zondag 27 juni 2021

Schoten: Park Vordenstein, en twee beelden

Als je met Yves aan de wandel gaat, kom je altijd waar je nog niet geweest bent. Zo is Yves: hij wil steeds nieuwe stukken natuur en de schoonheid ervan  ontdekken. Ik ben meer honkvast: het Vennengebied is voor mij altijd afwisselend genoeg, maar met Yves zie ik ook andere natuur. Zo kwamen we in Schoten terecht, in Park Vordenstein. Dat is 110 hectaren groot, niet echt een klein stadstuintje, zeg maar, bevat zowel Engelse als Franse aanlegstijlen, heeft een orangerie en een best indrukwekkende bloementuin. Er wordt heel vlijtig gewerkt in dit gebied, dat eigendom is van het Vlaamse gewest.

Vlak na de ingang stoten we al op vier hoge bomen die in een groepje bij elkaar staan, een kleine samenscholing, bij wijze van spreken. Rode beuken zijn het, en laat dat nu toevallig mijn lievelingsbomen zijn, die vind ik de mooiste! Geslaagde intrede doen wij daar!

De vier rode beuken zijn iets groter dan Yves

Zo'n twintig meter voorbij de vier beuken ligt een stam op het grasveld, al danig vermolmd, maar dat belet hem niet dat hij behoorlijk wat scheuten genereert: nieuw leven ontstaat uit de dood. Later op de wandeling zal blijken dat dit niet zomaar toevallig is. Maar daarover straks.

Nieuw leven ontspruit uit een vermolmde stam

Grasvelden is het park ook rijk: sommige delen ervan zijn niet gemaaid, de verzorgers van het park passen de natuurspreuk toe 'Maai mei niet', zodat er meer bloemen kunnen groeien! En dat blijkt hier aardig te lukken: bloemen en kleuren allerlei ten overvloede, mooi initiatief en mooi resultaat. Ik neem foto's, en zoek naderhand thuis in mijn flora of ik die bloemen ooit al gedetermineerd heb, dan wel of ze voor mij nieuwe ontdekkingen zijn. En ik stel me tevreden met deze resultaten:

Bolderik (naar alle waarschijnlijkheid). Mijn flora zegt over deze bloem: 'vroeger algemeen, tegenwoordig door zaaizaadzuivering zeldzaam in vrijwel heel Europa; de flora heeft het verder over RL-N, wat betekent dat deze bloem op de Rode Lijst van de Nederlandse Flora staat; wat dus wil zeggen dat deze bloem bedreigd is'.

Gewone klaproos; is in Vordenstein zeer talrijk aanwezig

Bloedooievaarsbek; komt voor aan zonnige bosranden, droog kreupelhout, lichte bossen, warmteminnend. In Nederland en België als sierplant gekweekt en verwilderd. (Uit: Nieuwe plantengids voor onderweg - Beschrijving van meer dan 1150 plantensoorten die in Nederland, België en elders in Europa voorkomen). Wie vind dat ik verkeerd zit met deze namen: verbeter mij.

En dan komen we weer aan een imposant stuk stam dat daar kennelijk speciaal is neergelegd: de einden zijn netjes gezaagd, en de boom waaruit hij komt, is niet te bespeuren. Met opzet doen ze dat hier. We zien een bord met de titel 'Opgeruimd staat niet altijd netjes, Wat dood hout doet'. Die dode natuur hoeft niet steeds opgeruimd te worden lees ik, want dood brengt nieuw leven in het bos. Dood hout is vaak een schuilplaats voor dieren, insecten, kevers en paddenstoelen, die overleven op organisch materiaal, en zo doet dood leven in het bos, wat we in het begin van de wandeling al vastgesteld hadden. Dit park is niet zomaar een hoop groen bij elkaar, er zit een visie, een beleid achter!

Dood brengt nieuw leven in het bos

En dan ziet Yves een fikse beuk, begroeid met een aantal tonderzwammen. Die heb ik verleden jaar in de herfst leren kennen, toen ik wel eens wilde weten hoe al de paddenstoelen heetten die ik op mijn wandelingen zag. De tondelzwam is een van de makkelijkst herkenbare: hij zit altijd tegen een boomstam. Hoe groter ze zijn, hoe ouder: ze kunnen tien jaar halen! Over de naam zelf: 'tonderzwam' schijnt officieel Nederlands te zijn, de volksmond heeft het over 'tondelzwam'. Als het van dat ene woord afhangt, moet ik tot het besluit komen dat ik volksmondig Nederlands spreek. Het zij zo, zolang het maar niet 'volkseigen' wordt.

Een tondelzwam die al enige leeftijd heeft

Van de natuur wenden we ons naar cultuur: daarvoor moeten we in het Park van Schoten zijn, waar ook het kasteel staat. In die omgeving heeft al meer dan 60 jaar lang het bekende volksdansfestival plaats, met dansers van over de hele wereld; de toeschouwers zijn legio, het festival is heel populair. Toen we nog geen kinderen hadden, zijn we daar een keer of twee geweest: Zuid-Amerikanen, Mexicanen, Oost-Europeanen die toen ook voor de exotische toets zorgden (de Muur was nog niet gevallen en het communisme evenmin ingestort). Beweging, klank, kleuren: je werd er gemakkelijk enthousiast van. We zaten zo eens achter twee Antwerpse koppels, die het tegen elkaar voortdurend hadden over hun reizen, naar Zuid-Amerika, Azië, helemaal onaangeroerd door mensen uit die continenten die voor hun ogen stonden te dansen dat het een lieve lust was: dergelijk gedrag en houding noem je in het Frans chichi. Tot zwijgen aangemaand werden ze behoorlijk stiller: of ze de dansers interessant vonden weet ik niet. Alle Antwerpenaren staan bekend als uitstekende lieden, maar sommige zijn toch iets minder top dan andere.

Der langen Rede kurzer Sinn is een beeld in het park: gestileerd, het hoofd lijkt een maantje, toch je ineens een zwaaiende rok herkent: dit is gewoon een volksdanseres in volle zwier! Het beeld heeft een lange naam, maar hij vertelt een plaatselijke waarheid: 'Je kan de wereld zien dansen in Schoten'. Het is een werk van Mark Dedrie, en het dateert uit 1997.

'Je kan de wereld zien dansen in Schoten', Marc Dedrie

Tegenover zit N: zo heet het beeld van Armand Loveniers, uit 1993. Een jonge vrouw zit steunend op haar handen achterover geleund op een bank, casual gekleed, ze kijkt ernstig en eerder een beetje down de wereld in. N is mogelijk de eerste letter van een dochter van de kunstenaar: Nele, Nathalie, Nadia, Natasha, wie zal het zeggen. Je kunt het ook lezen als 'en?', als vraag die vrouw de toeschouwer stelt, zo van 'iets te zeggen misschien?' Mogelijk is niet elke vlot geklede jonge vrouw gelukkig? The message is in het eye of the beholder', kan je zeggen.


N, Armand Loveniers

Om niet steeds zo seculier te leven zijn we nog bij de trappisten afgestapt, in het café, niet het klooster. Je moet nu ook niet meteen overdrijven. En we keken alweer terug op een welbestede dag, tot ons beider vreugde, en die van de mensheid. Of een klein deeltje daarvan.

Geen opmerkingen: