zodat de tweede groep een echo lijkt van de eerste. Maar niet zozeer om die vrouwen is het Van Rijsselberghe te doen, wel om het licht: de jurken en hoeden zijn niet toevallig wit: 'wit is altijd schoon' moet de schilder gedacht hebben. Het resulteert in een indrukwekkend schilderij dat de andere in de zaal domineert.


Theo van Rijsselberghe, De wandeling, 1901

Een van de mooiste schilderijen in het museum is 'Naakt bij tegenlicht' van de Fransman Pierre Bonnard: een jonge vrouw - de levensgezellin van de schilder - staat in tegenlicht voor haar spiegel van haar lichaam en zichzelf te genieten, vlak voor ze een bad neemt. Zoals het licht op haar en het werk binnenvalt, dat vind ik magistraal: je ziet het ook in de spiegel, in het wateroppervlak, op de rechtermuur en de divan, het stroomt als het ware door de kamer en rond de centrale figuur die de vrouw is: zuivere sensualiteit is dit, en verheerlijking daarvan. Het interieur - gordijn, behang en divan - doet door de manier waarop kleurvlakjes zijn aangebracht dan weer aan Matisse denken. Het is zonder meer een meesterwerk.


Piere Bonnard, Naakt bij tegenlicht, ca. 1908

Naast dat alles zijn in dit nieuwe museum nog 'groten' te zien: Ensor, Ferdinand Khnopff en Spilliaert bijvoorbeeld. Van Ensor is er een grotesk schilderij dat 'De slechte geneesheren' voorstelt. Magere Hein kijkt toe hoe de artsen als onbehouwen slagers in paniek doende zijn  na een operatie. Voor wie het nog niet begrepen zou hebben, heeft Ensor het er op de voorgrond nog eens bijgeschreven: 'J'ai laissé éponge dans le ventre / Peritonite se declarera', oftewel 'Ik heb de spons in zijn buik laten zitten / Het buikvlies zal er uitkomen'. Het is bekend dat de Oostendenaar nogal eens zwaar tegen heilige huisjes en schijnwaarden aan durfde te schoppen. Het schilderij is nu in het bezit van de 'Université libre de Bruxelles'. Dat ze dat daar dan ooit maar goed zichtbaar voor iedereen in de faculteit geneeskunde hangen.


James Ensor, De slecht geneesheren, 1892

Geen opmerkingen: